TOELICHTING
1. Inleiding
Aanleiding voor deze wijziging van de Postregeling 2009 is de totstandkoming van Verordening
(EU) nr. 2018/644 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 18 april
2018 betreffende grensoverschrijdende pakketbezorgdiensten (PbEU 2018, L 112/19; hierna:
de pakketverordening).
De verordening treedt in werking op 22 mei 2018.
De verordening is bindend en heeft rechtstreekse werking in de lidstaten. Alleen de
aanwijzing van de nationale regelgevende instantie behoeft regeling. In deze regeling
is de Autoriteit Consument en Markt (hierna: ACM) aangewezen als de nationale regelgevende
instantie in de zin van de pakketverordening.
2. De pakketverordening
De pakketverordening heeft als doel grensoverschrijdende pakketbezorgdiensten betaalbaarder
en efficiënter te maken. Aanleiding voor de verordening vormt volgens de Europese
Commissie de moeilijk te verklaren tariefverschillen voor grensoverschrijdende pakketbezorgdiensten,
het beperkte aanbod in afgelegen gebieden van aanbieders van pakketbezorgdiensten
en het ontbreken van informatie voor regelgevend toezicht op de grensoverschrijdende
markt voor pakketbezorgdiensten.
De postdiensten zijn geregeld in de Postrichtlijn (Richtlijn 97/67/EG van het Europees
Parlement en de Raad van 15 december 1997 betreffende gemeenschappelijke regels voor
de ontwikkeling van de interne markt voor postdiensten in de Gemeenschap en de verbetering
van de kwaliteit van de interne markt voor postdiensten in de Gemeenschap en de verbetering
van de kwaliteit van de dienst (PbEU, L105/04), zoals die is gewijzigd met Richtlijn
2008/6/EG van het Europees Parlement en de Raad van 20 februari 2008 tot wijziging
van Richtlijn 97/67/EG wat betreft de volledige voltooiing van de interne markt voor
postdiensten in de Gemeenschap (PbEU L52/03)). Deze richtlijn voorziet in gemeenschappelijke
voorschriften voor het aanbieden van postdiensten en voor de universele postdienst
in de Europese Unie. Met uitzondering van pakketbezorgdiensten die onder de universele
postdienst vallen, heeft de Postrichtlijn geen betrekking op regelgevend toezicht
op aanbieders van pakketbezorgdiensten. De pakketverordening vormt derhalve een aanvulling
op de in de Postrichtlijn vastgestelde voorschriften met betrekking tot grensoverschrijdende
pakketbezorgdiensten. De pakketverordening laat de in de Postrichtlijn neergelegde
rechten en garanties, met name met betrekking tot de handhaving van de verlening van
de universele postdienst, onverlet.
De pakketverordening legt een aantal verplichtingen op aan aanbieders van pakketbezorgdiensten.
Onder pakketbezorgdiensten worden verstaan de diensten die bestaan uit de ophaling,
de sortering, het vervoer en de distributie van pakketten. Aanbieders van pakketbezorgdiensten
zijn volgens de pakketverordening ondernemingen die een of meer van de hier boven
beschreven pakketbezorgdiensten aanbieden. De pakketverordening is niet van toepassing
op ondernemingen die gevestigd zijn in slechts één lidstaat en die alleen over binnenlandse
eigen bezorgnetwerken beschikken om de door hen verkochte goederen aan consumenten
te leveren. Ondernemingen die hun binnenlandse eigen bezorgnetwerken ook gebruiken
voor de levering van door derden verkochte goederen vallen wel onder de reikwijdte
van de pakketverordening.
Aanbieders van pakketbezorgdiensten met alternatieve bedrijfsmodellen, zoals op de
deeleconomie en platforms voor elektronische handel gebaseerde modellen, vallen ook
onder de verordening indien zij minstens een van de schakels in de pakketbezorgketen
aanbieden. Ophaling, sortering en distributie, met inbegrip van ophaaldiensten, moeten
als pakketbezorgdiensten worden beschouwd. Louter vervoer dat niet in combinatie met
een van die schakels wordt verricht, valt echter buiten het toepassingsgebied van
pakketbezorgdiensten, ook wanneer dat vervoer wordt verricht door onderaannemers.
De pakketverordening legt een informatieverstrekkingsplicht op aan de hiervoor genoemde
aanbieders van pakketbezorgdiensten (artikel 4 van de pakketverordening). Hierbij
gaat het om algemene bedrijfsinformatie, een omschrijving van de aangeboden pakketbezorgdiensten
en de algemene voorwaarden met inbegrip van klachtenprocedures. Deze gegevens dienen
uiterlijk voor 30 juni van elk kalenderjaar bij de ACM te worden aangeleverd, tenzij
de ACM de informatie reeds heeft opgevraagd en ontvangen. Deze verplichting geldt
niet voor alle aanbieders van pakketbezorgdiensten. Aanbieders waarbij in het voorgaande
kalenderjaar gemiddeld minder dan 50 personen werkzaam waren die betrokken waren bij
het verlenen van pakketbezorgdiensten in de lidstaat waar de aanbieder is gevestigd,
hoeven niet aan de verplichting te voldoen, tenzij die aanbieder in meer dan één lidstaat
is gevestigd. De nationale regelgevende instantie kan in de drempel van 50 personen
de personen meerekenen die werkzaam zijn voor de onderaannemers van de aanbieder van
pakketbezorgdiensten. Ook geeft de verordening aan de nationale regelgevende instantie
de mogelijkheid om de drempel van 50 personen te verlagen tot 25 personen, indien
de specifieke kenmerken van de betrokken lidstaat dit vereisen en dit noodzakelijk
en evenredig is om toe te zien op de naleving van de verordening. In Nederland wordt
vooralsnog geen gebruik gemaakt van deze mogelijkheid. De reden hiervoor is dat verlaging
van de drempel veel administratieve lasten met zich brengt maar aan de effectiviteit
van het toezicht door de ACM weinig toevoegt.
Daarnaast geldt voor alle aanbieders van grensoverschrijdende pakketbezorgdiensten
die onder de reikwijdte van de verordening vallen in het kader van het vergroten van
prijstransparantie de verplichting om jaarlijks hun openbare tarieven voor de pakketbezorgdiensten
bij de nationale regelgevende instantie in te dienen (artikel 5 van de pakketverordening).
Dit moet uiterlijk op 31 januari van elk kalenderjaar gebeuren en ziet op de tarieven
die per 1 januari van dat kalenderjaar van toepassing zijn. Het gaat daarbij om de
openbare tarieven voor enkelstukspostzendingen zoals vermeld in de bijlage bij de
pakketverordening, te weten:
-
– een standaardbrief van 500g, 1kg of 2kg (binnenlands en binnen de Europese Unie);
-
– een aangetekende brief van 500 g, 1 kg of 2kg (binnenlands en binnen de Europese Unie);
-
– een track and trace brief van 500 g, 1 kg of 2 kg (binnenlands en binnen de Europese
Unie);
-
– een standaardpakket van 1 kg, 2kg of 5kg (binnenlands en binnen de Europese Unie);
-
– een track and trace pakket van 1 kg, 2kg of 5kg (binnenlands en binnen de Europese
Unie);
De ACM stuurt de verkregen openbare tarievenlijsten door aan de Europese Commissie,
die ze op een speciale website publiceert.
Op basis van de openbare tarievenlijsten stelt de nationale regelgevende instantie
vast welke tarieven zij verder wil beoordelen (artikel 6 van de pakketverordening).
Dit geldt niet voor alle pakketbezorgdiensten, maar uitsluitend voor tarieven voor
diensten die deel uitmaken van de universele postdienst. De reden hiervoor is dat
de beoordeling door de nationale regelgevende instantie dient plaats te vinden overeenkomstig
de beginselen die in de Postrichtlijn zijn opgenomen zoals betaalbaarheid, kostenoriëntatie,
transparantie en non-discriminatie.
De ACM voert een objectieve beoordeling uit van de tarieven. Bij die beoordeling houdt
zij met name rekening met elementen als de binnenlandse en alle andere relevante tarieven
van de vergelijkbare pakketbezorgdiensten in de lidstaat van oorsprong en in de lidstaat
van bestemming, bilaterale volumes, specifieke vervoers- of afhandelingskosten, andere
relevante kosten en dienstkwaliteitsnormen. De Europese Commissie stelt richtsnoeren
op waar nationale regelgevende instanties gebruik van kunnen maken voor de beoordeling
van de tarieven. De ACM stuurt haar beoordeling van de tarieven door naar de Europese
Commissie. De Europese Commissie maakt een niet-vertrouwelijke versie van de beoordeling
bekend.
Artikel 7 van de pakketverordening richt zich tot handelaren die onder de reikwijdte
van de Consumentenrechtenrichtlijn (Richtlijn 2011/83/EU van het Europees Parlement
en de Raad van 25 oktober 2011 betreffende consumentenrechten, tot wijziging van Richtlijn
93/13/EEG van de Raad en van Richtlijn 1999/44/EG van het Europees Parlement en de
Raad en tot intrekking van Richtlijn 85/577/EEG en van Richtlijn 97/7/EG van het Europees
Parlement en de Raad (PbEU, L304/64)) vallen en die verkoopovereenkomsten op afstand
of buiten verkoopruimten met consumenten sluiten die verzending van grensoverschrijdende
pakketten omvatten. Op basis van artikel 7 dienen alle handelaren, waar mogelijk en
toepasselijk, voordat de overeenkomst is gesloten informatie aan de consument te verschaffen
over grensoverschrijdende bezorgopties, de kosten daarvan en hun klachtenafhandelingsbeleid.
Handelaren hebben die verplichting nu ook al op grond van artikel 230 lid 1, onderdeel
i, van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek. De ACM ziet toe op naleving van deze verplichting.
Het artikel in de pakketverordening leidt daarom niet tot een uitbreiding van de toezichtstaak
van de ACM.
3. Toezicht en handhaving
De ACM is belast met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens
de Postwet 2009 (artikel 37 van de Postwet 2009). Ingevolge deze bepaling is de ACM
ook belast met het toezicht op de naleving van deze regeling, die is gebaseerd op
artikel 66 van de Postwet 2009.
De pakketverordening bepaalt dat de lidstaten voorzien in sancties op inbreuken op
deze verordening die doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn. Het begrip ‘sancties’
in Europese regelgeving heeft een neutrale betekenis, waaraan in de nationale regelgeving
zowel invulling kan worden gegeven met bestuursrechtelijke handhaving, civielrechtelijke
handhaving als strafrechtelijke handhaving.
Gezien de aard van de verplichtingen die de pakketverordening oplegt aan aanbieders
van pakketbezorgdiensten – het verstrekken van informatie aan de ACM –, ligt bestuursrechtelijke
handhaving daarvan in de rede. Als de ACM tot handhaving van deze informatieplichten
moet overgaan, heeft de handhaving tot doel dat de overtreding ongedaan wordt gemaakt
en dat de desbetreffende aanbieder van pakketbezorgdiensten alsnog de informatieverplichtingen
nakomt. Een last onder dwangsom is daarvoor een geschikt instrument. De ACM kan de
overtreder een termijn geven om een einde te maken aan de overtreding. Dat geeft de
overtreder de gelegenheid om alsnog aan de informatieverplichtingen te voldoen, die
een dwangsom moet betalen als hij dat niet doet Een dwangsom is in dit geval een effectiever
instrument dan een bestuurlijke boete, die een punitief karakter heeft.
Het vastgestelde bedrag voor de dwangsom moet in een redelijke verhouding staan tot
de zwaarte van het geschonden belang en de beoogde werking van de dwangsomoplegging
(artikel 5:32, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht). Een maatstaf die de
ACM onder meer kan hanteren bij het bepalen van het bedrag kan het financiële voordeel
zijn dat de overtreding oplevert. Gelet hierop heeft een last onder dwangsom een voldoende
afschrikkend karakter.
De ACM beschikt op grond van de artikelen 47 en 48 van de Postwet 2009 al over de
bevoegdheid tot het geven van aanwijzingen en de bevoegdheid tot het opleggen van
een last onder bestuursdwang, waaronder het opleggen van een last onder dwangsom.
Hoofdstuk 5 van de Algemene wet bestuursrecht bevat het kader voor toezicht en bestuursrechtelijke
handhaving. Titel 5.2 van de Algemene wet bestuursrecht gaat over het toezicht op
de naleving en titel 5.3 over herstelsancties. De Instellingswet Autoriteit Consument
en Markt bevat bevoegdheden in het kader van toezicht en handhaving op de Algemene
wet bestuursrecht die in aanvulling op de Algemene wet bestuursrecht specifiek voor
de ACM gelden.
De pakketverordening treedt in werking op 22 mei 2018 en is met ingang van die datum
ook van toepassing. Een uitzondering daarop geldt voor artikel 8 van de verordening,
op grond waarvan de lidstaten sancties moeten vaststellen. Dat artikel zal 18 maanden
na inwerkingtreding van de pakketverordening van kracht zijn.
Ten slotte zal de Commissie ter uitvoering van artikel 8, tweede lid, van de pakketverordening
in kennis worden gesteld van de sancties die de ACM kan opleggen bij overtreding van
de pakketverordening.
4. Regeldruk
Lasten voor bedrijven
Met de pakketverordening worden informatieverplichtingen voor aanbieders van grensoverschrijdende
pakketbezorgdiensten in het leven geroepen. Deze groep bestaat uit de universele postdienstverlener
en andere aanbieders van pakketbezorgdiensten. Aanbieders van pakketbezorgdiensten
die slechts in één lidstaat actief zijn en aanbieders van pakketbezorgdiensten waarbij
in het voorgaande kalenderjaar gemiddeld minder dan 50 personen werkzaam waren, zijn
uitgezonderd van de informatieverplichtingen uit artikel 4 en artikel 5 van de pakketverordening
(tenzij ze in meer dan één lidstaat actief zijn).
De universele postdienstverlener (PostNL) heeft op basis van de bestaande verplichtingen
uit de Postrichtlijn jaarlijks al te maken met het verstrekken van informatie aan
de ACM en het transparant maken van de enkelstukstarieven voor diensten van de universele
postdienst. Op de eenmalige kennisnemingslasten van de pakketverordening na (ingeschat
op 3 uur), zullen de regeldruklasten voor de universele postdienstverlener daarom
beperkt blijven aangezien de verplichtingen al aansluiten op het bestaande bedrijfsproces
van PostNL. De eenmalige kennisnemingskosten voor PostNL komen, bij een gemiddeld
ingeschat uurtarief van € 27,– voor administratief personeel, uit op € 81,–.
Uit de postmonitor van de ACM bleek dat in Nederland zo’n 114 pakketvervoerders in
2016 actief waren. Het is de verwachting dat een groot aantal van de 114 pakketvervoerders
niet onder de pakketverordening valt. De pakketverordening zal in ieder geval van
toepassing zijn op de zes grootste pakketvervoerders. Voor deze zes pakketvervoerders
worden de éénmalige kennisnemingslasten ingeschat op 10 uur per bedrijf. Bij een gemiddeld
uurtarief van € 27,– komen deze dus uit op € 270,– per bedrijf en in totaal op € 1.620,–.
Daarnaast krijgen de zes grootste pakketvervoerders te maken met een nieuwe verplichting
om jaarlijks bij de ACM algemene bedrijfsinformatie, een omschrijving van de aangeboden
pakketbezorgdiensten en de algemene voorwaarden met inbegrip van klachtenprocedures
aan te leveren (ingeschat op 10 uur per bedrijf). Dit zal de eerste keer, afhankelijk
van of het bedrijf deze informatie al beschikbaar heeft, meer tijd vergen van aanbieders
van pakketbezorgdiensten die hun bedrijfsproces hierop nog moeten inrichten. De verwachting
is dat deze structurele lasten in de jaren die volgen, zullen afnemen omdat de interne
bedrijfsprocessen hier op ingericht zullen zijn en het dan slechts een aanpassing
vergt van de al aangeleverde gegevens (ingeschat op structurele kosten van 4 uur).
Daarnaast dient deze groep elk kalenderjaar een lijst van openbare tarieven voor enkelstukspostzendingen
zoals vermeld in de bijlage bij de pakketverordening bij de ACM aan te leveren. Uitgaande
van het feit dat aanbieders van pakketbezorgdiensten de tarieven voor pakketbezorgdiensten
zelf al openbaar maken richting hun klanten, zal naar verwachting niet meer dan 3
uur gemoeid zijn met het inzamelen en toesturen van de openbare tarievenlijsten aan
de ACM.
Uitvoeringslasten
De ACM stelt in haar uitvoerings- en handhavingstoets vast dat de pakketverordening
leidt tot een uitbreiding van haar lasten. Het zwaartepunt van de uitvoeringslasten
liggen voor de ACM bij het moment van de inwerkingtreding van de verordening. Hierbij
gaat het om eenmalige lasten voor het ontwikkelen van een systeem voor de registratie
van aanbieders van pakketbezorgdiensten en het ontwikkelen van een methode waarmee
de tarieven worden beoordeeld. Daarnaast gaat het om jaarlijks terugkerende lasten
voor de ACM voor het opvragen en registreren van de informatie die aanbieders van
pakketbezorgdiensten op grond van de pakketverordening dienen aan te leveren en de
beoordeling van de tarieven. Mogelijk kan dat aanleiding zijn voor handhavende maatregelen
richting de universele dienstverlener en aanbieders van pakketbezorgdiensten.
5. Artikelen
Artikel I, onderdeel A
De wijziging van artikel 1, onderdeel a, van de Postregeling 2009 houdt verband met
de departementale herindeling met betrekking tot het Ministerie van Economische Zaken
en Klimaat (EZK) zoals vastgesteld in het Besluit van 26 oktober 2017, houdende naamswijziging
van het ministerie van Economische Zaken (Stcrt. 2017, 62722).
Artikel II
Met deze wijziging van de Postregeling 2009 wordt afgeweken van de vaste verandermomenten
en de minimuminvoeringstermijn, omdat het de uitvoering van een bindende EU-rechtshandeling
betreft.
De pakketverordening treedt in werking op 22 mei 2018. Deze regeling moet op dezelfde
datum in werking treden.
De Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat,
M.C.G. Keijzer