Regeling Mediakunst- en Erfgoededucatie

Het bestuur van stichting Fonds voor Cultuurparticipatie,

gelet op artikel 10, vierde lid van de Wet op het specifiek cultuurbeleid;

gelet op artikel 4:23, eerste lid van de Algemene wet bestuursrecht;

gelet op het Algemeen Subsidiereglement van het Fonds voor Cultuurparticipatie;

met goedkeuring van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 22 december 2017;

besluit:

vast te stellen de Regeling Mediakunst- en Erfgoededucatie.

HOOFDSTUK 1: ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1. Definities

a. Adviescommissie:

een externe adviescommissie als bedoeld in artikel 8 van het Huishoudelijk Reglement van stichting Fonds voor Cultuurparticipatie;

b. Algemeen Subsidiereglement:

het Algemeen Subsidiereglement van stichting Fonds voor Cultuurparticipatie;

c. Bestuur:

het bestuur van stichting Fonds voor Cultuurparticipatie;

d. Curriculum:

een leer- en onderwijsplan; het beschrijft de inhoud en doelen van een opleiding of schoolloopbaan;

e. Cultuureducatie:

activiteiten die gericht zijn op de kerndoelen en eindtermen van het leergebied kunstzinnige oriëntatie;

f. Erfgoededucatie:

het leren over en door de materiële en immateriële sporen uit het verleden;

g. Fonds:

stichting Fonds voor Cultuurparticipatie;

h. Mediakunsteducatie:

het leren over en door media als kunstzinnige uiting, zoals recentelijk ontwikkelde technologieën, informatietechnologie, film en fotografie, waarbij kritisch kijken, reflecteren en creatieve vaardigheden een belangrijke rol spelen;

i. Nederland:

het koninkrijk der Nederlanden, inclusief de bijzondere gemeenten Bonaire, Sint Eustatius en Saba.

Artikel 2. Doel

Met deze regeling stimuleert het Fonds cultuureducatie gericht op mediakunst en/of erfgoed ten behoeve van de culturele ontwikkeling van de leerling. Door samenwerking met basisscholen en culturele instellingen komen projecten tot stand die als voorbeeld kunnen gaan dienen voor andere basisscholen en culturele instellingen.

Artikel 3. Wie kan aanvragen

Subsidie kan uitsluitend worden aangevraagd door het bestuur van een in Nederland gevestigde culturele instelling met rechtspersoonlijkheid zonder winstoogmerk, gericht op mediakunst en/of erfgoededucatie.

Artikel 4. Waarvoor kan worden aangevraagd

  • 1. De aanvrager kan subsidie aanvragen voor een project op het gebied van mediakunst en/of erfgoed dat inzet op vernieuwing en verbetering van cultuureducatie in samenwerking tussen culturele instellingen en een of meer basisscholen waarbij gebruik wordt gemaakt van elkaars kwaliteiten.

  • 2. Het project start uiterlijk in het schooljaar volgend op toekenning van de subsidie.

  • 3. De duur van het project waarvoor wordt aangevraagd bedraagt maximaal drie schooljaren, waarvan minimaal twee schooljaren worden besteed aan de uitvoering daarvan met leerlingen.

  • 4. Het project start niet eerder dan 13 weken na indiening van de aanvraag.

Artikel 5. Aanvraagrondes

De subsidie wordt verdeeld in twee aanvraagrondes, namelijk 2018 en in 2019.

Artikel 6. Subsidieplafond

  • 1. Het subsidieplafond bedraagt € 3.000.000 en wordt als volgt verdeeld:

    • a. Voor de aanvraagronde 2018:

    • b. € 750.000 voor projecten mediakunsteducatie;

      € 750.000 voor projecten erfgoededucatie.

    • c. Voor de aanvraagronde van 2019:

      € 750.000 voor projecten mediakunsteducatie;

      € 750.000 voor projecten erfgoededucatie.

  • 2. Het bestuur kan de hoogte van de subsidieplafonds voor de verschillende aanvraagrondes en voor de verdeling tussen de disciplines mediakunst- en erfgoededucatie wijzigen.

Artikel 7. Hoogte van de subsidie

  • 1. De subsidie bedraagt minimaal € 26.000 en maximaal € 80.000 per project.

  • 2. De subsidieontvanger draagt aan de kosten van het project minimaal hetzelfde bedrag bij als het gevraagde subsidiebedrag, hetzij uit eigen middelen hetzij door bijdragen van andere financiers.

Artikel 8. Weigeringsgronden

  • 1. Onverminderd het bepaalde in de artikelen 4:5 en 4:35 van de Algemene wet bestuursrecht wordt subsidie geweigerd als:

    • a. voor dezelfde activiteiten reeds subsidie is of zal worden verleend door het Fonds of door één van de andere publieke cultuurfondsen.

    • b. de activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd ten tijde van de aanvraag reeds worden uitgevoerd.

  • 2. Het bestuur kan subsidie weigeren als een aanvrager in voorgaande jaren subsidie van het Fonds heeft ontvangen en niet of niet geheel heeft voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen.

  • 3. Subsidie kan tevens worden geweigerd als het plan niet, of niet voldoende aansluit bij het doel van de regeling.

Artikel 9. Voorwaarden en beperkingen

  • 1. Subsidie wordt slechts verstrekt voor zover:

    • a. er sprake is van een begrotingstekort en de behoefte aan ondersteuning door het Fonds wordt aangetoond, en;

    • b. de aanvrager aannemelijk maakt dat de beschikbare financiële middelen, met inbegrip van de subsidie van het Fonds, voldoende zijn om het project uit te voeren.

  • 2. De subsidie bedraagt niet meer dan 50% van de totale voor subsidie in aanmerking komende projectkosten.

  • 3. De hoogte van de subsidie dient in redelijke verhouding te staan tot de activiteiten waarvoor wordt aangevraagd.

  • 4. Slechts direct aan het project gerelateerde kosten komen voor subsidie in aanmerking.

  • 5. De post onvoorzien op de begroting mag niet meer bedragen dan 7% van de totale kosten van het project.

  • 6. Maximaal 10% van de subsidie van het Fonds mag worden ingezet voor materiële investeringen die benodigd zijn voor het project.

Artikel 10. Bijzondere verplichtingen

  • 1. De subsidieontvanger werkt overeenkomstig de principes van de Governance Code Cultuur.

  • 2. De subsidieontvanger is verplicht tot kennisdeling van de activiteiten waarvoor subsidie is verstrekt.

HOOFDSTUK 2. AANVRAAGPROCEDURE

Artikel 11. Indieningstermijnen

Aanvragen kunnen worden ingediend:

  • a. voor de aanvraagronde in 2018: van maandag 5 maart 2018 tot en met vrijdag 7 september 2018;

  • b. voor de aanvraagronde in 2019: van maandag 14 januari 2019 tot en met vrijdag 6 september 2019.

Artikel 12. Indieningsvereisten

  • 1. Een aanvraag wordt ingediend via de website van het Fonds middels een digitaal aanvraagformulier.

  • 2. De aanvraag gaat ten minste vergezeld van een projectplan, een begroting en een samenwerkingsovereenkomst tussen de onderwijsinstelling en de culturele instellingen.

  • 3. Een onvolledige aanvraag wordt niet in behandeling genomen.

Artikel 13. Beoordelingscriteria

  • 1. Aanvragen worden beoordeeld aan de hand van de volgende criteria:

    • a. Inhoudelijke kwaliteit van het project in relatie tot het doel van de regeling;

    • b. Duurzame samenwerking tussen de partners;

    • c. Organisatorische kwaliteit.

  • 2. Om voor subsidie in aanmerking te komen, dient een aanvraag op alle criteria als voldoende te zijn beoordeeld.

Artikel 14. Adviescommissie

Het bestuur legt de aanvragen die voldoen aan de indieningsvereisten ter advisering voor aan een externe adviescommissie.

Artikel 15. Beoordelingswijze

Aanvragen worden behandeld op volgorde van binnenkomst.

Artikel 16. Beslistermijn

Het bestuur beslist binnen 13 weken nadat een aanvraag is ontvangen.

HOOFDSTUK 3. SLOTBEPALINGEN

Artikel 17. Hardheidsclausule

Het bestuur kan in uitzonderlijke gevallen ten gunste van een aanvrager van bepalingen in deze regeling afwijken indien toepassing daarvan leidt tot onbillijkheden van overwegende aard.

Artikel 18. Algemeen Subsidiereglement

De bepalingen in het Algemeen Subsidiereglement zijn van toepassing, tenzij in deze regeling anders is bepaald.

Artikel 19. Begrotingsvoorbehoud

Subsidie wordt verleend onder voorbehoud van verstrekking van de bijbehorende middelen door de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.

Artikel 20. Inwerkingtreding en vervaldatum

  • 1. Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij is geplaatst.

  • 2. Deze regeling vervalt met ingang 1 januari 2024. Op bezwaar- en beroepsprocedures die op dat moment nog niet zijn afgerond blijft het bepaalde in deze regeling van toepassing.

Artikel 21. Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling Mediakunst- en Erfgoededucatie.

Het bestuur van stichting Fonds voor Cultuurparticipatie, namens deze, J.J.K. Knol directeur-bestuurder

TOELICHTING REGELING MEDIAKUNST- EN ERFGOEDEDUCATIE

I ALGEMEEN

Met het programma Cultuureducatie met Kwaliteit (CMK) worden in het hele land cultuureducatie programma’s ontwikkeld, uitgevoerd en verankerd in het onderwijs.

Door cultuureducatie wordt de creativiteit en kritische houding van kinderen en jongeren aangewakkerd. Cultuureducatie is een belangrijke bouwsteen voor de ontwikkeling van kinderen en jongeren: voor nu en in de toekomst. Door cultuureducatie op school maken kinderen en jongeren kennis met schoonheid en kunnen zij hun talenten verder ontwikkelen.

Hoewel mediakunst- en erfgoededucatie relevant zijn voor modern cultuuronderwijs worden deze weinig specifiek benoemd in de CMK programma’s. Deze regeling biedt een stimulans aan projecten mediakunst- en erfgoededucatie die een essentiële bijdrage leveren aan de culturele ontwikkeling van leerlingen in het basisonderwijs. Zo draagt mediakunsteducatie bij aan creativiteitsontwikkeling en kennis van nieuwe technieken en draagt erfgoededucatie bij aan historisch besef, burgerschap en oordeelsvorming over identiteit.

Het is van belang daarbij zorg te dragen voor een optimale aansluiting op het curriculum. Wanneer scholen en culturele instellingen elkaar hierin ondersteunen, ontstaan projecten die voor anderen een voorbeeld kunnen zijn. Daarbij is deskundigheidsbevordering van zowel leerkrachten als culturele instellingen van belang.

De regeling richt zich op projecten waarin meerdere culturele instellingen en één of meer scholen betrokken zijn en samen een netwerk vormen. Wanneer instellingen aanvragen, kunnen zij hun bereik en organisatiekracht inzetten om andere instellingen mee te nemen. Bij erfgoed zijn dat bijvoorbeeld musea, heemkundeverenigingen, monumenten- of archeologie organisaties die in de buurt van de school zitten. Bij mediakunst zijn dat instellingen die innovatiekracht hebben en in de voorhoede opereren van bijvoorbeeld de creatieve toepassingen van informatietechnologie. Hierdoor ontstaat niet alleen deskundigheidbevordering tussen de culturele instelling en de school maar ook bij de diverse culturele instellingen onderling.

Via gerichte stimulering investeert het Fonds de komende periode, in nauwe samenwerking met de betrokken scholen, in vernieuwend en kwalitatief hoogstaand aanbod. Bij deze regeling ligt het accent op goede voorbeelden op het terrein van mediakunst- en erfgoededucatie. Dit sluit aan op het beleidsplan Cultuur maakt iedereen van het Fonds voor de beleidsperiode 2017–2020.

II ARTIKELSGEWIJS

Artikel 4. Waarvoor kan worden aangevraagd

Activiteiten en de voorbereidingen daarop vinden plaats in het schooljaar waarin wordt aangevraagd, met dien verstande dat de uitvoering van de activiteiten met leerlingen niet later start dan het schooljaar volgend op toekenning.

De duur van het project waarvoor wordt aangevraagd bedraagt maximaal 3 schooljaren, waarvan minimaal 2 schooljaren worden besteed aan de uitvoering daarvan met leerlingen.

Artikel 5 en 6.

Er zijn twee aanvraagrondes. Voor de beide aanvraagrondes is een budget van € 1.500.000 beschikbaar evenredig verdeeld over de beide disciplines. Als er onvoldoende kwalitatief goede aanvragen worden ontvangen in de eerste ronde of voor een bepaalde discipline, dan kan het bestuur besluiten om het resterende budget toe te voegen aan het budget van de tweede ronde of de andere discipline.

Artikel 9. Voorwaarden en beperkingen

Voor subsidie komen alleen projectkosten in aanmerking die relevant zijn in het licht van het doel van deze regeling. Tot deze projectkosten behoren alleen de investeringen die direct op de realisatie van het project zijn gericht, zoals de inzet van artistiek en organisatorisch personeel en de huur van repetitieruime of podiumvoorzieningen om de projectactiviteiten te realiseren. Lasten die op enigerlei wijze tot de normale exploitatiekosten kunnen worden gerekend, zoals vaste huur, aanschaf van inventaris en investeringen die niet direct op de realisatie van de activiteiten zijn gericht komen niet voor ondersteuning in aanmerking.

Maximaal 10% van de subsidie van het Fonds mag worden besteed aan materiaalkosten, zoals aanschaf van apparatuur of instrumenten.

Artikel 12. Indieningsvereisten

De subsidieaanvraag bestaat uit vier documenten:

  • 1. een volledig ingevuld digitaal aanvraagformulier

  • 2. een projectplan

  • 3. samenwerkingsovereenkomst tussen de onderwijsinstelling en de culturele instellingen.

  • 4. een volledig ingevulde (model)begroting.

Aanvraagformulier

Via ons digitaal aanvraagsysteem Mijn Fonds dient het aanvraagformulier te worden ingevuld.

Projectplan

Het projectplan van maximaal 5.000 woorden dient in ieder geval de volgende onderdelen te bevatten:

Startpunt, eindresultaat en benodigde stappen

  • Beschrijf de inhoud, de doelstelling(en) en de opzet van het project.

  • Beschrijf de doelgroep(en) die aan het project gaan deelnemen.

  • Geef aan wat het concrete eindresultaat van het project is.

  • Beschrijf beknopt het gerelateerde curriculum (zowel voor cultuureducatie als gerelateerde andere vakken) en geef aan hoe het project hierop aansluit en hier een aanvulling op is.

  • Beschrijf hoe de activiteiten duurzaam worden verankerd in het curriculum.

  • Beschrijf hoe wordt bijgedragen aan de professionalisering van de docent en school.

  • Beschrijf hoe het voorbeeldproject wordt gedeeld.

Organisatorische werkwijze

  • Beschrijf de projectstructuur en de taak- en rolverdeling tussen culturele instellingen en onderwijsinstelling.

  • Geef aan wat de planning is van het project.

  • Geef een toelichting op de begroting (de begroting is een bijlage bij de aanvraag). Geef een overzicht van de inkomsten en uitgaven en maak een verbinding met de activiteiten in het projectplan.

  • Geef aan op welke wijze het project wordt gemonitord en geëvalueerd.

Samenwerkingsovereenkomst

In de samenwerkingsovereenkomst worden afspraken vastgelegd tussen de culturele instellingen en de school. Hierin is onder meer vastgelegd: het doel van de samenwerking, de projectduur, de prestaties van elke samenwerkingspartner en het inzetten van tijd en financiële middelen. Voor de samenwerkingsovereenkomst wordt het ter beschikking gestelde format gebruikt.

Begroting

Aanvragers kunnen een eigen begroting indienen. We verzoeken om de modelbegroting te gebruiken. De begroting moet sluitend zijn.

Artikel 13. Beoordelingscriteria

Aanvragen worden getoetst aan de volgende criteria.

  • a. Inhoudelijke kwaliteit van het project in relatie tot het doel van de regeling: bij dit criterium staat de leerling centraal. Binnen dit criterium wordt beoordeeld hoe de culturele ontwikkeling van de leerling wordt bevorderd door het project. Uit het projectplan blijkt hoe de leerling de zeggingskracht van de betreffende discipline erfgoed of mediakunst kan onderzoeken en toe kan passen. Het projectplan beschrijft welke visie, doorlopende leerlijn en activiteiten er reeds zijn op de school op het gebied van cultuureducatie en hoe het project hierbij past. Daarnaast wordt gekeken naar de aansluiting op andere kerndoelen en/of naschoolse activiteiten.

    Daarbij is er voldoende afstemming met de doelgroep en met de leefwereld van de leerling. Tot slot wordt beoordeeld hoe de resultaten worden verankerd en gedeeld.

  • b. Duurzame samenwerking tussen de partners: bij dit criterium staat de opzet, uitvoering en bestendiging van de samenwerking tussen de partners centraal. Bij de beoordeling van dit criterium wordt gelet op (het verwerven van) draagvlak en visievorming bij besturen, directies, medewerkers en leerkrachten van de partners. Het plan laat zien welke toegevoegde waarde de samenwerking daarop heeft. Er is in het plan voldoende aandacht voor de co-creatie in alle fasen, tijdens de planvorming, de voorbereiding, de ontwikkeling en uitvoering van het project. De afspraken in de samenwerkingsovereenkomst zijn onderdeel van de beoordeling waaruit de meerwaarde en specifieke inbreng van de partners blijkt. De aanvraag geeft inzicht in het gezamenlijk doel van het project.

    Het projectplan beschrijft een heldere aanpak ten behoeve van deskundigheidsbevordering bij leerkrachten en bij de betrokken culturele instellingen.

    Uit het plan blijkt hoe het project na afloop van de subsidieperiode wordt voortgezet en hoe het als voorbeeld kan dienen voor derden.

  • c. Organisatorische kwaliteit: binnen dit criterium wordt beoordeeld of het projectplan helder, concreet en realistisch is, inclusief duidelijke doelstelling met activiteiten en een haalbare planning. Tevens wordt getoetst of er een realistische begroting is die aansluit bij de activiteiten en het doel van de regeling. Verder wordt beoordeeld of de monitoring en evaluatie voldoende inzicht geeft voor de bijsturing van het project. Uit het projectplan blijkt hoe de verworven kennis en ervaring wordt gedeeld.

Alleen aanvragen die op alle drie beoordelingscriteria minimaal als voldoende zijn beoordeeld, komen in aanmerking voor subsidie. Indien het subsidieplafond nog niet is bereikt, wordt de subsidie toegewezen. Aanvragen die niet op alle beoordelingscriteria als voldoende zijn beoordeeld, worden afgewezen.

Artikel 14.

De aanvragen worden beoordeeld op volgorde van ontvangst. Op basis van volgorde van binnenkomst (datum en tijdstip) worden de aanvragen opgenomen in een lijst. Een onvolledige aanvraag kan binnen een redelijke termijn worden aangevuld. De datum van aanvulling geldt als de datum van binnenkomst van de aanvraag.

Artikel 18.

In het Algemeen Subsidiereglement zijn regels opgenomen die van toepassing zijn op alle subsidies die het Fonds verstrekt. Deze regels gaan bijvoorbeeld over de subsidieverlening, verantwoording en bevoorschotting.

Naar boven