De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
Gelet op de artikelen 2.2, eerste lid en 10.1, eerste lid, van de Wet dieren;
Besluit:
TOELICHTING
I. Algemeen
1. Hoofdlijn van de wijziging
Deze regeling wijzigt bijlage 2, tabel A, van de Regeling houders van dieren naar
aanleiding van de uitspraak van de voorzieningenrechter van het College van Beroep
voor het bedrijfsleven van 26 februari 2018 (ECLI:NL:CBB:2018:79). De rechter heeft
hierin overwogen dat het verbod om dieren te houden die nog niet zijn beoordeeld en
waarvan de beoordeling wordt aangehouden, neer kan komen op een belemmering van het
vrij verkeer van diensten en goederen. Deze wijziging omvat daarom een tijdelijke
vrijstelling van het verbod van artikel 2.2, eerste lid, van de Wet dieren. Met deze
vrijstelling kunnen houders ook dieren houden die niet zijn opgenomen in bijlage 1
(tabellen 1 en 2: de zogenoemde positieflijst huisdieren) of bijlage 2 (tabel 4: de
zogenoemde inventarislijst) van de Regeling houders van dieren, mits de houder binnen
14 dagen nadat hij het dier is gaan houden, daarvan melding doet. Het doel van deze
melding is het kunnen beoordelen van de diersoort voor plaatsing op de huisdierenlijst
zodra de beoordelingssystematiek opnieuw is vastgesteld.
Om tegemoet te komen aan rechterlijke uitspraken wordt een nieuwe beoordelingsprocedure
voor de plaatsing van diersoorten op de huisdierenlijst (bijlage 1 van de Regeling
houders van dieren) opgesteld. Nadat de diersoorten die zijn genoemd in bijlage 1
(tabellen 1 en 2: de positieflijst huisdieren) en bijlage 2 (tabel 4: de inventarislijst)
volgens de nieuwe procedure beoordeeld zijn, zal deze tijdelijke vrijstelling worden
ingetrokken. Deze tijdelijke vrijstelling biedt een overgangsregime voor de periode
waarin de nieuwe procedure nog niet is vastgesteld.
Bij de plaatsing van dieren op de huisdierenlijst overeenkomstig de nieuwe procedure
zal worden voorzien in een overgangsregeling voor houders die dieren houden van een
diersoort die niet op de zogenoemde positieflijst huisdieren zijn geplaatst.
2. Regeldruk
Deze vrijstelling zal leiden tot een verwaarloosbare stijging van de regeldruk. De
lijsten in de bijlagen 1 en 2 van de Regeling houders van dieren (tabellen 1, 2 en
4) bevatten de meest voorkomende zoogdierdiersoorten die in Nederland gehouden worden.
Derhalve wordt ingeschat dat het slechts enkele keren per jaar voor zal komen dat
een zogenoemde “nieuwe” zoogdiersoort wordt ingevoerd. Gezien het tijdelijke karakter
van deze vrijstelling zal deze stijging voorts beperkt blijven tot 2018. Er zijn verder
geen andere nalevingskosten omdat het slechts een eenmalige registratie betreft.
II. Artikelen
Artikel I
Wanneer geen melding wordt gedaan van het houden van een nieuwe diersoort, is de onderhavige
vrijstelling niet op deze diersoort van toepassing. In dat geval wordt een dier gehouden
in strijd met artikel 2.2, eerste lid, van de Wet dieren. Voorts zal een niet-gemelde
diersoort niet automatisch beoordeeld worden voor de positieflijst zodra de nieuwe
beoordelingsprocedure is vastgesteld en ook niet kunnen worden betrokken in een overgangsregeling
die zal worden bepaald na het vaststellen van de nieuwe positieflijst huisdieren.
De melding wordt gedaan bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO.nl). Bij
de melding dient het burgerservicenummer of het inschrijvingsnummer in het handelsregister
vermeld te worden. Registratie van deze persoonsgegevens is ten eerste noodzakelijk
om toezicht te kunnen houden op het verbod van artikel 2.2, eerste lid, van de Wet
dieren gedurende de korte periode waarin deze tijdelijke vrijstelling geldt. Ten tweede
wordt hiermee een drempel opgeworpen om diersoorten te melden die niet daadwerkelijk
gehouden of verhandeld worden. Dit is nodig om onnodige kosten (gemoeid met het beoordelen
van diersoorten) te voorkomen. Zodra de positieflijst huisdieren opnieuw is vastgesteld,
worden deze persoonsgegevens verwijderd.
Met deze wijziging is de vrijstelling voor diersoorten in bijlage 2, tabel 3, van
de Regeling houders van dieren vervallen. Deze vrijstelling had geen betekenis meer,
aangezien tabel 3 al was vervallen.
Artikel II
In afwijking van het beleid voor vaste verandermomenten zal deze regeling in werking
treden op de dag na publicatie. Met een spoedige inwerkingtreding wordt eerder voldaan
aan de hierboven aangehaalde uitspraak.
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
C.J. Schouten