De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
Gelet op de artikelen 5, vierde lid, en 22 van de Wet arbeid vreemdelingen, en artikel
3.39, onderdeel d, van het Vreemdelingenbesluit;
Besluit:
ARTIKEL I
Bijlage I van de Regeling uitvoering Wet arbeid vreemdelingen 2014 wordt als volgt
gewijzigd:
A
Paragraaf 30 komt als volgt te luiden:
30. Stagiairs HBO en universitair
Voor vreemdelingen die korter dan drie maanden arbeid verrichten als stagiair kan
een tewerkstellingsvergunning worden verleend zonder toepassing van artikel 8, eerste
lid, onder a, b, c en d en f, van de Wav. Hetzelfde geldt voor vreemdelingen bij een
verblijf van langer dan drie maanden, maar korter dan één jaar, voor het advies over
het verlenen of verlengen van een gecombineerde vergunning. Deze toets is eveneens
van toepassing op een aanvraag voor een tewerkstellingsvergunning voor gemeenschapsonderdanen
op wie het vrij verkeer tijdelijk niet van toepassing is.
Voorwaarde voor toepassing van deze uitzonderingsmogelijkheid is dat de stagiair een
opleiding volgt aan een instelling voor hoger onderwijs in het buitenland of op het
moment van aanvraag ten hoogste twee jaar beschikt over een diploma, afgegeven door
een instelling voor hoger onderwijs. Bij de aanvraag wordt een diploma of bewijs van
inschrijving bijgevoegd.
De stage mag niet in de plaats komen van een reguliere baan. In verband met dit vereiste
dient in de stageovereenkomst een beschrijving van het stageprogramma te worden opgenomen,
waarin de educatieve doelstellingen en leercomponenten van de stage zijn opgenomen.
De stagiair beschikt, met inbegrip van de stagevergoeding, over een inkomen dat niet
lager mag zijn dan 50% van het minimumloon, bedoeld in artikel 8, eerste lid, onder
a, van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag. Hierbij wordt rekening gehouden
met eigen middelen, zoals beurzen. In verband met een toets op de stagevergoeding
dient door de werkgever in de stageovereenkomst de te verstrekken stagevergoeding
aan de stagiair te worden opgenomen.
B
Na paragraaf 30 wordt een paragraaf 30bis ingevoegd, luidende:
30bis. Stagiairs MBO
Voor vreemdelingen die voor korter dan drie maanden arbeid verrichten die noodzakelijk
is ter voltooiing van hun opleiding op MBO-niveau in het buitenland (in de regel in
het laatste jaar van hun studie) kan een tewerkstellingsvergunning worden verleend
zonder toepassing van artikel 8, eerste lid, onder a, b, c en d en f, van de Wav.
Hetzelfde geldt voor vreemdelingen bij een verblijf van langer dan drie maanden, maar
korter dan één jaar, voor het advies over het verlenen of verlengen van een gecombineerde
vergunning. Deze toets is eveneens van toepassing op een aanvraag voor een tewerkstellingsvergunning
voor gemeenschapsonderdanen op wie het vrij verkeer tijdelijk niet van toepassing
is.
Voorwaarde voor toepassing van deze uitzonderingsmogelijkheid is dat de stagiair reeds
een voldoende vakgerichte basisopleiding heeft gevolgd in het land waar hij zijn hoofdverblijf
heeft. Voor deze stages blijkt uit een door de desbetreffende onderwijsinstelling
afgegeven verklaring dat de stage een noodzakelijk onderdeel uitmaakt van het onderwijsprogramma.
Tevens wordt een gefaseerd stageprogramma overgelegd, afgegeven door de onderwijsinstelling,
waaruit blijkt wat de inhoud van de stage is. Het aantal stagiairs per werkgever mag
niet meer zijn dan 10% van het vaste personeelsbestand, met een toegestaan minimum
van 2 stagiairs. Deze beperking is niet van toepassing op vreemdelingen die beschikken
over een W-document dan wel een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd verleend onder
de beperking verband houdende met het volgen van studie.
De stagiair beschikt, met inbegrip van de stagevergoeding, over een inkomen dat niet
lager mag zijn dan 50% van het minimumloon, bedoeld in artikel 8, eerste lid, onder
a, van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag. Hierbij wordt rekening gehouden
met eigen middelen, zoals beurzen. In verband met een toets op de stagevergoeding
dient door de werkgever een afschrift van de stageovereenkomst te worden overlegd,
met daarin opgenomen de te verstrekken stagevergoeding aan de stagiair.
C
Paragraaf 33 komt te luiden:
33. Arbeid van bijkomende aard door studenten
Toetsing aan de voorwaarden vervat in artikel 8, eerste lid, onder a, b, c, en f,
van de Wav behoeft niet plaats te vinden voor buitenlandse studenten in het bezit
van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd verleend onder de beperking verband
houdende met het volgen van studie, voor buitenlandse studenten die op grond van artikel
3.3, vijfde lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000 rechtmatig in Nederland verblijven
en beschikken over een verblijfssticker in hun paspoort waaruit dat blijkt, of, in
het geval van een gemeenschapsonderdaan op wie het vrij verkeer van werknemers tijdelijk
nog niet van toepassing is, wanneer bij de aanvraag wordt aangetoond dat de betreffende
persoon als student bij de desbetreffende onderwijsinstelling staat ingeschreven,
als bij de aanvraag is gebleken dat de arbeid onder marktconforme voorwaarden plaatsvindt,
en de arbeid:
-
a. uitsluitend in de maanden juni, juli en augustus plaatsvindt, of
-
b. niet meer dan 16 uur per week beslaat.
De duur van deze tewerkstellingsvergunning is maximaal een jaar. Voor alle andere
arbeid wordt de tewerkstelling getoetst aan de voorwaarden van de Wav en gelden deze
uitzonderingen niet.
ARTIKEL II
Een geldige tewerkstellingsvergunning die is afgegeven op grond van paragraaf 33 van
de Regeling uitvoering Wet arbeid vreemdelingen 2014 voor de inwerkingtreding van
deze regeling, wordt aangemerkt als een tewerkstellingsvergunning die is afgegeven
na de inwerkingtreding van deze regeling.
ARTIKEL III
Deze regeling treedt in werking op het moment waarop de Wijziging van het Vreemdelingenbesluit
2000 en enige andere besluiten in verband met de implementatie van richtlijn (EU)
2016/801 van het Europees Parlement en de Raad van 11 mei 2016 betreffende de voorwaarden
voor toegang en verblijf van derdelanders met het oog op onderzoek, studie, stages,
vrijwilligerswerk, scholierenuitwisseling, educatieve projecten of au-pairactiviteiten
(herschikking) (PbEU 2016, L 132) in werking treedt.
TOELICHTING
Met deze wijziging wordt richtlijn 2016/801 van het Europees Parlement en de Raad
van 11 mei 2016 betreffende de voorwaarden voor toegang en verblijf van derdelanders
met het oog op onderzoek, studie, stages, vrijwilligerswerk, scholierenuitwisseling,
educatieve projecten of au-pairactiviteiten (de richtlijn) in de Regeling uitvoering
Wet arbeid vreemdelingen 2014 geïmplementeerd.
Artikel I
Onderdeel A
Op grond van de richtlijn komen derdelanders die een opleiding volgen aan een instelling
voor hoger onderwijs, of die ten hoogste twee jaar voor de datum van de aanvraag van
de vergunning een opleiding aan een instelling voor hoger onderwijs hebben afgerond,
in aanmerking voor een verblijfsvergunning als stagiair. Een tewerkstellingsvergunning
(twv) of gecombineerde vergunning voor verblijf en arbeid (gvva) wordt voor deze vreemdelingen
afgegeven zonder dat er een arbeidsmarkttoets plaatsvindt, en zonder dat de stagiair
ten minste het voor hem geldende minimumloon dient te verdienen. Voorwaarde is wel
dat een stageovereenkomst wordt overgelegd waarin duidelijk wordt gemaakt wat de educatieve
doelstelling of leercomponenten van de stage zijn. Daaruit dient te blijken dat de
stage niet in de plaats komt van een reguliere baan. Indien de vergunning wordt aangevraagd
voor een stagiair die een opleiding aan een instelling voor hoger onderwijs heeft
afgerond, dient dit aangetoond te worden door het overleggen van het diploma. De stage
dient aan te sluiten bij de afgeronde opleiding. Daarnaast dient de stagiair gedurende
het verblijf te beschikken over voldoende middelen van bestaan om de kosten van het
verblijf te dekken. Een stagevergoeding wordt hiertoe gerekend, maar ook andere inkomsten,
zoals studiebeurzen uit het land van herkomst. Het woord “jeugd” is geschrapt uit
minimum(jeugd)loon en er wordt uitgegaan van 50% van het minimumloon voor werknemers
van 22 jaar en ouder.
Onderdeel B
Het toetsingskader voor afgifte van twv’s of gvva’s voor MBO-stagiaires is met deze
wijziging hetzelfde gebleven. De voorschriften uit de richtlijn richten zich enkel
op stagiairs die een opleiding volgen of hebben gevolgd aan een instelling voor hoger
onderwijs. Daarom heeft het nieuwe onderdeel 30bis alleen betrekking op MBO stagiairs
en is het conform het oude onderdeel 30. De formulering is hier en daar tekstueel
aangepast.
Onderdeel C
Ten slotte schrijft de richtlijn voor dat studenten minimaal 15 uur per week arbeid
van bijkomende aard mogen verrichten. Met de wijziging van paragraaf 33 wordt de urennorm
op 16 uur gesteld. Deze stelt studenten in staat om twee dagen per week naast hun
studie te werken. Het alternatief blijft voor studenten bestaan om fulltime, uitsluitend
in de maanden juni, juli en augustus te werken. Deze mogelijkheid wordt eveneens opengesteld
voor studenten die in het kader van inkomende mobiliteit in Nederland verblijven (op
grond van artikel 3.3, vijfde lid, Vreemdelingenbesluit 2000).
In de paragraaf vervalt daarnaast de voorwaarde dat uit de aanvraag moet blijken dat
een vreemdeling die beschikt over een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd verleend
onder de beperking verband houdende met het volgen van studie, als student staat ingeschreven
bij een onderwijsinstelling. Bij het verlenen van deze verblijfsvergunning is dit
reeds door de IND getoetst. Deze eis blijft wel bestaan voor gemeenschapsonderdanen
op wie het vrij verkeer van personen tijdelijk nog niet van toepassing is, omdat zij
niet hoeven te beschikken over een verblijfsvergunning. Dat de arbeid onder marktconforme
voorwaarden dient plaats te vinden is een vereiste dat nu ook al geldt.
Artikel II
Dit artikel regelt het overgangsrecht van deze wijziging. Tewerkstellingsvergunningen
die voor de inwerkingtreding van deze regeling zijn afgegeven en die nog geldig zijn
op het moment van inwerkingtreding worden aangemerkt als tewerkstellingsvergunningen
die op grond van de gewijzigde regeling zijn afgegeven. Dit betekent dat studenten
met een deze vergunning eveneens het recht hebben om 16 uur per week te werken.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
W. Koolmees