Regeling van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 19 april 2018, 2018-0000072475, tot wijziging van de Regeling uitvoering Wet arbeid vreemdelingen 2014 in verband met de implementatie van richtlijn (EU) 2016/801 van het Europees Parlement en de Raad van 11 mei 2016 betreffende de voorwaarden voor toegang en verblijf van derdelanders met het oog op onderzoek, studie, stages, vrijwilligerswerk, scholierenuitwisseling, educatieve projecten of au-pairactiviteiten (herschikking) (PbEU 2016, L 132)

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Gelet op de artikelen 5, vierde lid, en 22 van de Wet arbeid vreemdelingen, en artikel 3.39, onderdeel d, van het Vreemdelingenbesluit;

Besluit:

ARTIKEL I

Bijlage I van de Regeling uitvoering Wet arbeid vreemdelingen 2014 wordt als volgt gewijzigd:

A

Paragraaf 30 komt als volgt te luiden:

30. Stagiairs HBO en universitair

Voor vreemdelingen die korter dan drie maanden arbeid verrichten als stagiair kan een tewerkstellingsvergunning worden verleend zonder toepassing van artikel 8, eerste lid, onder a, b, c en d en f, van de Wav. Hetzelfde geldt voor vreemdelingen bij een verblijf van langer dan drie maanden, maar korter dan één jaar, voor het advies over het verlenen of verlengen van een gecombineerde vergunning. Deze toets is eveneens van toepassing op een aanvraag voor een tewerkstellingsvergunning voor gemeenschapsonderdanen op wie het vrij verkeer tijdelijk niet van toepassing is.

Voorwaarde voor toepassing van deze uitzonderingsmogelijkheid is dat de stagiair een opleiding volgt aan een instelling voor hoger onderwijs in het buitenland of op het moment van aanvraag ten hoogste twee jaar beschikt over een diploma, afgegeven door een instelling voor hoger onderwijs. Bij de aanvraag wordt een diploma of bewijs van inschrijving bijgevoegd.

De stage mag niet in de plaats komen van een reguliere baan. In verband met dit vereiste dient in de stageovereenkomst een beschrijving van het stageprogramma te worden opgenomen, waarin de educatieve doelstellingen en leercomponenten van de stage zijn opgenomen.

De stagiair beschikt, met inbegrip van de stagevergoeding, over een inkomen dat niet lager mag zijn dan 50% van het minimumloon, bedoeld in artikel 8, eerste lid, onder a, van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag. Hierbij wordt rekening gehouden met eigen middelen, zoals beurzen. In verband met een toets op de stagevergoeding dient door de werkgever in de stageovereenkomst de te verstrekken stagevergoeding aan de stagiair te worden opgenomen.

B

Na paragraaf 30 wordt een paragraaf 30bis ingevoegd, luidende:

30bis. Stagiairs MBO

Voor vreemdelingen die voor korter dan drie maanden arbeid verrichten die noodzakelijk is ter voltooiing van hun opleiding op MBO-niveau in het buitenland (in de regel in het laatste jaar van hun studie) kan een tewerkstellingsvergunning worden verleend zonder toepassing van artikel 8, eerste lid, onder a, b, c en d en f, van de Wav. Hetzelfde geldt voor vreemdelingen bij een verblijf van langer dan drie maanden, maar korter dan één jaar, voor het advies over het verlenen of verlengen van een gecombineerde vergunning. Deze toets is eveneens van toepassing op een aanvraag voor een tewerkstellingsvergunning voor gemeenschapsonderdanen op wie het vrij verkeer tijdelijk niet van toepassing is.

Voorwaarde voor toepassing van deze uitzonderingsmogelijkheid is dat de stagiair reeds een voldoende vakgerichte basisopleiding heeft gevolgd in het land waar hij zijn hoofdverblijf heeft. Voor deze stages blijkt uit een door de desbetreffende onderwijsinstelling afgegeven verklaring dat de stage een noodzakelijk onderdeel uitmaakt van het onderwijsprogramma.

Tevens wordt een gefaseerd stageprogramma overgelegd, afgegeven door de onderwijsinstelling, waaruit blijkt wat de inhoud van de stage is. Het aantal stagiairs per werkgever mag niet meer zijn dan 10% van het vaste personeelsbestand, met een toegestaan minimum van 2 stagiairs. Deze beperking is niet van toepassing op vreemdelingen die beschikken over een W-document dan wel een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd verleend onder de beperking verband houdende met het volgen van studie.

De stagiair beschikt, met inbegrip van de stagevergoeding, over een inkomen dat niet lager mag zijn dan 50% van het minimumloon, bedoeld in artikel 8, eerste lid, onder a, van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag. Hierbij wordt rekening gehouden met eigen middelen, zoals beurzen. In verband met een toets op de stagevergoeding dient door de werkgever een afschrift van de stageovereenkomst te worden overlegd, met daarin opgenomen de te verstrekken stagevergoeding aan de stagiair.

C

Paragraaf 33 komt te luiden:

33. Arbeid van bijkomende aard door studenten

Toetsing aan de voorwaarden vervat in artikel 8, eerste lid, onder a, b, c, en f, van de Wav behoeft niet plaats te vinden voor buitenlandse studenten in het bezit van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd verleend onder de beperking verband houdende met het volgen van studie, voor buitenlandse studenten die op grond van artikel 3.3, vijfde lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000 rechtmatig in Nederland verblijven en beschikken over een verblijfssticker in hun paspoort waaruit dat blijkt, of, in het geval van een gemeenschapsonderdaan op wie het vrij verkeer van werknemers tijdelijk nog niet van toepassing is, wanneer bij de aanvraag wordt aangetoond dat de betreffende persoon als student bij de desbetreffende onderwijsinstelling staat ingeschreven, als bij de aanvraag is gebleken dat de arbeid onder marktconforme voorwaarden plaatsvindt, en de arbeid:

  • a. uitsluitend in de maanden juni, juli en augustus plaatsvindt, of

  • b. niet meer dan 16 uur per week beslaat.

De duur van deze tewerkstellingsvergunning is maximaal een jaar. Voor alle andere arbeid wordt de tewerkstelling getoetst aan de voorwaarden van de Wav en gelden deze uitzonderingen niet.

ARTIKEL II

Een geldige tewerkstellingsvergunning die is afgegeven op grond van paragraaf 33 van de Regeling uitvoering Wet arbeid vreemdelingen 2014 voor de inwerkingtreding van deze regeling, wordt aangemerkt als een tewerkstellingsvergunning die is afgegeven na de inwerkingtreding van deze regeling.

ARTIKEL III

Deze regeling treedt in werking op het moment waarop de Wijziging van het Vreemdelingenbesluit 2000 en enige andere besluiten in verband met de implementatie van richtlijn (EU) 2016/801 van het Europees Parlement en de Raad van 11 mei 2016 betreffende de voorwaarden voor toegang en verblijf van derdelanders met het oog op onderzoek, studie, stages, vrijwilligerswerk, scholierenuitwisseling, educatieve projecten of au-pairactiviteiten (herschikking) (PbEU 2016, L 132) in werking treedt.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 19 april 2018

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, W. Koolmees

TOELICHTING

Met deze wijziging wordt richtlijn 2016/801 van het Europees Parlement en de Raad van 11 mei 2016 betreffende de voorwaarden voor toegang en verblijf van derdelanders met het oog op onderzoek, studie, stages, vrijwilligerswerk, scholierenuitwisseling, educatieve projecten of au-pairactiviteiten (de richtlijn) in de Regeling uitvoering Wet arbeid vreemdelingen 2014 geïmplementeerd.

Artikel I

Onderdeel A

Op grond van de richtlijn komen derdelanders die een opleiding volgen aan een instelling voor hoger onderwijs, of die ten hoogste twee jaar voor de datum van de aanvraag van de vergunning een opleiding aan een instelling voor hoger onderwijs hebben afgerond, in aanmerking voor een verblijfsvergunning als stagiair. Een tewerkstellingsvergunning (twv) of gecombineerde vergunning voor verblijf en arbeid (gvva) wordt voor deze vreemdelingen afgegeven zonder dat er een arbeidsmarkttoets plaatsvindt, en zonder dat de stagiair ten minste het voor hem geldende minimumloon dient te verdienen. Voorwaarde is wel dat een stageovereenkomst wordt overgelegd waarin duidelijk wordt gemaakt wat de educatieve doelstelling of leercomponenten van de stage zijn. Daaruit dient te blijken dat de stage niet in de plaats komt van een reguliere baan. Indien de vergunning wordt aangevraagd voor een stagiair die een opleiding aan een instelling voor hoger onderwijs heeft afgerond, dient dit aangetoond te worden door het overleggen van het diploma. De stage dient aan te sluiten bij de afgeronde opleiding. Daarnaast dient de stagiair gedurende het verblijf te beschikken over voldoende middelen van bestaan om de kosten van het verblijf te dekken. Een stagevergoeding wordt hiertoe gerekend, maar ook andere inkomsten, zoals studiebeurzen uit het land van herkomst. Het woord “jeugd” is geschrapt uit minimum(jeugd)loon en er wordt uitgegaan van 50% van het minimumloon voor werknemers van 22 jaar en ouder.

Onderdeel B

Het toetsingskader voor afgifte van twv’s of gvva’s voor MBO-stagiaires is met deze wijziging hetzelfde gebleven. De voorschriften uit de richtlijn richten zich enkel op stagiairs die een opleiding volgen of hebben gevolgd aan een instelling voor hoger onderwijs. Daarom heeft het nieuwe onderdeel 30bis alleen betrekking op MBO stagiairs en is het conform het oude onderdeel 30. De formulering is hier en daar tekstueel aangepast.

Onderdeel C

Ten slotte schrijft de richtlijn voor dat studenten minimaal 15 uur per week arbeid van bijkomende aard mogen verrichten. Met de wijziging van paragraaf 33 wordt de urennorm op 16 uur gesteld. Deze stelt studenten in staat om twee dagen per week naast hun studie te werken. Het alternatief blijft voor studenten bestaan om fulltime, uitsluitend in de maanden juni, juli en augustus te werken. Deze mogelijkheid wordt eveneens opengesteld voor studenten die in het kader van inkomende mobiliteit in Nederland verblijven (op grond van artikel 3.3, vijfde lid, Vreemdelingenbesluit 2000).

In de paragraaf vervalt daarnaast de voorwaarde dat uit de aanvraag moet blijken dat een vreemdeling die beschikt over een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd verleend onder de beperking verband houdende met het volgen van studie, als student staat ingeschreven bij een onderwijsinstelling. Bij het verlenen van deze verblijfsvergunning is dit reeds door de IND getoetst. Deze eis blijft wel bestaan voor gemeenschapsonderdanen op wie het vrij verkeer van personen tijdelijk nog niet van toepassing is, omdat zij niet hoeven te beschikken over een verblijfsvergunning. Dat de arbeid onder marktconforme voorwaarden dient plaats te vinden is een vereiste dat nu ook al geldt.

Artikel II

Dit artikel regelt het overgangsrecht van deze wijziging. Tewerkstellingsvergunningen die voor de inwerkingtreding van deze regeling zijn afgegeven en die nog geldig zijn op het moment van inwerkingtreding worden aangemerkt als tewerkstellingsvergunningen die op grond van de gewijzigde regeling zijn afgegeven. Dit betekent dat studenten met een deze vergunning eveneens het recht hebben om 16 uur per week te werken.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, W. Koolmees

Naar boven