Regeling van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid van 10 april 2018, nr. 2223144, houdende wijziging van de Regeling uitstapprogramma’s prostituees II in verband met de verlenging van de regeling

De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid;

Gelet op artikel 35, eerste lid, van de Wet Justitie-subsidies;

Besluit:

ARTIKEL I

De Regeling uitstapprogramma’s prostituees II wordt als volgt gewijzigd:

A

Onder vernummering van paragraaf 6 naar paragraaf 7 wordt na paragraaf 5 een nieuwe paragraaf toegevoegd, luidende:

§ 6. Subsidieverlening voor de periode 1 juli 2018 tot 1 juli 2019

Artikel 9a
  • 1. De Minister kan voor het tijdvak van 1 juli 2018 tot 1 juli 2019 subsidie verlenen ten behoeve van uitstapprogramma’s.

  • 2. De artikelen 3, eerste tot en met derde lid, 4, tweede tot en met vierde lid en 6 tot en met 9 zijn van overeenkomstige toepassing.

  • 3. De Minister kan een aanvraag om subsidie geheel of gedeeltelijk afwijzen indien deze naar zijn oordeel onvoldoende aansluit op eerder op grond van artikel 2 gesubsidieerde uitstapprogramma’s.

  • 4. Aanvragen voor het tijdvak van 1 juli 2018 tot 1 juli 2019 kunnen worden ingediend in de periode van 1 april 2018 tot 1 juli 2018. Aanvragen, ingediend na 30 juni 2018, worden niet in behandeling genomen.

  • 5. In afwijking van artikel 4, eerste lid geeft de Minister voor 1 september 2018 een beschikking op de aanvraag als bedoeld in het eerste lid.

  • 6. Voor de uitvoering van deze regeling is gedurende het tijdvak van 1 juli 2018 tot 1 juli 2019 maximaal € 3.000.000 beschikbaar.

  • 7. Indien de Minister op grond van het eerste lid subsidie verleent aan een ontvanger die reeds subsidie ontvangt op grond van paragraaf 2 en die nog geen vaststellingsaanvraag heeft ingediend, kan hij in de beschikking tot subsidieverlening bepalen dat de vaststellingsaanvraag in afwijking van artikel 9, eerste lid, kan worden ingediend na afloop van de duur waarvoor subsidie op grond van deze paragraaf is verleend.

B

In artikel 10, tweede lid, wordt ‘1 juli 2018’ vervangen door: 1 juli 2019.

ARTIKEL II

De Regeling Uitstapprogramma’s Prostituees, Besluit van de Minister van Justitie van 12 december 2008, wordt ingetrokken.

ARTIKEL III

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin deze wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, M.G.J. Harbers

TOELICHTING

Algemeen

De huidige Regeling Uitstapprogramma’s prostituees II (Rups II) biedt gemeentelijke overheden en maatschappelijke organisaties door middel van een subsidie voor maximaal vier jaar de mogelijkheid uitstapprogramma’s voor prostituees te ontwikkelen en uit te voeren. Rups II kent een doorlooptijd tot juli 2018 en heeft een tijdelijk karakter.

In het Regeerakkoord ‘vertrouwen in de toekomst’ tussen de fracties van VVD, CDA, D66 en ChristenUnie is structureel geld beschikbaar gesteld voor een landelijk dekkend netwerk van uitstapprogramma’s voor prostituees. Mensen die er voor kiezen om de prostitutie te willen verlaten, worden hierdoor geholpen.

Teneinde te komen tot een zorgvuldige en evenwichtige verdeling van de structureel beschikbaar gestelde middelen, na het vervallen van de Rups II, is het noodzakelijk de Rups II in 2018 te evalueren. In deze evaluatie staat de vraag centraal in hoeverre de doelstellingen van de regeling zijn bereikt (te komen tot een landelijk dekkend netwerk). Het Wetenschappelijk Onderzoeks- en Documentatiecentrum (WODC) is gevraagd deze evaluatie in 2018 uit te (laten) voeren. De evaluatie levert tevens informatie op voor de wijze van verdelen van de structureel beschikbaar gesteld middelen. De evaluatie is naar verwachting begin 2019 afgerond, terwijl de Rups II in juli 2018 vervalt. Het is daarom van belang in de tussentijd, daar waar nodig, het huidige aanbod in stand te houden, en daar waar nodig te intensiveren. Dit is de reden dat de huidige Rups II een jaar langer geldig blijft en er voor dit jaar een nieuw budget ter beschikking is gesteld.

De regeling biedt gemeenten en maatschappelijke organisaties de mogelijkheid om subsidie aan te vragen voor activiteiten gericht op uitstapprogramma’s van prostituees en/of structurele borging hiervan in de regio’s waar dit onvoldoende van de grond is gekomen. Aanbevolen wordt om speciale aandacht te schenken aan groepen die moeilijk te bereiken zijn, en/of onvoldoende in beeld zijn bij bestaande hulpverleningsinstanties. In dit kader kan gedacht worden aan jongensprostitutie en transgender. De regeling is niet bedoeld voor de opvang van slachtoffers van mensenhandel. In deze gevallen dient gebruik te worden gemaakt van bestaande opvangvoorzieningen zoals de categorale opvang slachtoffers mensenhandel (COSM).

De regeling bepaalt wie een aanvraag tot subsidie kan doen en welke voorwaarden aan de aanvraag zijn verbonden. Om de landelijke dekking verder te bevorderen zal de Minister voorrang geven aan subsidieaanvragen uit regio’s waar op het moment van de aanvraag onvoldoende aanbod is van bestaande uitstapprogramma’s voor prostituees.

Deelname aan een uitstapprogramma dient te geschieden op vrijwillige basis. Er wordt geen dwang of drang toegepast om iemand te bewegen tot uitstappen. Wel kan er voorlichting worden gegeven en worden gewezen op de mogelijkheden tot uitstappen.

Artikelsgewijs

Artikel 9a, eerste lid

Onder voortzetting of uitbreiding van een uitstapprogramma wordt verstaan de (verdere) regionale structurele inbedding van het uitstapprogramma in de betreffende regio of het uitbreiden van een huidig uitstapprogramma naar een andere doelgroep in een regio.

Artikel 9a, derde lid

Met onderhavige wijziging wordt beoogd het landelijk dekkend netwerk van uitstapprogramma’s voor prostituees te handhaven dan wel uit te breiden. Subsidieaanvragen voor uitstapprogramma’s die naar het oordeel van de Minister niet of niet voldoende aansluiten bij eerder op grond van de Rups II gesubsidieerde uitstapprogramma’s kunnen zodoende geheel of gedeeltelijk worden afgewezen. De voorrangsbepaling van artikel 4, tweede lid, blijft onverkort van kracht.

Artikel 9a, vierde en zesde lid

De ontvangen aanvragen moeten in samenhang bezien kunnen worden. Daarom wordt de termijn om een beschikking op aanvraag te geven niet gerelateerd aan het moment van de aanvraag, maar geldt voor alle tijdig ontvangen aanvragen dat de beschikking wordt gegeven binnen twee maanden na 30 juni 2018.

Het zesde lid van artikel 9a bevat een subsidieplafond. Alle tijdig ingediende subsidieaanvragen worden in onderlinge samenhang bezien. Bij de beoordeling van de aanvragen geeft de Minister voorrang aan aanvragen voor uitstapprogramma’s in regio’s die geen uitstapprogramma kennen. Dit is opgenomen in artikel 4, tweede lid, van de regeling. De bedoeling is om hiermee de landelijke dekking van uitstapprogramma’s te bevorderen. Desalniettemin kunnen aanvragen op grond van artikel 9a, derde lid, afgewezen worden indien deze naar het oordeel van de Minister niet of niet voldoende aansluiten bij eerder op grond van de Rups II gesubsidieerde uitstapprogramma’s.

Artikel 9a, zevende lid

Artikel 9a, zevende lid, betreft situaties waarin aan een subsidieontvanger op grond van artikel 9a, eerste lid subsidie verleend wordt voor een uitstapprogramma dat eerder op grond van artikel 2 van de Rups II subsidie heeft ontvangen. In die gevallen kan de Minister op grond van artikel 9a, zevende lid in de beschikking tot subsidieverlening waarmee die subsidie op grond van artikel 2 is verleend afwijken van de bepalingen in artikel 9, eerste, tweede en derde lid. Dit betekent dat de datum waarop de subsidieontvanger verantwoording af moet leggen over de besteding van de verleende subsidie door de Minister uitgesteld kan worden. Reden hiervoor is te voorkomen dat de subsidieontvanger geconfronteerd wordt met onnodige extra administratieve lasten, bijvoorbeeld het tweemaal inschakelen van een accountant. Deze bepaling biedt de Minister de ruimte om de subsidieontvanger de mogelijkheid te geven beide subsidies gelijktijdig te verantwoorden na afloop van het tijdvak waarvoor de subsidie op grond van paragraaf 6 is verleend.

De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, M.G.J. Harbers

Naar boven