Inkomstenbelasting. Vennootschapsbelasting; Vaststelling marktrente

30 maart 2018

nr. 2018-2954

Belastingdienst/Directie Vaktechniek Belastingen

De Staatssecretaris van Financiën heeft het volgende besloten.

Dit besluit vervangt het besluit van 7 maart 2017, nr. nr. 2017-22042. Goedgekeurd wordt dat bij de waardering van langlopende renteloze verplichtingen wordt aangesloten bij de marktrente zoals vastgelegd in artikel 12.3a van de Uitvoeringsregeling loonbelasting 2011. Jaarlijkse publicatie in een beleidsbesluit is daardoor niet langer nodig.

1. Inleiding

Dit zogenoemde marktrentebesluit beoogt een praktisch handvat te geven voor het bepalen van de te hanteren rekenrente bij het berekenen van de contante waarde van renteloze verplichtingen. Met renteloze verplichtingen worden bedoeld verplichtingen waarin tariefafspraken geen rol spelen, bijvoorbeeld omdat in het verleden geen koopsom of premies zijn ontvangen.

2. Marktrente voor langlopende renteloze verplichtingen

Volgens de jurisprudentie moeten langlopende renteloze verplichtingen worden gewaardeerd tegen de geldende marktrente voor langlopende leningen ten tijde van het aangaan van de verplichtingen, met dien verstande dat bij een daling van de rentestand de verplichtingen dienovereenkomstig hoger mogen worden gewaardeerd en bij een nadien optredende stijging van de rentestand de verplichtingen dienovereenkomstig lager moeten worden gewaardeerd doch niet lager dan zij oorspronkelijk zijn gewaardeerd1.

Gelet op de vele in de praktijk voorkomende voorwaarden waaronder leningen worden aangegaan en de vele uiteenlopende looptijden, bestaat “de” marktrente voor (al of niet langlopende) leningen niet. Om voor deze onduidelijkheid een praktische oplossing te bieden, publiceerde ik jaarlijks een beleidsbesluit met kort gezegd marktrentestanden. Echter, sinds 1 april 2017 vermeldt artikel 12.3a van de URLB 2011 een op vergelijkbare wijze jaarlijks vastgestelde marktrente. Ik acht het daarom niet langer nodig jaarlijks een marktrentebesluit te publiceren.

Goedkeuring

Ik keur daarom voor zover nodig goed dat voor alle situaties waarin aan het einde van een kalenderjaar de contante waarde moet worden bepaald van renteloze verplichtingen, de marktrente wordt gehanteerd die bij aanvang van het daaropvolgende kalenderjaar geldt krachtens artikel 12.3a URLB 2011. De marktrente krachtens artikel 12.3a URLB 2011 is namelijk kort gezegd het gemiddelde van de zogenoemde U-rendementen van de maanden van het voorafgaande kalenderjaar, zoals deze maandelijks zijn gepubliceerd door het Centrum voor Verzekeringstatistiek van het Verbond van Verzekeraars.

Voorbeeld

Aan het einde van het boekjaar 1 januari 2017 – 31 december 2017 mag op de balans de waarde van een renteloze verplichting worden bepaald op basis van de voor 2018 geldende marktrente van artikel 12.3a URLB 2011.

Marktrente lopende het kalenderjaar

De marktrente van artikel 12.3a is (in beginsel) bedoeld voor de oprenting van een aanspraak ingevolge een oudedagsverplichting gedurende een kalenderjaar en leent zich daarom minder goed voor de bepaling van de marktrente op een bepaald tijdstip. Als bijvoorbeeld de marktrente moet worden bepaald op 15 oktober 2018 is het minder passend om aan te sluiten bij de voor 2018 geldende marktrente van 12.3a URLB 2011, dit is immers – kort gezegd – de gemiddelde rente over het kalenderjaar 2017. Om hiervoor een oplossing te bieden en toch aansluiting te houden bij de in artikel 12.3a URLB 2011 gemaakte keuze voor de marktrente als jaargemiddelde, keur ik het volgende goed.

Goedkeuring

Voor alle situaties waarin voor de winstbepaling de marktrente moet worden bepaald op een tijdstip lopende het kalenderjaar keur ik goed dat als marktrente geldt het rekenkundig gemiddelde van de U-rendementen over de desbetreffende maand en de 11 voorafgaande maanden.

3. Ingetrokken regeling

Het besluit van 7 maart 2017, nr. 2017-22042, is ingetrokken met ingang van de inwerkingtreding van dit besluit.

4. Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 2017.

Deze terugwerking naar 1 januari 2017 is noodzakelijk, omdat in het ingetrokken besluit december 2016 de laatste maand is waarvoor de marktrente wordt vermeld.

Dit besluit zal in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 30 maart 2018

De Staatssecretaris van Financiën, namens deze, J. de Blieck Hoofddirecteur Fiscaliteit en Juridische Zaken


X Noot
1

Zie o.a. Hoge Raad, 28 juni 2000, nr. 34169, LJN AA6313

Naar boven