Besluit van Provinciale Staten van Noord-Holland van 23 mei 2016 tot wijziging van Gemeenschappelijke regeling Recreatieschap Twiske-Waterland

Logo Noord-Holland

Provinciale en Gedeputeerde Staten van Noord-Holland en de raden en colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten Amsterdam, Beemster, Edam-Volendam, Alkmaar, Landsmeer, Oostzaan, Purmerend, Waterland, Wormerland en Zaanstad;

overwegend dat het noodzakelijk is om de op basis van artikel 8, eerste lid, Wet gemeenschappelijke regelingen ingestelde openbare lichaam Twiske-Waterland te wijzigen in verband met de wijziging van de Wet gemeenschappelijke regelingen per 1 januari 2015 en de samenvoeging van de gemeenten Volendam-Edam en Zeevang per 1 januari 2016;

 

overwegend dat de gemeente Graft-De Rijp inmiddels is samengevoegd met de gemeente Alkmaar;

 

overwegend dat het algemeen bestuur van de gemeenschappelijke regeling Twiske Waterland voornemens is om in beginsel met ingang van 1 januari 2017 de onderscheiden exploitatiebegrotingen en de daaruit voortvloeiende bijdragepercentages van de voormalige gemeenschappelijke regelingen Het Twiske en Landschap Waterland samen te voegen;

 

overwegend dat het algemeen bestuur van de gemeenschappelijke regeling Twiske-Waterland voornemens is in de doelstelling van de gemeenschappelijke regeling te verankeren dat het verwerven van inkomsten uit de recreatiegebieden deel uitmaakt van de doelstelling van gemeenschappelijke regeling;

 

overwegend dat voor besluitvorming van de financiële jaarstukken met betrekking tot de participantenbijdrage een verhouding in gewogen stemrecht wordt gehanteerd waarbij de drie meest betalende participanten de meerderheid van stemmen kunnen behalen en dat bij besluitvorming over het overige beleid en uitvoering van het programma een verhouding in gewogen stemrecht wordt gehanteerd waarbij de drie meest betalende participanten géén meerderheid van stemmen kunnen behalen;

 

overwegend dat in plaats van het stadsdeel Amsterdam-Noord de gemeente Amsterdam aan de gemeenschappelijke regeling gaat deelnemen;

 

gelet op de bepalingen, vervat in hoofdstuk IV van de Wet gemeenschappelijke regelingen;

 

besluiten:

 

de gemeenschappelijke regeling Twiske-Waterland als volgt vast te stellen

 

Begrippen

 

Artikel 1

1. Deze regeling verstaat onder:

a. ‘recreatieschap’ : het openbaar lichaam, genoemd in artikel 2, tweede lid van deze regeling;

b. ‘deelnemers’ : alle aan de regeling deelnemende publiek-rechtelijke lichamen en rechtspersonen;

c. ‘provinciale staten’ : Provinciale Staten van Noord-Holland;

d. ‘gemeenteraad’ : de raden van de aan deze regeling deelnemende gemeenten;

e. ‘gedeputeerde staten’ : Gedeputeerde Staten van Noord-Holland;

f. ‘gebied’ : het gebied als bedoeld in artikel 2, lid 1 van deze regeling, inclusief daarbinnen gelegen wateren, wegen en vaarwegen voor zover niet uitdrukkelijk uitgezonderd;

g. ‘gemeente’ : deelnemende gemeente;

h. ‘uitvoeringsorganisatie’ : organisatie belast met de uitvoering van door het bestuur van het recreatieschap opgedragen taken.

 

2. Waar in of krachtens deze regeling artikelen van de Provinciewet of enige andere wet of wettelijke regeling van overeenkomstige toepassing worden verklaard, komt in die artikelen in de plaats van:

a. ‘de provincie’, ’de gemeente’: het recreatieschap;

b. ‘provinciale staten’, ‘gemeenteraad’: het algemeen bestuur;

c. ‘gedeputeerde staten’, ‘burgemeester en wethouders’: het dagelijks bestuur

d. ‘de commissaris van de koning’, ‘de burgemeester’: de voorzitter.

 

Doel en werkgebied

 

Artikel 2

1. Deze regeling heeft ten doel binnen een gebied, als aangegeven op de bij deze regeling behorende en als zodanig gewaarmerkte tekening:

a. het bevorderen van een evenwichtige ontwikkeling in de openluchtrecreatie;

b. in samenhang met het vorenstaande tot stand brengen en bewaren van een evenwichtig natuurlijk milieu;

c. het tot stand brengen en duurzaam in stand houden van het specifiek en gedifferentieerde karakter van het landschap door bescherming, ontwikkeling en consolidatie van de waarden die het in zich draagt en

d. het verwerven van inkomsten uit het recreatiegebied ter verwezenlijking en instandhouding van de direct hiervoor genoemde doelstellingen.

2. Ter verwezenlijking van dat doel is er een openbaar lichaam, genaamd ‘Recreatieschap Twiske-Waterland', dat gevestigd is te Oostzaan.

3. Wanneer het recreatieschap enig zakelijk dan wel persoonlijk recht verwerft op gronden, grenzend aan het in het eerste lid bedoelde gebied, is deze regeling ook van toepassing op (het gebied van) die gronden, indien het bestuur van de gemeente, tot het grondgebied waarvan deze behoren, bij aangetekende brief heeft meegedeeld hiermede in te stemmen. De in het eerste lid bedoelde tekening wordt overeenkomstig aangepast en aanvullend gewaarmerkt.

 

Taken en bevoegdheden

 

Artikel 3

1. Ter verwezenlijking van de in artikel 2 genoemde doelen worden aan het recreatieschap de volgende taken toegekend:

a. het jaarlijks opstellen en het aanpassen van een jaarbegroting en van een meerjarenbegroting, die geldt voor de periode, volgend op het jaar waarvoor de jaarbegroting geldt.

b. het periodiek opstellen dan wel aanpassen van een beleidsplan, dat ondermeer omvat een prioriteiten- en investeringsschema en het opmaken en vaststellen van plannen voor de werken van het recreatieschap, waaronder begrepen basis- en deelplannen alsmede beheerplannen.

c. het uitoefenen van toezicht op de naleving van bepalingen in wetten, reglementen en verordeningen in het gebied voor zover vermeld in een bijlage bij dit artikel.

d. het verwerven, ruilen, bezwaren en vervreemden van roerende en onroerende zaken, vorderingen of persoonlijke rechten en tot het verhuren, verpachten of op ander wijze in gebruik geven van de eigendommen van het recreatieschap.

e. het aangaan van geldleningen.

2. Ter verwezenlijking van de in artikel 2 genoemde doelen worden aan het algemeen bestuur van het recreatieschap de volgende bevoegdheden toegekend:

a. het vaststellen van verordeningen, op overtreding waarvan een geldboete van de tweede categorie kan worden gesteld.

b. Het uitoefenen van de gemeentelijke bevoegdheden, ingevolge artikel 430a van het Wetboek van Strafrecht (ongeklede recreatie), indien en voor zover het algemeen bestuur heeft verklaard daartoe over te gaan.

c. Het uitoefenen van de bevoegdheid van burgemeester en wethouders, als bedoeld in artikel 8.2, eerste lid van de Wet milieubeheer voor wat betreft het gestelde in bijlage I, categorie 19, sub g, onder 1 van het Inrichtingen- en Vergunningenbesluit Milieubeheer (gemotoriseerde modelvliegtuigen, -vaartuigen, -voertuigen) indien en voor zover het algemeen bestuur heeft verklaard daartoe over te gaan.

d. Het uitoefenen van de bevoegdheid tot toepassing van bestuursdwang zoals bedoeld in artikel 125 van de Gemeentewet en artikel 122 van de Provinciewet indien en voor zover de toepassing van bestuursdwang dient tot handhaving van door het bestuur van het recreatieschap vastgestelde regels.

 

Artikel 4

1. Voor zover wettelijke regels zich daartegen niet verzetten kan het algemeen bestuur bij verordening de uitoefening van bepaald aangewezen bestuursbevoegdheden aan uitvoeringsorganen mandateren.

2. Het algemeen bestuur gaat niet over tot het vaststellen van een verordening, door strafbepalingen of bestuursdwang te handhaven, dan na verkregen verklaring van geen bezwaar van de raden van elk der deelnemende gemeenten en provinciale staten. Het dagelijks bestuur zendt het ontwerp van die verordening aan de deelnemers. Alle deelnemers zenden binnen drie maanden na ontvangst van het ontwerp van die verordening schriftelijk bericht aan het algemeen bestuur.

3. Indien de raad van een gemeente, op het grondgebied waarvan de verordening betrekking heeft, schriftelijk heeft bericht, dat naar zijn mening de verordening geheel of ten dele niet dient te gelden voor bepaald aangewezen gebieden van deze gemeente, worden deze gebieden uitgesloten van de werkingssfeer van de betreffende bepalingen van de verordening. Deze uitsluiting geldt slechts indien:

a. een gemeentelijke verordening voorziet in hetzelfde onderwerp, en

b. door de raad van deze gemeente voorzien is in een mandaatregeling met betrekking tot de voor het beheer en toezicht noodzakelijke bevoegdheden voor het uitvoeringsorgaan dat door het recreatieschap is belast met het beheer over het gebied.

4. In de door het algemeen bestuur vast te stellen verordening als bedoeld in lid 2 wordt een eventuele uitsluiting als bedoeld in het derde lid, vermeld met verwijzing naar de voor deze gebieden geldende gemeentelijke verordening.

 

Algemeen bestuur

 

Artikel 5

1. Het algemeen bestuur bestaat uit 11 leden te weten:

a. een vertegenwoordiger, aan te wijzen door provinciale staten, uit hun midden, de leden van gedeputeerde staten inbegrepen;

b. een vertegenwoordiger van elke aan de regeling deelnemende gemeente aan te wijzen door de raad van de gemeente, uit zijn midden, de leden van het college van burgemeester en wethouders inbegrepen.

2. De leden van het algemeen bestuur worden aangewezen voor een periode van vier jaar. Zolang de leden lid zijn van gedeputeerde staten of van een college van burgemeester en wethouders, behouden zij het lidmaatschap van het algemeen bestuur tot hun opvolgers zijn benoemd.

3. De aanwijzing van de gemeentelijke vertegenwoordigers in het algemeen bestuur vindt plaats in de eerste vergadering van de gemeenteraden in nieuwe samenstelling na gehouden gemeenteraadsverkiezingen.

4. De aanwijzing van de provinciale vertegenwoordigers in het algemeen bestuur vindt plaats in de eerste vergadering van provinciale staten in nieuwe samenstelling na gehouden statenverkiezingen.

5. De gemeentelijke respectievelijk provinciale vertegenwoordigers in het algemeen bestuur treden af op de dag waarop de leden van de gemeenteraden respectievelijk de leden van provinciale staten aftreden.

6. Het lid dat ter vervulling van een buiten de gewone tijd van aftreden opengevallen plaats tot lid van het algemeen bestuur is aangewezen treedt af op het tijdstip waarop degene in wiens plaats het is benoemd zou hebben moeten aftreden.

7. Het aanwijzen van leden ter vervulling van plaatsen die door ontslag, overlijden of om een andere reden openvallen, vindt plaats binnen acht weken na dat openvallen.

8. Het lidmaatschap van het algemeen bestuur is onverenigbaar met de betrekking van ambtenaar, door of vanwege het bestuur van het recreatieschap aangesteld of daaraan ondergeschikt.

9. De in lid 1 van dit artikel genoemde aanwijzende organen zullen voor elk lid van het algemeen bestuur tevens een plaatsvervanger aanwijzen, bij voorkeur uit het college van gedeputeerde staten, c.q. de onderscheiden colleges van burgemeester en wethouders. Het bepaalde in de vorige leden is van overeenkomstige toepassing op een plaatsvervangend lid van het algemeen bestuur.

 

Artikel 5a

1. Voor het rechtsgeldig kunnen nemen van besluiten door het algemeen bestuur is vereist dat er tenminste 6 bestuursleden of hun plaatsvervanger aanwezig zijn (quorum).

2. Besluitvorming in het algemeen bestuur over financiële jaarstukken met betrekking tot de participantenbijdrage vindt plaats op basis van een gewogen stemrecht met een bijbehorend aantal uit te brengen stemmen volgens onderstaande tabel.

Naam deelnemer Aantal stemmen

Provincie Noord-Holland 6

Gemeente Amsterdam 5

Gemeente Beemster 1

Gemeente Edam–Volendam 3

Gemeente Alkmaar 1

Gemeente Landsmeer 2

Gemeente Oostzaan 1

Gemeente Purmerend 3

Gemeente Waterland 1

Gemeente Wormerland 1

Gemeente Zaanstad 4

Totaal 28 stemmen

3. Besluitvorming in het algemeen bestuur over het overige beleid en uitvoering van het programma vindt plaats op basis van een gewogen stemrecht met een bijbehorend aantal uit te brengen stemmen volgens onderstaande tabel.

Naam deelnemer Aantal stemmen

Provincie Noord-Holland 7

Gemeente Amsterdam 6

Gemeente Beemster 2

Gemeente Edam–Volendam 4

Gemeente Alkmaar 1

Gemeente Landsmeer 4

Gemeente Oostzaan 2

Gemeente Purmerend 5

Gemeente Waterland 2

Gemeente Wormerland 2

Gemeente Zaanstad 5

 

Totaal 40 stemmen

4. Indien er minder dan 6 bestuursleden of hun plaatsvervanger aanwezig zijn, wordt er geacht geen quorum te zijn en kan de voorzitter ter plaatse direct een nieuwe vergadering doen aanvangen. In dat geval geldt dat er voor het nemen van een rechtsgeldig besluit tenminste 4 leden of hun plaatsvervanger aanwezig zijn waarbij ieder lid van het algemeen bestuur bij het nemen van een besluit zoveel stemmen uitbrengt als toegekend op grond van het tweede c.q. derde lid van dit artikel.

 

Artikel 6

1. Het algemeen bestuur vergadert tenminste tweemaal per jaar.

2. Het algemeen bestuur wijst uit zijn midden een voorzitter en een vicevoorzitter aan.

3. Het algemeen bestuur stelt, met inachtneming van de bepalingen van deze regeling, een reglement van orde vast voor zijn vergaderingen.

4. De minister belast met de zorg voor de openluchtrecreatie, kan een vertegenwoordiger aanwijzen om als adviseur aan de vergadering van het algemeen bestuur deel te nemen.

5. Het algemeen bestuur en de leden van het algemeen bestuur hebben de bevoegdheid personen uit te nodigen als adviseur aan een vergadering deel te nemen dan wel zich te doen bijstaan door één of meer (al dan niet ambtelijke) adviseurs. Het reglement van orde voor de vergaderingen van het algemeen bestuur kan hieromtrent nadere regels stellen.

 

Artikel 7

1. Een lid c.q. zijn plaatsvervanger kan staande de beraadslagingen vragen de beslissing over het aan de orde zijnde onderwerp aan te houden voor nader overleg met het orgaan dat hem heeft aangewezen.

2. Een uitstel als bedoeld in het eerste lid wordt door de voorzitter voor ten hoogste twee maanden verleend. Indien de voorzitter van oordeel is, dat de urgentie dan wel het belang van de zaak geen uitstel gedoogt, beslist de vergadering.

3. Na het verstrijken van de termijn waarvoor uitstel is verleend, wordt de beraadslaging over het aangehouden onderwerp heropend en terzake een beslissing genomen.

 

 

Dagelijks bestuur

 

Artikel 8

1. Het dagelijks bestuur bestaat uit de voorzitter en tenminste drie leden, aan te wijzen door het algemeen bestuur uit zijn midden. De leden van het dagelijks bestuur treden af op de dag waarop zij aftreden als lid van het algemeen bestuur.

2. De leden van het dagelijks bestuur worden aangewezen in de eerste vergadering van het algemeen bestuur, nadat en voor zover hernieuwde aanwijzing, als bedoeld in artikel 5, van leden van het algemeen bestuur heeft plaatsgevonden dan wel door ontslag, overlijden of om een andere reden een plaats in het dagelijks bestuur is opengevallen.

3. Leden van het algemeen bestuur die geen lid zijn van het dagelijks bestuur kunnen de vergaderingen van het dagelijks bestuur bijwonen met dien verstande dat zij niet aan de besluitvorming van het dagelijks bestuur kunnen deelnemen.

 

Artikel 9

1. Het dagelijks bestuur draagt zorg voor:

a. het voeren van het dagelijks bestuur van het recreatieschap voor zover niet bij de wet of de regeling het algemeen bestuur daarmee is belast;

b. het aangaan van privaatrechtelijke rechtshandelingen met inachtneming van hetgeen daaromtrent in artikel 31a van de wet is opgenomen;

c. het nemen van besluiten namens het recreatieschap inzake het voeren van

rechtsgedingen, bezwaarprocedures of administratief beroepsprocedures tenzij het algemeen bestuur, voor zover het het algemeen bestuur aangaat, in voorkomende gevallen anders beslist;

d. het opstellen van de agenda’s en verslagen van het algemeen bestuur;

e. de informatievoorziening aan het algemeen bestuur;

f. de voorbereiding van besluiten van het algemeen bestuur;

g. het toezicht op de uitvoering van het beleid van het algemeen bestuur;

h. advisering aan de uitvoeringsorganisatie met betrekking tot de wijze van uitvoering van het beleid van het algemeen bestuur.

2. Het dagelijks bestuur is bevoegd om in onvoorziene en dringende gevallen afwijkingen in de uitvoering van door het algemeen bestuur vastgestelde plannen en begrotingen goed te keuren. Het algemeen bestuur kan deze bevoegdheid van het dagelijks bestuur inperken door het stellen van nadere regels.

3. Het dagelijks bestuur regelt zelf haar werkwijze en vergaderingen.

4. Besluitvorming in het dagelijks bestuur vindt plaats op basis van gewone meerderheid van stemmen waarbij elk lid van het dagelijks bestuur een stem uitbrengt. Indien de stemmen staken is de stem van de voorzitter doorslaggevend.

5. Bij de aanwijzing van leden van het dagelijks bestuur houdt het algemeen bestuur er rekening mee dat het aantal gewogen stemmen dat door het voltallige dagelijks bestuur kan worden uitgebracht tijdens vergaderingen van het algemeen bestuur maximaal de helft bedraagt van het aantal gewogen stemmen dat door het voltallige algemeen bestuur kan worden uitgebracht.

 

Artikel 10

1. De leden van het dagelijks bestuur zijn, tezamen en ieder afzonderlijk, aan het algemeen bestuur verantwoording verschuldigd voor het door hen gevoerde bestuur.

2. Zij geven ongevraagd aan het algemeen bestuur alle informatie die voor een juiste beoordeling van door het dagelijks bestuur gevoerde en te voeren bestuur nodig is.

3. Zij verstrekken - tezamen dan wel afzonderlijk - aan het algemeen bestuur alle inlichtingen, voor zover dat niet strijdig is met het openbaar belang, die door het algemeen bestuur dan wel één of meer leden daarvan, hetzij mondeling in een vergadering van het algemeen bestuur, hetzij schriftelijk worden verlangd en wel door:

a. mondelinge beantwoording van de gestelde vragen in dezelfde vergadering van het algemeen bestuur;

b. toezending van bepaald aangewezen stukken binnen drie weken na ontvangst van het verzoek daartoe;

c. schriftelijke beantwoording van de gestelde vragen binnen zes weken na ontvangst daarvan.

4. Indien een beroep wordt gedaan op het openbaar belang, kan het algemeen bestuur besluiten, dat in een besloten vergadering terzake mededelingen worden gedaan.

 

De voorzitter, vicevoorzitter

 

Artikel 11

1. De voorzitter of de vicevoorzitter van het algemeen bestuur is tevens voorzitter van het dagelijks bestuur.

2. De voorzitter of de vicevoorzitter vertegenwoordigt het openbaar lichaam in en buiten rechte. Met instemming van de voorzitter kan het algemeen bestuur bij verordening ook aan anderen vertegenwoordigingsbevoegdheid toekennen.

3. De vicevoorzitter wordt door het algemeen bestuur aangewezen uit zijn midden.

4. De vicevoorzitter vervangt de voorzitter in voorkomende gevallen en is als zodanig bevoegd het openbaar lichaam in en buiten rechte te vertegenwoordigen.

 

Artikel 12

1. De voorzitter is het algemeen bestuur verantwoording verschuldigd voor het door hem gevoerde en te voeren bestuur en verstrekt alle door het algemeen bestuur dan wel één of meer leden daarvan verlangde inlichtingen.

2. Artikel 10, derde en vierde lid is van overeenkomstige toepassing.

 

Artikel 13

Zo door het recreatieschap een geding wordt gevoerd tegen of een rechtshandeling gepleegd met een rechtspersoon, die door dezelfde persoon wordt vertegenwoordigd als de voorzitter van het recreatieschap, wordt het recreatieschap vertegenwoordigd door de vicevoorzitter, ook indien door de wederpartij alsnog een andere vertegenwoordiger mocht zijn aangewezen.

 

Commissies

 

Artikel 14

1. Het algemeen bestuur kan commissies van advies instellen.

2. Het algemeen bestuur kan bij verordening voor deelgebieden of bepaalde aangelegenheden bestuurscommissies instellen zoals bedoeld in de artikelen 52, juncto 25 van de Wet gemeenschappelijke regelingen, waaraan bevoegdheden van algemeen bestuur, dagelijks bestuur en voorzitter kunnen worden overgedragen.

3. Het algemeen bestuur gaat niet over tot het instellen van een bestuurscommissie als bedoeld in het vorige lid dan na verkregen verklaring van geen bezwaar van de raden van elk der deelnemende gemeenten, stadsdeelraad en provinciale staten.

4. Artikel 5, tiende en elfde lid zijn van overeenkomstige toepassing op besluiten tot instelling van bestuurscommissies als bedoeld in het tweede lid van dit artikel.

 

Vergoeding/tegemoetkoming

 

Artikel 15

Het algemeen bestuur kan ten behoeve van de leden, plaatsvervangende leden en adviseurs van het algemeen en dagelijks bestuur, alsmede ten behoeve van de leden en plaatsvervangende leden van de in artikel 14 bedoelde commissie(s) een regeling vaststellen voor een op jaarbasis te bepalen vergoeding voor hun werkzaamheden en tegemoetkoming in de kosten.

 

Informatieplicht

 

Artikel 16

1. Het algemeen bestuur geeft provinciale staten en de gemeenteraden alle informatie die voor een juiste beoordeling van het door het algemeen bestuur gevoerde en te voeren beleid nodig is. Het algemeen bestuur zendt in ieder geval de volgende stukken, zodra die zijn vastgesteld respectievelijk door het bestuur is ontvangen, ter kennisneming toe:

- plannen als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onder b;

- de begroting en bijbehorende meerjarenbegroting;

- de rekening;

- verordeningen, al dan niet door strafbedreiging of politiedwang te handhaven;

- de reglementen van orde voor de vergaderingen van het algemeen bestuur;

- de agenda's voor de openbare vergaderingen van het algemeen bestuur;

- de verslagen van de openbare vergaderingen van het algemeen bestuur;

- het jaarverslag van het recreatieschap;

- Koninklijke besluiten die betrekking hebben op stukken of aangelegenheden van het recreatieschap;

- het accountantsrapport over de rekening.

2. Het algemeen bestuur verstrekt aan provinciale staten en de gemeenteraden alle inlichtingen, voor zover dat niet strijdig is met het openbaar belang die door één of meer leden van provinciale staten of gemeenteraden schriftelijk worden verlangd en wel door:

- toezending van bepaald aangewezen stukken binnen drie weken na ontvangst van het verzoek daartoe;

- schriftelijke beantwoording van de gestelde vragen binnen zes weken na ontvangst daarvan.

3. De deelnemers zijn verplicht aan het recreatieschap inlichtingen te verschaffen omtrent plannen en maatregelen die voor het recreatieschap van belang zijn.

 

Geschillen

 

Artikel 17

Voordat ten aanzien van een geschil, aangaande de uitvoering of toepassing, van deze regeling gerezen, de beslissing van een rechterlijke instantie wordt ingeroepen, wordt de zaak voorgelegd aan een geschillencommissie samen te stellen door gedeputeerde staten, in overleg met de dagelijkse besturen van de bij het geschil betrokken deelnemers.

 

Beleid

 

Artikel 18

1. Het algemeen bestuur kan een procedure vaststellen voor het opstellen en vaststellen van een meerjarig beleidsplan als bedoeld in artikel 3, lid 1 onder b, alsmede wijzigingen hierop, waarin de betrokkenheid wordt beschreven van:

a. de deelnemers aan de regeling

b. de uitvoeringsorganisatie

c. de belangenorganisaties van gebruikers, recreanten en ondernemers

d. de eigenaren van zakelijke rechten in het gebied

2. Het dagelijks bestuur zendt het ontwerp van een beleidsplan van het recreatieschap, alsmede ontwerpen voor wijzigingen van dat plan toe aan de deelnemers.

3. De deelnemers kunnen tegen het ontwerp van een beleidsplan, alsmede tegen ontwerpen van wijzigingen van dat plan schriftelijk bezwaren indienen bij het dagelijks bestuur binnen drie maanden na toezending van dat ontwerp. Het dagelijks bestuur onderzoekt de ingediende bezwaren; het pleegt daarbij overleg met de indiener van de bezwaren, indien één der partijen zulks wenst.

4. Het algemeen bestuur stelt vervolgens het meerjarig beleidsplan vast en beslist daarbij over de ingediende bezwaren.

 

Organisatie

 

Artikel 19

1. Het algemeen bestuur kan in een organisatieverordening de benodigde taak- en bevoegdheidsverdeling vaststellen ten behoeve van de uitvoering van besluiten door een al dan niet ambtelijke uitvoeringsorganisatie.

2. Wanneer de uitvoering van besluiten door het algemeen bestuur wordt opgedragen aan een niet-ambtelijke uitvoeringsorganisatie wordt als onderdeel van de opdrachtovereenkomst een mandaatregeling vastgesteld.

3. Het algemeen bestuur kan in de organisatieverordening of opdrachtovereenkomst bepalen dat het hoofd van de uitvoeringsorganisatie als adviseur zorg draagt voor de beleidsvoorbereiding van het algemeen bestuur alsmede voorziet in de secretariële en administratieve ondersteuning van het algemeen bestuur en dagelijks bestuur.

4. Het algemeen bestuur kan een regeling vaststellen voor het verstrekken van subsidies ten behoeve van de realisering van de in artikel 2, eerste lid, onder b genoemde doelstelling en voor de personele begeleiding van die projecten.

5. De in het vorige lid bedoelde regeling bepaalt in ieder geval:

- welke activiteiten voor subsidiëring in aanmerking komen;

- op welke wijze de subsidie dient te worden aangevraagd;

- aan wie, op welke wijze en onder welke voorwaarden subsidie kan worden toegekend;

- hoe de hoogte van de subsidie wordt vastgesteld.

6. Het provinciaal bestuur stelt het maximum van – zijn aandeel in – de kosten van de in het vierde lid bedoelde regeling voor een jaar vast voordat de begroting van dat jaar door het algemeen bestuur wordt vastgesteld. Is door het provinciaal bestuur dan nog geen maximum bepaald, dan geldt als maximum het in de vastgestelde begroting van het voorafgaande jaar daartoe opgenomen bedrag.

7. Indien een andere deelnemer besluit bij te dragen in de kosten van de in het vierde lid bedoelde subsidieregeling, dan is het zesde lid van overeenkomstige toepassing.

 

Verantwoording

 

Artikel 20

1. Het algemeen bestuur brengt jaarlijks voor 1 augustus verslag uit van de werkzaamheden van het recreatieschap van het voorafgaande jaar. Het jaarverslag wordt algemeen verkrijgbaar gesteld.

2. Het algemeen bestuur kan in een organisatieverordening of mandaatregeling nadere regels stellen met betrekking tot periodieke rapportages door de uitvoeringsorganisatie.

 

Financiële bepalingen

 

Artikel 21

1. De geldmiddelen van het recreatieschap worden gevormd door:

a. de in artikel 26, eerste lid bedoelde bijdragen van de deelnemers;

b. subsidies, andere bijdragen dan de onder a bedoelde, schenkingen, legaten en erfstellingen;

c. geldleningen;

d. exploitatieopbrengsten uit het in beheer zijnde recreatiegebied;

e. overige inkomsten.

 

Artikel 22

Het algemeen bestuur stelt bij verordening voorschriften vast met betrekking tot het financieel beheer, welke voorschriften onder meer regelen inhouden betreffende:

a. de wijze waarop de betalingen geschieden en de ontvangsten en de inkomsten -behoudens de belastingen - worden geïnd;

b. de inrichting van de financiële administratie;

c. de controle op het geldelijk beheer en de financiële administratie;

d. de verzekering van de gelden en eigendommen van het recreatieschap;

e. de wijze van fraudeverzekering;

f. de belegging van kasgelden;

g. de organisatie van het financieel beheer.

 

Artikel 23

1. De jaarlijks door het dagelijks bestuur op te stellen ontwerp programmabegroting en meerjarenbegroting van het recreatieschap worden opgesteld binnen de grenzen van het vastgestelde beleidsplan. De meerjarenbegroting omvat een periode van 4 kalenderjaren en wordt jaarlijks met een jaar bijgesteld

2. Begrotingsvoorstellen die afwijken van het bepaalde in voorgaande leden worden door het dagelijks bestuur met een afzonderlijke toelichting voorgelegd aan het algemeen bestuur.

3. In de jaarbegroting en meerjarenbegroting wordt aangegeven de naar raming door elke deelnemer voor het jaar waarop de begroting betrekking heeft verschuldigde bijdrage aan het recreatieschap.

 

Artikel 24

1. Het dagelijks bestuur biedt tijdig de ontwerpbegroting en de meerjarenbegroting, vergezeld van een toelichting, aan het algemeen bestuur en aan de deelnemers.

2. Het algemeen bestuur stelt de begroting, meerjarenbegroting en eventueel gewijzigd investeringsschema - overeenkomstig de in de comptabiliteitsvoorschriften voor provincies en gemeenten opgenomen termijnen – tijdig voor het begrotingsjaar vast nadat de deelnemers in de gelegenheid zijn gesteld hierop te reageren en zendt deze onmiddellijk na vaststelling aan de deelnemers.

3. Het bepaalde in de vorige leden is met uitzondering van de daargenoemde tijdstippen van toezending en vaststelling mede van toepassing op besluiten tot wijziging van de begroting.

 

Artikel 25

1. Het dagelijks bestuur zendt jaarlijks de ontwerpjaarrekening van het recreatieschap eventueel vergezeld van zijn opmerkingen en vergezeld van een verantwoording van zijn financieel beleid tijdig aan het algemeen bestuur en aan de deelnemers onder overlegging van een afschrift van het verslag van het onderzoek naar de deugdelijkheid van de jaarrekening, ingesteld door de hiertoe door het algemeen bestuur aangewezen registeraccountant(s).

2. De deelnemers kunnen een schriftelijke reactie op de jaarrekening indienen bij het dagelijks bestuur binnen twee maanden na toezending van de rekening. Bij de vaststelling van de jaarrekening – overeenkomstig de daarvoor in de comptabiliteitsvoorschriften voor provincies en gemeenten opgenomen termijnen - beslist het algemeen bestuur op de door de deelnemers ingediende bezwaren.

3. Ter zake van de tijdige toezending van de ontwerp begrotingen en de ontwerp jaarrekening wordt er rekening mee gehouden dat de goedgekeurde begroting en goedgekeurde jaarrekening uiterlijk op 15 juli aan de minister verzonden dienen te worden.

 

Artikel 26

1. Het nadelig saldo over enig boekjaar van een door het algemeen bestuur vastgestelde jaarrekening wordt gebracht ten last van de deelnemers volgens een door de deelnemers bij het aangaan van deze regeling overeengekomen of later gewijzigde verdeelsleutel, welke als bijlage bij deze regeling is gevoegd en van deze regeling deel uitmaakt.

2. Wanneer de begroting een exploitatietekort aanwijst, over de deelnemers om te slaan, zijn deze gehouden hun geraamde deelnemerbijdrage bij wijze van voorschot te voldoen, in twee termijnen en wel op 1 januari en 1 juli van het begrotingsjaar.

3. Indien van de deelnemers de in het tweede lid bedoelde voorschotten later zijn ontvangen dan komen de hieruit voortvloeiende kosten voor rekening van die deelnemers naar rato van de grootte van de verschuldigde voorschotten gerelateerd aan de termijn waarmee die data zijn overschreden. Voor die kostentoerekening is basis de debetrente van de door het recreatieschap aangegane rekening courant overeenkomst.

 

Artikel 27

1. Indien de vastgestelde jaarrekening sluit met een exploitatieoverschot, besluit het algemeen bestuur of dit:

a. geheel of gedeeltelijk zal worden toegevoegd aan de reserve, dan wel;

b. geheel of gedeeltelijk zal worden gebruikt voor extra afschrijving dan wel;

c. geheel of gedeeltelijk zal worden uitgekeerd aan de deelnemers in de verhouding, waarin zij ingevolge het bepaalde in artikel 26, eerste lid, bijdragen in het exploitatietekort.

 

Artikel 28

1. Voor de betaling van rente en aflossing van door het recreatieschap te sluiten geldleningen en in rekening-courant op te nemen gelden staan de deelnemers garant.

2. De deelnemers nemen aan de garantie deel in de verhouding, waarin zij ingevolge het bepaalde in artikel 26, eerste lid bijdragen in het exploitatietekort.

3. Indien uit deze bepaling in enig jaar voor de deelnemers betalingen voortvloeien, zullen deze na afwikkeling van het exploitatietekort of -overschot worden verrekend.

 

Toetreding, uittreding, wijziging en opheffing

 

Artikel 29

1. Het daartoe bevoegde orgaan van een publiekrechtelijk lichaam of rechtspersoon kan verzoeken om toetreding tot deze regeling.

2. Het algemeen bestuur stelt, na overleg met de deelnemers, binnen drie maanden, nadat het in het eerste lid bedoelde verzoek is ontvangen, een ontwerp vast voor de aanpassing van de gemeenschappelijke regeling in verband met de voorgenomen toetreding alsmede een regeling voor de gevolgen van de toetreding. Het dagelijks bestuur zendt dit ontwerp en regeling aan de deelnemers, waaronder begrepen de aspirant-deelnemer, met het verzoek binnen drie maanden na verzending hiervan, inzake de vaststelling ervan een besluit te nemen.

3. De toetreding gaat in op de eerste dag volgend op de dag dat alle deelnemers met de gewijzigde gemeenschappelijke regeling hebben ingestemd.

 

Artikel 30

1. Uittreding uit deze regeling kan geschieden met ingang van het derde kalenderjaar volgend op de toezending van het betreffende besluit van het bevoegde orgaan van de uittredende deelnemer aan het algemeen bestuur.

2. Uittreding geschiedt onder door het algemeen bestuur na overleg met deelnemers te stellen regelen die in ieder geval betreffen de voort te zetten verplichtingen van de uittredende deelnemer betreffende de rente en aflossing van geldleningen bedoeld in artikel 28.

3. Het algemeen bestuur stelt binnen zes maanden nadat het besluit tot uittreding is ontvangen een ontwerp vast voor de aanpassing van de gemeenschappelijke regeling aan de gevolgen van de uittreding en zendt dit ontwerp aan de deelnemers met het verzoek binnen drie maanden na verzending van dat ontwerp inzake de vaststelling ervan een besluit te nemen.

 

Artikel 31

1. Deze regeling kan slechts worden gewijzigd bij gelijkluidend besluit van alle deelnemers, onverminderd het bepaalde in artikel 2, derde lid.

2. Een wijziging van deze regeling gaat in op de eerste dag volgend op de dag dat alle deelnemers met de wijziging hebben ingestemd.

 

Artikel 32

1. Deze regeling kan worden opgeheven bij gelijkluidend besluit van tenminste tweederde van het aantal deelnemers.

2. In geval van opheffing van deze regeling geschiedt de liquidatie door het algemeen bestuur dat daarvoor de nodige regels stelt. Hierbij kan van bepalingen van deze regeling worden afgeweken.

3. Het liquidatieplan wordt door het algemeen bestuur, de deelnemers gehoord, vastgesteld.

4. Het liquidatieplan voorziet in de gevolgen die de opheffing voor het personeel heeft.

5. Een voor- of nadelig saldo van de liquidatie wordt over de deelnemers verdeeld, respectievelijk omgeslagen op overeenkomstige wijze als de omslag van een exploitatietekort ingevolge het bepaalde in artikel 26, eerste lid.

 

Archief

 

Artikel 33

Ten aanzien van de archiefbescheiden van het recreatieschap zijn de voorschriften omtrent de zorg, de bewaring en het beheer van de archiefbescheiden, alsmede de omtrent het toezicht daarop, zoals die voor de provincie Noord-Holland zijn of nader worden vastgesteld, van overeenkomstige toepassing.

 

Slotbepaling, overgangsbepaling

 

Artikel 34

1. Deze regeling is aangegaan voor onbepaalde tijd.

2. Deze regeling treedt met terugwerkende kracht in werking met ingang van 1 januari 2016.

3. De huidige financiële verdeelsleutels op grond van artikel 26, eerste lid alsmede de systematiek waarbij er tevens sprake is van een zelfstandige begroting en jaarrekening van de voormalige recreatieschappen Het Twiske en Landschap Waterland blijven, overeenkomstig bijlage 1, gehandhaafd totdat het algemeen bestuur van recreatieschap beslist om over te gaan tot integratie van de verdeelsleutels en integratie van de begrotingen en de jaarrekeningen van de beide voormalige recreatieschappen waarbij dan met betrekking tot de tekortfinanciering de bijdragepercentages zoals opgenomen in bijlage 2 bij deze gemeenschappelijke regeling van toepassing worden.

4. De vigerende algemene verordening voor het recreatiegebied Het Twiske blijft gehandhaafd en kan, overeenkomstig het in deze gemeenschappelijke regeling bepaalde, in de toekomst worden gewijzigd of ingetrokken.

 

Citeertitel

 

Artikel 35

Deze regeling kan worden aangehaald als 'Gemeenschappelijke regeling Recreatieschap Twiske-Waterland’.

 

Vaststelling

 

Vastgesteld op 6 februari 2018

 

De vicevoorzitter,

 

 

S. Groenewoud

 

 

 

Bijlage 1

 

Overeengekomen verdeelsleutel als bedoeld in artikel 26, lid 1 van deze regeling voor de gemeenschappelijke regeling Twiske-Waterland gedurende de periode dat de begrotingen, de jaarrekeningen en de bijdragen voor de tekortfinanciering van de voormalige gemeenschappelijke regelingen Het Twiske en Landschap Waterland blijven gehandhaafd.

 

De bijdragen van de provincie en de deelnemende gemeenten worden met ingang van 1 januari 2012 voor een periode van 5 achtereenvolgende begrotingsjaren als volgt vastgelegd.

 

a. Voormalige GR Landschap Waterland

Provincie Noord-Holland 51,4%

Amsterdam 23,6%

Beemster 2,2%

Edam-Volendam 4,9%

Alkmaar 0,5%

Landsmeer 1,5%

Oostzaan 0,3%

Purmerend 10,6%

Waterland 2,5%

Wormerland 2,2%

Zaanstad 0,3%

 

b.Voormalige GR Het Twiske

Provincie Noord-Holland 57,7 %

Amsterdam 23,5 %

Zaanstad 11,7 %

Purmerend 4,6 %

Landsmeer 1,7 %

Oostzaan 0,8%

 

Tijdens het laatste jaar van de 5-jaarsperiode stelt het algemeen bestuur op basis van de inwoneraantallen tijdig de bijdragen van de gemeenten voor de volgende periode van 5 jaren vast.

 

 

Bijlage 2

 

De bijdragen van de participanten worden met ingang van 1 januari van het kalenderjaar, direct volgend op het jaar waarin door het algemeen bestuur het besluit is genomen om de begrotingen, jaarrekeningen en de bijdragepercentages van de voormalige recreatieschappen Het Twiske en Landschap Waterland samen te voegen, voor een periode van 5 achtereenvolgende begrotingsjaren als volgt vastgelegd.

Provincie Noord-Holland 55,96%

Amsterdam 23,53%

Beemster 0,61%

Edam-Volendam 1,33%

Alkmaar 0,14%

Landsmeer 1,62%

Oostzaan 0,66%

Purmerend 6,34%

Waterland 0,65%

Wormerland 0,61%

Zaanstad 8,56%

 

Tijdens het laatste jaar van de 5-jaarsperiode stelt het algemeen bestuur, op basis van de inwoneraantallen van de deelnemende gemeenten, tijdig de bijdragepercentages van die deelnemers voor de volgende periode van 5 jaren vast.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Naar boven