Regeling van de Raad van Bestuur van Zorginstituut Nederland van 19 februari 2018, referentie 2018002576, houdende wijziging van de Regeling voorschotverlening op uitkeringen en vergoedingen Wlz 2015

De Raad van Bestuur van Zorginstituut Nederland,

Gelet op artikel 91, derde lid, van de Wet financiering sociale verzekeringen en de artikelen 4.6, derde lid, en 4.8, eerste lid, van het Besluit Wfsv;

Besluit:

ARTIKEL I

De Regeling voorschotverlening op uitkeringen en vergoedingen Wlz 2015 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel h door een puntkomma worden twee onderdelen toegevoegd, luidende:

i. NZa:

Nederlandse Zorgautoriteit;

j. SVB:

Sociale Verzekeringsbank.

B

Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt telkens ‘en de zorgkantoren’ vervangen door: ‘, de zorgkantoren en de SVB’

2. In het tweede lid wordt ‘of het zorgkantoor’ vervangen door: ‘, het zorgkantoor en de SVB’

C

Artikel 4 komt te luiden:

Artikel 4. Betaling voorschotten in termijnen

Het Zorginstituut betaalt het voorschot, bedoeld in artikel 3, tweede lid, op de volgende wijze. Op de eerste werkdag van de maand maart van het jaar t keert het Zorginstituut 28,0 procent van het voorschot uit. Iedere eerste werkdag van de maanden april tot en met december daaropvolgend keert het Zorginstituut 8,0 procent van het voorschot uit.

D

Artikel 6 komt te luiden:

Artikel 6. De definitieve vaststelling en uitkering kosten verstrekkingen en vergoedingen

  • 1. Uiterlijk op de eerste werkdag in april van het jaar t+2 stelt het Zorginstituut de vergoeding definitief vast voor de kosten van zorg die niet door het CAK aan de zorgaanbieders worden betaald.

  • 2. Voor de Wlz-uitvoerder bepaalt het Zorginstituut deze vergoeding als de som van:

    • a. het saldo van de kosten van rechtstreeks met het Flz te verrekenen kosten en opbrengsten van zorgaanspraken die de Wlz-uitvoerder aan het Zorginstituut voor het jaar t opgeeft;

    • b. de door de Wlz-uitvoerder over het jaar t opgegeven rentebaten;

    • c. de door de NZa in zijn rapport over het jaar t opgenomen correcties op de vergoeding van kosten van verstrekkingen en vergoedingen.

  • 3. Voor het zorgkantoor bepaalt het Zorginstituut deze vergoeding als de som van:

    • a. het saldo van de kosten van rechtstreeks met het Flz te verrekenen kosten en opbrengsten van zorgaanspraken die het zorgkantoor aan het Zorginstituut voor het jaar t opgeeft;

    • b. de door de NZa in zijn rapport over het jaar t opgenomen correcties op de vergoeding van kosten van verstrekkingen en vergoedingen.

  • 4. Het Zorginstituut bepaalt het verschil tussen het bedrag van de definitieve vaststelling en het beschikbaar gestelde voorschot. Een positief verschil betaalt het Zorginstituut uit aan respectievelijk de Wlz-uitvoerder en het zorgkantoor. Een negatief verschil vordert het Zorginstituut terug van respectievelijk de Wlz-uitvoerder en het zorgkantoor.

E

Artikel 7 vervalt.

F

Artikel 8 komt te luiden:

Artikel 8. Rente

  • 1. Indien het definitief vastgestelde beheerskostenbudget hoger is dan de uitgekeerde voorschotten, betaalt het Zorginstituut de Wlz-uitvoerder, het zorgkantoor en de SVB, het verschil uit, vermeerderd met de rentekosten. Indien het definitief vastgestelde budget lager is dan de uitgekeerde voorschotten vordert het Zorginstituut het verschil terug, vermeerderd met de rentekosten. De rente wordt berekend van 1 juli van het jaar t tot de datum van betaling.

  • 2. Voor een Wlz-uitvoerder waarvoor krachtens artikel 3, derde lid, een afwijkende bevoorschotting heeft plaatsgevonden, wordt de toepassing van hetgeen in het eerste lid van dit artikel is bepaald aan die bevoorschotting aangepast.

  • 3. Indien het bedrag van de definitieve vaststelling van de kosten van zorg hoger is dan de uitgekeerde voorschotten vergoedt het Zorginstituut aan de Wlz-uitvoerder respectievelijk het zorgkantoor rente. Indien het bedrag van de definitieve vaststelling van de kosten van zorg lager is dan de uitgekeerde voorschotten brengt het Zorginstituut aan de Wlz-uitvoerder respectievelijk het zorgkantoor rente in rekening. De rente wordt berekend over de periode tussen het moment van de voorschotverstrekking en de definitieve vaststelling.

  • 4. Indien er geen voorschot voor de kosten van zorg is betaald, vergoedt het Zorginstituut de rente over het bedrag van de definitieve vaststelling. De rente wordt berekend over de periode tussen 1 juli van het jaar waarop de kosten betrekking hebben tot het moment van de definitieve vaststelling.

G

Artikel 9 wordt als volgt gewijzigd:

Artikel 9, eerste lid, komt te luiden:

  • 1. Voor het rentepercentage voor de uitkering beheerskosten en de vaststelling van de kosten van zorg wordt uitgegaan van het gemiddelde van de maandrentes van het Euro InterbankOffered Rate (Euribortarief) voor driemaands termijn-gelden zonder onderpand over de onderscheiden periodes, bedoeld in artikel 8. Voor de laatste kalendermaand vóór de betaling wordt uitgegaan van de rente over de voorafgaande kalendermaand.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 2018.

Deze regeling zal met toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Voorzitter Raad van Bestuur A. Moerkamp

TOELICHTING

Toelichting op ARTIKEL I

In deze wijziging van de Regeling voorschotverlening op uitkeringen en vergoedingen Wlz 2015 is opgenomen dat het Zorginstituut op grond van artikel 4.4. van het Besluit Wfsv aan de SVB een beheerskostenbudget verstrekt.

Bovendien vervalt met deze wijziging van de Regeling de voorlopige vaststelling en uitkering van de vergoeding van kosten van zorg die niet door het CAK aan de zorgaanbieders worden betaald, omdat er tussen de voorlopige vaststelling en de definitieve vaststelling zich nauwelijks verschillen voordeden. In april t+2 zullen deze kosten direct definitief worden vastgesteld. Dit betekent dat vergoeding van de kosten van zorg voor het jaar 2016 in 2018 definitief wordt vastgesteld.

Daarnaast is in deze regeling vastgelegd op welke wijze het Zorginstituut de door de NZa gemaakte correcties betrekt bij de definitieve vaststelling van de kosten van zorg die niet door het CAK aan de zorgaanbieders worden betaald. De NZa is op grond van artikel 91, tweede lid, van de Wet financiering sociale verzekeringen en artikel 4.7 van het Besluit Wfsv bevoegd om opgaven en gegevens van een Wlz-uitvoerder die van invloed zijn op de omvang van de ten laste van het Flz beschikbare middelen en op de hoogte van de kosten van zorg, op hun juistheid te beoordelen en te verbeteren.

Tot slot is in deze regeling de bevoorschottingssystematiek gewijzigd. Vanaf 2018 zullen de beheerskostenbudgetten worden uitgekeerd in de periode maart tot en met december van jaar t en niet langer, zoals voorheen, in de periode maart (jaar t) tot en met januari (jaar t+1).

Voorzitter Raad van Bestuur A. Moerkamp

Naar boven