Beleidsregel van de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media van 14 maart 2018, nr. PO/1290099, houdende regels voor experimenten samenwerking regulier - en speciaal onderwijs (Beleidsregel experimenten samenwerking regulier en speciaal onderwijs)

De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media,

Gelet op artikel 2 van de Experimentenwet onderwijs en artikel 4:81 van de Algemene Wet Bestuursrecht;

Besluit:

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze beleidsregel wordt verstaan onder:

minister:

minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media;

WPO:

Wet op het primair onderwijs;

WVO:

et op het voortgezet onderwijs;

WEC:

Wet op de expertisecentra;

bevoegd gezag:

bevoegd gezag als bedoeld in artikel 1 van de WPO, de WEC of de WVO;

so-locatie:

deel van een school voor speciaal onderwijs als bedoeld in artikel 1 van de WEC, deel van het so-gedeelte van een instelling als bedoeld in artikel 1 van de WEC, deel van het so-gedeelte van een school voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in artikel 1 van de WEC, deel van een nevenvestiging van een school voor speciaal onderwijs als bedoeld in artikel 76a van de WEC, deel van een nevenvestiging van een instelling waar so wordt aangeboden als bedoeld in artikel 76b van de WEC of deel van een nevenvestiging van het so-gedeelte van een school voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in artikel 76a van de WEC, dat zich op een andere plek bevindt dan die school voor speciaal onderwijs, instelling, nevenvestiging of school voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs;

vso-locatie:

deel van een school voor voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in artikel 1 van de WEC, deel van het vso-gedeelte van een instelling als bedoeld in artikel 1 van de WEC, deel van het vso-gedeelte van een school voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in artikel 1 van de WEC, deel van een nevenvestiging van een school voor speciaal voortgezet onderwijs als bedoeld in artikel 76a van de WEC, deel van een nevenvestiging van het vso-gedeelte van een instelling als bedoeld in of artikel 76b van de WEC of deel van een nevenvestiging van het vso-gedeelte van een school voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in artikel 76a van de WEC, dat zich op een andere plek bevindt dan die school voor voortgezet speciaal onderwijs, instelling, nevenvestiging of school voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs;

basisschool:

school of nevenvestiging als bedoeld in artikel 1 van de WPO;

school voor voortgezet onderwijs:

school als bedoeld in artikel 1 van de WVO, of nevenvestiging als bedoeld in artikel 16 van de WVO;

school voor speciaal onderwijs:

school voor speciaal onderwijs als bedoeld in artikel 2 van de WEC of nevenvestiging van een school voor speciaal onderwijs als bedoeld in artikel 76a van de WEC,

school voor voortgezet speciaal onderwijs:

school voor voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in artikel 2 van de WEC of nevenvestiging van een school voor voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in artikel 76a van de WEC;

instelling:

instelling als bedoeld in artikel 1 van de WEC of nevenvestiging van een instelling als bedoeld in artikel 76b van de WEC,

samenwerkingsverband:

samenwerkingsverband als bedoeld in artikel 1 van de WPO of artikel 1 van de WVO,

sovso-school:

school voor speciaal- en voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in artikel 2 van de WEC of nevenvestiging van een school voor speciaal- en voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in artikel 76a van de WEC.

Artikel 2 Doel experiment samenwerking regulier en speciaal onderwijs

  • 1. Basisscholen en scholen voor speciaal onderwijs, of so-locaties die toe willen naar een volledige integratie van het speciaal onderwijs op de basisschool en daarop vooruitlopend alle leerlingen van de school voor speciaal onderwijs of so-locatie, onderwijs willen laten volgen op de basisschool, kunnen bij de minister een aanvraag doen voor een experiment als bedoeld in deze beleidsregel.

  • 2. Scholen voor voortgezet onderwijs en scholen voor voortgezet speciaal onderwijs of vso-locaties die toe willen naar een volledige integratie van het voortgezet speciaal onderwijs op de school voor voortgezet onderwijs en daarop vooruitlopend alle leerlingen van de school voor voortgezet speciaal onderwijs of vso-locatie onderwijs willen laten volgen op de school voor voortgezet onderwijs, kunnen bij de minister een aanvraag doen voor een experiment als bedoeld in deze beleidsregel.

  • 3. Basisscholen, scholen voor voortgezet onderwijs en instellingen of sovso-scholen, die toe willen naar een volledige integratie van het speciaal onderwijs op de basisschool en het voortgezet speciaal onderwijs op de school voor voortgezet onderwijs en daarop vooruitlopend alle leerlingen van het so-gedeelte van een instelling of het so-gedeelte van een sovso-school onderwijs willen laten volgen op de basisschool en alle leerlingen van het vo-gedeelte van een instellingen of het vo-gedeelte van een sovso-school onderwijs willen laten volgen op de school voor voortgezet onderwijs, kunnen bij de minister een aanvraag doen voor een experiment als bedoeld in deze beleidsregel.

Artikel 3 Reikwijdte experiment

  • 1. In afwijking van artikel 24 van de WEC kan gedurende het experiment, met behoud van de bekostiging, het gehele schoolplan voor zover het betrekking heeft op speciaal onderwijs en voortgezet speciaal onderwijs worden uitgevoerd door een basisschool, een speciale school voor basisonderwijs of een school voor voortgezet onderwijs.

  • 2. Artikel 12 van het Onderwijskundig besluit WEC is niet van toepassing op dit experiment.

  • 3. De tijd gedurende welke de leerlingen onderwijs ontvangen op de basisschool of school voor voortgezet onderwijs, telt mee voor het aantal uren onderwijs dat de leerling ten minste moet ontvangen op de school voor speciaal onderwijs, school voor voortgezet speciaal onderwijs, instelling of sovso-school waar die leerling staat ingeschreven.

  • 4. In afwijking van artikel 2a van de WVO, mag gedurende het experiment onderwijs aan leerlingen op een school voor voortgezet onderwijs ook worden gegeven door een leraar die slechts bevoegd is om les te geven op een school voor voortgezet speciaal onderwijs en die direct voor het experiment onderwijs gaf op een school voor voortgezet speciaal onderwijs.

  • 5. Gedurende het experiment zijn alle voor het primair onderwijs respectievelijk voortgezet geldende onderwijswetten van toepassing op het bevoegd gezag van de basisschool respectievelijk school voor voortgezet onderwijs, tenzij anders bepaald.

  • 6. Gedurende het experiment zijn, met uitzondering van artikel 24 van de WEC en de bepalingen in de WEC betreffende de kwaliteit van het onderwijs, alle voor het speciaal respectievelijk voorgezet speciaal onderwijs geldende onderwijswetten van toepassing op het bevoegd gezag van de school voor speciaal onderwijs, het so-gedeelte van een instelling of het so-gedeelte van een sovso-school respectievelijk school voor voorgezet speciaal onderwijs, vo-gedeelte van een instelling of vo-gedeelte van een sovso-school, tenzij anders bepaald.

Artikel 4 Aanvraag deelname experiment

  • 1. Een bevoegd gezag dient een aanvraag tot bekostiging van het experiment in bij de minister.

  • 2. Indien meerdere bevoegde gezagsorganen deelnemen aan het experiment, ondertekenen alle bevoegde gezagsorganen de aanvraag.

  • 3. Een aanvraag wordt ingediend uiterlijk op 1 mei voorafgaand aan het eerste schooljaar waarvoor het experiment is aangevraagd.

  • 4. De aanvraag, bedoeld in het eerste lid, omvat:

    • a. een schriftelijke verklaring van instemming met deelname aan het experiment van de medezeggenschapsraad van de scholen of instellingen bedoeld in artikel 2, de betrokken gemeente of gemeenten en de samenwerkingsverbanden waarbij de deelnemende scholen of instellingen als bedoeld in artikel 2 zijn aangesloten,

    • b. een experimenteerplan waarin in ieder geval duidelijk wordt beschreven:

      • 1. de achtergronden van het experiment,

      • 2. een zo concreet mogelijke uitwerking van het experiment, op welke wijze de integratie van voorzieningen zal worden georganiseerd, het onderwijsaanbod, de aanwezigheid van leraren, onderwijsondersteunend personeel en extra ondersteuning van de leerlingen, de huisvesting, op welke wijze dit experiment is ingebed in het systeem van kwaliteitszorg en een voorstel voor het onderwijs- en ondersteuningsaanbod van de basisschool of school voor voortgezet onderwijs met het specifieke profiel, en indien een van de deelnemende scholen een sovso-school betreft, hoe de school voor speciaal onderwijs of de school voor voortgezet speciaal onderwijs die niet onderdeel uitmaakt van het experiment in de nieuwe situatie wordt vormgegeven,

      • 3. een begroting waarin wordt aangegeven hoe de scholen of instellingen, bedoeld in artikel 2, de bekostiging inzet,

      • 4. de evaluatie en de rapportage, bedoeld in artikel 9.

    • c. een door het bevoegd gezag of, indien er meerdere bevoegde gezagsorganen betrokken zijn bij het experiment, een door de bevoegde gezagsorganen, ondertekende intentieverklaring waarin wordt verklaard dat gedurende het experiment wordt toegewerkt naar geheel geïntegreerd onderwijs op de betrokken school, waarna de betrokken school voor speciaal onderwijs, de school voor voortgezet speciaal onderwijs, de instelling of het so- dan wel vso-gedeelte van een sovso-school wordt opgeheven, dan wel de so-locatie of vso-locatie wordt gesloten.

Artikel 5 Verantwoordelijkheidsverdeling

Het bevoegd gezag van de school waar de bij het experiment betrokken leerlingen onderwijs volgen is verantwoordelijk voor de kwaliteit van het onderwijs, waaronder ook valt het opstellen en evalueren van het ontwikkelingsperspectief van al die leerlingen als bedoeld in artikel 41a, van de WEC.

Artikel 6 Duur experiment

Een experiment wordt aangegaan voor de periode van vier jaar, van 1 augustus 2018 tot 1 augustus 2022 of van 1 augustus 2019 tot 1 augustus 2023, met mogelijkheid tot verlenging van twee jaar.

Artikel 7 Voorwaarden experiment en intrekkingsgrond

  • 1. Het onderwijs aan de leerlingen betrokken bij dit experiment wordt gegeven op de betrokken basisschool of school voor voortgezet onderwijs.

  • 2. Voor een instelling is het binnen het experiment slechts mogelijk samen te werken met zowel een basisschool als een school voor voortgezet onderwijs.

  • 3. Er komen slechts scholen in aanmerking voor dit experiment waarvan de laatste beoordeling van het onderwijs voor aanvang van het experiment niet als ‘zwak’, ‘zeer zwak’ of ‘onvoldoende’ is beoordeeld door de Inspectie van het Onderwijs.

  • 4. Van een situatie als bedoeld in artikel 2, zesde lid, onder d, van de Experimentenwet onderwijs is in elk geval sprake indien de Inspectie van het Onderwijs tot het oordeel komt dat het onderwijs op de school waar de leerlingen onderwijs ontvangen onvoldoende of zeer zwak is.

Artikel 8 Toekenning en overige verplichtingen van de deelnemende scholen.

  • 1. De minister beslist binnen 8 weken na de uiterste indieningsdatum over toekenning van een experiment

  • 2. Met ingang van augustus 2018 kunnen maximaal 10 experimenten worden toegekend en met ingang van augustus 2019 kunnen maximaal 10 experimenten worden toegekend, tenzij het aantal van 10 in 2018 niet is uitgeput. In dat geval kunnen met ingang van augustus 2019 maximaal 10 experimenten worden toegekend plus resterende aantal uit 2018.

  • 3. De minister zal bij toekenning van het experiment rekening houden met:

    • a. de variëteit van de deelnemende initiatieven, waarbij een gelijke verdeling van de experimenten tussen het primair – en voortgezet onderwijs wordt nagestreefd, en

    • b. de volgorde van indienen.

Artikel 9 Informatieplicht, rapportering en evaluatie

  • 1. De scholen die deelnemen aan het experiment, werken mee aan door of namens de minister ingestelde onderzoekingen die gericht zijn op het verschaffen van nadere inlichtingen aan de minister ten behoeve van de evaluatie en de ontwikkeling van beleid.

  • 2. Bij de evaluatie wordt onderzocht in hoeverre het samenvoegen van leerlingen van het speciaal onderwijs of het voortgezet onderwijs met de leerlingen van het basisonderwijs of voortgezet onderwijs bijdraagt aan:

    • a. het verbeteren van de kwaliteit van de onderwijsondersteuning in het basisonderwijs of voortgezet onderwijs;

    • b. een grotere toegankelijkheid van het basisonderwijs of voortgezet onderwijs voor leerlingen met een extra ondersteuningsbehoefte;

  • 3. Het bevoegd gezag of, wanneer er meerdere bevoegde gezagsorganen deelnemen aan het experiment, de bevoegde gezagsorganen, rapporteren gezamenlijk voor 1 januari van het laatste jaar van het experiment aan de minister over de stand van zaken en hoe de opheffing dan wel sluiting vorm krijgt. Een eventueel verzoek tot verlenging van het experiment wordt ook op dit moment ingediend.

Artikel 10 Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Artikel 11 Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Beleidsregel experimenten samenwerking regulier en speciaal onderwijs.

De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media, A. Slob

TOELICHTING

In deze beleidsregel wordt voorlichting gegeven over de aanvraagprocedure en de voorwaarden voor de toekenning van een experiment samenwerking regulier en speciaal onderwijs (hierna: experiment).

De Experimentenwet onderwijs (hierna: Experimentenwet)

De basis voor het aanvragen van een experiment vormt de Experimentenwet. De Experimentenwet biedt de mogelijkheid om onderwijskundige experimenten te houden die buiten de kaders van de afzonderlijke onderwijsregelgeving vallen.

Algemeen

Het samengaan van speciale en reguliere scholen past in een bredere ontwikkeling om tot meer maatwerk voor leerlingen te komen. Met een geïntegreerde voorziening die meerdere onderwijssoorten aanbiedt, kunnen scholen kinderen een zo thuisnabij mogelijke onderwijsplek bieden en integraal tegemoetkomen aan de ondersteuningsbehoeften van de leerlingen. Daarnaast spelen in sommige regio’s ook ontwikkelingen als leerlingendaling en negatieve verevening een rol. Een goede spreiding van extra ondersteuningsvoorzieningen en de noodzaak van een zekere omvang voor het behoud van de speciale expertise vormen ook een aanleiding voor initiatieven tot integratie.

Inhoud van het experiment

Het samenvoegen van reguliere en speciale scholen kost tijd, omdat dit grote gevolgen met zich meebrengt voor de organisatie van de school, personeel, ouders en leerlingen. Er is tijd nodig om te onderzoeken hoe de leerlingen in de nieuwe organisatie het best in hun ondersteuningsbehoefte kunnen worden voorzien en om expertise te waarborgen.

Dit experiment regelt daarom dat een (v)so-school of -vestiging of locatie (deel van een school of nevenvestiging) en een reguliere school voor primair of voortgezet onderwijs die intensief willen gaan samenwerken, vier jaar als één school kunnen functioneren. Dat wil zeggen dat de groepen leerlingen van deelnemende scholen onderling kunnen worden gemengd terwijl alle deelnemende scholen nog blijven bestaan. Indien er wordt samengewerkt tussen twee hoofdvestigingen kunnen gedurende die vier jaar bijbehorende brinnummers behouden blijven en blijven de deelnemende scholen de daarbij behorende bekostiging ontvangen. Ook samenwerking met een nevenvestiging van een (v)so-school is mogelijk op basis van dit experiment. In dat geval wordt niet de school (met bijbehorend brinnummer) aan het einde van het experiment opgeheven maar slechts de nevenvestiging (waar geen brinnummer met bijbehorende bekostiging aan verbonden is).

Omdat het op dit moment niet altijd mogelijk is voor vso-leraren om les te geven in het reguliere vo door het verschil in bevoegdheidseisen, wordt het voor docenten van deelnemende scholen ook mogelijk om gedurende de experimenteerperiode les te geven op de reguliere vo-school, ook als zij (nog) niet voldoen aan de daar geldende bevoegdheidseisen voor het vo. De experimenteerperiode kan gebruikt worden om scholing van het personeel te realiseren zodat op het moment dat wordt besloten om na vier jaar als één geïntegreerde school verder te gaan, docenten die les gaan geven op de reguliere vo school bevoegd zijn.

Na vier jaar ontstaat, wanneer de reguliere school en de speciale school verder gaan als één geïntegreerde instelling en waarbij de speciale school wordt opgeheven, een reguliere school met een specifiek profiel.

Artikelsgewijs

Artikel 2. Het doel van het experiment

Het doel van het experiment is het realiseren van een gefaseerde overgang (en opheffing) van speciaal naar regulier onderwijs. Tevens wordt onderzocht of het samengaan van scholen of vestigingen voor (v)so en regulier onderwijs bijdraagt aan:

  • het verbeteren van de kwaliteit van de onderwijsondersteuning in het reguliere onderwijs;

  • een grotere toegankelijkheid van het reguliere onderwijs voor leerlingen met een ondersteuningsbehoefte binnen de eigen regio (thuisnabij onderwijs);

Artikel 3. Reikwijdte experiment

Om het experiment te kunnen uitvoeren, moet worden afgeweken van artikel 24 WEC, waarin symbiose (deel van het schoolplan kan worden uitgevoerd op een andere school) wordt geregeld. In deze beleidsregel wordt voorgesteld om volledige symbiose mogelijk te maken voor alle gevallen waarin met de huidige wet- en regelgeving symbiose mogelijk is.

Naast het afwijken van de bekostigingsgrondslag, geldt bij een intensieve samenwerkingsvorm tussen het vso en vo dat het op dit moment niet altijd mogelijk is voor vso-leraren om les te geven in het vo door het verschil in bevoegdheidseisen. Om het experiment ook in het voortgezet onderwijs uit te kunnen voeren zal daarom ook afgeweken moeten worden van artikel 2a van de WVO, waarin de bevoegdheidseisen in het voortgezet onderwijs gesteld worden. Wanneer gebruik gemaakt wordt van de geboden experimenteerruimte, mogen leerkrachten vanuit het vso tijdelijk (4 jaar) les geven op een reguliere vo-school, ook als zij (nog) niet voldoen aan de daar geldende bevoegdheidseisen. Op het moment dat wordt besloten om na 4 jaar als één geïntegreerde school verder te gaan, zullen alle leerkrachten bevoegd moeten zijn om in het voorgezet onderwijs les te geven. Dit omdat alle leerlingen op dat moment staan ingeschreven op de reguliere voortgezet onderwijsschool. De vier jaar durende experimenteerperiode kan gebruikt worden om bijscholing van het personeel te realiseren.

Artikel 4. Aanvraag deelname experiment

De aanvraag kan worden ingediend bij OCW, onder vermelding van ‘Experiment samenwerking regulier en speciaal onderwijs’, Postbus 16375, 2500 BJ Den Haag.

Een aanvraag wordt ingediend door het bevoegd gezag van de deelnemende scholen. Indien er meerdere bevoegde gezagsorganen betrokken zijn dienen zij gezamenlijk de aanvraag voor deelname aan het experiment in.

De scholen kunnen tot 1 mei voor aanvang van het schooljaar waarop zij willen deelnemen aan het experiment een aanvraag indienen.

Een aanvraag moet bestaan uit de volgende onderdelen:

  • Een intentieverklaring waarin door het bevoegd gezagsorgaan/de bevoegde gezagsorganen waaronder de scholen vallen, wordt verklaard dat de scholen toewerken naar een geïntegreerde voorziening. Concreet betekent dit zij toewerken naar opheffing van de (v)so- school of -vestiging na het experiment en er een reguliere school met een specifiek profiel ontstaat. Wanneer de samenwerking niet wordt voortgezet, zullen deelnemende scholen conform de oude staat worden hersteld.

  • De intentieverklaring gaat gepaard met een plan van aanpak. Dit plan van aanpak gaat in op de inrichting van het experiment: visie, doelen, huisvesting, de wijze waarop de deelnemende scholen verwachten deze te gaan behalen en de planning. Het bevat tevens een voorstel voor het onderwijs- en ondersteuningsaanbod van de reguliere school met een specifieke profiel. Dit houdt concreet in dat de reguliere school ook in staat is extra ondersteuning te bieden aan leerlingen zoals die wordt geboden op de speciaal onderwijsschool waarmee zij intensief gaat samenwerken. In het plan van aanpak dient te worden aangegeven hoe de deelnemende scholen tot deze afspraken verwachten te komen. Verder dient in het plan van aanpak aangegeven te worden hoe men het beschikbare geld van de twee aparte scholen inzet (begroting). In het experimenteerplan wordt aangegeven hoe dit experiment is ingebed in systeem van kwaliteitszorg. Tot slot moet ook in het plan van aanpak aangegeven worden op welke manier wordt geëvalueerd gedurende het experiment. Hierbij hoort ook een uiterlijke rapportage op 1 januari van het laatste jaar van het experiment naar de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over de stand van zaken en hoe de toekomst van de school (scholen) eruit gaat zien. Een eventueel verzoek tot verlenging moet ook op dit moment ingediend worden.

  • Indien een van de deelnemende scholen een sovso school betreft, zal in het plan van aanpak ook duidelijk beschreven moeten worden, hoe het deel van de schooldat niet onderdeel uitmaakt van het experiment in de nieuwe situatie wordt vormgegeven.

  • Het samenwerkingsverband stemt in met het experiment. Indien de scholen in twee samenwerkingsverbanden liggen is van beide samenwerkingsverbanden instemming nodig. Bij de aanvraag moet een bewijs van instemming door het samenwerkingsverband/de samenwerkingsverbanden worden gevoegd.

  • De medezeggenschapsraden van deelnemende scholen stemmen in met het experiment. Een bewijs van instemming moet bij de aanvraag worden gevoegd.

  • De gemeente(n) van de deelnemende (vestigingen van) scholen stemt(/en) in met het experiment in verband met hun verantwoordelijkheid voor leerlingenvervoer en onderwijshuisvesting. Ook is het van belang dat de leerplichtambtenaren van de gemeenten waar de leerlingen wonen op de hoogte zijn dat de leerlingen weliswaar nog ingeschreven blijven staan op de (v)so-school maar daar geen onderwijs volgen. Bij de aanvraag moet daarom een bewijs van instemming door de gemeente/gemeenten worden gevoegd.

  • De wetenschappelijke begeleiding van het experiment wordt door het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap geregeld. Dit betekent wel dat wanneer men ervoor kiest om gebruik te maken van deze experimenteermogelijkheid, men tevens verplicht is om deel te nemen aan het wetenschappelijke onderzoek dat wordt uitgevoerd.

Artikel 5. Verantwoordelijkheidsverdeling

Gedurende het experiment is het bevoegd gezag van de school waar de leerlingen van beide scholen onderwijs volgen verantwoordelijk voor de kwaliteit van het onderwijs waaronder ook het ontwikkelingsperspectief (OPP) van de leerlingen. Dit betekent dat het bevoegd gezag van de reguliere school het aanspreekpunt voor de kwaliteit van het onderwijs voor de Inspectie zal zijn. Wat betreft de overige zaken zoals zorgplicht en het aanvragen van een toelaatbaarheidsverklaring (TLV) blijft het bevoegd gezag van de eigen school verantwoordelijk en het aanspreekpunt.

Artikel 6. Duur experiment

Het experiment wordt aangegaan voor de periode van vier jaar, van 1 augustus 2018 tot 1 augustus 2022 en van 1 augustus 2019 tot 1 augustus 2023, met mogelijkheid tot verlenging van twee jaar.

Artikel 7. Voorwaarden experiment

Het experiment staat open voor samenwerking tussen de volgende onderwijssoorten:

  • So – (s)bo;

  • Vso – vo.

Het experiment staat enkel open voor reguliere scholen waarvan de laatste beoordeling voor aanvang van het experiment geen beoordeling als ‘onvoldoende’, ‘zwak’ of ‘zeer zwak’ van de Inspectie van het Onderwijs hebben ontvangen. Wanneer de reguliere school gedurende de experimenteerperiode het predicaat onvoldoende of zeer zwak krijgt, zal het experiment worden beëindigd. Het blijft de verantwoordelijkheid van het samenwerkingsverband om binnen de regio voor een dekkend aanbod voor alle leerlingen te zorgen. Tot slot is het slechts mogelijk de leerlingen van een (v)so of een locatie hiervan, onderwijs te laten volgen op een basisschool of op een school voor voortgezet onderwijs.

Artikel 8. Toekenning en overige verplichtingen van de deelnemende scholen.

Het experiment heeft een beperkte schaal omwille van de uitvoerbaarheid en beheersbaarheid. In het eerste schooljaar 2018-2019 kunnen maximaal 10 initiatieven deelnemen aan het experiment. Dit aantal kan in het tweede jaar worden aangevuld tot 20, idealiter verdeeld over zowel het primair als het voortgezet onderwijs.

Indien zich meer scholen, instellingen aanmelden dan mogelijk gezien de uitvoerbaarheid van het experiment, kan selectie plaatsvinden op basis van de hieronder genoemde criteria. De minister neemt gelijktijdig een besluit over de ingediende aanvragen. Dit zal binnen 8 weken na de uiterlijke datum waarop de aanvragen kunnen worden ingediend (1 mei) plaatsvinden.

De minister zal bij de selectie rekening houden met:

  • Variëteit van de deelnemende initiatieven (primair of voortgezet onderwijs en de verschillende onderwijssoorten);

  • Volgorde van indienen.

Artikel 9. Informatieplicht, monitoring en evaluatie

De scholen die deelnemen aan het experiment, werken mee aan door of namens de minister ingestelde onderzoekingen. De scholen die deelnemen aan het experiment, zullen in hun plan van aanpak moeten aangeven op welke manier zij gedurende het experiment evalueren. Daarnaast zullen zij uiterlijk 1 januari in het laatste jaar van het experiment moeten rapporten aan de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over de stand van zaken en over hoe het vervolg van de samenwerking tussen de scholen eruit gaat zien. Een eventuele verlenging kan ook op deze datum worden aangevraagd bij de minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media.

De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media, A. Slob

Naar boven