De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat,
Gelet op richtlijn (EU) 2015/2193 van het Europees Parlement en de Raad van 25 november
2015 inzake de beperking van de emissies van bepaalde verontreinigende stoffen in
de lucht door middelgrote stookinstallaties (Pb EU 2015, L 313) en artikel 3.10p van
het Activiteitenbesluit milieubeheer;
BESLUIT:
ARTIKEL I
Artikel 3.7m van de Activiteitenregeling milieubeheer wordt als volgt gewijzigd:
1. Het vierde lid, onderdeel d, komt te luiden:
-
d. een meting van koolmonoxide (CO), gemeten voor de onder a genoemde afstelling, uitgedrukt
in mg/Nm, bij een zuurstofpercentage zoals aangegeven in artikel 3.10i, eerste lid,
van het besluit, voor stookinstallaties met een nominaal thermisch ingangsvermogen
van 1 MWth of meer, met dien verstande dat voor installaties in gebruik genomen voor
20 december 2018 deze verplichting geldt:
-
1° vanaf 1 januari 2024, indien deze een nominaal thermisch ingangsvermogen van meer
dan 5 MWth hebben;
-
2° vanaf 1 januari 2029, indien deze een nominaal thermisch ingangsvermogen van 5 MWth
of minder hebben.
2. Onder vernummering van de leden vijf tot en met elf tot zes tot en met twaalf, wordt
een lid ingevoegd, luidende:
-
5. Aan het vierde lid, onderdeel d, wordt voor stookinstallaties als bedoeld in artikel
3.7, tweede lid, onderdeel b, van het besluit, geacht te zijn voldaan, indien de drijver
van de inrichting een meetrapport van de fabrikant kan overleggen van een CO-meting
die is uitgevoerd aan de stookinstallatie of een stookinstallatie van hetzelfde merk
en type, volgens de in het vierde lid, onderdeel d, genoemde eisen.
3. In het negende en tiende lid (nieuw) wordt ‘het zesde lid’ vervangen door: het zevende
lid.
4. In het elfde lid (nieuw) wordt ‘het zevende en negende lid’ vervangen door: het achtste
en tiende lid.
5. In het twaalfde lid (nieuw) wordt ‘het tiende lid’ vervangen door: het elfde lid.
ARTIKEL II
Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van
de Staatscourant waarin het wordt geplaatst.
TOELICHTING
Deze regeling wijzigt de Activiteitenregeling milieubeheer ten aanzien van de regels
voor de meting van koolmonoxide bij de keuring van middelgrote stookinstallaties.
Voor stookinstallaties gold ook al vóór de implementatie van de Richtlijn middelgrote
stookinstallaties1 (hierna: de richtlijn) de keuringsplicht van artikel 3.7p van het Activiteitenbesluit
milieubeheer, nader uitgewerkt in artikel 3.7m van de Activiteitenregeling milieubeheer.
Als onderdeel van de keuring is in de richtlijn de verplichting opgenomen om ook koolmonoxide
(CO) te meten. Bij de implementatie van dit onderdeel van de richtlijn is ervan uitgegaan
dat bij een keuring altijd al standaard een CO-meting plaatsvond en -vindt, zodat
de gemeten CO-waarde zonder extra lastenverzwaring kon worden meegenomen bij het invullen
van de resultaten van de keuring in het afmeldsysteem van de stichting SCIOS. Het
afmeldsysteem fungeert tevens als register in de zin van de richtlijn (zie artikelen
5, derde lid, en 9). Bij het keuren van meest voorkomende stookinstallaties, zoals
warmwater- en stoomketels, wordt inderdaad standaard een CO-meting uitgevoerd om een
optimale verbranding in te regelen. Echter, bij het keuren van andere stookinstallaties
blijkt dit in de praktijk anders te liggen. Het uitvoeren van een CO-meting levert
in deze gevallen veel extra kosten en soms ook extra luchtemissies op. Daarom is besloten
om in artikel 3.7m, vierde lid, onderdeel d, van de Activiteitenregeling milieubeheer
alleen een CO-meting te verplichten voor stookinstallaties van 1 MWth of meer. Stookinstallaties
onder 1 MWth vallen immers niet onder de richtlijn.
Voorts wordt voor stookinstallaties vanaf 1 MWth gebruik gemaakt van de ruimte die
de richtlijn biedt op basis van het overgangsrecht voor bestaande installaties van
de toepasselijke emissiegrenswaarden voor de te meten stoffen NOx, SO2 en stof, zoals ook geïmplementeerd in het Activiteitenbesluit. Dit houdt in dat voor
installaties die vóór 20 december 2018 in bedrijf zijn genomen, de verplichte CO-meting
eerst geldt vanaf 1 januari 2024 voor installaties groter dan 5 MWth of vanaf 1 januari
2029 voor installaties van 1 tot en met 5 MWth.
Voor stookinstallaties die minder dan 500 uur per jaar draaien, zoals noodstroomaggregaten,
kan ingevolge het nieuw ingevoegde vijfde lid van artikel 3.7m Activiteitenregeling
worden volstaan met een meetrapport dat is opgemaakt in de fabriek voor het merk en
type dat wordt geleverd. Hiermee wordt voorkomen dat voor deze 500-uursinstallaties
extra kosten moeten worden gemaakt voor metingen op locatie. Het zou daarbij gaan
om het aanbrengen van een monsterpunt, het langdurig laten draaien van de installatie
om een stabiele verbranding te krijgen en het afvangen van de opgewekte energie met
een waterrem. Het is duidelijk dat een dergelijke langdurige meting ook extra luchtverontreiniging
met zich zou brengen.
De Europese Commissie gaat uiterlijk 1 januari 2023 na of onder meer de bepalingen
met betrekking tot CO-emissies voor stookinstallaties moeten worden herzien (artikel
12 van de richtlijn). Als onderdeel van deze toetsing beoordeelt zij voorts of voor
bepaalde of alle types middelgrote stookinstallaties de CO-emissies gereguleerd moeten
worden. Het kan dus zijn dat de regelgeving voor 2025 gewijzigd wordt. Alsdan zal
ook Nederlandse wetgeving zonodig worden aangepast.
Voor het opstellen van de regeling is overleg geweest met de branchepartijen. Om deze
reden is afgezien om het ontwerp van de regeling voor internetconsultatie open te
stellen. Verwacht wordt dat een internetconsultatie niet in betekenende mate kan leiden
tot aanpassing van het ontwerp.
Voor wat betreft de inwerkingtreding van deze wijzigingsregeling is afgeweken van
het kabinetsbeleid inzake de vaste verandermomenten. De branchepartijen hebben baat
bij een snelle bekendmaking en inwerkingtreding van deze regeling, teneinde onnodig
hoge kosten – en extra luchtemissies – te voorkomen.
De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, S. van Veldhoven-van der Meer