Regeling van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, van 3 april 2018, nr. IENW/BSK-2018/47549, tot wijziging van de Activiteitenregeling milieubeheer in verband met de CO-meting van middelgrote stookinstallaties

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat,

Gelet op richtlijn (EU) 2015/2193 van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2015 inzake de beperking van de emissies van bepaalde verontreinigende stoffen in de lucht door middelgrote stookinstallaties (Pb EU 2015, L 313) en artikel 3.10p van het Activiteitenbesluit milieubeheer;

BESLUIT:

ARTIKEL I

Artikel 3.7m van de Activiteitenregeling milieubeheer wordt als volgt gewijzigd:

1. Het vierde lid, onderdeel d, komt te luiden:

  • d. een meting van koolmonoxide (CO), gemeten voor de onder a genoemde afstelling, uitgedrukt in mg/Nm, bij een zuurstofpercentage zoals aangegeven in artikel 3.10i, eerste lid, van het besluit, voor stookinstallaties met een nominaal thermisch ingangsvermogen van 1 MWth of meer, met dien verstande dat voor installaties in gebruik genomen voor 20 december 2018 deze verplichting geldt:

    • vanaf 1 januari 2024, indien deze een nominaal thermisch ingangsvermogen van meer dan 5 MWth hebben;

    • vanaf 1 januari 2029, indien deze een nominaal thermisch ingangsvermogen van 5 MWth of minder hebben.

2. Onder vernummering van de leden vijf tot en met elf tot zes tot en met twaalf, wordt een lid ingevoegd, luidende:

  • 5. Aan het vierde lid, onderdeel d, wordt voor stookinstallaties als bedoeld in artikel 3.7, tweede lid, onderdeel b, van het besluit, geacht te zijn voldaan, indien de drijver van de inrichting een meetrapport van de fabrikant kan overleggen van een CO-meting die is uitgevoerd aan de stookinstallatie of een stookinstallatie van hetzelfde merk en type, volgens de in het vierde lid, onderdeel d, genoemde eisen.

3. In het negende en tiende lid (nieuw) wordt ‘het zesde lid’ vervangen door: het zevende lid.

4. In het elfde lid (nieuw) wordt ‘het zevende en negende lid’ vervangen door: het achtste en tiende lid.

5. In het twaalfde lid (nieuw) wordt ‘het tiende lid’ vervangen door: het elfde lid.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, S. van Veldhoven-van der Meer

TOELICHTING

Deze regeling wijzigt de Activiteitenregeling milieubeheer ten aanzien van de regels voor de meting van koolmonoxide bij de keuring van middelgrote stookinstallaties.

Voor stookinstallaties gold ook al vóór de implementatie van de Richtlijn middelgrote stookinstallaties1 (hierna: de richtlijn) de keuringsplicht van artikel 3.7p van het Activiteitenbesluit milieubeheer, nader uitgewerkt in artikel 3.7m van de Activiteitenregeling milieubeheer.

Als onderdeel van de keuring is in de richtlijn de verplichting opgenomen om ook koolmonoxide (CO) te meten. Bij de implementatie van dit onderdeel van de richtlijn is ervan uitgegaan dat bij een keuring altijd al standaard een CO-meting plaatsvond en -vindt, zodat de gemeten CO-waarde zonder extra lastenverzwaring kon worden meegenomen bij het invullen van de resultaten van de keuring in het afmeldsysteem van de stichting SCIOS. Het afmeldsysteem fungeert tevens als register in de zin van de richtlijn (zie artikelen 5, derde lid, en 9). Bij het keuren van meest voorkomende stookinstallaties, zoals warmwater- en stoomketels, wordt inderdaad standaard een CO-meting uitgevoerd om een optimale verbranding in te regelen. Echter, bij het keuren van andere stookinstallaties blijkt dit in de praktijk anders te liggen. Het uitvoeren van een CO-meting levert in deze gevallen veel extra kosten en soms ook extra luchtemissies op. Daarom is besloten om in artikel 3.7m, vierde lid, onderdeel d, van de Activiteitenregeling milieubeheer alleen een CO-meting te verplichten voor stookinstallaties van 1 MWth of meer. Stookinstallaties onder 1 MWth vallen immers niet onder de richtlijn.

Voorts wordt voor stookinstallaties vanaf 1 MWth gebruik gemaakt van de ruimte die de richtlijn biedt op basis van het overgangsrecht voor bestaande installaties van de toepasselijke emissiegrenswaarden voor de te meten stoffen NOx, SO2 en stof, zoals ook geïmplementeerd in het Activiteitenbesluit. Dit houdt in dat voor installaties die vóór 20 december 2018 in bedrijf zijn genomen, de verplichte CO-meting eerst geldt vanaf 1 januari 2024 voor installaties groter dan 5 MWth of vanaf 1 januari 2029 voor installaties van 1 tot en met 5 MWth.

Voor stookinstallaties die minder dan 500 uur per jaar draaien, zoals noodstroomaggregaten, kan ingevolge het nieuw ingevoegde vijfde lid van artikel 3.7m Activiteitenregeling worden volstaan met een meetrapport dat is opgemaakt in de fabriek voor het merk en type dat wordt geleverd. Hiermee wordt voorkomen dat voor deze 500-uursinstallaties extra kosten moeten worden gemaakt voor metingen op locatie. Het zou daarbij gaan om het aanbrengen van een monsterpunt, het langdurig laten draaien van de installatie om een stabiele verbranding te krijgen en het afvangen van de opgewekte energie met een waterrem. Het is duidelijk dat een dergelijke langdurige meting ook extra luchtverontreiniging met zich zou brengen.

De Europese Commissie gaat uiterlijk 1 januari 2023 na of onder meer de bepalingen met betrekking tot CO-emissies voor stookinstallaties moeten worden herzien (artikel 12 van de richtlijn). Als onderdeel van deze toetsing beoordeelt zij voorts of voor bepaalde of alle types middelgrote stookinstallaties de CO-emissies gereguleerd moeten worden. Het kan dus zijn dat de regelgeving voor 2025 gewijzigd wordt. Alsdan zal ook Nederlandse wetgeving zonodig worden aangepast.

Voor het opstellen van de regeling is overleg geweest met de branchepartijen. Om deze reden is afgezien om het ontwerp van de regeling voor internetconsultatie open te stellen. Verwacht wordt dat een internetconsultatie niet in betekenende mate kan leiden tot aanpassing van het ontwerp.

Voor wat betreft de inwerkingtreding van deze wijzigingsregeling is afgeweken van het kabinetsbeleid inzake de vaste verandermomenten. De branchepartijen hebben baat bij een snelle bekendmaking en inwerkingtreding van deze regeling, teneinde onnodig hoge kosten – en extra luchtemissies – te voorkomen.

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, S. van Veldhoven-van der Meer


X Noot
1

Richtlijn (EU) 2015/2193 van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2015 inzake de beperking van de emissies van bepaalde verontreinigende stoffen in de lucht door middelgrote stookinstallaties (Pb EU 2015, L 313)

Naar boven