Regeling van de Minister van Financiën van 15 maart 2018, houdende regels over het vaststellen van de grensbedragen voor deelname aan het schatkistbankieren en het aanwijzen van de rechtspersonen met een wettelijke taak die niet gehouden zijn tot schatkistbankieren (Regeling uitzondering op het schatkistbankieren bij het Rijk)

De Minister van Financiën,

Gelet op de artikelen 5.2, tweede lid, onder d en e, en 5.9 van de Comptabiliteitswet 2016;

Besluit:

§ 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begrippen

De definities van artikel 1.1 van de Comptabiliteitswet 2016 zijn van overeenkomstige toepassing op deze regeling.

§ 2 Grensbedragen en aangewezen rechtspersonen met een wettelijke taak die niet schatkistbankieren

Artikel 2 Grensbedragen

Een rechtspersoon met een wettelijke taak is niet gehouden om te schatkistbankieren indien:

  • a. de liquide middelen of vlottende activa van de rechtspersoon voor zover die een belegging betreft gemiddeld over het voorafgaande jaar minder zijn dan € 1 miljoen, of

  • b. de publieke inkomsten van de rechtspersoon jaarlijks minder zijn dan € 15 miljoen.

Artikel 3 Aanwijzing rechtspersonen met een wettelijke taak die niet schatkistbankieren

Een rechtspersoon met een wettelijke taak is niet gehouden te schatkistbankieren indien:

  • a. de rechtspersoon bij een besluit van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap is belast met de zorg voor het beheer van museale cultuurgoederen van de Staat of andere cultuurgoederen, bedoeld in artikel 2.8 van de Erfgoedwet;

  • b. de rechtspersoon een gesloten jeugdzorginstelling is;

  • c. de rechtspersoon een onderwijsinstelling is die door het Rijk wordt bekostigd;

  • d. de rechtspersoon een kenniscentrum voor het beroepsonderwijs bedrijfsleven is.

§ 3 Slotbepalingen

Artikel 4 Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na datum van uitgifte en de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst, en werkt zij terug tot en met 1 januari 2018.

Artikel 5 Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling uitzondering op het schatkistbankieren bij het Rijk.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Financiën, W.B. Hoekstra

TOELICHTING

Algemeen

De onderhavige regeling bevat regels voor de rechtspersonen met een wettelijke taak (RWT’s) die niet gehouden zijn tot het schatkistbankieren bij het Rijk. Dit houdt in dat de RWT’s niet aan het schatkistbankieren deel hoeven te nemen indien hun publieke inkomsten, liquide middelen of beleggingen minder zijn dan in artikel 2 vastgestelde grensbedragen of indien de RWT’s onder een uitzondering van artikel 3 van deze regeling vallen.

De onderhavige regeling is een nadere uitwerking van de artikelen 5.2, tweede lid, onder d en e, en 5.9, van de Comptabiliteitswet 2016. Deze bepalingen bevatten de bevoegdheid van de Minister van Financiën om de grensbedragen en uitzonderingen te bepalen en nadere regels te stellen over de bepalingen in hoofdstuk 5 van de Comptabiliteitswet 2016 dat gaat over het beheer van publieke liquide middelen buiten het Rijk.

Met deze regeling wordt de bestaande werkwijze en praktijk rond het schatkistbankieren geformaliseerd. De grensbedragen en de uitzonderingen genoemd in deze regeling worden in de praktijk al jaren toegepast en worden om die reden ook genoemd in de memorie van toelichting van artikel 5.2 van de Comptabiliteitswet 2016. Voorheen was de werkwijze toegelicht in de toelichting van het Aanwijzingsbesluit rechtspersonen met een beperkte kasbeheerfunctie, dat met de invoering van de Comptabiliteitswet 2016 komt te vervallen.

Gelet op artikel 7.40, derde lid, aanhef, van de Comptabiliteitswet 2016 is het ontwerp van deze regeling voor advies aan de Algemene Rekenkamer voorgelegd.

Artikelsgewijs

Artikel 1

De begrippen die in de Comptabiliteitswet 2016 zijn gedefinieerd, zijn van overeenkomstige toepassing op deze regeling. Daarbij valt bijvoorbeeld te denken aan de begrippen als ‘rechtspersonen met een wettelijke taak’ en ‘schatkistbankieren’.

Artikel 2

Dit artikel regelt twee grensbedragen waaronder de RWT’s niet verplicht zijn om te schatkistbankieren. Bij jaarlijkse publieke inkomsten van minder dan € 15 miljoen hoeft een RWT niet verplicht te schatkistbankieren. Hetzelfde geldt bij een totaalbedrag aan liquide middelen of beleggingen van minder dan € 1 miljoen gemiddeld over het voorafgaande jaar, berekend als het gemiddelde bedrag op 1 januari en op 31 december. Het gaat hierbij om kortlopende beleggingen die op zeer korte termijn in chartaal of giraal geld kunnen worden omgezet.

Het voorgaande betekent dat de RWT’s die onder één van deze bedragen blijven niet worden aangewezen voor het (verplicht) schatkistbankieren, tenzij zij op grond van artikel 5.4 van de Comptabiliteitswet 2016 te kennen geven in aanmerking te willen komen voor het schatkistbankieren en een risicoarm beheer van de liquide middelen naar het oordeel van de Minister van Financiën wenselijk is.

Artikel 3

Artikel 3 regelt de uitzonderingen op het verplicht schatkistbakieren voor de RWT’s die op specifieke beleidsterreinen werkzaam zijn. Het gaat om de verzelfstandigde rijksmusea, onderwijsinstellingen in het primair onderwijs, voortgezet onderwijs en hoger onderwijs, beroepsonderwijs en volwasseneneducatie die door het Rijk worden bekostigd, kenniscentra voor het beroepsonderwijs bedrijfsleven en gesloten jeugdzorginstellingen.

De Minister van Financiën, W.B. Hoekstra

Naar boven