De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
Gelet op artikel 15 bis van Richtlijn 2000/29/EG van de Raad van 8 mei 2000 betreffende
de beschermende maatregelen tegen het binnenbrengen en de verspreiding in de Gemeenschap
van voor planten en voor plantaardige producten schadelijke organismen (PbEG 2000,
L 169) en op artikel 17 van het Besluit bestrijding schadelijke organismen;
Besluit:
ARTIKEL I
De Regeling aanwijzing schadelijke organismen 1998 wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 2 wordt ‘de Plantenziektenkundige Dienst’ vervangen door ‘de Nederlandse
Voedsel- en Warenautoriteit’.
B
Artikel 3 komt te luiden:
ARTIKEL II
Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van
de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.
's-Gravenhage, 17 maart 2018
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
C. J. Schouten
TOELICHTING
1. Doel en aanleiding
De wijziging van de Regeling aanwijzing schadelijke organismen 1998 vloeit voort uit
aanpassing van richtlijn 2000/29/EG van de Raad van 8 mei 2000 betreffende de beschermende
maatregelen tegen het binnenbrengen en de verspreiding in de Gemeenschap van voor
planten en voor plantaardige producten schadelijke organismen (PbEG 2000, L 169) (hierna:
Fytorichtlijn) waaraan artikel 15 bis over het melden van (vermoedelijk) schadelijke
organismen is toegevoegd.
Artikel 15 bis van de Fytorichtlijn geeft aan dat ieder die vermoedt of kennis heeft
van de aanwezigheid van een schadelijk organisme (EU-quarantaineorganisme) of een
quarantainewaardig organisme waarvoor nationaal dan wel Europees (nood)maatregelen
gelden, daarover onmiddellijk de bevoegde autoriteit in kennis moet stellen en informatie
moet verstrekken. In de Nederlandse situatie moet de melding plaatsvinden bij de Nederlandse
Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA). Indien aan de orde legt de NVWA deze informatie
vast. Wanneer vervolgens de aanwezigheid van een schadelijke organisme wordt vastgesteld,
neemt de NVWA passende maatregelen.
Een tijdige melding van een (mogelijk) schadelijk organisme kan verdere verspreiding
daarvan voorkomen. De meldingsverplichting geldt voor iedere persoon of organisatie
die zich op professionele wijze bezig houdt met planten, plantaardig materiaal of
plantaardige producten, maar geldt ook voor iedere burger (het publiek).
Op grond van het bestaande artikel 3 uit de regeling was er een meldingsplicht voor
schadelijke organismen die niet mogen worden binnengebracht of verspreid in de lidstaten
(bijlage I, deel A van de Fytorichtlijn) en voor schadelijke organismen die op bepaalde
planten of plantaardige producten voorkomen en niet mogen worden binnengebracht of
verspreid in de lidstaten (bijlage II, deel A van de Fytorichtlijn). Een uitzondering
op de meldingsplicht gold voor reeds gevestigde organismen; deze waren in een bijlage
bij de regeling vermeld.
Artikel 3 uit de regeling wordt met deze wijziging in overeenstemming gebracht met
artikel 15 bis van de Fytorichtlijn en geeft een nadere omschrijving van de schadelijke
en quarantainewaardige organismen waarvoor de meldingsverplichting geldt. Dit is een
uitbreiding ten opzichte van de huidige meldenswaardige organismen.
Met artikel 16 van het Besluit bestrijding schadelijke organismen, waarnaar verwezen
wordt in artikel 3 van de regeling, wordt uitvoering gegeven aan de meldingsverplichting
zoals bedoeld in artikel 15 bis van de Fytorichtlijn.
In artikel 2 van de Regeling werd verwezen naar ‘de Plantenziektenkundige Dienst’.
Deze Dienst is onderdeel van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit geworden.
Met deze regelingswijziging wordt ‘Plantenziektekundige Dienst’ daarom vervangen door
‘Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit’.
2. Regeldrukeffecten
Deze regeling leidt tot enige toename van de regeldruk voor professionele marktdeelnemers
en organisaties in de plantaardige sector.
Voor iedere professionele marktdeelnemer of organisatie geldt dat hij kennis moet
nemen van de wijzigingen in regelgeving. De huidige wijzigingen leiden echter tot
een verwaarloosbaar effect. Wanneer een professional vanwege het vermoeden of de ontdekking
van een schadelijk organisme een melding moet doen bij de NVWA zal dat gepaard gaan
met een tijdsinvestering van een half uur tot een uur. De melding kan telefonisch
worden gedaan of via een mailtje naar de daarvoor beschikbare postbus op de NVWA-site.
Uitgaande van een standaarduurtarief van € 45,– voor gespecialiseerd personeel is
sprake van gemiddelde administratieve lasten van € 22,50 tot € 45,– per melding. Het
totaal aantal meldingen per jaar per bedrijf of organisatie is niet van te voren aan
te geven en kan zeer sterk variëren: van geen tot enkele.
Voor de NVWA betekent deze regeling een toename van de toezichtlasten, omdat er naar
verwachting meer meldingen zullen worden gedaan. De binnengekomen meldingen moeten
worden beoordeeld en doorgezet naar de persoon die voor verdere afhandeling en notificering
zorgdraagt. Deze werkzaamheden nemen per melding gemiddeld een half uur tot een uur
in beslag. Op voorhand is echter niet aan te geven hoeveel meldingen jaarlijks zullen
worden gedaan. Deze werkzaamheden worden uitgevoerd binnen de toezichtstaak van de
NVWA.
3. Inwerkingtreding
Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van
de Staatscourant waarin zij wordt gepubliceerd. Voor de uitvoering in regelgeving
wordt niet aangesloten bij een vast verandermoment, zoals opgenomen in het kabinetsbeleid
inzake vaste verandermomenten (Kamerstukken II 2009/10, 29 515, nr.309). Het kabinetsbeleid biedt de mogelijkheid af te wijken van vaste verandermomenten
indien nodig voor uitvoering of implementatie van Europese regelgeving.
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
C. J. Schouten