Regeling van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, van 5 april 2018, nr. IENM/BSK-2017/243741, tot wijziging van de Regeling relatieve zuinigheid personenauto’s in verband met de overgang van de NEDC- naar de WLTP-testprocedure

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat;

Gelet op de artikelen 6a en 8 van het Besluit etikettering energieverbruik personenauto’s;

BESLUIT:

ARTIKEL I

De Regeling relatieve zuinigheid personenauto’s wordt gewijzigd als volgt:

A

Artikel 1 wordt gewijzigd als volgt:

1. Het vijfde en zesde lid komen te luiden:

  • 5. Voor voertuigen met een typegoedkeuring volgens de NEDC-testprocedure geldt:

    • a. dat de bij toepassing van de formules in te vullen lengte de voor de variant waartoe de personenauto behoort, laagste lengtewaarde wordt genomen die is vermeld in de aan het EG-typegoedkeuringscertificaat gehechte bijlage I bij richtlijn 2007/46/EG, of, indien de variant waartoe de personenauto behoort uitvoeringen met verschillende wielbases kent, per wielbasisversie de laagste lengtewaarde wordt genomen van de desbetreffende uitvoeringen die is vermeld in de aan het EG-typegoedkeuringscertificaat gehechte bijlage I bij richtlijn 2007/46/EG;

    • b. dat de bij toepassing van de formules in te vullen breedte de voor de variant waartoe de personenauto behoort, laagste breedtewaarde wordt genomen die is vermeld in de aan het EG-typegoedkeuringscertificaat gehechte, bijlage I bij richtlijn 2007/46/EG.

  • 6. Voor voertuigen met een typegoedkeuring volgens de WLTP-testprocedure geldt:

    • a. dat de bij toepassing van de formules in te vullen lengte de lengtewaarde wordt genomen die is vermeld bij punt 5 van het certificaat van overeenstemming behorende bij het betreffende voertuig.

    • b. dat de bij toepassing van de formules in te vullen breedte de breedtewaarde wordt genomen die is vermeld bij punt 6 van het certificaat van overeenstemming behorende bij het betreffende voertuig.

2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 8. Voor de kalenderjaren 2017, 2018 en 2019 wordt voor het bepalen van de relatieve zuinigheid van personenauto’s met een typegoedkeuring volgens de WLTP-testprocedure uitgegaan van de gecombineerde NEDC CO2-waarde, bedoeld in punt 49, tabel 1, van het certificaat van overeenstemming van de betreffende auto.

B

Aan artikel 2 wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 4. Voor de kalenderjaren 2020 en 2021 worden de constanten en waarden berekend op basis van de gegevens omtrent CO2-uitstoot, de lengte, de breedte en de aantallen van de in de periode 1 januari 2017 tot en met 31 augustus 2019 verkochte nieuwe personenauto’s met een typegoedkeuring volgens de WLTP-testprocedure.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

DE STAATSSECRETARIS VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT, S. van Veldhoven-van der Meer

TOELICHTING

Algemeen deel

Als onderdeel van de Europese typekeuring van voertuigen wordt het brandstofverbruik en de CO2-uitstoot gemeten volgens een wettelijk vastgelegde testcyclus. Gebleken is dat de informatie over brandstofverbruik en CO2-emissies die wordt verkregen door het testen van voertuigen volgens de NEDC (New European Drivers Cycle), niet langer een goede weerspiegeling geeft van het brandstofverbruik en de CO2-emissie van voertuigen in de praktijk. In dit licht bezien is de afgelopen jaren een nieuwe testprocedure tot stand gebracht, de Worldwide harmonized Light vehicles Test Procedures (WLTP).

Op 7 juli 2017 heeft publicatie plaatsgevonden van Verordening (EU) 2017/1151 van de Commissie van 1 juni 2017 tot aanvulling van Verordening (EG) nr. 715/2007 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de typegoedkeuring van motorvoertuigen met betrekking tot emissies van lichte personen- en bedrijfsvoertuigen (Euro 5 en Euro 6) en de toegang tot reparatie- en onderhoudsinformatie, tot wijziging van Richtlijn 2007/46/EG van het Europees Parlement en de Raad, Verordening (EG) nr. 692/2008 van de Commissie en Verordening (EU) nr. 1230/2012 van de Commissie tot intrekking van Verordening (EG) nr. 692/2008 van de Commissie (PbEU 2017, L 175) (hierna: WLTP-verordening) betreffende de introductie van de Worldwide harmonized Light vehicles Test Procedures (WLTP). Deze verordening voorziet in de overgang van de oude NEDC-testcyclus voor meting van de emissies en het brandstofverbruik van auto’s naar de nieuwe WLTP-cyclus (hierna WLTP-auto’s). Twintig dagen na publicatie van dit document konden nieuwe typekeuringen op basis van de nieuwe WLTP-testcyclus worden afgegeven. Per 1 september 2017 wordt de nieuwe WLTP-methode verplicht voor nieuwe typen personenauto’s en bestelauto’s en per 1 september 2018 voor alle typen voertuigen.

De overgang naar de nieuwe WLTP-cyclus heeft gevolgen voor berekening van het zuinigheidslabel van nieuwe personenauto’s zoals vastgelegd in de Regeling relatieve zuinigheid personenauto’s. Deze regeling hangt onder het Besluit etikettering energiegebruik personenauto’s dat dient ter implementatie van Richtlijn 1999/94/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 december 1999 betreffende de beschikbaarheid van consumenteninformatie over het brandstofverbruik en de CO2-uitstoot bij het op de markt brengen van nieuwe personenauto’s (PbEG 2000, L 12) met de minimale vereisten voor de etikettering van het energieverbruik van nieuwe personenauto’s. In de Regeling relatieve zuinigheid personenauto’s wordt de berekeningsmethode beschreven voor bepaling van de zuinigheidsklassen A tot en met G voor het energielabel van personenauto’s. Daarnaast is in deze regeling vastgelegd op welke wijze tweejaarlijks de CO2-referentienorm voor het label van auto’s wordt vastgesteld.

In de WLTP-verordening is bepaald dat de komende jaren voor WLTP-auto’s ook CO2-uitstootwaarden volgens de oude NEDC-testprocedure moeten worden bepaald. Hierbij kan het gaan om een voor WLTP-auto’s gemeten NEDC CO2-waarde of om een door de fabrikant verklaarde NEDC CO2-waarde. Met de overgang naar de WLTP-procedure zijn gedurende een bepaalde tijdsperiode voor WLTP-auto’s dus twee soorten van verbruiksgegevens beschikbaar: NEDC-gegevens en WLTP-gegevens. De WLTP-waarden zijn ongeveer 10% hoger dan NEDC-waarden en geven daarmee een realistischer beeld voor de CO2-uitstoot in de praktijk. Indien een fabrikant voor een WLTP-auto een NEDC CO2-waarde verklaart, geschiedt dit op basis van een door de fabrikant uitgevoerde omrekening met het zogeheten CO2MPAS-rekenmodel dat door de Europese Commissie is ontwikkeld.

De onderhavige wijziging van de Regeling relatieve zuinigheid personenauto’s legt voor de overgangsperiode van NEDC naar WLTP vast:

  • 1. welke waarden (NEDC of WLTP) moeten worden gebruikt voor het bepalen van de zuinigheidsklasse van WLTP-auto’s;

  • 2. welke waarden (NEDC of WLTP) moeten worden gebruikt voor het in 2019 vaststellen van de nieuwe CO2-referentienorm voor het label in 2020 en 2021;

  • 3. dat voor het vaststellen van de nieuwe CO2-referentienorm voor 2020 en 2021 acht maanden extra wordt genomen om uit te kunnen gaan van een bredere basis van voertuiggegevens, en

  • 4. dat voor WLTP-auto’s een technische aanpassing plaatsvindt met betrekking tot de lengte- en breedtewaarde van het voertuig die voor de bepaling van de zuinigheidsklasse worden toegepast.

Ad 1. Bepaling zuinigheidsklasse

Voor het bepalen van de zuinigheidsklasse van WLTP-auto’s wordt gedurende de jaren 2017, 2018 en 2019 de NEDC CO2-waarde gebruikt. De NEDC CO2-waarde moet worden gebruikt, omdat ook de CO2-referentienorm voor het label in deze jaren nog op NEDC CO2-waarden is gebaseerd. Aanpassing van de Regeling relatieve zuinigheid is noodzakelijk omdat anders in 2017, 2018 en 2019 voor WLTP-auto’s niet de NEDC-waarde maar de WLTP CO2-waarde zou worden gebruikt voor de berekening van de zuinigheidklasse. Hierbij zou dan een WLTP CO2-waarde wordt vergeleken met een CO2-referentiewaarde volgens de NEDC. Het zuinigheidslabel zou hierdoor ongeveer 10% hoger uitkomen, dat wil zeggen één zuinigheidsklasse ongunstiger. Dit zou dan een onjuiste weergave opleveren van de relatieve zuinigheid van het betreffende voertuig.

Ad 2. Nieuwe CO2-referentienorm voor 2020 en 2012

In 2019 moet voor het vaststellen van de nieuwe CO2-referentienorm voor 2020 en 2021 alleen worden uitgegaan van de gegevens van nieuwe, op de markt gebrachte WLTP-auto’s en moeten de gegevens van op de markt gebrachte NEDC-auto’s buiten beschouwing worden gelaten. Aanpassing van de Regeling relatieve zuinigheid is noodzakelijk omdat anders de nieuwe CO2-referentienorm voor 2020 en 2021 zowel op NEDC- als op WLTP-waarden zou zijn gebaseerd. In 2020 en 2021 worden echter – met uitzondering van zogeheten restantvoorraden – alleen nog nieuwe auto’s met een goedkeuring volgens de WLTP op de markt gebracht. Vergelijking van deze auto’s met een deels op NEDC- en WLTP-auto’s gebaseerde norm zou een te gunstige weergave van de relatieve zuinigheid van deze auto’s opleveren.

Ad 3. Bredere gegevensbasis nieuwe CO2-referentienorm

In deze wijzigingsregeling wordt bepaald dat de periode waarover gegevens van nieuwe personenauto’s worden meegenomen voor vaststelling van de nieuwe CO2-referentienorm voor 2020 en 2021 met acht maanden wordt verlengd tot en met augustus 2019. Zonder deze aanpassing zou hiervoor van de verkoop van nieuwe auto’s over de periode januari 2017 tot en met december 2018 worden uitgegaan. De gegevens van de in de eerste acht maanden van 2019 verkochte nieuwe WLTP-auto’s worden ook meegenomen, omdat fabrikanten mogelijk tot vlak voor 1 september 2018 zullen wachten met het op de markt brengen van WLTP-auto’s. Zonder deze extra maanden zouden het aantal en de verscheidenheid van typen WLTP-auto’s hierdoor mogelijk een minder robuuste CO2-referentienorm voor 2020 en 2021 tot gevolg kunnen hebben.

Ad 4. Lengte en breedte volgens CvO

Tot slot wordt in deze wijzigingsregeling voor WLTP-auto’s een technische aanpassing doorgevoerd met betrekking tot de voor de bepaling van de zuinigheidsklasse toe te passen lengte- en breedtewaarde. Deze technische aanpassing houdt in dat voor WLTP-auto’s voor de bepaling van het label van de op het certificaat van overeenstemming (hierna: CvO) overeenkomstig Bijlage IX bij richtlijn 2007/46/EG vermelde lengte- en breedtewaarde van het voertuig moet worden uitgegaan in plaats van de minimale lengte en minimale breedte van de variant waartoe het voertuig behoort overeenkomstig Bijlage I bij richtlijn 2007/46/EG). Dit maakt het proces eenvoudiger, want niet langer hoeft er rekening te worden gehouden met andere lengte- en breedtewaarden van uitvoeringen binnen de variant van het autotype en ook niet met verschillende wielbasisversies. Deze aanpassing houdt ermee verband dat voor WLTP-auto’s ook van de op het CvO vermelde CO2-waarde moet worden uitgegaan. Bij een aanpak waarbij labels op basis van het CvO worden geproduceerd, zijn de waarden van minimale lengte en breedte van de variant van het voertuigtype, die uit de informatie behorende bij de typegoedkeuring moeten worden overgenomen (Bijlage I bij richtlijn 2007/46/EG), op het moment van het vervaardigen van de labels, niet meer beschikbaar.

Consultatie

Deze wijzigingsregeling is voor consulatie voorgelegd aan de RDW, de ILT, de RAI-Vereniging en de BOVAG. De ingekomen opmerkingen waren in hoofdzaak van technische aard.

De RDW heeft een uitvoeringstoets uitgevoerd naar de consequenties van de overgang van de NEDC naar de WLTP. De conclusie is dat de wijzigingsregeling uitvoerbaar is, maar dat de RDW er rekening mee moet houden dat de informatie voortaan uit het CvO komt en niet meer uit de typekeuringsinformatie.

De ILT heeft een handhaafbaarheid- en uitvoerbaarheidstoets uitgevoerd. De conclusie was dat de wijzigingsregeling handhaafbaar en uitvoerbaar is.

Lasten

De berekening van zuinigheidsklassen voor het energielabel van nieuwe personenauto’s wordt centraal uitgevoerd door de auto-importeurs, de automatiseringsorganisatie van de autobranche RDC en de RDW. De onderhavige wijziging brengt een niet in betekenende mate vermindering van de lasten met zich mee omdat er sprake is van een vereenvoudig van de berekeningswijze van het zuinigheidslabel. Er kan namelijk direct van de op het CvO vermelde lengte en breedte van het voertuig worden uitgegaan. Niet langer hoeft er rekening te worden gehouden met andere lengte- en breedtewaarden van uitvoeringen binnen de variant van het autotype en ook niet met verschillende wielbasisversies.

Toezicht

Het toezicht op de aanwezigheid van labels bij tentoongestelde nieuwe personenauto’s wordt uitgevoerd aan de hand van het brandstofverbruiksboekje dat jaarlijks door de RDW wordt uitgebracht. De aanpassingen als gevolg van deze regeling brengen geen wijzigingen met zich met betrekking tot het door de ILT uit te voeren toezicht op de labels van tentoongestelde nieuwe personenauto’s.

Artikelsgewijs

Artikel I

Onderdeel A

In artikel 1, vijfde lid, van de Regeling zijn het oude vijfde en zesde lid opgenomen. Daarin is opgenomen dat voor NEDC-auto’s de minimale lengte en breedte van de variant van het voertuigtype moet worden gebruikt die volgt uit het informatiedossier overeenkomstig bijlage I van richtlijn 2007/46/EG. Daarbij kan ook de wielbasis relevant zijn. Met de onderhavige wijziging van deze regeling treden er voor NEDC-auto’s geen wijzigingen op ten aanzien van de voor berekening van de relatieve zuinigheid toe te passen lengte- en breedtewaarde.

Artikel 1, zesde lid, van de Regeling regelt dat voor WLTP-auto’s de op het CvO vermelde lengte en breedte moeten worden toegepast in plaats van de minimale lengte en breedte van de variant van een voertuigtype. Bijlage IX van richtlijn 2007/46/EG bevat de eisen voor het CvO. Op dat punt is het vervaardigen van labels voor WLTP- personenauto’s vereenvoudigd ten opzichte van het vervaardigen van labels voor NEDC-auto’s. Doordat de op het CvO vermelde lengte- en breedtewaarde iets hoger kunnen zijn dan de voor de variant geldende minimumwaarde, kunnen door deze aanpassing de labels van WLTP-auto’s waarvoor dit geldt, iets gunstiger uitkomen. Als er sprake van verschillende wielbasisversies kunnen deze effecten groter zijn.

Aan artikel 1 wordt een achtste lid toegevoegd waarin wordt bepaald dat voor de kalenderjaren 2017, 2018 en 2019 voor het bepalen van de relatieve zuinigheid van WLTP-auto’s wordt uitgegaan van de op het CvO vermelde CO2-waarde volgens de NEDC-testprocedure. Hierbij kan het gaan om een gemeten NEDC CO2-waarde of om de op dit document vermelde door de fabrikant verklaarde NEDC CO2-waarde. Voor de bepaling van het label A tot en met G van een auto wordt deze NEDC CO2-waarde vergeleken met de op NEDC-waarden gebaseerde CO2-referentienorm van het voertuig.

Onderdeel B

Aan artikel 2 wordt een nieuw lid toegevoegd waarin wordt bepaald dat voor het vaststellen van de voor 2020 en 2021 geldende CO2-referentienorm moet worden uitgegaan van de gegevens van in de periode 1 januari 2017 tot en met 31 augustus 2019 verkochte nieuwe personenauto’s met een typegoedkeuring volgens de WLTP-testprocedure. Omdat – met uitzondering van zogenoemde restantvoorraden – in 2020 en 2021 alleen nog WLTP-auto’s worden verkocht moet ook de CO2-referentienorm voor deze jaren op basis van WLTP CO2-waarden worden vastgesteld. De periode waarover de gegevens van verkochte nieuwe personenauto’s wordt meegenomen, wordt met acht maanden verlengd, zodat er een voldoende brede basis van WLTP-gegevens voorhanden is, ook als fabrikanten het op de markt brengen van WLTP-auto’s mochten uitstellen tot vlak voor de datum van 1 september 2018 waarop dit voor alle auto’s verplicht wordt.

Artikel II

De onderhavige regeling treedt in werking op de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Op grond van het kabinetsbeleid inzake vaste verandermomenten treden ministeriële regelingen in werking met ingang van 1 januari, 1 april, 1 juli of 1 oktober. Bekendmaking geschiedt uiterlijk twee maanden voor inwerkingtreding. In deze wijzigingsregeling wordt hiervan afgeweken van deze termijn van twee maanden. Dit vanwege het feit dat het doorschuiven van de inwerkingtreding naar het volgende vaste verandermoment (1 juli 2018) zou leiden tot aanmerkelijke ongewenste publieke nadelen. Aangezien in de praktijk al conform de Europese regelgeving wordt gehandeld, brengt deze afwijking geen nadelen mee voor de betrokken doelgroepen.

DE STAATSSECRETARIS VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT, S. van Veldhoven-van der Meer

Naar boven