Regeling van de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media van 9 maart 2018, nr. PO/FenV/1311119, houdende vaststelling van de bedragen personele bekostiging primair onderwijs voor het schooljaar 2018–2019 en het vaststellen van de bedragen voor ondersteuning van leerlingen in het primair en voortgezet onderwijs schooljaar 2018–2019 (Eerste Regeling bekostiging personeel PO 2018–2019 en vaststelling bedragen voor ondersteuning van leerlingen in het PO en VO 2018–2019)

De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media,

Gelet op de artikelen 116, tweede lid, 120, vijfde lid, 123, eerste en vierde lid, 124, eerste en tweede lid, 125, eerste lid, 129, eerste lid, 132, eerste en derde lid, 137, vijfde lid, en 180a, tweede lid, van de Wet op het primair onderwijs, de artikelen 113, 114, 117, vierde, vijfde en achtste lid, 120, 124, eerste lid, 131, vierde lid, en 166a, tweede lid, van de Wet op de expertisecentra, artikel 85b, tweede lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs, de artikelen 11a, tweede lid, 19, eerste lid, 22, 26, 28a, tweede lid, van het Besluit bekostiging WPO, de artikelen 10b, tweede lid, 30, eerste lid, 31, 33a, eerste en derde lid, en 35 van het Besluit bekostiging WEC, de artikelen B 16b, B 16g, B 16l, B 21, C 11, eerste en tweede lid, en C 16.1 van het Besluit trekkende bevolking WPO, en artikel 3, derde lid, van de Regeling prestatiebox primair onderwijs 2015–2020;

Besluit:

HOOFDSTUK 1. ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

a. WPO:

Wet op het primair onderwijs;

b. WEC:

Wet op de expertisecentra;

c. WVO:

Wet op het voortgezet onderwijs;

d. basisschool:

basisschool als bedoeld in artikel 1 van de WPO;

e. speciale school voor basisonderwijs:

speciale school voor basisonderwijs als bedoeld in artikel 1 van de WPO;

f. school voor (voortgezet) speciaal onderwijs:

school voor speciaal onderwijs, voor voortgezet speciaal onderwijs of voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in artikel 1 van de WEC, niet zijnde een instelling;

g. schoolgewicht:

schoolgewicht, bedoeld in artikel 27 van het Besluit bekostiging WPO;

h. cumi-leerling:

leerling met een niet-Nederlandse culturele achtergrond als bedoeld in artikel 1 van het Besluit bekostiging WPO en artikel 1 van het Besluit bekostiging WEC;

i. instelling:

instelling als bedoeld in artikel 8, eerste lid, tweede of derde volzin, van de WEC;

j. formatiebasisbedrag:

formatiebasisbedrag, bedoeld in artikel 22, onderdeel a, van het Besluit bekostiging WPO en artikel 31, onderdeel a, van het Besluit bekostiging WEC;

k. formatieleeftijdsbedrag:

formatieleeftijdsbedrag, bedoeld in artikel 22, onderdeel b, van het Besluit Bekostiging WPO en artikel 31, onderdeel b, van het Besluit bekostiging WEC;

l. vestiging:

hoofd- of nevenvestiging van een basisschool als bedoeld in artikel 1 van de WPO;

m. samenwerkingsverband PO:

samenwerkingsverband als bedoeld in artikel 18a, tweede lid, van de WPO of een landelijk samenwerkingsverband als bedoeld in artikel 18a, vijftiende lid, van de WPO tenzij het tegendeel blijkt;

n. samenwerkingsverband VO:

samenwerkingsverband als bedoeld in artikel 17a, tweede lid, van de WVO of een landelijk samenwerkingsverband als bedoeld in artikel 17a, zestiende lid, van de WVO tenzij het tegendeel blijkt;

o. BRIN-nummer:

nummer waaronder een school staat geregistreerd in de Basisregistratie Instellingen.

HOOFDSTUK 2. VASTSTELLING BEDRAGEN EN LANDELIJK GEWOGEN GEMIDDELDE LEEFTIJD

Paragraaf 1. Basisscholen

Artikel 2. Gemiddelde leeftijd en bedragen
  • 1. De geraamde landelijk gewogen gemiddelde leeftijd op 1 oktober 2017 en de genormeerde gemiddelde personeelslasten van leraren respectievelijk van de schoolleiding van basisscholen, bedoeld in artikel 120, zesde lid, van de WPO, bedragen:

    • a. geraamde landelijk gewogen gemiddelde leeftijd: 39,95 jaar;

    • b. genormeerde gemiddelde personeelslasten leraar: € 63.278,89;

    • c. genormeerde gemiddelde personeelslasten schoolleiding: € 80.245,38.

  • 2. Het formatiebasisbedrag respectievelijk het formatieleeftijdsbedrag, bedoeld in artikel 22, onderdeel a, respectievelijk onderdeel b, van het Besluit bekostiging WPO, is voor basisscholen:

    • a. formatiebasisbedrag: € 30.451,92;

    • b. formatieleeftijdsbedrag: € 821,70.

  • 3. Het bedrag per leerling respectievelijk het verhogingsbedrag, bedoeld in artikel 120, eerste lid, van de WPO bedraagt voor:

     

    Bedrag per leerling

    Verhogingsbedrag

    a. leerlingen van 4 t/m 7 jaar

    € 1.811,89

    € 48,89

    b. leerlingen vanaf 8 jaar

    € 1.260,71

    € 34,02

  • 4. De ontwikkeling van de genormeerde gemiddelde personeelslasten van leraren van basisscholen ten opzichte van het schooljaar 2017–2018 bedraagt 0,191%. De ontwikkeling van de genormeerde gemiddelde personeelslasten van de schoolleiding van basisscholen ten opzichte van het schooljaar 2017–2018 bedraagt 0,000%.

  • 5. In de genormeerde gemiddelde personeelslasten, bedoeld in het eerste lid is een verlaging van 0,724% verwerkt op basis van de gemiddelde inkomsten waarop de bevoegd gezagen, bedoeld in de WPO gedurende het schooljaar aanspraak maken vanwege uitkeringen of toelagen als bedoeld in artikel 137, vijfde lid, van de WPO.

Artikel 3. Aanvullende bekostiging (zeer) kleine scholen en bestrijding onderwijsachterstanden

Het basisbedrag respectievelijk het leeftijdsbedrag, bedoeld in de in de eerste kolom genoemde artikelen van het Besluit bekostiging WPO, is het bedrag, genoemd in de tweede respectievelijk de derde kolom bij het desbetreffende artikel:

Artikel

Basisbedrag

Leeftijdsbedrag

23, eerste lid, (zeer kleine scholen)

€ 101.709,37

€ 2.212,59

24, tweede lid, onderdeel a, (kleine scholen voet)

€ 65.495,99

€ 1.767,31

24, tweede lid, onderdeel b,(kleine scholen verminderingsbedrag)

€ 453,73

€ 12,24

28, eerste lid, (schoolgewicht boa)

€ 1.531,73

€ 41,33

28a, tweede lid, (gewichtleerlingen in impulsgebied)

€ 1.848,00

 
Artikel 4. Aanvullende bekostiging bij aanvang van de bekostiging en groei

Het basisbedrag verhoogd met het met de geraamde landelijk gewogen gemiddelde leeftijd van de leraren vermenigvuldigde leeftijdsbedrag, bedoeld in de in de eerste kolom genoemde artikelen van het Besluit bekostiging WPO, is het bedrag, genoemd in de tweede kolom bij het desbetreffende artikel:

Artikel

Bedrag

3a, vierde lid, (aanvang bekostiging)

€ 13.374,23

29, vierde lid, (groei)

€ 3.081,68

Artikel 5. Aanvullende bekostiging schoolleiding

Het bedrag, bedoeld in artikel 26, eerste lid, van het Besluit bekostiging WPO, is voor scholen met een aantal leerlingen dat op de teldatum niet hoger is dan 97 leerlingen € 19.711,49 en voor scholen met een aantal leerlingen dat op de teldatum hoger is dan 97 leerlingen € 36.677,98.

Artikel 6. Bekostiging personeels- en arbeidsmarktbeleid
  • 1. De bekostiging voor personeels- en arbeidsmarktbeleid, bedoeld in artikel 129 van de WPO, bestaat voor basisscholen, waaronder begrepen de school voor varende kinderen, uit een bedrag dat wordt berekend volgens de formule ‘basisbedrag + A + B’, waarin:

    basisbedrag =

    € 16.968,47

    A = het aantal leerlingen, vermenigvuldigd met

    € 629,14

    B = het schoolgewicht, vermenigvuldigd met

    € 291,06

  • 2. De bekostiging, bedoeld in het eerste lid, voor basisscholen met minder dan 145 leerlingen wordt verhoogd met een bedrag dat gelijk is aan de uitkomst van de berekening: € 40.219,29 minus (het aantal leerlingen vermenigvuldigd met € 277,42).

  • 3. De bekostiging, bedoeld in het eerste lid, wordt voor basisscholen met minder dan 195 leerlingen verhoogd met € 5.483.

  • 4. Het bedrag per leerling ten behoeve van de schoolbegeleiding, bedoeld in artikel 180a van de WPO, bedraagt € 54,75 en is begrepen in het bedrag, genoemd in het eerste lid, onder A.

  • 5. Voor de bekostiging voor personeels- en arbeidsmarktbeleid wordt het aantal leerlingen vastgesteld overeenkomstig artikel 121 van de WPO.

Artikel 7. Bedragen voor scholen voor kinderen van wie de ouders een trekkend bestaan leiden
  • 1. Het bedrag per formatieplaats, bedoeld in artikel B 16b, en artikel C 11, eerste en tweede lid, van het Besluit trekkende bevolking WPO is € 63.278,89.

  • 2. De aanvullende bekostiging voor schoolleiding, bedoeld in artikel B 16g van het Besluit trekkende bevolking WPO bedraagt € 19.711,49 per school.

  • 3. Het budget voor personeels- en arbeidsmarktbeleid, bedoeld in artikel B 16l van het Besluit trekkende bevolking WPO bedraagt € € 64.159,34 per school.

Artikel 8. Bekostiging voor internationaal georiënteerd basisonderwijs
  • 1. Het bevoegd gezag van een basisschool waaraan een afdeling internationaal georiënteerd basisonderwijs is verbonden, ontvangt op aanvraag bekostiging voor personeel en voor materiële instandhouding.

  • 2. De bekostiging, bedoeld in het eerste lid, bedraagt vanaf 11 ingeschreven leerlingen op 1 oktober 2017 op de afdeling, bedoeld in het eerste lid, de in de onderstaande tabel opgenomen bedragen.

    aantal leerlingen

    Bedrag personeel

    Bedrag materiële instandhouding

    11 t/m 20

    € 13.680,83

    € 439,63

    21 t/m 30

    € 20.521,44

    € 659,45

    31 t/m 40

    € 27.361,65

    € 879,27

    41 t/m 50

    € 34.208,50

    € 1.099,29

    51 t/m 60

    € 41.049,11

    € 1.319,11

    61 t/m 70

    € 47.889,32

    € 1.538,92

    71 t/m 80

    € 54.729,94

    € 1.758,74

    81 t/m 90

    € 61.570,14

    € 1.978,56

    91 t/m 100

    € 68.410,75

    € 2.198,37

    101 t/m 110

    € 75.251,36

    € 2.418,19

    111 t/m 120

    € 82.091,58

    € 2.638,01

    121 t/m 130

    € 88.932,19

    € 2.857,82

    131 t/m 140

    € 95.772,40

    € 3.077,64

    141 t/m 150

    € 102.619,25

    € 3.297,66

    151 t/m 165

    € 109.459,86

    € 3.517,48

    166 t/m 180

    € 116.300,07

    € 3.737,30

    181 t/m 195

    € 123.140,69

    € 3.957,11

    196 t/m 210

    € 129.980,90

    € 4.176,93

    vervolgens per 15 leerlingen verhogen met

    € 6.840,61

    € 219,82

  • 3. De aanvraag, bedoeld in het eerste lid, moet bij DUO zijn ontvangen voor 1 juli 2018 en een gelijkluidend exemplaar daarvan moet worden ingediend gelijktijdig met de jaarstukken 2017. Aanvragen die op of na 1 juli 2018 bij DUO worden ontvangen worden in ieder geval afgewezen.

  • 4. Voor het indienen van een aanvraag wordt gebruikgemaakt van het daarvoor beschikbaar gestelde formulier op www.duo.nl.

  • 5. Het bevoegd gezag van een basisschool met een afdeling internationaal georiënteerd basisonderwijs ontvangt op aanvraag bijzondere bekostiging voor personeel en aanvullende bekostiging voor materiële instandhouding indien het aantal leerlingen in die afdeling ten opzichte van de datum waarop voor het laatst bekostiging op basis van dit artikel is toegekend zodanig is toegenomen dat het leerlingenaantal in een hogere categorie als bedoeld in de tabel in het tweede lid is komen te vallen.

  • 6. Voor het indienen van een aanvraag wordt gebruikgemaakt van het daarvoor beschikbaar gestelde formulier op www.duo.nl.

  • 7. Het bevoegd gezag kan ten hoogste eenmaal per maand een aanvraag als bedoeld in het vijfde lid indienen. Een aanvraag die wordt ontvangen op of na 1 juli 2019, wordt afgewezen.

  • 8. Het bevoegd gezag ontvangt de beschikking uiterlijk binnen vier maanden na ontvangst van de aanvraag.

  • 9. Indien de toename samenvalt met de eerste schooldag van het schooljaar 2018–2019 en de aanvraag geheel of gedeeltelijk wordt toegekend, ontvangt het bevoegd gezag bijzondere bekostiging met ingang van 1 augustus 2018. Indien de toename op een later tijdstip plaatsvindt en de aanvraag geheel of gedeeltelijk wordt toegekend, ontvangt het bevoegd gezag bijzondere bekostiging met ingang van de eerste dag van de maand volgend op de datum, waarop de toename heeft plaatsgevonden.

  • 10. De bekostiging, bedoeld in het vijfde lid, is gebaseerd op de bedragen uit bovenstaande tabel. Dit bedrag wordt gedeeld door 12 en vermenigvuldigd met het aantal resterende maanden van het schooljaar waarvoor de bekostiging is toegekend.

Paragraaf 2. Speciale scholen voor basisonderwijs

Artikel 9. Gemiddelde leeftijd en bedragen
  • 1. De geraamde landelijk gewogen gemiddelde leeftijd op 1 oktober 2017 en de genormeerde gemiddelde personeelslasten van leraren respectievelijk van de schoolleiding van speciale scholen voor basisonderwijs, bedoeld in artikel 120, zesde lid, van de WPO, bedragen:

    • a. geraamde landelijk gewogen gemiddelde leeftijd: 41,17 jaar;

    • b. genormeerde gemiddelde personeelslasten leraar: € 68.797,59;

    • c. genormeerde gemiddelde personeelslasten schoolleiding: € 86.519,08.

  • 2. Het formatiebasisbedrag respectievelijk het formatieleeftijdsbedrag, bedoeld in artikel 22, onderdeel a, respectievelijk onderdeel b, van het Besluit bekostiging WPO, is voor speciale scholen voor basisonderwijs:

    • a. formatiebasisbedrag: € 29.405,54;

    • b. formatieleeftijdsbedrag: € 956,81.

  • 3. Het bedrag per leerling respectievelijk het verhogingsbedrag, bedoeld in artikel 120, eerste lid, van de WPO is:

    • a. bedrag per leerling: € 1.329,13;

    • b. verhogingsbedrag € 43,25.

  • 4. De ontwikkeling van de genormeerde gemiddelde personeelslasten van leraren van speciale scholen voor basisonderwijs ten opzichte van het schooljaar 2017–2018 bedraagt 0,191%. De ontwikkeling van de genormeerde gemiddelde personeelslasten van de schoolleiding van speciale scholen voor basisonderwijs ten opzichte van het schooljaar 2017–2018 bedraagt 0,000%.

  • 5. In de genormeerde gemiddelde personeelslasten, bedoeld in het eerste lid is een verlaging van 0,724% verwerkt op basis van de gemiddelde inkomsten waarop de bevoegd gezagen, bedoeld in de WPO gedurende het schooljaar aanspraak maken vanwege uitkeringen of toelagen als bedoeld in artikel 137, vijfde lid, van de WPO.

Artikel 10. Bedragen ondersteuningsvoorzieningen

Het bedrag per leerling respectievelijk het verhogingsbedrag dat wordt vermenigvuldigd met de gewogen gemiddelde leeftijd van de leraren van die school, bedoeld in artikel 120, vierde lid, van de WPO is:

  • a. bedrag per leerling € 1.899,60;

  • b. verhogingsbedrag € 61,81.

Artikel 11. Bedragen aanvullende bekostiging onderwijsachterstandenbestrijding

Het basisbedrag respectievelijk het leeftijdsbedrag, bedoeld in artikel 28, derde lid, van het Besluit bekostiging WPO, is:

  • a. basisbedrag € 1.179,16;

  • b. leeftijdsbedrag € 38,37.

Artikel 12. Bedragen aanvullende bekostiging bij aanvang van de bekostiging en voor de schoolleiding
  • 1. Het basisbedrag verhoogd met het met de geraamde landelijk gewogen gemiddelde leeftijd van de leraren van speciale scholen voor basisonderwijs vermenigvuldigde leeftijdsbedrag, bedoeld in artikel 3a, vierde lid, van het Besluit bekostiging WPO, is € 14.419,85.

  • 2. Het bedrag, bedoeld in artikel 26, tweede lid, van het Besluit bekostiging WPO, is voor scholen met een aantal leerlingen dat op de teldatum niet hoger is dan 99 leerlingen € 20.271,49 en voor scholen met een aantal leerlingen dat op de teldatum hoger is dan 99 leerlingen € 37.992,98.

Artikel 13. Bekostiging personeels- en arbeidsmarktbeleid
  • 1. De bekostiging voor personeels- en arbeidsmarktbeleid, bedoeld in artikel 129 van de WPO, voor speciale scholen voor basisonderwijs bestaat uit een bedrag dat wordt berekend volgens de formule ‘basisbedrag + A + B’, waarin:

    basisbedrag =

    € 12.608,30

    A = het aantal leerlingen, vermenigvuldigd met

    € 854,63

    B = het aantal cumi-leerlingen, vermenigvuldigd met

    € 176,68

  • 2. Het bedrag per leerling ten behoeve van de schoolbegeleiding, bedoeld in artikel 180a van de WPO, bedraagt € 54,75 en is begrepen in het bedrag, genoemd in het eerste lid, onder A.

  • 3. Voor de bekostiging voor personeels- en arbeidsmarktbeleid wordt het aantal leerlingen vastgesteld overeenkomstig artikel 121 van de WPO.

Paragraaf 3. Scholen voor (voortgezet) speciaal onderwijs in cluster 3 en 4

Artikel 14. Gemiddelde leeftijd en basisbedragen
  • 1. De geraamde landelijk gewogen gemiddelde leeftijd op 1 oktober 2017 en de genormeerde gemiddelde personeelslasten van leraren, onderwijsondersteunend personeel, respectievelijk van de schoolleiding van scholen voor speciaal, voortgezet speciaal en speciaal en voortgezet speciaal onderwijs, bedoeld in artikel 117, twaalfde lid, van de WEC, bedragen:

    • a. geraamde landelijk gewogen gemiddelde leeftijd: 41,47 jaar;

    • b. genormeerde gemiddelde personeelslasten leraar: € 66.569,69;

    • c. genormeerde gemiddelde personeelslasten onderwijsondersteunend personeel: € 39.449,61;

    • d. genormeerde gemiddelde personeelslasten schoolleiding: € 86.507,03.

  • 2. Het formatiebasisbedrag respectievelijk het formatieleeftijdsbedrag, bedoeld in artikel 31, onderdeel a, respectievelijk onderdeel b, van het Besluit bekostiging WEC, is voor de scholen, bedoeld in het eerste lid:

    • a. formatiebasisbedrag: € 23.126,26;

    • b. formatieleeftijdsbedrag: € 1.047,59.

  • 3. Het bedrag per school en per leerling, respectievelijk de vermenigvuldigingsbedragen, bedoeld in artikel 117, achtste lid, van de WEC, worden vastgesteld zoals weergegeven in onderstaande tabel.

     

    Basisbedrag

    Leeftijdsbedrag

    vast bedrag per school

    € 27.136,35

    € 1.229,24

    per leerling SO jonger dan 8

    € 1.306,63

    € 59,19

    per leerling SO 8 jaar en ouder

    € 908,86

    € 41,17

    per leerling VSO

    € 1.769,16

    € 80,14

  • 4. De ontwikkeling van de genormeerde gemiddelde personeelslasten van leraren van scholen voor speciaal, voortgezet speciaal en speciaal en voortgezet speciaal onderwijs ten opzichte van het schooljaar 2017–2018 bedraagt 0,191%. De ontwikkeling van de genormeerde gemiddelde personeelslasten van het onderwijsondersteunend personeel van deze scholen ten opzichte van het schooljaar 2017–2018 bedraagt 0,000% en de ontwikkeling van de genormeerde gemiddelde personeelslasten van de schoolleiding van deze scholen ten opzichte van het schooljaar 2017–2018 bedraagt 0,000%.

  • 5. In de genormeerde gemiddelde personeelslasten bedoeld in het eerste lid, is een verlaging van 0,724% verwerkt op basis van de gemiddelde inkomsten waarop de bevoegd gezagen, bedoeld in de WEC gedurende het schooljaar aanspraak maken vanwege uitkeringen of toelagen als bedoeld in artikel 131, vierde lid, van de WEC.

Artikel 15. Bedragen voor personele bekostiging voor ondersteuning

Het bedrag per leerling als bedoeld in de artikel 117, vierde lid, van de WEC, artikel 132, vierde lid, van de WPO en artikel 85b, derde lid, van de WVO, is per categorie onderverdeeld naar onderwijstype en leeftijd van de leerlingen, weergegeven in onderstaande tabel.

 

categorie 1/l

categorie 2/m

categorie 3/h

per leerling SO jonger dan 8

€ 9.402,83

€ 13.770,95

€ 20.988,44

per leerling SO 8 jaar en ouder

€ 8.541,82

€ 14.915,95

€ 22.133,44

per leerling VSO

€ 9.507,36

€ 16.847,93

€ 20.944,72

Artikel 16. Aanvullende bekostiging voor bestrijding onderwijsachterstanden

Het basisbedrag respectievelijk het leeftijdsbedrag, bedoeld in artikel 41, eerste lid, van het Besluit bekostiging WEC is:

  • a. basisbedrag: € 890,36;

  • b. leeftijdsbedrag: € 40,33.

Artikel 17. Bedragen aanvullende bekostiging bij aanvang van de bekostiging en voor de schoolleiding
  • 1. Het basisbedrag verhoogd met het met de geraamde landelijk gewogen gemiddelde leeftijd van de leraren van scholen voor (voortgezet) speciaal onderwijs vermenigvuldigde leeftijdsbedrag, bedoeld in artikel 3a van het Besluit bekostiging WEC, is € 14.417,84.

  • 2. Het bedrag, bedoeld in artikel 35, van het Besluit bekostiging WEC, onderverdeeld in speciaal onderwijs, voortgezet speciaal onderwijs en speciaal en voortgezet speciaal onderwijs alsmede naar onderwijssoort en aantal leerlingen, is weergegeven in onderstaande tabel.

    aantal leerlingen

    SO of VSO

    SOVSO

    MG SO of VSO

    MG SOVSO

    1 tot en met 49

    € 22.597,34

    € 22.597,34

    € 42.534,68

    € 42.534,68

    50 of meer

    € 42.534,68

    € 62.472,02

    € 42.534,68

    € 62.472,02

Artikel 18. Bekostiging personeels- en arbeidsmarktbeleid
  • 1. De bekostiging voor personeels- en arbeidsmarktbeleid, bedoeld in artikel 124 van de WEC, bestaat voor de scholen in deze paragraaf uit een bedrag dat wordt berekend volgens de formule ‘A+B’, waarin:

    A = het aantal SO-leerlingen en VSO-leerlingen, vermenigvuldigd met € 629,14;

    B = het aantal cumi-leerlingen, vermenigvuldigd met € 138,23.

  • 2. Het bedrag per leerling ten behoeve van de schoolbegeleiding, bedoeld in artikel 166a van de WEC, bedraagt € 54,75 en is begrepen in het bedrag, genoemd in het eerste lid, onder A.

HOOFDSTUK 3. BEKOSTIGING SAMENWERKINGSVERBANDEN

Paragraaf 1. Lichte ondersteuning en schoolmaatschappelijk werk

Artikel 19. Bedragen lichte ondersteuning PO

Het bedrag per leerling verhoogd met het met de geraamde landelijk gewogen gemiddelde leeftijd van de leraren vermenigvuldigde bedrag, bedoeld in de in de eerste kolom genoemde artikelen van het Besluit bekostiging WPO, is het bedrag, genoemd in de tweede kolom bij het desbetreffende artikel.

Artikel

Bedrag

31, eerste lid, (ondersteuningsvoorzieningen)

€ 163,05

32, eerste lid, (overdracht bij toename)

€ 3.109,65

32, tweede lid, en 33, eerste volzin (overdracht en overgang naar ander swv)

€ 4.444,32

33, tweede volzin (overgang naar ander swv na 1 oktober)

€ 7.553,98

Artikel 20. Schoolmaatschappelijk werk primair onderwijs in het kader van veiligheid en opvang risicoleerlingen

Aan het samenwerkingsverband PO, waarvan de som der schoolgewichten van de scholen binnen het samenwerkingsverband 1 of meer is, wordt een bedrag van € 116,26 per schoolgewicht toegekend.

Paragraaf 2. Zware ondersteuning

Artikel 21. Bedrag personele bekostiging zware ondersteuning PO

Het bedrag per leerling als bedoeld in artikel 132, derde lid, van de WPO, is € 336,17.

Artikel 22. Bedrag personele bekostiging zware ondersteuning VO

Het bedrag per leerling als bedoeld in artikel 85b, tweede lid, van de WVO, is € 538,28.

HOOFDSTUK 4. VEREVENING

Artikel 23. Aanpassing van de correctiebedragen

De voor het schooljaar 2017–2018 vastgestelde bedragen als bedoeld in de artikelen XIII, eerste lid en XV, eerste lid, van de Wet van 11 oktober 2012 tot wijziging van enkele onderwijswetten in verband met een herziening van de organisatie en financiering van de ondersteuning van leerlingen in het basisonderwijs, speciaal en voortgezet speciaal onderwijs, voortgezet onderwijs en beroepsonderwijs (Stb. 2012, 533), worden verhoogd met 0,191%.

HOOFDSTUK 5. BEKOSTIGING INSTELLINGEN

Artikel 24. Basisbedragen

De basisbedragen respectievelijk het leeftijdsbedrag, bedoeld in artikel 117, eerste lid van de WEC, is het bedrag, genoemd in de tweede respectievelijk de derde kolom in onderstaande tabel.

 

bedrag

verhogingsbedrag

per leerling SO jonger dan 8

€ 1.306,63

€ 59,19

per leerling SO 8 jaar en ouder

€ 908,86

€ 41,17

per leerling VSO

€ 1.769,16

€ 80,14

Artikel 25. Bekostiging personeels- en arbeidsmarktbeleid

  • 1. De bekostiging voor personeels- en arbeidsmarktbeleid, bedoeld in artikel 124 van de WEC, is voor de instellingen in deze paragraaf € 629,14 per leerling.

  • 2. Het bedrag per leerling ten behoeve van de schoolbegeleiding, bedoeld in artikel 166a van de WEC, bedraagt € 54,75 en is begrepen in het bedrag, genoemd in het eerste lid.

Artikel 26. Bedragen voor personele bekostiging voor ondersteuning instellingen

De bedragen als bedoeld in artikel 117, vijfde lid van de WEC, worden in onderstaande tabel per instelling weergegeven.

BRIN-nr

Naam instelling

ondersteuningsbedrag

25GP

Visio Onderwijsinstelling Noord

€ 3.081.263,75

25GR

Bartimeus OWI voor Visueel Gehandicapte Leerlingen

€ 9.915.755,16

25HD

Koninklijk Instituut tot Onderwijs van Slechtziende en Blinden

€ 5.610.166,00

25HE

Onderwijsinstelling Sensis

€ 11.752.526,83

01JO

Koninklijke Auris Groep

€ 64.101.664,07

08ZP

Zuid

€ 22.041.164,08

17GW

Koninklijke Kentalis

€ 94.371.317,87

20WR

VierTaal

€ 24.519.199,52

HOOFDSTUK 6. BIJZONDERE BEKOSTIGING SCHOOLJAAR 2018–2019

Artikel 27. Algemeen artikel

  • 1. Artikel 1 van de Algemene termijnenwet is van toepassing op dit hoofdstuk.

  • 2. Indien de peildatum, bedoeld in de artikelen 32 tot en met 34, valt op een dag waarop geen onderwijs wordt gegeven, wordt als peildatum de eerstvolgende schooldag aangehouden

Artikel 28. Aanwezigheid schipperskinderen

  • 1. Het bevoegd gezag van een basisschool die voor 1 april 2019 wordt bezocht door 3 of meer kinderen in de eerste 4 verblijfsjaren op een reguliere basisschool en die verblijven in een internaat of pleeggezin en van wie de vader of moeder het schippersbedrijf uitoefent of heeft uitgeoefend, ontvangt op aanvraag bijzondere bekostiging voor personeel en aanvullende bekostiging voor materiële instandhouding.

  • 2. De bekostiging, bedoeld in het eerste lid, bedraagt vanaf 3 ingeschreven schipperskinderen de in de onderstaande tabel opgenomen bedragen die worden gedeeld door twaalf en vermenigvuldigd met het aantal maanden waarvoor de bekostiging wordt toegekend.

    Aantal schipperskinderen

    Bedrag personeel

    Bedrag MI

    3 tot en met 6

    € 13.788,47

    € 408,93

    7 tot en met 10

    € 20.502,36

    € 613,49

    11 tot en met 14

    € 27.222,58

    817,86

    15 tot en met 18

    € 33.936,47

    € 1.022,42

    En vervolgens telkens in een bandbreedte van 4 leerlingen, te beginnen vanaf 19 leerlingen, te verhogen met

    € 6.713,89

    € 204,57

  • 3. Voor het indienen van een aanvraag wordt gebruikgemaakt van het daarvoor beschikbaar gestelde formulier op www.duo.nl en gaat vergezeld van de volgende gegevens:

    • a. naam, BRIN-nummer, postcode en plaats van de school;

    • b. de datum waarop de kinderen zijn of worden toegelaten tot de school;

    • c. het totaal aantal schipperskinderen dat de school bezoekt in de periode waarvoor bijzondere en aanvullende bekostiging wordt gevraagd;

    • d. de periode waarvoor bijzondere en aanvullende bekostiging wordt gevraagd.

  • 4. Het bevoegd gezag verklaart door indiening van de aanvraag dat in de leerlingenadministratie de school of scholen waarvan de kinderen afkomstig zijn, onder vermelding van de betreffende schoolsoort met vermelding van het aantal verblijfsjaren, is opgenomen.

  • 5. Het bevoegd gezag ontvangt de beschikking uiterlijk binnen vier maanden na ontvangst van de aanvraag.

  • 6. Indien de aanvraag geheel of gedeeltelijk wordt toegekend ontvangt het bevoegd gezag bijzondere en aanvullende bekostiging met ingang van de maand volgend op de datum waarop de aanvraag is ontvangen.

  • 7. De aanvraag, bedoeld in het eerste lid, wordt in ieder geval afgewezen indien het een aanvraag betreft voor de periode na 1 april 2019.

Artikel 29. Aanwezigheid zigeunerkinderen

  • 1. Het bevoegd gezag van een basisschool die voor 1 april 2019 wordt bezocht door 4 of meer leerlingen met een culturele achtergrond van de Roma en Sinti, ontvangt op aanvraag bijzondere bekostiging voor personeel en aanvullende bekostiging voor materiële instandhouding.

  • 2. Voor het indienen van een aanvraag wordt gebruikgemaakt van het daarvoor beschikbaar gestelde formulier op www.duo.nl en gaat vergezeld van de volgende gegevens:

    • a. naam, BRIN-nummer, postcode en plaats van de school;

    • b. het aantal leerlingen met een culturele achtergrond van de Roma en de Sinti en hun leerlinggewicht(en) dat op 1 oktober 2017 voor bekostiging is meegeteld;

    • c. het totaal aantal leerlingen met een culturele achtergrond van de Roma en Sinti dat de school zal bezoeken in de periode waarvoor bijzondere en aanvullende bekostiging wordt gevraagd;

    • d. de periode waarvoor bijzondere en aanvullende bekostiging wordt gevraagd,

  • 3. Het bevoegd gezag ontvangt de beschikking uiterlijk binnen vier maanden na ontvangst van de aanvraag.

  • 4. Indien de aanvraag geheel of gedeeltelijk wordt toegekend ontvangt het bevoegd gezag bijzondere en aanvullende bekostiging met ingang van de maand volgend op de datum waarop de aanvraag is ontvangen.

  • 5. De aanvraag, bedoeld in het eerste lid, wordt in ieder geval afgewezen indien het een aanvraag betreft voor de periode na 1 april 2019.

Artikel 30. Aanwezigheid van leerlingen van wie de ouders een trekkend bestaan leiden

  • 1. Het bevoegd gezag van een basisschool waar:

    • a. leerlingen zijn ingeschreven die verblijven in een internaat of pleeggezin en van wie de vader of moeder het schippersbedrijf uitoefent of heeft uitgeoefend of leerlingen van wie de ouders een trekkend bestaan leiden als bedoeld in het Besluit trekkende bevolking WPO, waarvoor als gevolg van de wijziging van de gewichtenregeling een lager gewicht is vastgesteld dan het geval zou zijn geweest indien de gewichtenregeling was toegepast, zoals deze luidde voor 1 augustus 2006, en

    • b. het schoolgewicht daardoor lager is vastgesteld,

    ontvangt op aanvraag bijzondere bekostiging, indien de aanvraag voor 1 oktober 2018 is ontvangen.

  • 2. Voor het indienen van een aanvraag wordt gebruikgemaakt van het daarvoor beschikbaar gestelde formulier op www.duo.nl en gaat vergezeld van de volgende gegevens:

    • a. naam, BRIN-nummer, postcode en plaats van de school;

    • b. het aantal leerlingen op 1 oktober 2017 waarvoor het gewicht 0,4 zou zijn vastgesteld, indien dit van toepassing was gebleven, onder vermelding van het gewicht dat daadwerkelijk voor deze leerlingen is vastgesteld;

    • c. het aantal leerlingen op 1 oktober 2017 waarvoor het gewicht 0,7 zou zijn vastgesteld, indien dit van toepassing was gebleven, onder vermelding van het gewicht dat daadwerkelijk voor deze leerlingen is vastgesteld.

  • 3. Het bevoegd gezag ontvangt de beschikking uiterlijk binnen vier maanden na ontvangst van de aanvraag.

Artikel 31. Leerlingen afkomstig uit ‘Blijf van mijn lijf huizen’

  • 1. Het bevoegd gezag van een basisschool, waar gedurende een periode van maximaal één jaar voorafgaand aan de aanvraag ten minste 10 leerlingen uit een ‘Blijf van mijn lijf huis’ zijn ingeschreven, ontvangt op aanvraag bijzondere bekostiging voor personeel en aanvullende bekostiging voor materiële instandhouding.

  • 2. Voor het indienen van een aanvraag wordt gebruikgemaakt van het daarvoor beschikbaar gestelde formulier op www.duo.nl en gaat vergezeld van de volgende gegevens:

    • a. naam, BRIN-nummer, postcode en plaats van de school;

    • b. het aantal ‘Blijf van mijn lijf huis’ leerlingen dat gedurende de periode van maximaal één jaar voor de aanvraag de basisschool heeft bezocht;

    • c. de ingangsdatum en de einddatum van de door het bevoegd gezag gekozen periode van maximaal 12 maanden, bedoeld in onderdeel b.

  • 3. Het bevoegd gezag verklaart door indiening van de aanvraag dat in de leerlingenadministratie een overzicht is opgenomen van het aantal ‘Blijf van mijn lijf huis’ leerlingen dat gedurende de periode van maximaal één jaar voor de aanvraag de basisschool heeft bezocht met de data van in- en uitschrijving.

  • 4. Het bevoegd gezag ontvangt de beschikking uiterlijk binnen vier maanden na ontvangst van de aanvraag.

  • 5. Indien de aanvraag geheel of gedeeltelijk wordt toegekend ontvangt het bevoegd gezag bijzondere en aanvullende bekostiging met ingang van de maand volgend op de datum waarop de aanvraag is ontvangen.

Artikel 32. Eerste opvang asielzoekers en overige vreemdelingen basisscholen

  • 1. Voor de toepassing van dit artikel wordt verstaan onder:

    a. school:

    bekostigde basisschool als bedoeld in de WPO;

    b. asielzoeker:

    vreemdeling als bedoeld in de Vreemdelingenwet 2000, die ingeschreven staat op een school, die door de Minister van Justitie en Veiligheid in het bezit is gesteld van een document of schriftelijke verklaring als bedoeld in artikel 9 van de Vreemdelingenwet 2000 en deze heeft verkregen op grond van artikel 8, onderdelen c, d, f, g, h of j van die wet, onderscheidenlijk van wie tenminste één van de ouders of voogden door de Minister van Justitie en Veiligheid in het bezit is gesteld van een document of schriftelijke verklaring als bedoeld in artikel 9 van de Vreemdelingenwet 2000 en deze heeft verkregen op grond van artikel 8, onderdelen c, d, f, g, h of j van die wet en aantoonbaar nog geen jaar woonachtig is in Nederland;

    c. overige vreemdeling:

    vreemdeling als bedoeld in de Vreemdelingenwet 2000, niet zijnde een asielzoeker, die ingeschreven staat op een school, die door de Minister van Justitie en Veiligheid in het bezit is gesteld van een document of schriftelijke verklaring als bedoeld in artikel 9 van de Vreemdelingenwet 2000, onderscheidenlijk van wie tenminste één van de ouders of voogden door de Minister van Justitie en Veiligheid in het bezit is gesteld van een document of schriftelijke verklaring als bedoeld in artikel 9 van de Vreemdelingenwet 2000; dan wel die in het bezit is van een paspoort of identiteitsbewijs waaruit blijkt dat hij of zij burger is van de Europese Unie of een staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte of Zwitserland, dan wel waarvan tenminste één van de ouders in het bezit is van een paspoort of identiteitsbewijs waaruit blijkt dat hij of zij burger is van de Europese Unie of een staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte of Zwitserland en aantoonbaar nog geen jaar woonachtig is in Nederland;

    d. BRP:

    basisregistratie personen.

  • 2. Het bevoegd gezag van een school waar de eerste opvang in het onderwijs wordt verzorgd voor tenminste 4 asielzoekers of overige vreemdelingen, ontvangt op aanvraag bijzondere bekostiging voor personeel en aanvullende bekostiging voor materiële instandhouding.

  • 3. De bijzondere en aanvullende bekostiging heeft betrekking op een periode van drie maanden, met als peildata:

    • a. de eerste schooldag voor de periode augustus tot en met oktober;

    • b. 1 november voor de periode november tot en met januari;

    • c. 1 februari voor de periode februari tot en met april;

    • d. 1 mei voor de periode mei tot en met juli.

    Het bevoegd gezag dient ter verkrijging van de bijzondere en aanvullende bekostiging een aanvraag in die indien het de peildatum de eerste schooldag betreft door DUO moet zijn ontvangen voor 30 september 2018 en indien het een andere peildatum betreft binnen vier weken na de peildatum. De aanvraag wordt in ieder geval afgewezen indien het een aanvraag betreft welke is ontvangen na deze termijn.

  • 4. Een school die niet eerder eerste opvang van vreemdelingen respectievelijk eerste opvang van asielzoekers of overige vreemdelingen verzorgde, komt in aanmerking voor een eenmalige aanvulling op de bijzondere bekostiging van € 11.148.

  • 5. Voor het indienen van een aanvraag wordt gebruikgemaakt van het daarvoor beschikbaar gestelde formulier op www.duo.nl en gaat vergezeld van de volgende gegevens:

    • a. naam, BRIN-nummer, postcode en plaats van de school;

    • b. indien de peildatum de eerste schooldag betreft het aantal ingeschreven asielzoekers en het aantal ingeschreven overige vreemdelingen op de eerste schooldag, en het aantal asielzoekers dat op 1 oktober van het voorgaande schooljaar aan de school stond ingeschreven of indien de peildatum niet de eerste schooldag betreft het aantal ingeschreven asielzoekers en het aantal ingeschreven overige vreemdelingen op de peildatum;

    • c. in geval van toepassing van het vierde lid, een verklaring dat de school niet eerder de eerste opvang van vreemdelingen respectievelijk de eerste opvang van asielzoekers of overige vreemdelingen heeft verzorgd.

  • 6. Het bevoegd gezag verklaart door indiening van de aanvraag dat in de leerlingenadministratie voor ieder van de in de aanvraag opgenomen asielzoekers en overige vreemdelingen kopieën aanwezig zijn van de in het eerste lid genoemde documenten, schriftelijke verklaringen, paspoorten of identiteitsbewijzen die als voorwaarde gelden voor de toekenning van bijzondere en aanvullende bekostiging op basis van dit artikel. Van alle asielzoekers en overige vreemdelingen die meetellen voor de in de aanvraag opgegeven aantallen leerlingen dienen de gegevens uit de BRP, zoals geregistreerd in het basisregister onderwijs, als uitgangspunt. In het geval de registratie in de BRP ontbreekt of afwijkt van de door het bevoegd gezag van de school aan de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap aangeleverde gegevens, verklaart het bevoegd gezag door de indiening van de aanvraag tevens dat een kopie van één of meer documenten uit onderstaande limitatieve lijst, waarmee de opgegeven datum van binnenkomst in Nederland kan worden aangetoond, in de administratie van de school aanwezig is:

    • een datumstempel in het paspoort bij binnenkomst in Nederland,

    • een beschikking van de Minister van Justitie en Veiligheid op grond van artikel 9 van de Vreemdelingenwet 2000,

    • een rapportage van de Immigratie- en Naturalisatiedienst,

    • een registratieformulier van het Centraal Orgaan Opvang Asielzoekers.

  • 7. Het bevoegd gezag ontvangt de beschikking uiterlijk vier maanden na ontvangst van de aanvraag.

  • 8. De in het tweede lid bedoelde bekostiging wordt berekend volgens de formules:

    Indien de peildatum de eerste schooldag betreft en

    indien Ap groter dan At:

    (Ap – At) x € 9.304,30 x 3/12, met dien verstande dat ingeval er op of voor de peildatum groeibekostiging als bedoeld in artikel 29 van het Besluit bekostiging WPO aan het desbetreffende bevoegd gezag is toegekend, voor het aantal leerlingen waarvoor de groeibekostiging tot en met de peildatum is toegekend, dan wel indien dit kleiner is voor (Ap – At), een aftrek plaatsvindt van € 3.081,68 per leerling, welk bedrag wordt vermenigvuldigd met 3/12, verhoogd met At x (€ 2.822,24 + € 83,88) x 3/12 en verhoogd met Vp x (€ 2.822,24 + € 83,88) x 3/12 of

    indien Ap niet groter dan At:

    Ap x (€ 2.822,24 + € 83,88) x 3/12 verhoogd met Vp x (€ 2.822,24 + € 83,88) x 3/12;

    waarin:

    Ap = het aantal op de eerste schooldag ingeschreven leerlingen dat asielzoeker is;

    At = het aantal op 1 oktober van het voorgaande schooljaar ingeschreven leerlingen dat op de eerste schooldag asielzoeker is;

    Vp = het aantal op de eerste schooldag ingeschreven leerlingen dat overige vreemdeling is.

    Indien de peildatum niet de eerste schooldag betreft:

    Ap x € 9.304,30 x 3/12, met dien verstande dat ingeval er op of voor de peildatum groeibekostiging als bedoeld in artikel 29 of 30 van het Besluit bekostiging WPO aan het desbetreffende bevoegd gezag is toegekend, voor het aantal leerlingen waarvoor de groeibekostiging tot en met de peildatum is toegekend, dan wel indien dit kleiner is voor Ap, een aftrek plaatsvindt van € 3.081,68 per leerling, welk bedrag wordt vermenigvuldigd met 3/12, verhoogd met Vp x (€ 2.822,24 + € 83,88) x 3/12;

    waarin:

    Ap = het aantal op de peildatum ingeschreven leerlingen dat asielzoeker is;

    Vp = het aantal op de peildatum ingeschreven leerlingen dat overige vreemdeling is.

Artikel 33. Onderwijs aan asielzoekers gedurende het tweede jaar in Nederland

  • 1. Voor de toepassing van dit artikel wordt verstaan onder:

    a. school:

    bekostigde basisschool als bedoeld in de WPO;

    b. asielzoeker:

    vreemdeling als bedoeld in de Vreemdelingenwet 2000, die ingeschreven staat op een school, die door de Minister van Justitie en Veiligheid in het bezit is gesteld van een document of schriftelijke verklaring als bedoeld in artikel 9 van de Vreemdelingenwet 2000 en deze heeft verkregen op grond van artikel 8, onderdelen c, d, f, g, h of j van die wet, onderscheidenlijk van wie tenminste één van de ouders of voogden door de Minister van Justitie en Veiligheid in het bezit is gesteld van een document of schriftelijke verklaring als bedoeld in artikel 9 van de Vreemdelingenwet 2000 en deze heeft verkregen op grond van artikel 8, onderdelen c, d, f, g, h of j van die wet en die aantoonbaar één jaar of langer en korter dan twee jaar woonachtig is in Nederland;

    c. BRP:

    basisregistratie personen.

  • 2. Het bevoegd gezag van een school waar onderwijs wordt verzorgd voor asielzoekers waaraan niet het gewicht 1,2 is toegekend, ontvangt op aanvraag bijzondere bekostiging voor personeel en aanvullende bekostiging voor materiële instandhouding.

  • 3. De bijzondere en aanvullende bekostiging heeft betrekking op een periode van drie maanden, met als peildata:

    • a. de eerste schooldag, voor de periode augustus tot en met oktober;

    • b. 1 november, voor de periode november tot en met januari;

    • c. 1 februari, voor de periode februari tot en met april;

    • d. 1 mei, voor de periode mei tot en met juli.

    Het bevoegd gezag dient ter verkrijging van de bijzondere en aanvullende bekostiging een aanvraag in die indien het de peildatum de eerste schooldag betreft door DUO moet zijn ontvangen voor 30 september 2018 en indien het een andere peildatum betreft binnen vier weken na de peildatum. De aanvraag wordt in ieder geval afgewezen indien het een aanvraag betreft welke is ontvangen na deze termijn.

  • 4. Voor het indienen van een aanvraag wordt gebruikgemaakt van het daarvoor beschikbaar gestelde formulier op www.duo.nl en gaat vergezeld van de volgende gegevens:

    • a. naam, brinnummer, postcode en plaats van de school;

    • b. het aantal ingeschreven asielzoekers volgens dit artikel op de peildatum uitgesplitst naar asielzoekers zonder een toegekend gewicht dan wel met het toegekende gewicht 0,3;

  • 5. Het bevoegd gezag verklaart door indiening van de aanvraag dat in de leerlingenadministratie voor ieder van de in de aanvraag opgenomen asielzoekers kopieën aanwezig zijn van de in het eerste lid genoemde documenten, schriftelijke verklaringen, paspoorten of identiteitsbewijzen die als voorwaarde gelden voor de toekenning van bijzondere en aanvullende bekostiging op basis van dit artikel. Van alle asielzoekers die meetellen voor de in de aanvraag opgegeven aantallen leerlingen dienen de gegevens uit de BRP, zoals geregistreerd in het basisregister onderwijs, als uitgangspunt. In het geval de registratie in de BRP ontbreekt of afwijkt van de door het bevoegd gezag van de school aan de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap aangeleverde gegevens, verklaart het bevoegd gezag door de indiening van de aanvraag tevens dat een kopie van één of meer documenten uit onderstaande limitatieve lijst, waarmee de opgegeven datum van binnenkomst in Nederland kan worden aangetoond, in de administratie van de school aanwezig is:

    • een datumstempel in het paspoort bij binnenkomst in Nederland,

    • een beschikking van de Minister van Justitie en Veiligheid op grond van artikel 9 van de Vreemdelingenwet 2000,

    • een rapportage van de Immigratie- en Naturalisatiedienst,

    • een registratieformulier van het Centraal Orgaan Opvang Asielzoekers.

  • 6. Het bevoegd gezag ontvangt de beschikking uiterlijk vier maanden na ontvangst van de aanvraag.

  • 7. De in het tweede lid bedoelde bekostiging bedraagt per asielzoeker zonder een toegekend gewicht € 3.102 vermenigvuldigd met 3/12 en per asielzoeker met een toegekend gewicht van 0,3 bedraagt de bekostiging € 2.481 vermenigvuldigd met 3/12.

Artikel 34. Eerste opvang vreemdelingen op speciale scholen voor basisonderwijs

  • 1. Voor de toepassing van dit artikel wordt verstaan onder:

    a. school:

    bekostigde speciale school voor basisonderwijs als bedoeld in de WPO;

    b. vreemdeling:

    leerling die ingeschreven staat op een school, die de school geregeld bezoekt en die door de Minister van Justitie en Veiligheid in het bezit is gesteld van een document of schriftelijke verklaring als bedoeld in artikel 9 van de Vreemdelingenwet 2000, onderscheidenlijk van wie tenminste één van de ouders of voogden door de Minister van Justitie en Veiligheid in het bezit is gesteld van een document of schriftelijke verklaring als bedoeld in artikel 9 van de Vreemdelingenwet 2000, en aantoonbaar nog geen jaar woonachtig is in Nederland;

    c: BRP:

    basisregistratie personen.

  • 2. Voor de toepassing van dit artikel wordt onder vreemdeling mede verstaan: leerling die ingeschreven staat op een school, die de school geregeld bezoekt en van wie uit het paspoort of ander identiteitsbewijs blijkt dat hij zelf of één van zijn ouders of voogden burger is van de Europese Unie of een staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte of Zwitserland, en die op grond van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie in Nederland verblijft en aantoonbaar nog geen jaar woonachtig is in Nederland.

  • 3. Het bevoegd gezag van een school waar de eerste opvang in het onderwijs wordt verzorgd voor tenminste 4 vreemdelingen die korter dan 1 jaar in Nederland verblijven, ontvangt op aanvraag bijzondere bekostiging voor personeel en aanvullende bekostiging voor materiële instandhouding.

  • 4. De bijzondere en aanvullende bekostiging heeft betrekking op een periode van drie maanden, met als peildata:

    • a. de eerste schooldag voor de periode augustus tot en met oktober;

    • b. 1 november voor de periode november tot en met januari;

    • c. 1 februari voor de periode februari tot en met april;

    • d. 1 mei voor de periode mei tot en met juli.

    Het bevoegd gezag dient ter verkrijging van de bijzondere en aanvullende bekostiging een aanvraag in die indien het de peildatum de eerste schooldag betreft door DUO moet zijn ontvangen voor 30 september 2018 en indien het een andere peildatum betreft binnen vier weken na de peildatum. De aanvraag wordt in ieder geval afgewezen indien het een aanvraag betreft welke is ontvangen na deze termijn.

  • 5. Een school die niet eerder eerste opvang van vreemdelingen verzorgde, komt in aanmerking voor een eenmalige aanvulling op de bijzondere bekostiging van € 11.148.

  • 6. Voor het indienen van een aanvraag wordt gebruikgemaakt van het daarvoor beschikbaar gestelde formulier op www.duo.nl en gaat vergezeld van de volgende gegevens:

    • a. naam, BRIN-nummer, postcode en plaats van de school;

    • b. het aantal vreemdelingen dat op de peildatum korter dan 1 jaar in Nederland is;

    • c. de periode waarvoor de bekostiging wordt gevraagd;

    • d. in geval van toepassing van het vijfde lid, een verklaring dat de school niet eerder de eerste opvang van vreemdelingen heeft verzorgd.

  • 7. Het bevoegd gezag verklaart door indiening van de aanvraag dat in de leerlingenadministratie voor ieder van de in de aanvraag opgenomen vreemdelingen kopieën aanwezig zijn van de in het eerste lid opgenomen documenten, schriftelijke verklaringen, paspoorten of identiteitsbewijzen die als voorwaarde gelden voor de toekenning van bijzondere en aanvullende bekostiging op basis van dit artikel. Van vreemdelingen die meetellen voor de in de aanvraag opgegeven aantallen leerlingen dienen de gegevens uit de BRP, zoals geregistreerd in het basisregister onderwijs, als uitgangspunt. In het geval de registratie in de BRP ontbreekt of afwijkt van de door het bevoegd gezag van de school aan de minister aangeleverde gegevens, verklaart het bevoegd gezag door de indiening van de aanvraag tevens dat een kopie van één of meer documenten uit onderstaande limitatieve lijst, waarmee de opgegeven datum van binnenkomst in Nederland kan worden aangetoond, in de administratie van de school aanwezig is:

    • een datumstempel in het paspoort bij binnenkomst in Nederland,

    • een beschikking van de Minister van Justitie en Veiligheid op grond van artikel 9 van de Vreemdelingenwet 2000,

    • een rapportage van de Immigratie- en Naturalisatiedienst,

    • een registratieformulier van het Centraal Orgaan Opvang Asielzoekers.

  • 8. Het bevoegd gezag ontvangt de beschikking uiterlijk vier maanden na ontvangst van de aanvraag.

  • 9. De in het derde lid bedoelde bekostiging bedraagt per ingeschreven vreemdeling € 2.822,24 voor personeel en € 83,88 voor materiële instandhouding, welke bedragen worden vermenigvuldigd met 3/12.

Artikel 35. Opvang asielzoekerskinderen in procesopvanglocaties en gezinslocaties

  • 1. Voor de toepassing van dit artikel wordt verstaan onder asielzoekerskind: een leerling die verblijft in een procesopvanglocatie, zijnde de verblijfplaats van vreemdelingen tijdens de rust- en voorbereidingstermijn voorafgaand aan de algemene asielprocedure en gedurende de algemene asielprocedure door de Immigratie- en Naturalisatiedienst dan wel leerling die verblijft in een gezinslocatie voor gezinnen met minderjarige kinderen die geen recht meer hebben op verstrekkingen conform de Regeling verstrekkingen asielzoekers en andere categorieën vreemdelingen.

  • 2. Het bevoegd gezag van de basisschool waar op 1 oktober 2017 asielzoekerskinderen worden opgevangen, ontvangt op aanvraag bijzondere bekostiging voor personeel en aanvullende bekostiging voor materiële instandhouding.

  • 3. De in het tweede lid bedoelde bekostiging bedraagt per asielzoekerskind € 847.

  • 4. Voor het indienen van een aanvraag wordt gebruikgemaakt van het daarvoor beschikbaar gestelde formulier op www.duo.nl en gaat vergezeld van de volgende gegevens:

    • a. het BRIN-nummer van de school waar de asielzoekerskinderen worden opgevangen;

    • b. het aantal asielzoekerskinderen op 1 oktober 2017 onder het BRIN-nummer zoals opgenomen in de aanvraag;

    • c. een verklaring van het bevoegd gezag dat in de leerlingenadministratie documenten zijn opgenomen, waarin het Centraal Orgaan Opvang Asielzoekers de school noemt als opvang school voor deze kinderen.

  • 5. De aanvraag moet door DUO zijn ontvangen voor 1 juli 2018. De aanvraag wordt in ieder geval afgewezen indien het een aanvraag betreft welke is ontvangen op of na deze datum.

  • 6. Het bevoegd gezag ontvangt de beschikking uiterlijk in september 2018.

Artikel 36. Justitiële jeugdinrichtingen en instellingen voor gesloten jeugdzorg verbonden aan scholen voor Cluster 4

  • 1. Het bevoegd gezag van een school voor (voortgezet) speciaal onderwijs aan zeer moeilijk opvoedbare kinderen met een vestiging die fungeert als gesloten justitiële inrichting waarbinnen het onderwijs georganiseerd moet worden, dan wel is verbonden aan een instelling voor gesloten jeugdzorg, ontvangt bijzondere bekostiging voor personeel.

  • 2. De bijzondere bekostiging, bedoeld in het eerste lid, bedraagt per vestiging € 34.136,94 en € 3.928,88 per leerling van de vestiging. Het aantal leerlingen van de vestiging is gelijk aan de door de Minister van Justitie en Veiligheid toegekende capaciteit als het een justitiële jeugdinrichting betreft, en is de door de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport toegekende capaciteit als het een instelling voor gesloten jeugdzorg betreft.

  • 3. Het bevoegd gezag, bedoeld in het eerste lid, ontvangt bijzondere bekostiging voor personeel en aanvullende bekostiging voor materiële instandhouding, indien er op de eerste van de maand door de Minister van Justitie en Veiligheid, indien het een justitiële jeugdinrichting betreft, en door de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, indien het een instelling voor gesloten jeugdzorg betreft, meer capaciteit, uitgedrukt in leerlingen, aan de vestiging is toegekend dan het aantal leerlingen van de vestiging op grond waarvan de personele bekostiging voor het schooljaar is bepaald. Onder personele bekostiging, bedoeld in de eerste volzin, wordt mede verstaan, indien dit artikel reeds eerder is toegepast, de bijzondere bekostiging op grond van dit artikel.

  • 4. De bijzondere bekostiging respectievelijk aanvullende bekostiging, bedoeld in het derde lid, bedraagt het verschil tussen de capaciteit, uitgedrukt in leerlingen, en het aantal leerlingen waarvoor personele bekostiging is toegekend, vermenigvuldigd met € 15.229,08 voor personeel en € 1.852,33 voor materiële instandhouding, gedeeld door twaalf en vermenigvuldigd met het aantal resterende maanden van het schooljaar waarvoor de bekostiging is toegekend.

Artikel 37. Bijzondere bekostiging voor leerlingen met een ernstige meervoudige beperking

  • 1. Voor de toepassing van dit artikel wordt verstaan onder een leerling met een ernstige meervoudige beperking:

    een leerling met een combinatie van een (zeer) ernstige verstandelijke beperking (IQ tot 35), een lichamelijke beperking en bijkomende stoornissen, voor wie naast extra ondersteuning in het onderwijs ook extra zorg nodig is, die op 1 oktober 2017 ingeschreven stond op een school voor (voortgezet) speciaal onderwijs en voor wie het bevoegd gezag bekostiging categorie 3 (hoog) ontvangt.

  • 2. Het bevoegd gezag van een school voor (voortgezet) speciaal onderwijs waar op 1 oktober 2017 leerlingen met een ernstige meervoudige beperking waren ingeschreven, ontvangt op aanvraag bijzondere bekostiging voor personeel.

  • 3. Voor het indienen van een aanvraag wordt gebruikgemaakt van het daarvoor beschikbaar gestelde formulier op www.duo.nl en gaat vergezeld van de volgende gegevens:

    • a. naam, BRIN-nummer, postcode en plaats van de school;

    • b. het aantal op 1 oktober 2017 ingeschreven leerlingen met een ernstige meervoudige beperking als bedoeld in het eerste lid.

  • 4. De aanvraag, bedoeld in het tweede lid, dient uiterlijk op 15 september 2018 ontvangen te zijn. Aanvragen die na die datum worden ontvangen, worden afgewezen.

  • 5. De in het tweede lid bedoelde bekostiging bedraagt per ingeschreven leerling met een ernstige meervoudige beperking maximaal € 4.000,00.

  • 6. Voor de bijzondere bekostiging op grond van dit artikel is voor het schooljaar 2018–2019 een bedrag van maximaal € 5 miljoen beschikbaar.

  • 7. Indien het bekostigingsplafond, als bedoeld in het zesde lid, wordt overschreden, wordt het bedrag per leerling met een ernstige meervoudige beperking, als bedoeld in het vijfde lid, verlaagd naar rato van het aantal leerlingen met een ernstige meervoudige beperking waarvoor de bekostiging wordt toegekend.

  • 8. De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap beslist uiterlijk in november 2018 op de aanvraag.

Artikel 38. Bijzondere bekostiging bij het samengaan van een basisschool met een speciale school voor basisonderwijs

  • 1. Het bevoegd gezag van een basisschool die per 1 augustus 2018 samengaat met een speciale school voor basisonderwijs, die wordt opgeheven met ingang van 1 augustus 2018 én waarvan blijkens de registratie in BRON tenminste de helft van de leerlingen op de eerste schooldag zijn ingeschreven op de basisschool, ontvangt op aanvraag de eerste zes schooljaren na samengaan bijzondere bekostiging voor personeel.

  • 2. Een aanvraag voor de bijzondere bekostiging, bedoeld in het eerste lid, wordt per brief ingediend bij DUO en moet voor 30 september 2018 door DUO ontvangen zijn. Aanvragen die na deze datum worden ontvangen, worden automatisch afgewezen. De aanvraag gaat vergezeld van de volgende gegevens:

    • a. naam en BRIN-nummer van de basisschool;

    • b. naam en BRIN-nummer van de op te heffen speciale school voor basisonderwijs;

    • c. het BRIN-mutatieformulier waarmee de opheffing van de speciale school voor basisonderwijs wordt gemeld of een kopie van het BRIN-mutatie formulier waarmee de opheffing van de speciale school voor basisonderwijs is gemeld.

  • 3. De bijzondere bekostiging, bedoeld in het eerste lid, is voor het eerste schooljaar na de opheffing gelijk aan de som van de bekostiging op grond van artikel 120, tweede lid, onderdeel c, van de WPO en de aanvullende bekostiging op grond artikel 26, tweede lid, van het Besluit bekostiging WPO die de opgeheven speciale school voor basisonderwijs zou hebben ontvangen in het eerste schooljaar na de opheffing.

  • 4. De bijzondere bekostiging, bedoeld in het eerste lid, is voor het tweede tot en met zesde schooljaar na het samengaan gelijk aan de aanvullende bekostiging op grond artikel 26, tweede lid, van het Besluit bekostiging WPO die de opgeheven speciale school voor basisonderwijs zou hebben ontvangen in het eerste schooljaar na de opheffing en telkens per schooljaar aangepast aan de ontwikkeling van de genormeerde gemiddelde personeelslasten van speciale scholen voor basisonderwijs.

  • 5. Het bevoegd gezag ontvangt de beschikking uiterlijk op 30 januari 2019.

Artikel 39. Bedrag prestatiebox primair onderwijs

Het bedrag per leerling, bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de Regeling prestatiebox primair onderwijs 2015–2020 is voor het schooljaar 2018–2019 € 180,07.

HOOFDSTUK 7. GEWOGEN GEMIDDELDE LEEFTIJD EN BETAALRITME

Artikel 40. Nadere regels gewogen gemiddelde leeftijd

  • 1. De gewogen gemiddelde leeftijd op 1 oktober van het voorafgaande schooljaar, bedoeld in artikel 11a van het Besluit bekostiging WPO en artikel 10b van het Besluit bekostiging WEC, is de betrekkingsomvang aan de desbetreffende school van elke leraar op de school, vermenigvuldigd met diens leeftijd en vervolgens gedeeld door de som van de betrekkingsomvang van alle leraren op de school. Voor leraren ouder dan 50 jaar wordt voor de toepassing van de eerste volzin de leeftijd op 50 jaar vastgesteld. Indien de uitkomst van de berekening van de gewogen gemiddelde leeftijd, bedoeld in de eerste volzin, lager is dan 30 wordt de gewogen gemiddelde leeftijd vastgesteld op 30. De in de eerste volzin bedoelde gewogen gemiddelde leeftijd wordt afgerond op 2 decimalen.

  • 2. Onder leraar als bedoeld in het eerste lid wordt verstaan: elk personeelslid dat is aangesteld in een onderwijsgevende functie als bedoeld in artikel 151 van Rechtspositiebesluit WPO/WEC, zoals dat luidde op 31 juli 2005, met uitzondering van leraren in opleiding als bedoeld in artikel 191, onderdeel a, van dat besluit en personeelsleden die in dienst zijn of van wie de betrekkingsomvang is uitgebreid in verband met vervanging, voor zover de kosten van deze dienstbetrekking of uitbreiding van de betrekkingsomvang ten laste komen van de in artikel 183 van de WPO of artikel 169 van de WEC bedoelde rechtspersoon.

  • 3. In geval van een samenvoeging is de gewogen gemiddelde leeftijd de som van de betrekkingsomvang van elke leraar van alle bij de samenvoeging betrokken scholen vermenigvuldigd met diens leeftijd en vervolgens gedeeld door de som van de betrekkingsomvang van alle leraren van alle bij de samenvoeging betrokken scholen. De tweede tot en met de laatste volzin van het eerste lid is van toepassing.

  • 4. De geraamde landelijk gewogen gemiddelde leeftijd wordt vastgesteld op basis van de gewogen gemiddelde leeftijd van de scholen op 1 oktober van het voorafgaande schooljaar.

  • 5. Indien voor de mededeling van de gewogen gemiddelde leeftijd, bedoeld in artikel 11a van het Besluit bekostiging WPO en artikel 10b van het Besluit bekostiging WEC, gebruik wordt gemaakt van een geautomatiseerd systeem voor de salarisverwerking, wordt de gewogen gemiddelde leeftijd vastgesteld op basis van de gegevens die in november voorafgaande aan die mededeling door dat systeem zijn verwerkt.

Artikel 41. Betaalritme

  • 1. Tenzij in deze regeling anders is bepaald worden de bekostigingsbedragen, bedoeld in deze regeling, uitbetaald in maandelijkse termijnen van gelijke omvang.

  • 2. De maandelijkse betaling van de bekostigingsbedragen voor personeelskosten, bedoeld in de artikelen 2, 3, 5, 7, eerste en tweede lid, 9, 10, 11, 12, tweede lid, 14, 15, 16, 17, tweede lid, 24 en 26 vindt plaats op grond van de volgende percentages:

    Augustus

    6,91%

    September

    6,91%

    Oktober

    6,91%

    November

    6,91%

    December

    6,91%

    Januari

    10,25%

    Februari

    9,20%

    Maart

    9,20%

    April

    9,20%

    Mei

    9,20%

    Juni

    9,20%

    Juli

    9,20%

  • 3. Het bekostigingsbedrag bedoeld in artikel 39 wordt uitbetaald in twee termijnen, te weten voor 44,7% in november 2018 en 55,3% in maart 2019.

  • 4. De bekostigingsbedragen bedoeld in artikel 32, 33 en 34 worden telkens in één termijn uitbetaald.

HOOFDSTUK 8. SLOTBEPALINGEN

Artikel 42. Besteding

De bijzondere en aanvullende bekostiging, verstrekt op grond van deze regeling, kunnen worden besteed aan alle activiteiten waarvoor bekostiging wordt verstrekt aan de basisschool, speciale school voor basisonderwijs, een school voor (voortgezet) speciaal onderwijs, een samenwerkingsverband PO, een samenwerkingsverband VO of een school als bedoeld in de WVO.

Artikel 43. Inwerkingtreding

  • 1. Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van publicatie van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

  • 2. Deze regeling heeft betrekking op het schooljaar 2018–2019 en vervalt met ingang van 1 augustus 2028.

Artikel 44. Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Eerste Regeling bekostiging personeel PO 2018–2019 en vaststelling bedragen voor ondersteuning van leerlingen in het PO en VO 2018–2019.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media, A. Slob

TOELICHTING

I. Algemeen

De personele bekostiging van scholen in het primair onderwijs wordt per schooljaar toegekend. In deze regeling worden voor het schooljaar 2018–2019 de daarvoor noodzakelijke prijzen en bedragen vastgesteld.

1.1 Wijzigingen ten opzichte van de regeling voor schooljaar 2017–2018

Er zijn geen inhoudelijke wijzigingen in deze regeling voor schooljaar 2018–2019 ten opzichte van de regeling voor het voorgaande schooljaar. In hoofdstuk 6 is een algemeen artikel ingevoegd waarin de Algemene termijnenwet van toepassing is verklaard op deze regeling en is geregeld dat voor zover een peildatum op een dag valt waarop geen onderwijsverzorgd wordt deze naar de eerstvolgende schooldag kan worden verschoven. Als gevolg hiervan zijn ook de daarop volgende artikelen vernummerd.

2. Procedure vaststellen en wijzigen bedragen

2.1 Beperking van wijzigingen

De intentie is om wijzigingen in de bedragen binnen een schooljaar zoveel mogelijk te beperken. Dat komt de duidelijkheid en daarmee de stabiliteit van het financieel beleid van bevoegde gezagsorganen en scholen ten goede. Daarom worden de bedragen voor personele bekostiging en voor het budget voor personeels- en arbeidsmarktbeleid in eerste instantie in maart/april voorafgaande aan het schooljaar vastgesteld. Daarna kan in het begin van het schooljaar vanwege gewijzigde omstandigheden een aanpassing van de bedragen vastgesteld worden. De eventueel noodzakelijke aanpassingen van de bedragen gedurende het schooljaar worden daarna in principe ‘opgespaard’ tot een definitieve vaststelling tegen het einde van het schooljaar.

2.2 Clustering van regelingen

Om het aantal regelingen beperkt te houden, is besloten om tot een clustering van alle bekostigingsregelingen over te gaan. In de onderhavige regeling worden naast de lumpsumbedragen daarom ook de bedragen voor het personeels- en arbeidsmarktbeleid vastgesteld. Ook het bijstellingspercentage van de correctiebedragen in het kader van de vereveningssystematiek ‘passend onderwijs’ wordt in deze regeling vastgesteld.

Op grond van de WPO en de WEC kan de minister bijzondere bekostiging voor personeelskosten toekennen aan scholen die zich in bijzondere omstandigheden bevinden. In deze regeling zijn de standaard bijzondere omstandigheden opgenomen op grond waarvan de bijzondere bekostiging kan worden aangevraagd. Enige uitzondering hierop betreft de bijzondere bekostiging in verband met samenvoeging. Omdat de regeling hiervoor fors is uitgebreid, en nu een meerjarig karakter heeft gekregen, is er voor gekozen om deze apart te publiceren.

De onderhavige regeling betreft de eerste vaststelling van de bedragen voorafgaande aan het schooljaar 2018–2019.

3. Bijzondere omstandigheden

3.1 Algemeen

Het bevoegd gezag van scholen waar zich bijzondere situaties voordoen, kan op grond van artikel 123, tweede lid, WPO of artikel 120, tweede lid, WEC een verzoek indienen voor bijzondere bekostiging. Bijzondere omstandigheden kunnen zich voordoen aan scholen die in een schooljaar worden geconfronteerd met bijzondere situaties die niet zijn geregeld in hoofdstuk 6 van deze regeling. Daarbij wordt er op gewezen dat situaties die onder een of meerdere onderdelen van deze regeling vallen, maar niet aan alle bij dat onderdeel genoemde voorwaarden voldoen, in elk geval niet als klemmend zullen worden aangemerkt en derhalve niet voor bijzondere bekostiging in aanmerking gebracht zullen worden.

Bij het indienen van een aanvraag op grond van artikel 123, tweede lid, WPO of artikel 120, tweede lid, WEC dient rekening te worden gehouden met het volgende:

  • Uitgangspunt bij het toekenningbeleid is, dat basisscholen en scholen voor (v)so krachtens het Besluit bekostiging WPO respectievelijk het Besluit bekostiging WEC een op hun situatie toegesneden lumpsum krijgen toegekend, en dat slechts in uitzonderlijke situaties bijzondere bekostiging voor personeel en eventueel aanvullende bekostiging voor materiële instandhouding wordt toegekend. Voor een goede beoordeling is het van belang dat aanvragen op de juiste wijze worden ingediend en dat indiening van overbodige aanvragen wordt voorkomen. Bezien wordt in hoeverre er sprake is van bijzondere omstandigheden en of de reguliere bekostiging niet toereikend geacht kan worden.

  • Verzoeken om meer bijzondere en aanvullende bekostiging voor het huidige schooljaar dan er voor het voorgaande schooljaar aan bijzondere bekostiging is toegekend, terwijl de omstandigheden gelijk zijn gebleven, worden in elk geval voor het meerdere afgewezen.

  • Indien de aanvraag geheel of gedeeltelijk wordt toegekend ontvangt het bevoegd gezag bijzondere bekostiging met ingang van de maand volgend op de datum waarop de aanvraag is ontvangen.

  • Aan toegekende bijzondere bekostiging in voorgaande schooljaren kunnen geen rechten worden ontleend voor het schooljaar 2018–2019.

  • Verzoeken om bijzondere en aanvullende bekostiging op basis van een bepaalde peildatum (artikel 32, 33 en 34) die worden ingediend vóór bedoelde peildatum worden afgewezen, omdat dan de benodigde informatie niet kan worden vastgesteld.

  • Onvolledige aanvragen die niet binnen een door DUO te bepalen termijn zijn aangevuld, worden buiten behandeling gelaten.

  • Uiterlijk binnen vier maanden na ontvangst van de aanvraag ontvangt de aanvrager een beschikking.

  • Aanvragen ontvangen na 1 juli 2019 worden afgewezen omdat deze aanvragen, gelet op de ingangsdatum bekostiging, niet leiden tot bekostiging in het schooljaar waarop de regeling van toepassing is.

Slechts in een zeer beperkt aantal gevallen kan bijzondere bekostiging voor personeelskosten worden toegekend. Alleen zeer uitzonderlijke situaties zullen als bijzonder worden aangemerkt.

3.2 Basisscholen

Niet ingewilligd worden in ieder geval verzoeken van basisscholen in verband met:

  • Aanwezigheid van nevenvestigingen: deze worden al bekostigd op grond van de WPO;

  • Bijzondere geaardheid van leerlingen: de bekostiging voor lichte en zware ondersteuning die de samenwerkingsverbanden ontvangen, wordt geacht daarin te voorzien. Dit geldt ook voor leerlingen met autisme.

3.3 Scholen voor (voortgezet) speciaal onderwijs

Niet ingewilligd worden in elk geval verzoeken van (v)so scholen in verband met:

  • Groei van het aantal leerlingen.

  • Bijzondere geaardheid van leerlingen: de geaardheid van de leerlingen is er op zichzelf juist de oorzaak van dat zij tot een (v)so-onderwijssoort zijn toegelaten. Ook het feit dat leerlingen afkomstig zijn uit een internaat vormt niet een zodanig verzwarende factor dat sprake is van een bijzondere omstandigheid als bedoeld in artikel 120, tweede lid, WEC. In het algemeen zal de problematiek van individuele leerlingen uiteenlopend kunnen zijn hetgeen niet specifiek voor één bepaalde (v)so-soort geldt. De beschikbare reguliere faciliteiten worden geacht voldoende ruimte te bieden om leerlingen de noodzakelijke individuele aandacht te geven.

  • Aanwezigheid van nevenvestigingen: het lumpsumbudget wordt geacht voldoende mogelijkheid te bieden om een op de situatie afgestemde schoolorganisatie te realiseren.

3.4 Aanvullende bekostiging voor materiële instandhouding

Basisscholen die op grond van artikel 123, tweede lid, WPO voor de periode van 1 augustus 2018 tot 1 augustus 2019 bijzondere bekostiging wordt toegewezen in verband met personeelskosten van extra leraren, komen met inachtneming van artikel 116, tweede lid, WPO tevens in aanmerking voor een aanvulling op de vergoeding materiële instandhouding. Voor zover deze bedragen niet zijn opgenomen in deze regeling, wordt bij de toekenning uitgegaan van € 2.033,46 per fte op jaarbasis. Het aantal fte’s wordt berekend door de toegekende bijzondere bekostiging te delen door de genormeerde gemiddelde personeelslasten van leraren als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel b, van deze regeling en de uitkomst, na deling door de factor 1,0811, af te ronden op 4 decimalen. Deze aanvullende bekostiging wordt vastgesteld naar evenredigheid van de periode waarover de bijzondere bekostiging wordt toegekend en naar rato van de berekende fte’s.

3.5 Procedure

Het bevoegd gezag van de school dat meent dat zich een bijzondere situatie voordoet, kan een gemotiveerd verzoek indienen bij DUO/BEK onder vermelding van bijzondere bekostiging in verband met een bijzondere situatie. In de aanvraag moet in ieder geval worden vermeld:

  • het BRIN-nummer van de school;

  • waarom de school (nog steeds) in bijzondere omstandigheden verkeert en waarom het lumpsumbudget ontoereikend is;

  • voor welke soort personeel de school bijzondere bekostiging vraagt en hoeveel fte’s;

  • bij eerdere toekenning op grond van dezelfde of vergelijkbare omstandigheden datum en kenmerk van die beschikking;

  • bij gegevens over individuele leerlingen desgewenst BRIN- en leerlingnummer in verband met de privacygevoeligheid.

Voor het indienen van een aanvraag wordt gebruikgemaakt van het daarvoor beschikbaar gestelde formulier op www.duo.nl. Onder formulier kan zowel het papieren PDF aanvraag formulier verstaan worden als het elektronische formulier (e-formulier).

4. Opbouw en werking van de regeling

Na hoofdstuk 1 (Algemene bepalingen) worden in hoofdstuk 2 per schoolsoort zowel de lumpsumbedragen vastgesteld, als de bedragen voor personeels- en arbeidsmarktbeleid. Hoofdstuk 3 bevat de aan de samenwerkingsverbanden primair onderwijs te verstrekken lumpsumbedragen personeel voor lichte ondersteuning en de aan de samenwerkingsverbanden primair en voortgezet onderwijs te verstrekken lumpsumbedragen personeel voor zware ondersteuning. In hoofdstuk 4 wordt het percentage vastgesteld waarmee het correctie bedrag in het kader van de zogenaamde verevening wordt bijgesteld. In hoofdstuk 5 staan de bedragen voor de instellingen cluster 1 en cluster 2. Hoofdstuk 6 bevat de bedragen en procedures voor de bijzondere bekostiging en in hoofdstuk 7 wordt het betaalritme bekend gemaakt. Hoofdstuk 8 bevat de slotbepalingen. Met de WPO, de WEC, het Besluit bekostiging WPO, het Besluit bekostiging WEC, de bedragen en de landelijk gewogen gemiddelde leeftijd die worden vastgesteld in deze regeling, het aantal leerlingen op de teldatum en de gewogen gemiddelde leeftijd van de school, kan per school het lumpsumbudget worden berekend.

5. Administratieve lasten

De wijzigingen in deze regeling leiden niet tot wijziging van administratieve lasten in vergelijking met de Regeling bekostiging personeel PO 2017–2018 en vaststelling bedragen voor ondersteuning van leerlingen in het PO en VO 2017–2018.

6. Prijsaanpassingen

De opgenomen prijsaanpassingen ten opzichte van de voorlopig vastgestelde bedragen voor het schooljaar 2017–2018 betreffen de verwerking van de oploop in het functiemixbudget.

Ten opzichte van de voorlopig vastgestelde bedragen voor het schooljaar 2017–2018, is de aanpassing per 1 augustus 2018 voor de leraren 0,191%. Voor het onderwijsondersteunend personeel en voor de schoolleiding is de gemiddelde personeelslast ongewijzigd. De aanpassing van alle bedragen personeels- en arbeidsmarktbeleid (P&A) bedraagt 0,191%. Daarnaast is het bedrag per leerling in het P&A budget verhoogd in verband met de afspraken over de werkdruk en zijn de bedragen voor basisscholen met minder dan 145 leerlingen in artikel 6 verhoogd in verband met het extra geld dat het kabinet heeft vrijgemaakt voor de ondersteuning van kleine scholen.

De opslag voor het Vervangingsfonds is per 1 augustus 2018 ongewijzigd vastgesteld op 4,026% van de loonkosten en ook de opslag voor het Participatiefonds is ongewijzigd vastgesteld op 1,00% van de loonkosten. De opslagen en percentages in de bekostiging worden normatief vastgesteld en komen daarom niet altijd overeen met de exacte kosten die individuele schoolbesturen op onderdelen moeten maken. Hiermee dient rekening gehouden te worden in de bedrijfsvoering.

II. Artikelsgewijs

Artikelen 6, 13, 18 en 25

In kader van de afspraken over de vermindering van de werkdruk in het primair onderwijs is het bedrag per leerling met € 155,55 verhoogd.

Artikelen 21 en 22

In de voor 2018–2019 vastgestelde bedragen voor zware ondersteuning PO en VO, is een bedrag van € 12,39 meegenomen voor hoogbegaafde leerlingen.

Artikel 26

De ondersteuningsbekostiging voor de cluster 2 instellingen is ten opzichte van de voor 2017–2018 vastgestelde bedragen in totaal met € 218.400,– verlaagd in verband met de bekostiging van het verblijf van cluster 2 leerlingen in het internaat in Haren.

Artikel 27

Dit artikel is ingevoegd om te voor te zorgen dat in gevallen waarin een indieningstermijn eindigt in een weekend of een feestdag ook de aanvragen die op maandag bij DUO bezorgd worden nog als tijdig aangemerkt kunnen worden. Daarnaast is voor de peildata in de artikelen 32, 33 en 34 geregeld dat als deze in een weekend of op een feestdag vallen de eerstvolgende schooldag als peildatum gehanteerd kan worden. Op een zaterdag, zondag en feestdagen kunnen namelijk geen nieuwe leerlingen worden ingeschreven.

Artikelen 28 tot en met 35 en 37

Het bevoegd gezag hoeft alleen de gevraagde aantallen en gegevens op te sturen naar DUO. Het is niet de bedoeling om persoonsgegevens als bijlage mee te sturen. De in de regeling genoemde bewijsstukken moeten worden bewaard in de eigen schooladministratie.

Indien gebruik wordt gemaakt van het elektronisch formulier is een bijlage dan ook niet nodig.

Artikel 31

De bijzondere bekostiging op grond van dit artikel wordt uitsluitend bepaald op basis van het aantal nieuw ingeschreven leerlingen uit een ‘Blijf van mijn lijf huis’. De toe te kennen bijzondere bekostiging wordt vanaf 10 leerlingen gebaseerd op 0,2 fte (exclusief adv) en voor iedere 10 leerlingen meer, 0,1 fte extra.

Artikel 39

In het bedrag per leerling is een bedrag van € 11,87 opgenomen voor cultuureducatie.

Artikel 41

In dit artikel is de verdeling van de betaling van het bedrag voor de prestatiebox primair onderwijs over het eerste en het laatste deel van het schooljaar aangepast. In 2017–2018 werd 33,6% in november uitbetaald, en 66,4% in maart. Om budget technische redenen zijn deze percentages aangepast naar 44,7% respectievelijk 55,3%.

Artikel 42

Gelet op artikel 9.1, derde lid, van de Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS wordt in artikel 39 van deze regeling bepaald dat de op grond van deze regeling verstrekte bekostiging vrij besteedbaar is (binnen de doelen waarvoor bekostiging aan de school wordt verstrekt). Dit is in lijn met het lumpsum-principe.

Verantwoording vindt plaats overeenkomstig de Regeling jaarverslaggeving onderwijs.

De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media, A. Slob

Naar boven