Instellingsbesluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeenten Echt-Susteren, Leudal, Maasgouw, Roerdalen en Roermond houdende regels omtrent het instellen van de GR Westrom Gemeenschappelijke Regeling Westrom

Logo Roermond

De colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten Echt-Susteren, Leudal, Maasgouw, Roerdalen en Roermond, ieder voor zover ze voor de eigen gemeente bevoegd zijn,

 

Overwegende

  • -

    dat een integrale aanpak gewenst is teneinde zoveel mogelijk werkzoekenden met een afstand tot de arbeidsmarkt naar passend werk toe te leiden;

  • -

    dat gemeenten door samenwerking in de Gemeenschappelijke Regeling Westrom in staat worden gesteld om de regio Midden-Limburg en daarmee de vijf deelnemende gemeenten op sociaaleconomisch terrein te versterken;

  • -

    dat de wijziging van de Wet gemeenschappelijke regelingen noodzaakt tot aanpassing van de Gemeenschappelijke Regeling Westrom;

  • -

    dat de raden toestemming hebben verleend om de Gemeenschappelijke Regeling Westrom te wijzigen;

Gelezen

 

Het voorstel van het algemeen bestuur tot aanpassing van de Gemeenschappelijke Regeling

 

Gelet op

 

  • -

    de Wet gemeenschappelijke regelingen

  • -

    de Participatiewet

  • -

    de Wet sociale werkvoorziening

  • -

    de Gemeentewet

  • -

    de Algemene wet bestuursrecht

 

Besluiten

de Gemeenschappelijke Regeling Westrom te wijzigen en als volgt gewijzigd vast te stellen.

 

Hoofdstuk 1 Algemene Bepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze gemeenschappelijke regeling wordt verstaan onder:

 

  • 1.

    De regeling : de gemeenschappelijke regeling Westrom

  • 2.

    Wsw : de Wet sociale Werkvoorziening

  • 3.

    Participatiewet : de wet inzake ondersteuning bij arbeidsinschakeling en verleningvan bijstand door gemeenten

  • 4.

    Gemeenten : de aan deze regeling deelnemende gemeenten

  • 5.

    Colleges: : de colleges van burgemeester en wethouders van de deelnemers

  • 6.

    Gedeputeerde Staten : Gedeputeerde Staten van de provincie Limburg

Artikel 2 Openbaar lichaam

  • 1.

    Er is een rechtspersoonlijkheid bezittend openbaar lichaam genaamd Gemeenschappelijke Regeling Westrom, hierna te noemen ‘Westrom’.

  • 2.

    Westrom is gevestigd te Roermond.

Artikel 3 Doelstelling

  • 1.

    Het belang ter behartiging waarvan de regeling is getroffen omvat:

    • a.

      De volledige uitvoering van de Wsw en de daaruit voortvloeiende en daarmee verband houdende voorschriften en regelingen, gericht op het realiseren van de doelstelling van deze wet;

    • b.

      De uitvoering van de Participatiewet, voor zover het arbeidsinschakeling en activering betreft en voor zover gemeenten een beroep doen op Westrom.

    • c.

      Het bieden van passend werk, werkervaringsplaatsen en faciliteiten op het gebied van testen, trainen en begeleiden van personen met een (grote) afstand tot de arbeidsmarkt in het kader van andere wetten en (werkgelegenheids)maatregelen in de meest brede zin van het woord voor zover gemeenten of andere instanties hiervoor een beroep doen op Westrom.

  • 2.

    Alle in lid 1 vermelde activiteiten zijn zoveel als mogelijk gericht op de re-integratie van betrokken personen op de reguliere arbeidsmarkt dan wel op het verrichten van arbeid onder aangepaste omstandigheden.

Artikel 4 Bevoegdheden

  • 1.

    Ter uitvoering van de taken als genoemd in artikel 3 lid 1 sub a dragen de colleges hierbij middels delegatie hun wettelijke bevoegdheden en verplichtingen volledig over.

  • 2.

    Ter uitvoering van de taken als genoemd in artikel 3 lid 1 sub b en c verstrekken de colleges opdrachten aan Westrom.

Artikel 5 Het bestuur

  • 1.

    Het bestuur van Westrom bestaat uit een algemeen bestuur, een dagelijks bestuur en een voorzitter.

  • 2.

    Het algemeen bestuur staat aan het hoofd van Westrom.

  • 3.

    De voorzitter is voorzitter van het algemeen en dagelijks bestuur.

Hoofdstuk 2 Het algemeen bestuur

Artikel 6 Samenstelling algemeen bestuur

  • 1.

    De colleges van de gemeenten wijzen uit hun midden ieder twee leden van het college van burgemeester en wethouders aan tot lid van het algemeen bestuur.

  • 2.

    De colleges van de gemeenten wijzen voor ieder lid tevens één plaatsvervangend lid uit hun midden aan, dat het lid bij verhindering of ontstentenis vervangt.

Artikel 7 Zittingsduur algemeen bestuur

  • 1.

    De leden van het algemeen bestuur worden aangewezen voor een periode gelijk aan die van de zittingsduur van de colleges met dien verstande dat het lidmaatschap van het algemeen bestuur van rechtswege eindigt zodra men ophoudt lid te zijn van het college uit wiens midden men is aangewezen.

  • 2.

    De aanwijzing van de leden van het algemeen bestuur en hun plaatsvervangers vindt zo spoedig mogelijk na ingang van de wettelijke zittingsperiode plaats.

  • 3.

    Zo spoedig mogelijk na de in lid 2 bedoelde aanwijzing vindt de eerste bijeenkomst van het algemeen bestuur in nieuwe samenstelling plaats.

  • 4.

    Indien tussentijds een vacature in het algemeen bestuur ontstaat, wijst het betreffende college zo spoedig mogelijk een nieuw lid aan.

  • 5.

    Het lid dat ter vervulling van een buiten de gewone tijd van aftreden opengevallen plaats tot lid van het algemeen bestuur is aangewezen, treedt af op het tijdstip waarop diegene in wiens plaats hij is benoemd, zou hebben moeten aftreden.

Artikel 8 Ontslag

  • 1.

    Het college van een deelnemende gemeente kan een door hem aangewezen lid van het algemeen bestuur ontslaan als deze het vertrouwen van het college niet meer bezit.

  • 2.

    Een lid van het algemeen bestuur kan te allen tijde ontslag nemen. Hij deelt het voornemen hiertoe mede aan het college dat hem heeft aangewezen en aan de voorzitter van het algemeen bestuur.

  • 3.

    Hij die ontslag heeft genomen, blijft in functie totdat zijn opvolger is aangewezen.

Artikel 9 Vergaderingen van het algemeen bestuur

  • 1.

    Het algemeen bestuur vergadert jaarlijks tenminste twee keer en voorts zo dikwijls als de voorzitter of het dagelijks bestuur dit nodig oordeelt.

  • 2.

    Het algemeen bestuur vergadert tevens wanneer dit door tenminste vier leden van het algemeen bestuur schriftelijk en met opgave van redenen, aan de voorzitter wordt gevraagd. In dit geval wordt de vergadering binnen een maand gehouden.

  • 3.

    In de vergadering van het algemeen bestuur hebben alle leden ieder één stem.

  • 4.

    Besluiten van de vergadering van het algemeen bestuur vinden plaats op basis van gewone meerderheid van de uitgebrachte stemmen.

  • 5.

    De onafhankelijke leden van het dagelijks bestuur als bedoeld in artikel 13 lid 1 sub c van deze regeling worden uitgenodigd als adviseur de vergaderingen van het algemeen bestuur bij te wonen.

  • 6.

    Andere personen kunnen worden uitgenodigd om als adviseur een bepaalde vergadering van het algemeen bestuur bij te wonen.

Artikel 10 Informatie en verantwoording

  • 1.

    Een lid van het algemeen bestuur geeft aan het college en/of de raad van zijn gemeente alle inlichtingen die door het college en/of de raad worden verlangd op de in die gemeente gebruikelijke wijze.

  • 2.

    Een lid van het algemeen bestuur kan door het college en door de raad van zijn gemeente ter verantwoording worden geroepen voor het door hem in het algemeen bestuur gevoerde beleid.

  • 3.

    Het algemeen bestuur verstrekt aan de raden van de gemeenten de door één of meer leden van die raden gevraagde inlichtingen.

Artikel 11 Reglement van orde

Het algemeen bestuur stelt voor de wijze van vergaderen en andere werkzaamheden van het algemeen en dagelijks bestuur en van de door het algemeen bestuur ingestelde commissies een reglement van orde vast.

Artikel 12 Openbaarheid van vergadering en sluiting van de deuren

  • 1.

    De vergaderingen van het algemeen bestuur zijn openbaar. Het reglement van orde regelt met inachtneming van artikel 22 van de Wet gemeenschappelijke regelingen de wijze waarop met gesloten deuren kan worden vergaderd.

  • 2.

    In een besloten vergadering kan niet worden beraadslaagd, noch een besluit worden genomen over:

    • a.

      Het vaststellen of wijzigen van de begroting;

    • b.

      Het vaststellen van de rekening;

    • c.

      Het vaststellen, wijzigen of intrekken van verordeningen;

    • d.

      Het oprichten of opheffen van nieuwe en bestaande stichtingen of andere rechtspersonen;

    • e.

      Het toetreden tot, het uittreden van, het wijzigen en opheffen van deze regeling.

  • 3.

    Voor de totstandkoming van een besluit bij stemming inzake een onderwerp als in lid 2 benoemd, is een meerderheid van twee derde van de stemmen vereist.

Hoofdstuk 3 Het dagelijks bestuur

Artikel 13 Samenstelling dagelijks bestuur

  • 1.

    Het dagelijks bestuur bestaat uit de navolgende leden:

    • a.

      de voorzitter

    • b.

      vier leden door en uit het algemeen bestuur aan te wijzen

    • c.

      drie onafhankelijke leden aan te wijzen door het algemeen bestuur, op voordracht van de in dit artikel onder a. en b. genoemde personen, op basis van hun specifieke deskundigheid op sociaal, juridisch, financieel of bedrijfskundig gebied.

  • 2.

    De leden van het dagelijks bestuur, genoemd in artikel 1 onder a. en b., zijn allen afkomstig uit verschillende gemeenten.

Artikel 14 Zittingsduur dagelijks bestuur

  • 1.

    De leden van het dagelijks bestuur als bedoeld in artikel 13 lid 1 onder a. en b. van deze regeling worden aangewezen voor een periode gelijk aan die van de zittingsduur van de leden van de colleges met dien verstande dat het lidmaatschap van het algemeen bestuur van rechtswege eindigt zodra men ophoudt lid te zijn van het college uit wiens midden men is aangewezen.

  • 2.

    De aanwijzing van de leden van het dagelijks bestuur als bedoeld in artikel 13 lid 1 onder a. en b. van deze regeling vindt zo spoedig mogelijk na ingang van de wettelijke zittingsperiode plaats.

  • 3.

    De leden van het dagelijks bestuur als bedoeld in artikel 13 lid 1 onder c. van deze regeling worden aangewezen voor een periode van vier jaar. Deze leden kunnen maximaal eenmaal herbenoemd worden.

  • 4.

    Indien tussentijds een vacature in het dagelijks bestuur ontstaat, wijst het betreffende college zo spoedig mogelijk een nieuw lid aan.

  • 5.

    Het in artikel 13 lid 1 onder a. en b. genoemde lid dat ter vervulling van een buiten de gewone tijd van aftreden opengevallen plaats tot lid van het dagelijks bestuur is aangewezen, treedt af op het tijdstip waarop diegene in wiens plaats hij is benoemd, zou hebben moeten aftreden.

Artikel 15 Ontslag

  • 1.

    De leden van het dagelijks bestuur als bedoeld in artikel 13 lid 1 onder a. en b. van deze regeling, verliezen hun functie wanneer zij geen zitting meer hebben in het algemeen bestuur.

  • 2.

    Een lid van het dagelijks bestuur kan door het algemeen bestuur worden ontslagen indien dit lid het vertrouwen van het algemeen bestuur niet meer geniet.

  • 3.

    Een lid van het dagelijks bestuur kan te allen tijde ontslag nemen. Hij deelt het voornemen hiertoe mede aan het algemeen bestuur.

  • 4.

    Hij die ontslag heeft genomen, blijft zijn functie waarnemen totdat zijn opvolger is aangewezen.

Artikel 16 Vergaderingen van het dagelijks bestuur

  • 1.

    Het dagelijks bestuur vergadert tenminste zes maal per jaar en voorts zo dikwijls als de voorzitter dit nodig oordeelt of twee leden dit de voorzitter schriftelijk en met redenen omkleed verzoeken.

  • 2.

    Ieder lid van het dagelijks bestuur heeft in de vergadering van het dagelijks bestuur één stem.

  • 3.

    Personen kunnen worden uitgenodigd als adviseur de vergaderingen van het dagelijks bestuur bij te wonen.

Artikel 17 Rapportage

Het dagelijks bestuur rapporteert per kwartaal aan de gemeenten over de sociale, financiële en bedrijfseconomische ontwikkeling en voortgang van Westrom aan de hand van door Westrom te hanteren kengetallen.

Artikel 18 Verantwoording

De leden van het dagelijks bestuur zijn, tezamen en ieder afzonderlijk, aan het algemeen bestuur verantwoording verschuldigd voor het door het dagelijks bestuur gevoerde beleid. Zij geven aan het algemeen bestuur mondeling of schriftelijk alle inlichtingen die door het algemeen bestuur worden verlangd.

Hoofdstuk 4 De voorzitter, secretaris en commissies

Artikel 19 De voorzitter

  • 1.

    De voorzitter en plaatsvervangend voorzitter van Westrom worden zo spoedig mogelijk na ingang van elke zittingsperiode op voordracht van het dagelijks bestuur door het algemeen bestuur uit zijn midden aangewezen.

  • 2.

    De voorzitter leidt de vergaderingen van het algemeen en dagelijks bestuur, conform het bepaalde daaromtrent in het reglement van orde als bedoeld in artikel 11 van deze regeling.

  • 3.

    Het algemeen bestuur kan de voorzitter ontslag verlenen, indien deze het vertrouwen van het algemeen bestuur niet meer bezit.

  • 4.

    De voorzitter ontvangt alle aan het algemeen of dagelijks bestuur gerichte stukken en brengt die zo spoedig mogelijk ter tafel in de vergadering waar zij behoren.

  • 5.

    De voorzitter is in spoedeisende gevallen bevoegd een voorlopig onderzoek van stukken te doen plaatshebben en geeft daarvan kennis in de eerstvolgende vergadering van het dagelijks bestuur.

  • 6.

    De voorzitter vertegenwoordigt het openbaar lichaam in en buiten rechte.

  • 7.

    De voorzitter is belast met de uitvoering van besluiten van het algemeen en dagelijks bestuur.

  • 8.

    De voorzitter tekent alle stukken die van het algemeen en dagelijks bestuur uitgaan.

Artikel 20 De secretaris

  • 1.

    Het algemeen bestuur benoemt vanuit de uitvoeringsorganisatie zoals vermeld in artikel 23 van deze regeling een secretaris en een plaatsvervangend secretaris.

  • 2.

    De secretaris van het algemeen bestuur is tevens secretaris van het dagelijks bestuur.

  • 3.

    Het algemeen bestuur stelt voor de functie van secretaris een werkinstructie op.

  • 4.

    De secretaris is het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur en de voorzitter in alles wat hun opgedragen taak aangaat, behulpzaam.

  • 5.

    Door de secretaris worden alle stukken die van het algemeen of dagelijks bestuur uitgaan, mede ondertekend.

Artikel 21 Commissies

  • 1.

    Het algemeen bestuur kan commissies van advies dan wel commissies met het oog op de behartiging van bepaalde belangen als bedoeld in artikel 24 resp. 25 van de Wet gemeenschappelijke regelingen instellen.

  • 2.

    Het algemeen bestuur regelt de bevoegdheden en de samenstelling van de door haar ingestelde commissies.

  • 3.

    De leden van een commissie worden aangewezen voor de periode gelijk aan die van de zittingsduur van de leden van het algemeen bestuur.

Artikel 22 Vergoedingen

  • 1.

    De onafhankelijke leden van het dagelijks bestuur als bedoeld in artikel 13 lid 1 sub c alsmede de adviseurs van het algemeen bestuur kunnen een vergoeding ontvangen voor:

    • a.

      Het bijwonen van de vergaderingen.

    • b.

      De reis- en onkosten in verband met het bijwonen van vergaderingen.

  • 2.

    Het algemeen bestuur stelt regels vast omtrent de hoogte en de wijze van toekenning van de in lid 1 genoemde vergoedingen.

Hoofdstuk 5 Uitvoeringsorganisatie en rechtspersonen

Artikel 23 Uitvoeringsorganisatie

Ter uitvoering van de belangen zoals genoemd in artikel 3 van deze regeling stelt het algemeen bestuur een professionele uitvoeringsorganisatie in.

Artikel 24 Oprichten rechtspersonen

Het algemeen bestuur kan ter uitvoering van de belangen zoals genoemd in artikel 3 van deze regeling rechtspersonen oprichten of aanwijzen, onder door het algemeen bestuur te bepalen voorwaarden.

Hoofdstuk 6 Personeel

Artikel 25 Werknemers

  • 1.

    Indienstneming en ontslag van werknemers geschiedt door het dagelijks bestuur.

  • 2.

    Westrom kent:

    • a.

      Werknemers met een ambtelijke aanstelling;

    • b.

      Werknemers met een dienstbetrekking op grond van het burgerlijk wetboek

  • 3.

    De landelijk overeengekomen arbeidsvoorwaardenregelingen / Cao’s zijn van toepassing op de in lid 2 genoemde werknemers.

  • 4.

    Bij het ontbreken van een regeling als bedoeld in lid 3, is het dagelijks bestuur bevoegd om een arbeidsvoorwaardenregeling vast te stellen.  

Hoofdstuk 7 Jaarverslag

Artikel 26 Sociaal Jaarverslag

  • 1.

    Het dagelijks bestuur rapporteert jaarlijks vóór 15 juni aan het algemeen bestuur over de in het voorgaande dienstjaar behaalde sociale resultaten.

  • 2.

    Het algemeen bestuur stelt het jaarverslag als bedoeld in lid 1 van dit artikel vóór 1 juli vast.

  • 3.

    Het dagelijks bestuur stelt het jaarverslag meteen na vaststelling beschikbaar aan de gemeenten.

Hoofdstuk 8 Financiën

Artikel 27 Financieel beheer

  • 1.

    Het algemeen bestuur stelt een regeling vast betreffende het financieel en administratief beheer van Westrom.

  • 2.

    In de regeling als bedoeld in lid 1 van dit artikel wordt aangegeven welke medewerker belast wordt met het geldelijk beheer en de zorg voor de financiële administratie van Westrom.

  • 3.

    De regeling als bedoeld in lid 1 van dit artikel geeft aan op welke wijze de controle op het financiële en administratieve beheer van Westrom wordt uitgeoefend en tevens op welke wijze de uitkomsten van die controle worden meegedeeld.

  • 4.

    Een exemplaar van de regeling als bedoeld in lid 1 van dit artikel, alsmede eventuele wijzigingen daarin, wordt door het algemeen bestuur aan de gemeenten en aan gedeputeerde staten toegezonden.

Artikel 28 Begroting

  • 1.

    Het dagelijks bestuur zendt vóór 15 april van het jaar voorafgaande aan dat waarvoor de begroting dient, de algemene financiële en beleidsmatige kaders aan de raden van de deelnemende gemeenten.

  • 2.

    Het dagelijks bestuur zendt de ontwerpbegroting acht weken voordat zij aan het algemeen bestuur wordt aangeboden, onderscheidenlijk acht weken voordat zij door het bestuur wordt vastgesteld, toe aan de raden van de deelnemende gemeenten. De raden van de deelnemende gemeenten kunnen bij het dagelijks bestuur hun zienswijze over de ontwerpbegroting naar voren brengen. Het dagelijks bestuur dient jaarlijks vóór 15 juni bij het algemeen bestuur de ontwerpbegroting in. Het dagelijks bestuur voegt de commentaren waarin de zienswijze is vervat bij de ontwerpbegroting, zoals deze aan het algemeen bestuur wordt aangeboden.

  • 3.

    Het algemeen bestuur stelt vervolgens vóór 1 juli de begroting vast.

  • 4.

    Het algemeen bestuur deelt de vaststelling zo spoedig mogelijk mee aan de raden van de gemeenten.

  • 5.

    Het dagelijks bestuur zendt de begroting binnen twee weken na vaststelling, doch in ieder geval vóór 15 juli van het jaar voorafgaand aan het begrotingsjaar aan gedeputeerde staten.

  • 6.

    Op wijzigingen van de begroting zijn de voorgaande leden van overeenkomstige toepassing.

  • 7.

    In de begroting wordt een raming gemaakt voor de door elke gemeente verschuldigde bijdrage voor de uitvoering van de regeling.

Artikel 29 Jaarrekening

  • 1.

    Van de inkomsten en uitgaven van Westrom wordt door het dagelijks bestuur over elk dienstjaar vóór 1 juli verantwoording gedaan aan het algemeen bestuur, onder overlegging van de jaarrekening met de daarbij behorende bescheiden. Bij de jaarrekening wordt gevoegd een verslag van het onderzoek naar de deugdelijkheid van de jaarrekening, ingesteld door de op grond van artikel 213 van de Gemeentewet aangewezen deskundige.

  • 2.

    Het dagelijks bestuur zendt de voorlopige jaarrekening jaarlijks vóór 15 april aan de raden van de deelnemende gemeenten.

  • 3.

    Het algemeen bestuur stelt uiterlijk 1 juli volgend op het jaar waarop deze betrekking heeft, de jaarrekening alsmede de berekening van de door de gemeenten te betalen bijdrage vast. Het dagelijks bestuur informeert de gemeenten over de vaststelling.

  • 4.

    Het dagelijks bestuur zendt de jaarrekening binnen twee weken na vaststelling, doch in ieder geval vóór 15 juli volgend op het jaar waarop deze betrekking heeft, met de daarbij behorende stukken ter kennisname aan gedeputeerde staten.

  • 5.

    De vaststelling van de jaarrekening door gedeputeerde staten strekt, voor zover het de daarin opgenomen ontvangsten en uitgaven betreft, het dagelijks bestuur en de in artikel 27 lid 2 van deze regeling genoemde functionaris van Westrom tot décharge behoudens later in rechte gebleken onregelmatigheden.

Artikel 30 Financiering

Het algemeen bestuur stelt nadere regels vast met betrekking tot het aangaan van geldleningen, het uitlenen van gelden, het aangaan van rekening-courant overeenkomsten en hetgeen verder de geldmiddelen van Westrom aangaat.

Artikel 31 Verdeling baten en lasten

  • 1.

    De gemeenten verbinden zich jaarlijks eventuele nadelige exploitatiesaldi van Westrom te betalen.

  • 2.

    De verrekening van baten en lasten verbonden aan de uitvoering van deze regeling vindt plaats overeenkomstig de ter zake door het algemeen bestuur vast te stellen regeling.

  • 3.

    In de regeling als bedoeld in lid 2 kunnen afspraken gemaakt worden over een bonusregeling.

Artikel 32 Egalisatiefonds

  • 1.

    Ter voorkoming van grote wijzigingen in de jaarlijkse gemeentelijke bijdragen wordt door het algemeen bestuur een egalisatiefonds ingesteld.

  • 2.

    Het algemeen bestuur stelt nadere regels met betrekking tot dit fonds vast.

Hoofdstuk 9 Wijziging, toetreding, uittreding en opheffing

Artikel 33 Wijziging regeling

  • 1.

    De regeling wordt gewijzigd op grond van een door de deelnemende gemeenten daartoe met twee derde meerderheid genomen besluit.

  • 2.

    Voorstellen tot wijziging van de regeling kunnen uitgaan van het algemeen bestuur of één of meerdere gemeenten.

  • 3.

    Indien het voorstel uitgaat van het algemeen bestuur, zendt dit bestuur het voorstel aan de gemeenten die binnen drie maanden na ontvangst van dit voorstel een besluit nemen en dit terstond aan het algemeen bestuur mededelen.

  • 4.

    Indien het voorstel uitgaat van één of meer gemeenten wordt het voorstel aan het algemeen bestuur gezonden.

  • 5.

    Het algemeen bestuur doet het voorstel, zoals omschreven in lid 4 van dit artikel, met zijn beschouwingen ter zake, binnen drie maanden aan de gemeenten toekomen, waarna deze besturen en het algemeen bestuur verder handelen als voor het geval bepaald in lid 3 van dit artikel.

  • 6.

    Het algemeen bestuur geeft de gemeentebesturen kennis van het aanvaarden, verwerpen, goedkeuren of niet goedkeuren van de in dit artikel bedoelde voorstellen, respectievelijk besluiten.

  • 7.

    De wijziging treedt in werking met ingang van de dag volgend op die waarop het besluit daartoe is opgenomen in het register als bedoeld in artikel 27 Wet gemeenschappelijke regelingen. De inschrijving door de gemeenten dient te geschieden binnen een maand na een in het wijzigingsbesluit bepaalde datum.

Artikel 34 Toetreding

  • 1.

    Toetreding tot de regeling door andere gemeenten vindt plaats op voorstel van het algemeen bestuur en met instemming van twee derde van de gemeenten van de reeds aan de regeling deelnemende gemeenten. Het algemeen bestuur kan aan de toetreding voorwaarden verbinden.

  • 2.

    De toetreding gaat in op een in overleg met de toetredende gemeente te bepalen datum, doch niet eerder dan nadat het besluit tot toetreding is opgenomen in het register als bedoeld in artikel 27 van de Wet gemeenschappelijke regelingen. De inschrijving door de gemeenten dient te geschieden binnen een maand na een in het instemmingsbesluit bepaalde termijn.

  • 3.

    Het algemeen bestuur regelt de financiële gevolgen alsmede de overige gevolgen van een toetreding.

Artikel 35 Uittreding

  • 1.

    Een gemeente kan, met inachtneming van een opzegtermijn van twee kalenderjaren, besluiten uit de regeling te treden.

  • 2.

    Het algemeen bestuur regelt de financiële alsmede de overige gevolgen van een eventuele uittreding.

  • 3.

    Het algemeen bestuur verbindt aan uittreding de voorwaarde dat de uittredende gemeente een door het algemeen bestuur vast te stellen uittreedbedrag aan Westrom betaalt.

  • 4.

    De in lid 1 van dit artikel genoemde termijn vangt aan op de dag volgend op die waarop het besluit tot uittreding is opgenomen in het register als bedoeld in artikel 27 Wet gemeenschappelijke regelingen. De inschrijving door de gemeenten dient te geschieden binnen een maand na een in het uittredingsbesluit bepaalde datum.

Artikel 36 Opheffing en liquidatie

  • 1.

    De regeling wordt opgeheven indien ten minste twee derde van de deelnemende gemeenten daartoe besluit.

  • 2.

    Indien de regeling wordt opgeheven, geschiedt de liquidatie door het algemeen bestuur.

  • 3.

    Uiterlijk zes maanden voor het tijdstip waarop de regeling ophoudt te bestaan, stelt het algemeen bestuur een liquidatieplan op dat aan de colleges en raden van de deelnemende gemeenten wordt voorgelegd. In het liquidatieplan regelt het algemeen bestuur de financiële gevolgen van opheffing.

  • 4.

    De colleges en raden van de deelnemende gemeenten kunnen hun bedenkingen over het liquidatieplan binnen twee maanden na ontvangst daarvan aan het algemeen bestuur meedelen. Het algemeen bestuur stelt het liquidatieplan vervolgens vast.

  • 5.

    Zo nodig blijft het algemeen bestuur ook na het tijdstip van opheffing voortbestaan ten behoeve van de liquidatie.

Hoofdstuk 10 Slotbepalingen

Artikel 37 Archief

  • 1.

    Ten aanzien van de zorg en het beheer van de archiefbescheiden van organen van deze regeling alsmede ten aanzien van het toezicht op het beheer zijn de voorschriften van de gemeente Roermond ter zake van overeenkomstige toepassing.

  • 2.

    De aan de uitvoering van het eerste lid verbonden kosten komen ten laste van deze regeling.

Artikel 38 Inzending regeling

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Roermond zorgt overeenkomstig het bepaalde in artikel 26 van de Wet gemeenschappelijke regelingen voor de bekendmaking van de gewijzigde regeling in de Staatscourant en de toezending ervan aan Gedeputeerde Staten.

Artikel 39 Citeerregel en duur van de regeling

  • 1.

    De regeling wordt aangegaan voor onbepaalde tijd.

  • 2.

    De regeling treedt in werking op 1 januari 2018, doch niet eerder dan bekend gemaakt conform artikel 38.

  • 3.

    De regeling kan worden aangehaald als Gemeenschappelijke Regeling Westrom.

     

Roermond, 26 oktober 2017.

Artikelsgewijze toelichting

Aanhef en considerans

Hier wordt uitgegaan van een collegeregeling; een regeling die enkel wordt belast met de uitvoering van collegetaken. Er worden geen kaderstellende of verordende bevoegdheden overgedragen.

Conform het bepaalde in artikel 1 Wgr kunnen de colleges van burgemeester en wethouders niet eerder overgaan tot het treffen respectievelijk wijzigen van een regeling dan nadat toestemming is verkregen van de raden

 

Artikel 1

Niet meer van toepassing zijnde begrippen (zoals Wiw en Wwb) zijn uit de lijst gehaald. Nieuwe begrippen (zoals de Participatiewet) zijn toegevoegd.

 

Artikel 3

Lid 1 sub c is zodanig omschreven dat het niet nodig is alle wetten die met het sociaal domein en meer specifiek het onderdeel werk en inkomen hier op te sommen. Dat zou de GR inflexibel maken naar de toekomst. Het lid is bedoeld als een ‘vangnet’ voor alle andere wetten als die beschreven zijn in lid 1 sub a en b.

 

Artikel 4

In dit artikel wordt het onderscheid aangebracht tussen:

  • -

    Integrale overdracht (delegatie) door college van Wsw-taken en bevoegdheden en

  • -

    Opdrachten die de colleges aan Westrom verstrekken in het kader van de Participatiewet of andere wetten.

Het eerste lid bevat de basis voor de delegatie van de taken en bevoegdheden op grond van de Wsw. In het tweede artikellid wordt de basis gelegd voor opdrachten voor de uitvoering van de overige wettelijke taken. Hiertoe dienen de colleges afzonderlijke besluiten te nemen. In die besluiten kan telkens verwezen worden naar de oorspronkelijke juridische bevoegdheidsgrondslag. Deze systematiek houdt de GRW flexibel. Bij eventuele wijzigingen hoeft de GRW immers niet gewijzigd te worden.

 

Artikel 6

Alleen de colleges zijn bevoegd AB-leden aan te wijzen (artikel 13, lid 6 Wgr). Er is, net als in de huidige regeling, gekozen voor twee vertegenwoordigers per deelnemende gemeente. Ook is hier gekozen voor de aanwijzing van plaatsvervangende leden. Gemeenten zouden kunnen volstaan met de aanwijzing van één plaatsvervangend lid voor beide AB-leden.

 

Artikel 10 oude regeling – komt te vervallen

Er is voor gekozen om artikel 10 van de oude regeling (bevoegdheden algemeen bestuur) te laten vervallen, omdat dit nadrukkelijk is geregeld in artikel 33 Wgr. Opname van deze tekst in de GRW zou zorgen voor onnodige dubbeling.

 

Artikel 10 nieuwe regeling

Bij een collegeregeling ligt de informatie- en verantwoordingslijn in beginsel tussen (de leden van) het AB en de colleges. Maar ook de raad moet zelf informatie kunnen verzamelen en collegevertegenwoordigers in een verbonden partij ter verantwoording kunnen roepen. Alleen op die wijze kunnen ze vervolgens het college op gemeentelijk niveau controleren (zie ook artikel 169 Gemeentewet). Het bepaalde in lid 2 houdt verband met artikel 16 Wgr. Het bepaalde in lid 3 houdt verband met artikel 17 Wgr.

 

Artikel 13

Gelet op de mogelijkheid die artikel 14 Wgr biedt, worden drie leden van het dagelijks bestuur aangewezen van buiten de kring van het algemeen bestuur.

 

Artikel 18 oude regeling – komt te vervallen

Er is voor gekozen om artikel 18 van de oude regeling (bevoegdheden dagelijks bestuur) te laten vervallen, omdat dit nadrukkelijk is geregeld in artikel 33b Wgr. Opname van deze tekst in de GRW zou zorgen voor onnodige dubbeling.

 

Artikel 18 nieuwe regeling

Het DB heeft alleen een informatie- en verantwoordingsrelatie met het AB en dus niet een directe met de colleges of raden. Zoals aangegeven bij artikel 10 van de regeling hebben de raden een dergelijke relatie met het AB. Zie in dit verband ook de artikel 16 t/m 19a Wgr.

 

Artikel 19

Op grond van de Wgr heeft de voorzitter een eigen positie en functie als bestuursorgaan van het openbaar lichaam (zie de artikelen 12 en 33d Wgr).

 

Artikel 21

Met inachtneming van artikel 25 lid 2 Wgr kan het algemeen bestuur niet eerder overgaan tot het instellen van een commissie met het oog op de behartiging van bepaalde belangen dan nadat de raden van de deelnemende gemeenten van dit voornemen op de hoogte zijn gesteld en in de gelegenheid zijn gesteld hun wensen en bedenkingen ter kennis van het algemeen bestuur te brengen.

 

Artikel 22

Deze bepaling steunt op artikel 21 Wgr, waarbij de leden van het bestuur van een openbaar lichaam een tegemoetkoming in de kosten en, voor zover zij niet de functie van wethouder, burgemeester of secretaris vervullen, een vergoeding voor hun werkzaamheden kunnen ontvangen.

 

Artikel 24

Op grond van artikel 31a lid 2 Wgr kan een dergelijk besluit niet worden genomen dan nadat de raden van de deelnemende gemeenten een ontwerpbesluit is toegezonden en in de gelegenheid zijn gesteld hun wensen en bedenkingen ter kennis van het algemeen bestuur van het openbaar lichaam te brengen.

 

Artikel 27

Met betrekking tot de financiën wordt het daarover bepaalde in de artikel 34 t/m 35 Wgr gevolgd. Gelet op artikel 27 lid 1 van de regeling is het AB bevoegd zelf nader inhoud te geven aan het financieel beheer en de controle (door middel van de zgn. financiële verordeningen, zoals nader bepaald in de artikelen 212 en 213 Gemeentewet).

 

Artikel 28 en 29

Deze bepalingen zijn in overeenstemming met het bepaalde in de Wgr dienaangaande (inclusief de gewijzigde termijnbepalingen).

 

Artikel 31

In lid 3 van dit artikel wordt gesproken over een bonusregeling; een regeling die voorziet in het belonen van ‘goed gedrag’ als het gaat om het uitbesteden van werkzaamheden door een deelnemende gemeente. Een deel van de omzet die Westrom realiseert, is gerelateerd aan gemeentelijke opdrachten. Vermindering van het opdrachtvolume door een gemeente betekent dat er een kleinere dekking is voor de apparaatskosten. Dat betekent dat vervolgens mogelijk alle deelnemende gemeenten via de verdeelsleutel een hogere gemeentelijke bijdrage moeten betalen. Om een positieve prikkel in te bouwen voor gemeenten die meer werk dan de (nog nader te bepalen) norm uitbesteden, bestaat de mogelijkheid dat de gemeenten onderling een bonusregeling afspreken

 

Artikel 37

De Archiefwet 1995 is van toepassing op alle overheidsorganen. Voor een openbaar lichaam als bedoeld in de wet, vereist de Archiefwet 1995 dat in de gemeenschappelijke regeling wordt voorzien in de zorg voor archiefbescheiden.

Naar boven