ARTIKEL I
De Regeling tarieven Plantenziektenwet wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 29, eerste lid, onderdeel b, wordt ‘€ 103,28’ vervangen door ‘€ 104,63’
en wordt ‘€ 1,53’ vervangen door ‘€ 1,55’.
B
De bijlage wordt als volgt gewijzigd:
1. Bij Snijbloemen wordt ‘
2. Bij Fruit wordt vóór ‘
‘ ingevoegd:
|
Citrus limon, C.aurantiifolia
|
Israël
|
25
|
3. Bij Groenten worden ‘
|
Lycopersicon
|
Canarische eilanden
|
10
|
|
Lycopersicon
|
Marokko
|
5
|
‘ vervangen door:
|
Solanum Lycopersicon
|
Canarische eilanden
|
5
|
|
Solanum Lycopersicon
|
Marokko
|
5
|
ARTIKEL II
Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van
de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.
TOELICHTING
1. Inleiding
Onderhavige regeling wijzigt de Regeling tarieven Plantenziektenwet (hierna: tarievenregeling).
In deze tarievenregeling zijn onder meer de tarieven vastgelegd die in rekening worden
gebracht voor de importinspecties die door de keuringsdiensten Stichting Nederlandse
Algemene Keuringsdienst voor zaaizaad- en pootgoed van landbouwgewassen (hierna: NAK),
Stichting Nederlandse Algemene Kwaliteitsdienst Tuinbouw (hierna: Naktuinbouw), Stichting
Bloembollenkeuringsdienst (hierna: BKD) en Stichting Kwaliteits-Controle-Bureau (hierna:
KCB) en/ of NVWA (kunnen) worden uitgevoerd, zoals bepaald in Richtlijn 2000/29/EG
van de Raad van 8 mei 2000 betreffende de beschermende maatregelen tegen het binnenbrengen
en de verspreiding in de Gemeenschap van voor planten en voor plantaardige producten
schadelijke organismen (Pb EG 2000, L 169) (hierna: de richtlijn).
Op grond van artikel 6a van de Plantenziektenwet stelt de Minister van Landbouw, Natuur
en Voedselkwaliteit de tarieven als vergoeding van de door de NVWA en/of de keuringsdiensten
verrichte werkzaamheden vast. Hiertoe kunnen de NVWA en de keuringsdiensten een tariefvoorstel
doen. Met deze regeling wordt een omissie ten aanzien van de indexatie van twee tarieven
van Naktuinbouw hersteld en de bijlage bij de tarievenregeling in lijn gebracht met
een lijst van de Europese Commissie. Dit laatste is belangrijk voor de tarieven van
het KCB. Uitgangspunt is dat deze fytosanitaire tarieven kostendekkend zijn.
2. Tarieven Naktuinbouw (artikel I, onder A)
De opgenomen tarieven waren abusievelijk nog niet geïndexeerd met 1,3%. Deze omissie
is nu hersteld.
3. Tarieven KCB (artikel I, onder B)
In artikel 13 bis, tweede lid, van de richtlijn is bepaald dat voor bepaalde planten
en plantaardige producten uit specifieke derde landen de bij een importkeuring uit
te voeren identiteitscontrole en controle op de aanwezigheid van schadelijke organismen
minder frequent mogen worden uitgevoerd, de zogenaamde reduced checks gelden. De Europese
Commissie kan verlaagde minimum inspectiefrequenties vaststellen overeenkomstig de
criteria van artikel 3 en 4 van Verordening (EG) nr. 1756/2004 van de Europese Commissie
van 11 oktober 2004 tot vaststelling van de gedetailleerde voorwaarden inzake de vereiste
aanwijzingen en de criteria inzake type en niveau van de beperking van de fytosanitaire
controles op bepaalde in bijlage V, deel B, van Richtlijn 2000/29/EG van de Raad genoemde
planten, plantaardige producten of andere materialen (PbEU 2004, L 313) (hierna: de
verordening). De lidstaten van de Europese Unie zijn niet verplicht deze verlaagde
minimum inspectiefrequenties toe te passen. Lidstaten mogen hogere inspectiefrequenties
toepassen. De Europese Commissie maakt na overleg met het Permanent Plantenziektekundig
Comité een lijst bekend met verlaagde minimum inspectiefrequenties (artikel 2, derde
lid, van de verordening). Artikel 13 quinquies, tweede lid, van de richtlijn bepaalt
dat bij toepassing van reduced checks een evenredig verlaagde fytosanitaire retributie
moet worden geïnd voor alle zendingen en partijen van betreffende groep, ongeacht
of zij geïnspecteerd zijn. Bij de artikelen 10 en 12 van de tarievenregeling is een
bijlage opgenomen met product-land combinaties en het te hanteren minimale inspectiepercentage.
Deze (minimale) inspectiefrequenties hebben invloed op de hoogte van het door het
KCB in rekening te brengen tarief. Deze bijlage is geheel in lijn gebracht met de
door de Europese Commissie op 14 december 2017 vastgestelde lijst.
4. Regeldrukeffecten
Retributies vallen als een concrete en directe verplichting om een geldbedrag over
te maken aan de overheid of het bevoegd gezag niet onder de definitie van regeldruk.
Dit neemt niet weg dat de betrokken bedrijven kosten dienen te maken om kennis te
nemen van wijzigingen in regelgeving. De huidige wijzigingen leiden in deze echter
tot een verwaarloosbaar effect.
De minimale inspectiefrequenties worden vastgesteld op basis van een Europese verordening
en hebben rechtstreekse werking. Hierdoor is verankering van deze percentages in nationale
regelgeving niet noodzakelijk. Om tot een juiste hoogte van het tarief van het KCB
te komen is er desondanks voor gekozen om deze minimale inspectiepercentages in een
bijlage bij de tarievenregeling op te nemen. De Europese Commissie stelt deze percentages
vast na overleg met het Permanent Comité voor Planten, Dieren, Voedsel en Diervoeders
(Standing Committee on Plants, Animals, Food and Feed – SCoPAFF Plant Health). De
EU-lidstaten stemmen over door de Europese Commissie voorgestelde wijzigingen van
minimale inspectiefrequenties in de SCoPAFF. Hierdoor heeft Nederland maar een beperkte
invloed op de regeldruk als gevolg van de wijziging van deze inspectiefrequenties.
Als de minimale inspectiefrequentie wijzigt dan betekent dit dat het betrokken bedrijf
te maken krijgt met meer of minder controle en handhaving en dat heeft invloed op
de regeldruk. Het is niet mogelijk per product-land combinatie van deze regeling een
exacte en integrale becijfering te geven van alle bedrijfseffecten (inhoudelijke nalevingskosten).
Daarom is volstaan met een saldering. Dit is bijvoorbeeld het gevolg van het ontbreken
van meer informatie over het aantal zendingen per soort van een product (Citrus) of
als gevolg van het feit dat de benodigde gegevens alleen per land bekend zijn (Canarische
eilanden). Er worden beperkte extra inhoudelijke nalevingskosten door de wijzigingen
voorzien van ten hoogste € 10.000 per bedrijf. Daarbij wordt nog aangetekend dat hierbij
wat betreft de negatieve effecten steeds is uitgegaan van het maximum van de te verwachten
effecten.
5. Inwerkingtreding
In afwijking van het kabinetsbeleid inzake vaste verandermomenten (Kamerstukken II
2009/10, 29 515, nr. 309) treedt deze wijzigingsregeling in werking met ingang van de dag na de datum van
uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst. Op grond van genoemd beleid
geldt dat in beginsel twee maanden voor inwerkingtreding publicatie van de ministeriële
regeling dient plaats te vinden. Het genoemde beleid biedt de mogelijkheid om daarop
een uitzondering te maken indien Europese regelgeving daartoe aanleiding geeft of
in het geval van reparatieregelgeving.
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
C.J. Schouten