Regeling van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 23 februari 2018, nr. WJZ/17209042, houdende wijziging van de Regeling tarieven Plantenziektenwet

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

Gelet op artikel 6a van de Plantenziektenwet;

Besluit:

ARTIKEL I

De Regeling tarieven Plantenziektenwet wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 29, eerste lid, onderdeel b, wordt ‘€ 103,28’ vervangen door ‘€ 104,63’ en wordt ‘€ 1,53’ vervangen door ‘€ 1,55’.

B

De bijlage wordt als volgt gewijzigd:

1. Bij Snijbloemen wordt ‘

Rosa

Tanzania

10

‘ vervangen door:

Rosa

Tanzania

15

2. Bij Fruit wordt vóór ‘

Citrus

Marokko

5

‘ ingevoegd:

Citrus limon, C.aurantiifolia

Israël

25

3. Bij Groenten worden ‘

Lycopersicon

Canarische eilanden

10

Lycopersicon

Marokko

5

‘ vervangen door:

Solanum Lycopersicon

Canarische eilanden

5

Solanum Lycopersicon

Marokko

5

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 23 februari 2018

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J. Schouten

TOELICHTING

1. Inleiding

Onderhavige regeling wijzigt de Regeling tarieven Plantenziektenwet (hierna: tarievenregeling). In deze tarievenregeling zijn onder meer de tarieven vastgelegd die in rekening worden gebracht voor de importinspecties die door de keuringsdiensten Stichting Nederlandse Algemene Keuringsdienst voor zaaizaad- en pootgoed van landbouwgewassen (hierna: NAK), Stichting Nederlandse Algemene Kwaliteitsdienst Tuinbouw (hierna: Naktuinbouw), Stichting Bloembollenkeuringsdienst (hierna: BKD) en Stichting Kwaliteits-Controle-Bureau (hierna: KCB) en/ of NVWA (kunnen) worden uitgevoerd, zoals bepaald in Richtlijn 2000/29/EG van de Raad van 8 mei 2000 betreffende de beschermende maatregelen tegen het binnenbrengen en de verspreiding in de Gemeenschap van voor planten en voor plantaardige producten schadelijke organismen (Pb EG 2000, L 169) (hierna: de richtlijn).

Op grond van artikel 6a van de Plantenziektenwet stelt de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit de tarieven als vergoeding van de door de NVWA en/of de keuringsdiensten verrichte werkzaamheden vast. Hiertoe kunnen de NVWA en de keuringsdiensten een tariefvoorstel doen. Met deze regeling wordt een omissie ten aanzien van de indexatie van twee tarieven van Naktuinbouw hersteld en de bijlage bij de tarievenregeling in lijn gebracht met een lijst van de Europese Commissie. Dit laatste is belangrijk voor de tarieven van het KCB. Uitgangspunt is dat deze fytosanitaire tarieven kostendekkend zijn.

2. Tarieven Naktuinbouw (artikel I, onder A)

De opgenomen tarieven waren abusievelijk nog niet geïndexeerd met 1,3%. Deze omissie is nu hersteld.

3. Tarieven KCB (artikel I, onder B)

In artikel 13 bis, tweede lid, van de richtlijn is bepaald dat voor bepaalde planten en plantaardige producten uit specifieke derde landen de bij een importkeuring uit te voeren identiteitscontrole en controle op de aanwezigheid van schadelijke organismen minder frequent mogen worden uitgevoerd, de zogenaamde reduced checks gelden. De Europese Commissie kan verlaagde minimum inspectiefrequenties vaststellen overeenkomstig de criteria van artikel 3 en 4 van Verordening (EG) nr. 1756/2004 van de Europese Commissie van 11 oktober 2004 tot vaststelling van de gedetailleerde voorwaarden inzake de vereiste aanwijzingen en de criteria inzake type en niveau van de beperking van de fytosanitaire controles op bepaalde in bijlage V, deel B, van Richtlijn 2000/29/EG van de Raad genoemde planten, plantaardige producten of andere materialen (PbEU 2004, L 313) (hierna: de verordening). De lidstaten van de Europese Unie zijn niet verplicht deze verlaagde minimum inspectiefrequenties toe te passen. Lidstaten mogen hogere inspectiefrequenties toepassen. De Europese Commissie maakt na overleg met het Permanent Plantenziektekundig Comité een lijst bekend met verlaagde minimum inspectiefrequenties (artikel 2, derde lid, van de verordening). Artikel 13 quinquies, tweede lid, van de richtlijn bepaalt dat bij toepassing van reduced checks een evenredig verlaagde fytosanitaire retributie moet worden geïnd voor alle zendingen en partijen van betreffende groep, ongeacht of zij geïnspecteerd zijn. Bij de artikelen 10 en 12 van de tarievenregeling is een bijlage opgenomen met product-land combinaties en het te hanteren minimale inspectiepercentage. Deze (minimale) inspectiefrequenties hebben invloed op de hoogte van het door het KCB in rekening te brengen tarief. Deze bijlage is geheel in lijn gebracht met de door de Europese Commissie op 14 december 2017 vastgestelde lijst.

4. Regeldrukeffecten

Retributies vallen als een concrete en directe verplichting om een geldbedrag over te maken aan de overheid of het bevoegd gezag niet onder de definitie van regeldruk. Dit neemt niet weg dat de betrokken bedrijven kosten dienen te maken om kennis te nemen van wijzigingen in regelgeving. De huidige wijzigingen leiden in deze echter tot een verwaarloosbaar effect.

De minimale inspectiefrequenties worden vastgesteld op basis van een Europese verordening en hebben rechtstreekse werking. Hierdoor is verankering van deze percentages in nationale regelgeving niet noodzakelijk. Om tot een juiste hoogte van het tarief van het KCB te komen is er desondanks voor gekozen om deze minimale inspectiepercentages in een bijlage bij de tarievenregeling op te nemen. De Europese Commissie stelt deze percentages vast na overleg met het Permanent Comité voor Planten, Dieren, Voedsel en Diervoeders (Standing Committee on Plants, Animals, Food and Feed – SCoPAFF Plant Health). De EU-lidstaten stemmen over door de Europese Commissie voorgestelde wijzigingen van minimale inspectiefrequenties in de SCoPAFF. Hierdoor heeft Nederland maar een beperkte invloed op de regeldruk als gevolg van de wijziging van deze inspectiefrequenties.

Als de minimale inspectiefrequentie wijzigt dan betekent dit dat het betrokken bedrijf te maken krijgt met meer of minder controle en handhaving en dat heeft invloed op de regeldruk. Het is niet mogelijk per product-land combinatie van deze regeling een exacte en integrale becijfering te geven van alle bedrijfseffecten (inhoudelijke nalevingskosten). Daarom is volstaan met een saldering. Dit is bijvoorbeeld het gevolg van het ontbreken van meer informatie over het aantal zendingen per soort van een product (Citrus) of als gevolg van het feit dat de benodigde gegevens alleen per land bekend zijn (Canarische eilanden). Er worden beperkte extra inhoudelijke nalevingskosten door de wijzigingen voorzien van ten hoogste € 10.000 per bedrijf. Daarbij wordt nog aangetekend dat hierbij wat betreft de negatieve effecten steeds is uitgegaan van het maximum van de te verwachten effecten.

5. Inwerkingtreding

In afwijking van het kabinetsbeleid inzake vaste verandermomenten (Kamerstukken II 2009/10, 29 515, nr. 309) treedt deze wijzigingsregeling in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst. Op grond van genoemd beleid geldt dat in beginsel twee maanden voor inwerkingtreding publicatie van de ministeriële regeling dient plaats te vinden. Het genoemde beleid biedt de mogelijkheid om daarop een uitzondering te maken indien Europese regelgeving daartoe aanleiding geeft of in het geval van reparatieregelgeving.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J. Schouten

Naar boven