Beschikking van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, houdende ontheffing voor Heli and Co S.A. van het verbod VFR-vluchten uit te voeren beneden de minimum VFR-vlieghoogte die plaatsvinden binnen een plaatselijk luchtverkeersleidingsgebied buiten gebieden met aaneengesloten bebouwing, industrie- en havengebieden daaronder begrepen, dan wel boven mensenverzamelingen

Datum: 9 februari 2018

Nummer: ILT-2018/10272

DE MINISTER VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT,

Handelende in overeenstemming met de Minister van Defensie;

Gelezen het verzoek om ontheffing d.d. 24 januari 2017 van Heli and Co S.A. en aangevuld op 31 januari en 8 februari 2018; contactpersoon: mevrouw M. Bontinck; adres: Rue St-Exupéry Bât. 22 Bte 1, B-4460 Grace-Hollogne, België; tel.: +32 4 235 8130; e-mail: mbontinck@heliandco.com;

Overwegende:

  • dat de vereiste maatschappelijke relevantie blijkt uit de opdrachten voor het uitvoeren van inspectievluchten;

  • dat de ontheffing zich beperkt tot gebieden buiten aaneengesloten bebouwing, industrie- en havengebieden, omdat de betrokken helikopters 1-motorig zijn;

  • dat de ontheffing zich beperkt tot plaatselijke luchtverkeersleidingsgebieden (CTR’s), omdat laagvliegen voor onder andere pijplijninspecties al is geregeld in de Vrijstellingsregeling Besluit luchtverkeer 2014;

  • dat paragraaf SERA.3105 van verordening (EU) nr. 923/2012 de mogelijkheid biedt aan (nationale) bevoegde autoriteiten om toestemming te verlenen lager te vliegen dan de minimum vlieghoogten, zoals die voor VFR-vluchten in paragraaf SERA.5005, onderdeel (f), van verordening (EU) nr. 923/2012, zijn geregeld;

Gelet op artikel 19, derde lid, van het Besluit luchtverkeer 2014 en paragraaf SERA.3105;

BESLUIT:

Artikel 1

Deze beschikking is van toepassing op de helikopters van het type Robinson R44 Raven II, die genoemd staan op Eigen Verklaring zoals bedoeld in ORO.DEC.100 van verordening 965/2012, waarmee VFR-vluchten worden uitgevoerd in heel Nederland ten behoeve van het inspecteren van het gaspijpleidingnetwerk (hogedrukleidingen), in opdracht van de Gasunie.

Artikel 2

Aan de gezagvoerders van de in artikel 1 bedoelde helikopters wordt van 1 april 2018 tot en met 31 maart 2019 ontheffing verleend van het verbod, genoemd in paragraaf SERA.5005, onderdeel (f), van verordening (EU) nr. 923/2012, om VFR-vluchten uit te voeren beneden de toegestane minimum VFR-vlieghoogtein een plaatselijk luchtverkeersleidingsgebied, maar niet boven gebieden met aaneengesloten bebouwing, industrie- en havengebieden daaronder begrepen, dan wel boven mensenverzamelingen, gedurende de daglichtperiode, zoals gepubliceerd in de in artikel 26, eerste lid, onderdeel a, onder 1°, van het Besluit luchtverkeer 2014, bedoelde luchtvaartgids met inachtneming van de volgende voorschriften en beperkingen:

  • a. de gezagvoerder is in het bezit van een geldig CPL of ATPL;

  • b. de minimum toegestane vlieghoogte bedraagt 60 meter (200 ft) boven de grond of het water, doch ten minste 30 meter (100 ft) boven de hoogste hindernis gelegen binnen een afstand van 100 meter van de helikopter;

  • c. er worden geen vluchten uitgevoerd boven aaneengesloten bebouwing, industrie- en havengebieden daaronder begrepen, dan wel boven mensenverzamelingen;

  • d. de vliegroute, vlieghoogte en vliegsnelheid worden zodanig gekozen dat:

    • 1°. overlast aan derden zoveel mogelijk wordt vermeden;

    • 2°. er niet wordt gevlogen beneden de minimum VFR-vlieghoogte over vogelreservaten, zoals gepubliceerd in de luchtvaartgids;

    • 3°. vee niet wordt verstoord;

    • 4°. geluidsgevoelige objecten, zoals dierentuinen, ziekenhuizen, penitentiaire inrichting etc., worden gemeden, en

    • 5°. ingeval van een noodlanding het risico voor inzittenden en derden zoveel mogelijk wordt beperkt;

  • e. er wordt uitsluitend gevlogen beneden de minimum VFR-vlieghoogte gedurende de periode dat dit noodzakelijk is voor het doel van de vlucht;

  • f. vóór en ná de vlucht is de opdracht van de opdrachtgever ter inzage aanwezig zodat deze kan worden gecontroleerd door de Landelijke eenheid, afdeling Luchtvaart, of de Inspectie Leefomgeving en Transport;

  • g. er worden geen passagiers vervoerd tijdens de inspectievlucht, alleen taakspecialisten benodigd voor het inspecteren van de gaspijpleiding. De vluchtuitvoering vindt plaats conform verordening 965/2012, met in het bijzonder Deel SPO;

  • h. er dient, na het ingediende vliegplan, eerst een klaring te zijn verkregen van de betrokken plaatselijke luchtverkeersleidingsdienst voor vluchten die plaatsvinden binnen het plaatselijke luchtverkeersleidingsgebied; de plaatselijke luchtverkeersleidingsdienst is niet verantwoordelijk voor het vrij blijven van bebouwing;

  • i. tijdens het uitvoeren van de vlucht is een tweezijdige radioverbinding tot stand gebracht met de betrokken luchtverkeersleidingsdienst en wordt voortdurend op de aangewezen radiofrequentie geluisterd;

  • j. vóór de aanvang van de vlucht wordt ingelicht:

    de meldkamer van de Landelijke eenheid, afdeling Luchtvaart (tel.: +31 (0)88-6623616, fax: +31(0)20-5025699 of e-mail: dlvplvt@klpd.politie.nl), en worden de volgende gegevens verstrekt:

    • 1°. de naam van de gezagvoerder, de registratie en het model/type helikopter;

    • 2°. de route en de periode van de voorgenomen vlucht;

  • k. vóór aanvang van de vlucht die gaat plaatsvinden in een militair plaatselijk luchtverkeersleidingsgebied, wordt gecoördineerd met de plaatselijke militaire luchtverkeersleiding en bij geen gehoor met de Supervisor van AOCS NM (tel.: +31(0)577-458700); aan de voorwaarden door hen gesteld wordt strikt de hand gehouden;

  • l. vóór aanvang van de vlucht die gaat plaatsvinden in een civiel plaatselijk luchtverkeersleidingsgebied, wordt gecoördineerd met de Operationele Helpdesk (tel.: +31(0)20-4062201; fax: +31(0)20-4063672; e-mail: ops_helpdesk@lvnl.nl); aan de voorwaarden door hen gesteld wordt strikt de hand gehouden.

Artikel 3

  • 1. De aanvrager draagt er zorg voor dat de gezagvoerder en de taakspecialist bekend zijn met de inhoud van deze beschikking.

  • 2. Het niet of niet volledig nakomen van de voorschriften en beperkingen, genoemd in artikel 2, kan aanleiding zijn deze ontheffing in te trekken.

Artikel 4

Deze beschikking treedt in werking met ingang van 1 april 2018 en vervalt met ingang van 1 april 2019, tenzij deze voortijdig wordt ingetrokken.

DE MINISTER VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT, namens deze, DE INSPECTEUR ILT/LUCHTVAART, G. Kruiswijk Senior Inspecteur

Bezwaarmogelijkheid

Tegen dit besluit kunt u binnen een termijn van zes weken na dagtekening, ingaande de dag na verzending van dit besluit, bezwaar indienen. Het bezwaar moet minimaal bevatten:

  • de naam en het adres van de indiener;

  • de dagtekening;

  • een omschrijving van het besluit waartegen het bezwaar is gericht;

  • de gronden van het bezwaar;

  • uw handtekening.

Het bezwaar kan onder vermelding van ‘bezwaar’ en het kenmerk van dit besluit gestuurd worden naar het volgende adres:

Inspectie Leefomgeving en Transport

Postbus 16191

2500 BD Den Haag

Is er sprake van onverwijlde spoed? Dan kunt u de rechtbank in het rechtsgebied van uw woonplaats verzoeken om een voorlopige voorziening te treffen.

Meer informatie over de voorlopige voorziening vindt u op www.rechtspraak.nl.

Naar boven