Besluit van 14 februari 2018, nr. 2018000297 tot aanwijzing van onroerende zaken ter onteigening in de gemeenten Zutphen en Brummen krachtens artikel 78 van de onteigeningswet (onteigeningsplan N345 Rondweg De Hoven/Zutphen)

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Ingevolge de artikelen 77 en 78 van de onteigeningswet kan worden onteigend voor de uitvoering van een inpassingsplan.

Het verzoek tot aanwijzing ter onteigening

Provinciale staten van Gelderland (hierna verzoeker) hebben Ons bij besluit van 12 april 2017, nummer PS2017-112, verzocht om ten name van de provincie Gelderland over te gaan tot het aanwijzen ter onteigening van de onroerende zaken in de gemeenten Zutphen en Brummen, begrepen in het onteigeningsplan N345 Rondweg De Hoven/Zutphen. De onroerende zaken zijn nodig voor de uitvoering van het inpassingsplan N345 Rondweg De Hoven/Zutphen.

Gedeputeerde staten van Gelderland hebben bij brief van 1 mei 2017, kenmerk 2011-017681 het verzoek aan Ons ter besluitvorming voorgedragen.

Gedeputeerde staten van Gelderland hebben Ons bij brief van 10 augustus 2017, kenmerk 2011-017681 aanvullende informatie gestuurd. Het ging hierbij om het feit dat vanwege een verandering in de eigendomssituatie de onteigeningslijst is aangepast.

Planologische grondslag

De onroerende zaken die in het onteigeningsplan zijn begrepen, zijn gelegen in het inpassingsplan N345 Rondweg De Hoven/Zutphen, verder te noemen: het inpassingsplan. Het inpassingsplan is op 25 februari 2015 vastgesteld door provinciale staten van Gelderland en is vanaf 22 september 2016 onherroepelijk.

Aan de onroerende zaken zijn de onderscheiden bestemmingen Verkeer (V), Agrarisch met waarden – Landschap (AW-LS) en Water (WA) en de dubbelbestemmingen Leiding – Gas (L-G), Waarde – Archeologisch onderzoek proefsleuven (WR-AP), Waarde – Archeologische verwachting 1 (WR-AV1), Waarde – Archeologische verwachting 3 (WR-AV3) en Waarde – Archeologische verwachting middelmatig (WR-AVM) toegekend.

Toepassing uniforme openbare voorbereidingsprocedure

Overeenkomstig artikel 78, tweede lid, van de onteigeningswet en artikel 3:11, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) hebben het ontwerp koninklijk besluit en

de in artikel 79 van de onteigeningswet bedoelde stukken vanaf 8 augustus 2017 tot en met 18 september 2017 in de gemeenten Zutphen en Brummen en bij Rijkswaterstaat Corporate Dienst te Utrecht ter inzage gelegen.

Overeenkomstig artikel 3:12 van de Awb hebben de burgemeesters van Zutphen en Brummen van het ontwerp koninklijk besluit en van de terinzagelegging van de onteigeningsstukken op 3 augustus 2017 openbaar kennis gegeven in het Contact Zutphen Warnsveld en op 2 augustus 2017 in de Regiobode Dieren. De Minister van Infrastructuur en Milieu heeft van het ontwerp koninklijk besluit en van de terinzagelegging van de onteigeningsstukken openbaar kennis gegeven in de Staatscourant van 2 augustus 2017, nr. 41299.

Verder heeft Minister van Infrastructuur en Milieu het ontwerp koninklijk besluit overeenkomstig artikel 3:13 van de Awb, voorafgaand aan de terinzagelegging toegezonden aan belanghebbenden, waaronder de verzoeker. Daarbij zijn de belanghebbenden gewezen op de mogelijkheid om schriftelijk of mondeling zienswijzen over het ontwerpbesluit naar voren te brengen en op de mogelijkheid over de zienswijzen te worden gehoord.

Overwegingen

Noodzaak en urgentie

Het inpassingsplan voorziet in de aanleg van een rondweg ten westen van de kern de Hoven.

Het voormalige buurtschap Hoven, gewoonlijk de Hoven genoemd, is nu een wijk in de gemeente Zutphen in de provincie Gelderland. Deze wijk ligt ten westen van de rivier de IJssel, tegenover de aan de oostzijde van de rivier gelegen stad Zutphen. De nieuwe rondweg zal de Hoven ontlasten van het doorgaande verkeer. Dit zal een gunstig effect hebben op de leefbaarheid, omdat de barrièrewerking vermindert en de geluidsoverlast afneemt. Ook zal de verkeersveiligheid hierdoor toenemen. Doordat het verkeer op deze weg geen relatie zal hebben met de aansluiting N345/Kanonsdijk en met de route over de Oude IJsselbrug van en naar Zutphen, heeft de rondweg bovendien een gunstig effect op de doorstroming en op de verkeersdruk binnen dit deel van de gemeente. De rondweg zal tevens geschikt zijn voor het doorgaande vrachtverkeer. Hierdoor zal dit vrachtverkeer niet langer andere, overlast veroorzakende routes via het buitengebied hoeven te volgen.

In de door de verzoeker om onteigening gewenste wijze van planuitvoering wordt inzicht verschaft door het inpassingsplan met de daarbij behorende planregels, toelichting en verbeelding, als ook door de zakelijke beschrijving en de situatietekeningen behorende bij het onteigeningsplan.

De kosten voor de aanleg van de rondweg om de Hoven worden gedekt door de provincie Gelderland.

Om de werken en werkzaamheden ter uitvoering van het inpassingsplan tijdig te kunnen realiseren, wenst de provincie Gelderland de eigendom, vrij van lasten en rechten, te verkrijgen van de in het onteigeningsplan begrepen onroerende zaken.

De verzoeker heeft met de eigenaren overleg gevoerd om deze onroerende zaken minnelijk in eigendom te verkrijgen. Dit overleg heeft vooralsnog niet tot (volledige) overeenstemming geleid. Omdat het ten tijde van het verzoek naar het oordeel van de verzoeker niet aannemelijk was dat het overleg op afzienbare termijn tot vrijwillige eigendomsoverdracht zou leiden, hebben de provinciale staten van Gelderland tot het onteigeningsverzoek besloten, om de tijdige verwezenlijking van het inpassingsplan zeker te stellen.

Uit de Ons bij het verzoek overgelegde zakelijke beschrijving blijkt dat de provincie Gelderland de aanbestedingsprocedure zal starten zodra de gronden beschikbaar zijn. De werkzaamheden zullen uiterlijk medio 2019 zijn afgerond. Daarmee is aannemelijk dat zal worden voldaan aan de door Ons voor de aanvang van de werken en werkzaamheden gehanteerde termijn van ten hoogste vijf jaar na de datum van dit aanwijzingsbesluit.

Zienswijzen

Binnen de termijn dat het ontwerp koninklijk besluit ter inzage heeft gelegen is daarover een zienswijze naar voren gebracht door:

  • 1. De heer J.J. Gemmink, namens Akkerbouwbedrijf J.J. Gemmink. De heer J.J. Gemmink is eigenaar van de onroerende zaken met de grondplannummers 06.01 en 07.01 en pachter van de onroerende zaak met het grondplannummer 04.02, verder te noemen: reclamant.

Overeenkomstig artikel 78, vierde lid, van de onteigeningswet heeft de Minister van Infrastructuur en Milieu reclamant in de gelegenheid gesteld te worden gehoord in een op 2 oktober 2017 te Brummen gehouden hoorzitting. Reclamant heeft van deze gelegenheid gebruik gemaakt.

Overwegingen naar aanleiding van de zienswijzen

Wij hebben hetgeen reclamant in zijn zienswijze naar voren heeft, als volgt samengevat. Daarbij hebben wij tevens Onze overwegingen bij de zienswijze weergegeven.

De zienswijze van reclamant

1

Reclamant betoogt dat er geen sprake is van een serieus minnelijk overleg. Reclamant heeft van meet af aan kenbaar gemaakt dat louter een financiële schadeloosstelling niet voldoende is om zijn akkerbouwbedrijf ook in de toekomst te kunnen voortzetten. Bij herhaling heeft reclamant in het minnelijke overleg aan verzoeker gevraagd om met acceptabele oplossingen in de vorm van grondruil te komen. Ook heeft reclamant zelf voorgesteld om met een aantal andere betrokken partijen een kavelruil te initiëren. Reclamant betoogt dat dit voorstel niet serieus is opgepakt door verzoeker en dat, ondanks dat reclamant verzoeker hierop attendeerde, een serieuze mogelijkheid tot aankoop van ruilgrond door verzoeker onbenut is gelaten. Ook zijn door reclamant andere namen van mogelijke kandidaten die grond willen verkopen aangedragen.

Ad 1

De zienswijze van reclamant ziet in hoofdzaak op het gevoerde minnelijk en op de schadeloosstelling van reclamant in de vorm van vervangende grond.

Met betrekking tot het gevoerde minnelijk overleg overwegen Wij in het algemeen dat artikel 17 van de onteigeningswet bepaalt dat de onteigenende partij dat wat onteigend moet worden eerst bij minnelijke overeenkomst in eigendom probeert te verkrijgen. Deze bepaling heeft betrekking op de gerechtelijke onteigeningsprocedure. Het minnelijk overleg in de daaraan voorafgaande administratieve onteigeningsprocedure is echter een van de vereisten waaraan door Ons wordt getoetst bij de beoordeling van de noodzaak tot onteigening. Omdat onteigening een uiterste middel is, zijn Wij van oordeel dat hiervan pas gebruik mag worden gemaakt als het minnelijk overleg voor het begin van de administratieve onteigeningsprocedure niet of niet in de gewenste vorm tot overeenstemming heeft geleid. Aan deze eis is naar Ons oordeel in het kader van onteigeningen op basis van artikel 78 van de onteigeningswet in beginsel voldaan als voor de datum van het verzoekbesluit met de onderhandelingen over de minnelijke eigendomsverkrijging tijdig een begin is gemaakt en het op het moment van het verzoekbesluit aannemelijk is dat die onderhandelingen tot een redelijk punt zijn voortgezet, maar dat deze voorlopig niet tot vrijwillige eigendomsoverdracht zullen leiden. Daarbij moet het gaan om een concreet en serieus minnelijk overleg. Uitgangspunt daarbij is dat ten tijde van het verzoekbesluit al een formeel schriftelijk aanbod is gedaan.

Met betrekking tot de schadeloosstelling in de vorm van vervangende grond, overwegen Wij in algemene zin het volgende. De onteigeningswet verplicht de verzoeker om onteigening niet tot schadeloosstelling in de vorm van compensatiegrond of andere oplossingen. Uitgangspunt is dat de onteigeningswet de belanghebbenden een volledige schadeloosstelling in geld waarborgt. De mogelijkheden tot schadeloosstelling in een andere vorm dan in geld zullen langs minnelijke weg en meestal in samenwerking met andere overheden, of met particuliere eigenaren van gronden onderzocht moeten worden. Desondanks kunnen vragen om compensatiegrond of andere oplossingen aan de orde komen in het kader van de toetsing van het gevoerde minnelijk overleg over de verwerving van de benodigde gronden. Indien een belanghebbende in het minnelijk overleg immers duidelijk maakt de voorkeur te geven aan vervangende grond of een andere oplossing, moet de verzoeker nagaan of hieraan tegemoet gekomen kan worden. Omdat onteigening een uiterste middel is, is de noodzaak tot onteigening immers ook afhankelijk van de wijze waarop dat minnelijk overleg is en zal verlopen. Hierbij geldt dat de verzoeker gehouden is aan zijn eigen, op de urgentie van de aanleg van het werk, toegesneden planning.

In het bijzonder overwegen Wij het volgende. Partijen zijn sinds 2013 met elkaar in gesprek. In eerste instantie richten de gesprekken en contactmomenten zich met name op de tracékeuze en op het beroep van reclamant bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State tegen het inpassingsplan N345 Rondweg De Hoven/Zutphen. Na diverse gesprekken hierover zijn partijen tot een aanvaardbare oplossing gekomen en heeft reclamant zijn beroep ingetrokken. Ook heeft er in 2014 een taxatieopname van de gronden en het bedrijf van reclamant plaatsgevonden. Aangaande de verwerving van de in de onteigening betrokken gronden, heeft reclamant steeds aangegeven dat hij er de voorkeur aan geeft te worden gecompenseerd in grond, in plaats van in een schadeloosstelling in geld. Verzoeker heeft reclamant daarop te kennen gegeven op zoek te gaan naar ruilgrond. Op 24 oktober 2016 deelt verzoeker aan reclamant mee dat hij er niet in is geslaagd geschikte ruilgrond te vinden. Verzoeker maakt kenbaar zich in te blijven spannen om geschikte ruilgrond te vinden. Omdat die echter op dat moment niet beschikbaar is, kondigt verzoeker aan dat hij ook een bieding voor schadeloosstelling in geld zal uitbrengen, hetgeen gebeurt bij brief van 2 november 2016. Op 23 november 2016 laat reclamant weten niet in te kunnen stemmen met de aanbieding. Reclamant herhaalt de nadrukkelijke wens om gecompenseerd te worden in de vorm van grond, omdat alleen een financiële vergoeding volgens hem onvoldoende is om zijn bedrijf met succes voort te zetten. Om deze reden gaat reclamant ook niet inhoudelijk op het bod in.

Op 25 januari 2017 laat verzoeker schriftelijk aan reclamant weten dat hij er nog niet in is geslaagd om geschikte ruilgrond te vinden. Wel geeft verzoeker te kennen dat hij met de gemeente Zutphen de mogelijkheden voor ruilgrond aan het onderzoeken is. Ook deelt verzoeker in deze brief mee dat hij zich, om de voortgang van het project te borgen, genoodzaakt ziet de onteigeningsprocedure op te starten. Tot slot brengt verzoeker in deze brief een bod op onteigeningsbasis uit. Op 20 februari 2017 vindt er wederom een overleg plaats, maar ook dit overleg leidt niet tot overeenstemming. Op 22 februari 2017 wordt door reclamant gewezen op mogelijk geschikte vrijgekomen gronden. Dit is de mogelijkheid waar reclamant in zijn zienswijze naar verwijst. Verzoeker onderzoekt deze mogelijkheid en tracht ook in contact te komen met de eigenaar van deze gronden. Op 27 maart 2017 blijkt echter dat de gronden reeds verkocht zijn.

Ook andere pogingen om geschikte ruilgrond te vinden leveren geen geschikte ruilgrond op. Bij besluit van 12 april 2017 vraagt verzoeker de Kroon de in het onteigeningsplan opgenomen onroerende zaken ter onteigening aan te wijzen.

Over de door reclamant in zijn zienswijze specifiek aangehaalde mogelijkheid tot kavelruil overwegen Wij het volgende. In het ontwerp is de aansluiting van de rondweg in overleg met een van de overige grondeigenaren op de bedrijfsopstallen van deze eigenaren geprojecteerd. Die eigenaren gaven er namelijk de voorkeur aan hun bedrijf geheel te verplaatsen. Hierdoor zou er voldoende grond vrijkomen om de gewenste kavelruil tot stand te brengen. Door omstandigheden heeft de transactie met de eigenaren van deze gronden echter nog geen doorgang gevonden, waardoor de voor de kavelruil benodigde gronden niet zijn vrijgekomen.

Gelet op de geschetste gang van zaken kunnen Wij reclamant niet volgen in zijn betoog dat er geen sprake is van een serieus minnelijk overleg. Wij zijn van oordeel dat verzoeker de mogelijkheden voor de door reclamant gewenste ruilgrond voldoende heeft onderzocht. Ten tijde van het verzoek om onteigening stond naar Ons oordeel genoegzaam vast dat het minnelijk overleg voorlopig niet tot overeenstemming zou leiden en mocht worden overgegaan tot de start van de administratieve onteigeningsprocedure. Hierbij nemen Wij in aanmerking dat verzoeker gehouden is aan zijn eigen, op de urgentie van de aanleg van het werk, toegesneden planning.

Wij merken op dat partijen het overleg na het verzoekbesluit hebben voortgezet. Verzoeker heeft meerdere mogelijkheden om alsnog ruilgrond te verwerven onderzocht, maar dat heeft niet overeenstemming geleid. Overigens is reclamant inmiddels volledig eigenaar geworden van de onroerende zaak met grondplannummer 06.01. Daarvoor was reclamant voor de helft eigenaar van de onroerende zaak met het grondplannummer 06.01 (de andere helft was eigendom van zijn vader). Nadat dit ook in de kadastrale registratie is verwerkt en nadat de taxatiecommissie een nieuw taxatierapport heeft opgesteld, heeft verzoeker op 12 september 2017 een aangepaste financiële aanbieding uitgebracht. Wij merken op dat het voortgezette overleg, dan wel het overleg dat ingevolge artikel 17 van de onteigeningswet aan de gerechtelijke onteigeningsprocedure vooraf moet gaan, alsnog tot een voor partijen aanvaardbare oplossing kan leiden.

Gelet op het vorenstaande geeft de zienswijze van reclamant 1 Ons geen aanleiding om het verzoek tot aanwijzing ter onteigening geheel of gedeeltelijk af te wijzen.

Overige overwegingen

Uit de bij het verzoek overgelegde stukken blijkt, dat de in het onteigeningsplan begrepen onroerende zaken bij de uitvoering van het bestemmingsplan niet kunnen worden gemist.

Ons is niet gebleken van feiten en omstandigheden die overigens de toewijzing van het verzoek in de weg staan. Het moet in het belang van een goede ruimtelijke ontwikkeling worden geacht dat de provincie Gelderland de vrije eigendom van de door Ons ter onteigening aan te wijzen onroerende zaken verkrijgt.

Wij zullen, gelet op het hierboven gestelde, het verzoek van provinciale staten van Gelderland tot het nemen van een besluit krachtens artikel 78, eerste lid, van de onteigeningswet toewijzen.

BESLISSING

Gelet op de onteigeningswet,

op de voordracht van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 14 december 2017, nr. RWS-2017/40649, Rijkswaterstaat Corporate Dienst;

gelezen het besluit van provinciale staten van Gelderland van 12 april 2017, nummer PS2017-112;

gelezen de voordracht van gedeputeerde staten van Gelderland van 1 mei 2017, kenmerk 2011-017681;

gelezen de brief van gedeputeerde staten van Gelderland van 10 augustus 2017, kenmerk 2011-017681;

de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, advies van 31 januari 2018, no.W04.17.0379/I;

gezien het nader rapport van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 9 februari 2018, nr. RWS-2018/4059, Rijkswaterstaat Corporate Dienst.

Hebben Wij goedgevonden en verstaan:

Voor de uitvoering van het inpassingsplan N345 Rondweg De Hoven/Zutphen van de Provincie Gelderland ten name van die provincie ter onteigening aan te wijzen de onroerende zaken, aangeduid op de grondtekeningen die ingevolge artikel 78 van de onteigeningswet in de gemeente Zutphen en Brummen en bij Rijkswaterstaat Corporate Dienst te Utrecht ter inzage heeft gelegen en die zijn vermeld op de bij dit besluit behorende lijst.

Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties is belast met de uitvoering van dit besluit, dat in de Staatscourant zal worden geplaatst en waarvan afschrift zal worden gezonden aan de Afdeling advisering van de Raad van State.

Wassenaar, 14 februari 2018

Willem-Alexander

DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES, K.H. Ollongren

LIJST VAN DE TE ONTEIGENEN ONROERENDE ZAKEN

ONTEIGENINGSPLAN: N345 RONDWEG DE HOVEN / ZUTPHEN

VERZOEKENDE INSTANTIE: PROVINCIE GELDERLAND

 

Van de onroerende zaak, kadastraal bekend, gemeente Zutphen

Grondplan nr.

Te onteigenen grootte

Als

Ter grootte van

Sectie en nr.

Ten name van

ha

a

ca

ha

a

ca

01.01

00

09

22

Terrein (grasland)

02

88

70

E 2187

Gerrit Jan Franken, Voorst, gehuwd met Gerritdina Klaasen, Zutphen.

                   

01.02

00

43

12

Berging – stalling (garage – schuur) terrein (grasland)

01

40

70

E 2083

Gerrit Jan Franken, Voorst, gehuwd met Gerritdina Klaasen, Zutphen.

                   

01.03

00

19

21

Wonen erf – tuin

00

33

58

E 2080

Gerrit Jan Franken, Voorst, gehuwd met Gerritdina Klaasen, Zutphen.

                   

01.04

00

24

28

Terrein (natuur)

01

99

80

E 2040

Gerrit Jan Franken, Voorst, gehuwd met Gerritdina Klaasen, Zutphen.

Opstalrecht nutsvoorzieningen op gedeelte van perceel:

Vitens N.V., Utrecht, zetel: Zwolle.

02.01

02

25

65

Terrein (grasland)

02

80

85

E 2081

Provincie Gelderland, Arnhem.

 

Van de onroerende zaak, kadastraal bekend, gemeente Brummen

Grondplan nr.

Te onteigenen grootte

Als

Ter grootte van

Sectie en nr.

Ten name van

ha

a

ca

ha

a

ca

03.01

00

09

56

Berging – stalling (garage – schuur) terrein (grasland)

19

05

20

O 270

Hetty Kloosterboer, gehuwd met Andries de Bruin, Tonden. Opstalrecht nutsvoorzieningen: Gasunie Grid Services B.V., Groningen (3x).

                   

04.01

02

05

68

Terrein (akkerbouw)

05

41

05

O 144

Provincie Gelderland, Arnhem.

Opstalrecht nutsvoorzieningen:

Gasunie Grid Services B.V., Groningen.

Opstalrecht nutsvoorzieningen op gedeelte van perceel:

Gasunie Grid Services B.V., Groningen.

                   

04.02

01

35

43

Terrein (akkerbouw)

05

51

70

O 145

Provincie Gelderland, Arnhem.

                   

05.01

00

05

79

Terrein (grasland)

01

06

90

C 1556

VolkerWessels Vastgoed B.V., Nieuwegein, zetel: Rijssen.

                   

06.01

06

48

21

Terrein (overige agrarisch)

28

13

30

C 1618

Jan Johan Gemmink, gehuwd met Yvonne Anna Catharina Driessen, Brummen.

Opstalrecht nutsvoorzieningen op gedeelte van perceel:

Vitens N.V., Utrecht, zetel: Zwolle;

Gemeente Zutphen, Zutphen.

                   

07.01

00

23

12

Wonen erf – tuin

01

33

30

C 1619

Jan Johan Gemmink, gehuwd met Yvonne Anna Catharina Driessen, Brummen.

Opstalrecht nutsvoorzieningen op gedeelte van perceel:

Gemeente Zutphen, Zutphen.

Naar boven