TOELICHTING
Algemeen deel
1. Inleiding
De Tijdelijke subsidieregeling Milieu Centraal 2018–2021 strekt tot het gedurende
de genoemde jaren verstrekken van subsidie aan de Stichting Milieu Centraal (hierna:
Milieu Centraal) met als doel het aan consumenten en hun intermediaire organisaties
ter beschikking stellen van informatie en het geven van voorlichting, opdat zij met
behulp daarvan duurzamere keuzes maken. De daartoe door Milieu Centraal te ondernemen
activiteiten die door de Minister van Infrastructuur en Waterstaat worden gesubsidieerd
zijn:
-
a. het in een database bijeenbrengen van geactualiseerde wetenschappelijke milieu-informatie
op het gebied van circulaire economie, gezonde leefomgeving, klimaat en luchtkwaliteit
en het valideren van die informatie;
-
b. het uitvoeren van aanvullende activiteiten, die verband houden met de activiteiten,
bedoeld onder a, en die een nadere verdieping behoeven.
2. Aanleiding en achtergronden
Milieu Centraal is in september 1997 opgericht met steun van het toenmalige Ministerie
van VROM. Er was op dat moment veel, vaak tegenstrijdige, informatie in omloop over
milieuzaken. Het ministerie achtte het wenselijk dat er een onafhankelijke organisatie
was die burgers, maar ook bedrijven, media en andere organisaties, van wetenschappelijk
getoetste informatie zou voorzien. Door deze ontstaansgeschiedenis is er altijd een
bijzondere relatie geweest tussen het ministerie en Milieu Centraal.
Tot nu toe heeft subsidieverstrekking aan Milieu Centraal plaatsgevonden via jaarlijkse
beschikking. Als gevolg van de inwerkingtreding van de Kaderwet subsidies I en M is
het wenselijk gebleken voor de nieuwe subsidieperiode een ministeriële regeling vast
te stellen ter continuering van de te subsidiëren activiteiten. Aan de Tweede Kamer
is voorts toegezegd dat financiering van de kernactiviteiten van Milieu Centraal voortaan
meerjarig vastgelegd zou worden. Zie voor meer hierover onderstaande paragraaf 3 over
de evaluatie. In 2017 is een eenmalige subsidie in afwachting van een regeling verstrekt
om de periode te overbruggen totdat de onderhavige tijdelijke subsidieregeling is
vastgesteld.
Milieu Centraal ondersteunt consumenten bij het maken van duurzame keuzes door het
verschaffen van onafhankelijke, betrouwbare en praktische informatie. De stichting
heeft als doel het passief en actief beschikbaar stellen van milieu informatie aan
consumenten en hun intermediaire organisaties zoals consumentenorganisaties en media.
Daarmee zijn consumenten toegerust met de juiste en praktische informatie om hun houding
en gedrag in een milieuvriendelijke richting te kunnen veranderen. Alle informatie
en adviezen van Milieu Centraal zijn gebaseerd op wetenschappelijk onderzoek. Onderzoekers
zorgen ervoor dat de kennisbasis up-to-date blijft en leggen alle informatie per onderwerp
vast in brondocumenten.
De activiteiten van Milieu Centraal zijn te onderscheiden in kernactiviteiten en aanvullende
activiteiten. De kernactiviteiten draaien om het ontwikkelen en onderhouden van de
geverifieerde kennisbasis, en het passief en actief ontsluiten van deze informatie.
Concreet betekent dit het verzamelen en verifiëren van wetenschappelijke informatie,
het bieden van een brede vraagbaak d.m.v. de eigen website (www.milieucentraal.nl) en andere media en deze up-to-date houden. Ook beantwoordt Milieu Centraal vragen
van consumenten of journalisten.
De aanvullende activiteiten zijn vastgelegd in jaarlijkse programma’s. Hierbij gaat
het om activiteiten van tijdelijke aard, die Milieu Centraal kan uitvoeren dankzij
de geverifieerde kennisbasis waarover zij beschikken. Het betreft bijvoorbeeld voorlichtingscampagnes.
Hierbij huren zij externe (commerciële) partijen in waar werkzaamheden gevraagd worden
die niet binnen hun eigen expertise vallen. Denk hierbij bijvoorbeeld ook aan de ontwikkeling
van infographics op basis van hun informatie.
Er is geen andere organisatie die dezelfde combinatie van een gevalideerde en brede
kennisbasis van milieuexpertise, onafhankelijkheid, betrouwbaarheid en focus op consumentenvoorlichting
biedt.
3. Verslag over de doeltreffendheid van de subsidie
Overeenkomstig artikel 4:24 van de Awb is een verslag opgesteld en gepubliceerd over
de doeltreffendheid en de effecten van de subsidie in de praktijk1. Het Ministerie van IenW heeft de evaluatie uitgevoerd. Dit hoofdstuk bevat de evaluatie
omdat deze relevant is voor de motivering van voortzetting van de subsidie door middel
van deze regeling. Ook deze regeling bevat een vervolg evaluatieplicht na vier jaar.
De vorige externe evaluatie van Milieu Centraal is uitgevoerd door het bureau KplusV
en gepubliceerd in november 2015. Deze evaluatie was zeer uitgebreid en heeft mede
geleid tot het opstellen van deze regeling. Gezien de uitgebreide evaluatie uit 2015
is er ditmaal voor gekozen om de evaluatie in een lichtere vorm uit te voeren en de
resultaten op te nemen in deze toelichting bij de onderhavige subsidieregeling.
Het oordeel van de evaluatie uit 2015 is positief. Activiteiten worden goed uitgevoerd
en Milieu Centraal sluit goed aan bij de doelen van haar opdrachtgevers (publiek en
privaat) en bij de wensen en behoeften van de consument. De organisatie is doelmatig
ingericht. Het programma Duurzaam Consumeren, wat Milieu Centraal uitvoert in opdracht
van het Ministerie van IenW, draagt bij aan de implementatie van de beleidsdoelstellingen
van het Ministerie van IenW op het gebied van consumenteninformatie over duurzame
keuzes.
De geboden informatie en de wijze van aanbieden (off- en online) daarvan door Milieu
Centraal sluiten aan bij de wensen en verwachtingen van de doelgroep. De opdrachtgevers,
de media en andere partners geven aan dat de positionering van Milieu Centraal uniek
is. Er is geen andere organisatie die dezelfde combinatie van een gevalideerde en
brede kennisbasis van milieuexpertise, onafhankelijkheid, betrouwbaarheid en focus
op consumentenvoorlichting biedt. Samenwerkingspartners zien geen vergelijkbaar alternatief:
andere partijen worden veelal gezien als teveel gericht op één thema, teveel gericht
op specifieke duurzame producten of bedrijven of te weinig gericht op consumenten-voorlichting.
Sinds 2017 worden afspraken gemaakt op basis van resultaat in plaats van inzet. De
rechtmatigheid van de subsidie wordt jaarlijks vastgesteld door een accountant. In
algemene zin kan worden geconstateerd dat de subsidie doeltreffend is in de zin dat
de Minister van IenW zelf invloed heeft op welke activiteiten Milieu Centraal verricht
voor de subsidie.
De subsidie wordt tot dusver elk jaar verleend na een subsidieaanvraag door Milieu
Centraal. Die aanvraag bevat (onder andere) een activiteitenplan, waarin tot op projectniveau
en fte’s beschreven wordt welke activiteiten verricht worden. Een concept van het
activiteitenplan wordt met het Ministerie van IenW besproken alvorens de aanvraag
met het definitieve activiteitenplan wordt ingediend. Het Ministerie van IenW weet
dus welke werkzaamheden Milieu Centraal zal verrichten voor de aangevraagde subsidie
en is in staat om hier zo nodig op bij te sturen. Sinds 2017 worden afspraken gemaakt
op basis van resultaat in plaats van inzet. De rechtmatigheid van de subsidie wordt
jaarlijks vastgesteld door een accountant.
Verduurzaming van het consumentengedrag is het centrale thema van Milieu Centraal.
Om daartoe te komen heeft de consument als individu, als groep, als wijkbewoner of
als burgercollectief behoefte aan goede en onafhankelijke informatie. Milieu Centraal
voorziet daarin en is bij uitstek de organisatie die zich richt op het passief en
actief verspreiden van kennis en informatie. Milieu Centraal vervult daarmee een brugfunctie
tussen overheid, bedrijven en consumenten en fungeert als vraagbaak (voor consumenten
en media), aanjager van interactie, contentleverancier en makelaar/coördinator.
Een voorbeeld daarvan vormt het programma Duurzaam Consumeren. Milieu Centraal is
hier de rol vraagbaak voor consumenten en media via online communicatie (websites,
sociale media, apps, campagnes), en ontplooit anderzijds aanvullende activiteiten,
zoals bijvoorbeeld:
-
• Circulaire Economie. Milieu Centraal heeft eraan gewerkt om nauw aan te sluiten bij
de verschillende benaderingswijzen die het Ministerie van IenW hanteert richting de
consument, zoals het programma VANG – Huishoudelijk Afval en het Rijksbrede Programma
Circulaire Economie.
-
• Keurmerken. Milieu Centraal geeft al jaren informatie over duurzame keurmerken en
logo’s via de keurmerkenwijzer. De grote hoeveelheid van keurmerken en logo’s op de
winkelvloer die een claim lijken te maken op het gebied van milieu, dierenwelzijn
en/of eerlijke handel zorgt ervoor dat er een onwenselijke situatie ontstaat. Consumenten
zien door de bomen het bos niet meer waardoor het vertrouwen in keurmerken afbrokkelt.
Milieu Centraal schreef in 2015 op basis van consumentenonderzoek hiernaar een rapportage
die 26 januari 2016 door de bewindspersonen Dijksma en Van Dam middels een Kamerbrief
naar de Tweede Kamer werd gestuurd.
-
• Gezonde Leefomgeving. Milieu Centraal reikt consumenten handvatten aan om een zo veilig
mogelijke leefomgeving te creëren, voor zichzelf en voor anderen. In overleg met het
Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat wordt er ingezet op een aantal relevante
kernthema’s: houtstook, asbest, elektromagnetische velden en fijnstof. schoonmaakmiddelen
behoren tot de kerntaak.
Op basis van de gebruikte documenten (het eindrapport van de voorgaande evaluatie
uit 2015 en de jaarverslagen 2015, 2016 en 2017 van Milieu Centraal) en diverse gesprekken
met Milieu Centraal en haar contactpersonen heeft de Minister van IenW vastgesteld
dat de subsidie aan Milieu Centraal doeltreffend wordt gebruikt om met haar inzet
bij te dragen aan duurzamer consumentengedrag. De effecten van de subsidie in de praktijk
zijn concreet zichtbaar. De Minister heeft in het AO van 18 januari 2017 aan de Tweede
Kamer toegezegd dat voor de kerntaak een meerjarige financiering van 4 jaar vastgelegd
wordt. Dit was ook een aanbeveling voor IenM uit de evaluatie van 2015. Met deze regeling
wordt aan deze toezegging voldaan.
4. Risicoanalyse
De subsidieregeling is getoetst aan de uitkomsten van de risicoanalyse die ingevolge
aanwijzing 20 van de Aanwijzingen voor subsidieverstrekking verplicht is. Uit de risicoanalyse
blijken slechts enkele kleine risico´s. In deze regeling zijn diverse artikelen opgenomen
om deze risico´s te minimaliseren.
5. Juridisch kader
De regeling is gebaseerd op de artikelen 3, eerste lid, aanhef en onder b, 4, eerste
lid en tweede lid, en 5 van de Kaderwet subsidies I en M en de artikelen 2, eerste
lid, 4, eerste lid, 6, 8, eerste lid, 22, tweede lid, en 23, vijfde lid, van het Kaderbesluit
subsidies I en M.
Op grond van artikel 3, eerste lid, aanhef en onder b, van de Kaderwet subsidies I
en M (hierna: kaderwet) kan de Minister van Infrastructuur en Waterstaat subsidie
verstrekken voor activiteiten die passen in het beleid inzake (onder andere) milieubeheer.
Op grond van artikel 4, eerste lid, worden bij of krachtens algemene maatregel van
bestuur of bij ministeriële regeling de in artikel 3 bedoelde activiteiten waarvoor
subsidie wordt verstrekt nader bepaald en kunnen criteria voor de verstrekking worden
vastgesteld. Op grond van het tweede lid van artikel 4 wordt daarbij een subsidieplafond
ingesteld. Op grond van artikel 5 kunnen bij of krachtens algemene maatregel van bestuur
of bij ministeriële regeling voorts regels of nadere regels worden gesteld met betrekking
tot onder meer de aanvraag, het bedrag van de subsidie, de voorwaarden, verplichtingen
van de subsidieontvanger, de vaststelling, betaling en bevoorschotting, enzovoorts.
Van deze delegatiegrondslag is alleen gebruik gemaakt voor zover regels als bedoeld
niet zijn opgenomen in het Kaderbesluit subsidies I en M (hierna: kaderbesluit). Artikel
2, eerste lid, van het kaderbesluit bepaalt voorts dat de Minister subsidie kan verstrekken
voor activiteiten op gebieden genoemd in artikel 3, eerste lid, van de kaderwet overeenkomstig
het bepaalde bij het besluit en de bij ministeriële regeling gestelde regels. Het
tweede lid van dat artikel bepaalt dat de hoofdstukken 3 tot en met 11 van het kaderbesluit
niet van toepassing zijn op per boekjaar verstrekte subsidies als bedoeld in artikel
4:58 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Artikel 4:48 Awb bepaalt dat afdeling
4.2.8 van de Awb van toepassing is op per boekjaar verstrekte subsidies aan rechtspersonen.
De uitzondering van artikel 2, tweede lid van het kaderbesluit is niet van toepassing
omdat de subsidie meerdere jaren bestrijkt, een gemengd karakter heeft en geen specifieke
boekjaarsubsidie in de zin van de Awb vormt. De hoofdstukken 3 tot en met 11 van het
besluit zijn derhalve van toepassing. Dit omvat de bepalingen en delegatiegrondslagen
inzake subsidiabele kosten (hoofdstuk 3, artikelen 6 en 7), het subsidieplafond (hoofdstuk
4, artikelen 8 en 9), indiening aanvraag (hoofdstuk 5, artikel 10), afwijzingsgronden
(hoofdstuk 6, artikelen 11 tot en met 13), subsidieverstrekking (hoofdstuk 7, artikelen
14 tot en met 16), verplichtingen van de subsidieontvanger (artikelen 17 tot en met
22), betaling en bevoorschotting (hoofdstuk 9, artikel 23), subsidievaststelling (hoofdstuk
10, artikelen 24 en 25) en samenwerkingsverbanden (hoofdstuk 11, artikel 26).
Overeenkomstig artikel 4.10, tweede lid, van de Comptabiliteitswet 2016 is een horizonbepaling
opgenomen. De regeling vervalt met ingang van 1 januari 2022. De voorhangverplichting
van het vierde of zesde lid van het genoemde artikel is voorts niet van toepassing.
6. Europeesrechtelijke aspecten
De onderhavige regeling is getoetst op mogelijke staatssteunelementen. Geconcludeerd
kan worden dat er geen sprake is van staatssteun in de zin van artikel 107, eerste
lid, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie aan Milieu Centraal.
Dit omdat Milieu Centraal enkel voor niet-economische activiteiten subsidie kan krijgen.
Het gaat om activiteiten die zonder een onafhankelijke organisatie als Milieu Centraal
ook niet door de markt uitgevoerd zouden worden. Het jaarlijks subsidiëren van niet-economische
projecten en producten houdt in dat Milieu Centraal ook zelf expliciet hierop toetst.
Het inschakelen van derden door Milieu Centraal dient tegen een marktconforme prijs
te gebeuren. Daarom dienen de aanbestedingsregels door Milieu Centraal te worden gerespecteerd
voor zover het de aanwending van de subsidiegelden betreft.
7. Voorbereiding en nalevingskosten
De regeling is voorbereid in overleg met betrokken partijen. Van internetconsultatie
is afgezien vanwege het belang van een spoedige voorziening en omdat het een regeling
betreft die geen ingrijpende verandering teweegbrengt in de rechten en plichten van
burgers en bedrijven en ook geen ingrijpende gevolgen heeft voor de uitvoeringspraktijk.
De regeling heeft geen gevolgen voor de administratieve lastendruk voor burgers of
bedrijven. Milieu Centraal zal aan de reguliere bij en krachtens de wet gestelde eisen
om in aanmerking te komen voor subsidie moeten voldoen. De subsidieregeling is in
hoofdzaak een voortzetting van de voorgaande subsidiebeschikkingen. De totale administratieve
lasten komen op circa € 33.000,– per jaar. Dit is circa 3.5% van het jaarlijkse subsidiebedrag
in de periode 2018–2021. De regeling is opgezet volgens hetgeen gebruikelijk is bij
soortgelijke regelingen. Deze is in nauw overleg met Milieu Centraal voorbereid. Om
deze redenen is afgezien van een handhaafbaarheids- en uitvoerbaarheidstoets. Er worden
geen effecten voor het milieu of bedrijven verwacht, behalve indirecte milieu-effecten
als aankoopgedrag van burgers meer op duurzaamheid wordt gebaseerd. Dat effect is
nog niet te meten. Uiterlijk 31 december 2021 publiceert de Minister een verslag over
de doeltreffendheid en de effecten van de verstrekte subsidie.
8. Inwerkingtreding
De regeling treedt in werking met ingang van de dag na datum van uitgifte van de Staatscourant
waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 2018. Hierbij wordt
afgeweken van Aanwijzing voor de regelgeving 4.17 voor zowel het vaste verandermoment
als de invoeringstermijn vanwege het belang aanmerkelijke publieke nadelen te voorkomen
(het belang van continuïteit van gevalideerde milieu-informatie teneinde bij te dragen
aan duurzame aankopen). De regeling werkt terug tot en met 1 januari 2018 omdat de
subsidie mede op het kalenderjaar 2018 betrekking heeft.
Artikelsgewijs
Artikel 2. Doel en activiteiten waarvoor subsidie wordt verstrekt
Het eerste lid omvat het doel, het tweede lid de met het oog daarop te verrichten
activiteiten. Voor de inhoud wordt kortheidshalve verwezen naar het algemeen deel
van de toelichting. Grondslag is artikel 4, eerste lid, aanhef en onder a en b, van
het kaderbesluit. Het derde lid bevat de gebruikelijke uitzondering van economische
activiteiten. Deze komen niet voor subsidie in aanmerking. Grondslag van het derde
lid is artikel 4, eerste lid, aanhef en onder f, van het kaderbesluit.
Artikel 3. Subsidiabele kosten
Subsidiabel zijn uitsluitend kosten die direct verbonden zijn met de uitvoering van
de activiteiten, genoemd in artikel 2. Artikel 3 bevat de voor subsidieregelingen
van deze aard gebruikelijke bepaling. Het betreft activiteiten die niet worden verricht
in concurrentie met derden (dat wil zeggen het aanbieden van goederen en diensten
op de markt). Grondslag is artikel 4, eerste lid, aanhef en onder f, en artikel 6,
zesde lid, van het kaderbesluit.
Artikel 4. Subsidieplafond
Artikel 4 bevat de subsidieplafonds (de bedragen van de ten hoogste te verstrekken
subsidie). Met inachtneming van de subsidieplafonds bevatten de beschikkingen tot
subsidieverlening de maximum subsidiebedragen op basis van de aanvraag. Deze kunnen
gelijk zijn aan of lager dan de subsidieplafonds zoals opgenomen in artikel 4, afhankelijk
van de aard en omvang van de te subsidiëren activiteiten. Zo is het subsidieplafond
voor de aanvullende, verdiepende activiteiten voor 2018 € 725.000 maar is het maximumbedrag
voor de subsidie voor die activiteit voor 2018 lager, te weten € 581.750,–. Grondslag
is artikel 4, eerste lid, aanhef en onder k, en artikel 8 van het kaderbesluit. Artikel
4, tweede lid, van de kaderwet vereist de vaststelling van een subsidieplafond.
Artikel 5. Aanvraag tot subsidieverlening.
Artikel 5 bevat de vereisten ten aanzien van de aanvraag. Grondslag is artikel 5,
aanhef en onder a, van de kaderwet en artikel 10, tweede lid, van het kaderbesluit.
Artikel 10 van het kaderbesluit bevat de reguliere vereisten. Artikel 5 van de regeling
bevat in aanvulling daarop specifieke eisen.
Artikel 6. Bevoorschotting
Artikel 6 regelt de bevoorschotting. Het betreft maximaal 80% van het in de beschikking
tot subsidieverlening opgenomen maximum subsidiebedrag. Zoals hiervoor in de toelichting
op artikel 4 is gesteld kan dit maximum gelijk zijn of lager dan de in artikel 4 genoemde
plafonds. Grondslag van artikel 6 is artikel 5, aanhef en onder f, van de kaderwet
en artikel 23, vijfde lid, van het kaderbesluit. Voorschotten worden automatisch (ambtshalve)
verstrekt. Een aparte aanvraag tot bevoorschotting is niet nodig.
Artikel 7. Beschikking tot subsidieverlening
Het betreft bepalingen in aanvulling op kaderwet en kaderbesluit. Grondslag is artikel
5, aanhef en onder a, van de kaderwet. Het tweede lid bevat het algemene voorbehoud
van een nog niet goedgekeurde begroting en is gebaseerd op artikel 5, aanhef en onder
c, van de kaderwet en artikel 15, tweede lid, van het kaderbesluit. De gebruikelijke
termijn van dertien weken van artikel 24, eerste lid, van het kaderbesluit is van
toepassing.
Artikel 8. Verplichtingen
De verplichting van artikel 8 is opgenomen met het oog op politiek gevoelige informatie,
en naar aanleiding daarvan te verwachten externe communicatie door de Minister. Het
Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat dient tenminste twee werkdagen van tevoren
schriftelijk op de hoogte te worden gesteld in geval op initiatief van de subsidieontvanger
op enigerlei wijze bekendheid wordt gegeven aan gesubsidieerde activiteiten of standpunten
dienaangaande, met een politiek gevoelig of belangrijk beleidsmatig karakter.
Artikel 9. Aanvraag subsidievaststelling
Op grond van artikel 24, eerste lid van het kaderbesluit wordt afgeweken van de reguliere
termijn van dertien weken en een termijn van 22 weken aangehouden. Bij subsidies hoger
dan € 125.000 dient volgens het Uniform subsidiekader de verantwoording met een accountantsverklaring
plaats te vinden. Daar is meer tijd voor nodig dan 13 weken.
Artikel 10. Evaluatieverslag
Het evaluatieverslag betreft de doeltreffendheid en de effecten van de verstrekte
subsidie. Het verslag wordt mede toegezonden aan de Staten-Generaal.
Artikel 11. Inwerkingtreding en horizonbepaling
De regeling treedt in werking met terugwerkende kracht tot en met 1 januari 2018 omdat
de subsidie mede op 2018 betrekking heeft. Overeenkomstig artikel 4.10, tweede lid,
van de Comptabiliteitswet is een horizonbepaling van vier jaar opgenomen.
De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, S. van Veldhoven-van der Meer