Regeling van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat van 26 februari 2018, nr. IENW/BSK-2018/41851, houdende regels met betrekking tot de verstrekking van subsidie aan de Stichting Milieu Centraal over de kalenderjaren 2018 tot en met 2021 (Tijdelijke subsidieregeling Milieu Centraal 2018–2021)

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat,

Gelet op de artikelen 3, eerste lid, aanhef en onder b, 4, eerste en tweede lid, en 5 van de Kaderwet subsidies I en M en de artikelen 2, eerste lid, 4, eerste lid, 6, 8, eerste lid, 22, tweede lid, en 23, vijfde lid, van het Kaderbesluit subsidies I en M;

BESLUIT:

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

Besluit:

Kaderbesluit subsidies I en M;

subsidieontvanger:

Stichting Milieu Centraal.

Artikel 2. Doel en activiteiten waarvoor subsidie wordt verstrekt

  • 1. Aan de subsidieontvanger kan per kalenderjaar gedurende het tijdvak 2018 tot en met 2021 subsidie worden verstrekt voor activiteiten met als doel het aan consumenten, consumentenorganisaties, media en andere intermediaire organisaties ter beschikking stellen van informatie en het geven van voorlichting, opdat zij met behulp daarvan duurzamere keuzes maken.

  • 2. Activiteiten als bedoeld in het eerste lid zijn:

    • a. het in een database bijeenbrengen van geactualiseerde wetenschappelijke milieu-informatie op het gebied van circulaire economie, gezonde leefomgeving en luchtkwaliteit en het valideren van die informatie;

    • b. het uitvoeren van verdiepende activiteiten, die verband houden met de activiteiten, bedoeld onder a, zoals voorlichtingscampagnes.

  • 3. Geen subsidie wordt verstrekt voor zover de activiteiten zijn te kwalificeren als economische activiteiten.

Artikel 3. Subsidiabele kosten

Als subsidiabele kosten worden uitsluitend in aanmerking genomen de gemaakte kosten die direct verbonden zijn met de uitvoering van de activiteiten, bedoeld in artikel 2.

Artikel 4. Subsidieplafond

  • 1. Het subsidieplafond voor de activiteiten, bedoeld in artikel 2, tweede lid, aanhef en onder a, bedraagt € 350.000,– per kalenderjaar gedurende het tijdvak 2018 tot en met 2021.

  • 2. Het subsidieplafond voor de activiteiten, bedoeld in artikel 2, tweede lid, aanhef en onder b, bedraagt € 725.000 per kalenderjaar gedurende het tijdvak 2018 tot en met 2021.

Artikel 5. Aanvraag tot subsidieverlening

  • 1. Voor het kalenderjaar 2018 dient de subsidieontvanger voor 1 mei van dat jaar de aanvraag tot subsidieverlening in voor de activiteiten, bedoeld in artikel 2, tweede lid.

  • 2. Voor de kalenderjaren 2019 tot en met 2021 dient de subsidieontvanger uiterlijk op 1 oktober van het kalenderjaar voorafgaand aan het kalenderjaar waarvoor subsidie wordt gevraagd, de aanvraag tot subsidieverlening in voor de activiteiten, bedoeld in artikel 2, tweede lid.

  • 3. Onverminderd artikel 10, vierde lid, van het Besluit bevat de aanvraag:

    • a. een overzicht van zowel de activiteiten, bedoeld in artikel 2, tweede lid, aanhef en onder a, als van de activiteiten bedoeld in artikel 2, tweede lid, aanhef en onder b;

    • b. een opgave van het tijdstip waarop de aanvullende activiteiten, bedoeld in artikel 2, tweede lid, aanhef en onder b, zijn voltooid;

    • c. een gespecificeerde begroting, die een goed inzicht geeft in de kosten van de activiteiten waarvoor subsidie wordt gevraagd, uitgesplitst in de kosten voor de activiteiten, bedoeld in artikel 2, tweede lid, aanhef en onder a, en de activiteiten, bedoeld in artikel 2, tweede lid, aanhef en onder b.

Artikel 6. Bevoorschotting

Gelijktijdig met de beschikking tot subsidieverlening wordt een voorschot verleend van maximaal 80 procent van het in de beschikking tot subsidieverlening opgenomen maximum subsidiebedrag, bedoeld in artikel 7, eerste lid, onder c.

Artikel 7. Beschikking tot subsidieverlening

  • 1. In de beschikking worden vermeld:

    • a. de te subsidiëren activiteiten, bedoeld in artikel 2, tweede lid, aanhef en onder a;

    • b. de te subsidiëren aanvullende activiteiten, bedoeld in artikel 2, tweede lid, aanhef en onder b;

    • c. de wijze waarop het subsidiebedrag wordt bepaald en het maximumbedrag waarop de subsidie kan worden vastgesteld. Het maximumbedrag is gelijk aan of lager dan de subsidieplafonds, bedoeld in artikel 4.

  • 2. Voor zover de subsidie wordt verleend ten laste van de nog niet door de Staten-Generaal aangenomen rijksbegroting, onderdeel Infrastructuur en Waterstaat, vindt de subsidieverlening plaats onder de voorwaarde dat voldoende gelden ter beschikking worden gesteld in de wet tot vaststelling van de rijksbegroting, onderdeel Infrastructuur en Waterstaat. Deze voorwaarde wordt ook in de beschikking tot subsidieverlening opgenomen.

Artikel 8. Verplichtingen

Onverminderd de artikelen 17 tot en met 20 van het Besluit is de subsidieontvanger verplicht om het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat tenminste twee werkdagen van tevoren schriftelijk op de hoogte stellen in geval op initiatief van de subsidieontvanger op enigerlei wijze bekendheid wordt gegeven aan gesubsidieerde activiteiten of standpunten dienaangaande, met een politiek gevoelig of belangrijk beleidsmatig karakter.

Artikel 9. Aanvraag tot subsidievaststelling

De aanvraag voor een beschikking tot subsidievaststelling wordt ingediend binnen 22 weken nadat de activiteiten waarvoor de subsidie is verstrekt zijn voltooid.

Artikel 10. Evaluatieverslag

Uiterlijk 31 december 2021 publiceert de Minister een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van de verstrekte subsidie en zendt hij het verslag tevens aan beide Kamers der Staten-Generaal.

Artikel 11. Inwerkingtreding en horizonbepaling

  • 1. Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 2018.

  • 2. Deze regeling vervalt met ingang van 1 januari 2022, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op subsidies die voor die datum zijn verleend.

Artikel 12. Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Tijdelijke subsidieregeling Milieu Centraal 2018–2021.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, S. van Veldhoven-van der Meer

TOELICHTING

Algemeen deel

1. Inleiding

De Tijdelijke subsidieregeling Milieu Centraal 2018–2021 strekt tot het gedurende de genoemde jaren verstrekken van subsidie aan de Stichting Milieu Centraal (hierna: Milieu Centraal) met als doel het aan consumenten en hun intermediaire organisaties ter beschikking stellen van informatie en het geven van voorlichting, opdat zij met behulp daarvan duurzamere keuzes maken. De daartoe door Milieu Centraal te ondernemen activiteiten die door de Minister van Infrastructuur en Waterstaat worden gesubsidieerd zijn:

  • a. het in een database bijeenbrengen van geactualiseerde wetenschappelijke milieu-informatie op het gebied van circulaire economie, gezonde leefomgeving, klimaat en luchtkwaliteit en het valideren van die informatie;

  • b. het uitvoeren van aanvullende activiteiten, die verband houden met de activiteiten, bedoeld onder a, en die een nadere verdieping behoeven.

2. Aanleiding en achtergronden

Milieu Centraal is in september 1997 opgericht met steun van het toenmalige Ministerie van VROM. Er was op dat moment veel, vaak tegenstrijdige, informatie in omloop over milieuzaken. Het ministerie achtte het wenselijk dat er een onafhankelijke organisatie was die burgers, maar ook bedrijven, media en andere organisaties, van wetenschappelijk getoetste informatie zou voorzien. Door deze ontstaansgeschiedenis is er altijd een bijzondere relatie geweest tussen het ministerie en Milieu Centraal.

Tot nu toe heeft subsidieverstrekking aan Milieu Centraal plaatsgevonden via jaarlijkse beschikking. Als gevolg van de inwerkingtreding van de Kaderwet subsidies I en M is het wenselijk gebleken voor de nieuwe subsidieperiode een ministeriële regeling vast te stellen ter continuering van de te subsidiëren activiteiten. Aan de Tweede Kamer is voorts toegezegd dat financiering van de kernactiviteiten van Milieu Centraal voortaan meerjarig vastgelegd zou worden. Zie voor meer hierover onderstaande paragraaf 3 over de evaluatie. In 2017 is een eenmalige subsidie in afwachting van een regeling verstrekt om de periode te overbruggen totdat de onderhavige tijdelijke subsidieregeling is vastgesteld.

Milieu Centraal ondersteunt consumenten bij het maken van duurzame keuzes door het verschaffen van onafhankelijke, betrouwbare en praktische informatie. De stichting heeft als doel het passief en actief beschikbaar stellen van milieu informatie aan consumenten en hun intermediaire organisaties zoals consumentenorganisaties en media. Daarmee zijn consumenten toegerust met de juiste en praktische informatie om hun houding en gedrag in een milieuvriendelijke richting te kunnen veranderen. Alle informatie en adviezen van Milieu Centraal zijn gebaseerd op wetenschappelijk onderzoek. Onderzoekers zorgen ervoor dat de kennisbasis up-to-date blijft en leggen alle informatie per onderwerp vast in brondocumenten.

De activiteiten van Milieu Centraal zijn te onderscheiden in kernactiviteiten en aanvullende activiteiten. De kernactiviteiten draaien om het ontwikkelen en onderhouden van de geverifieerde kennisbasis, en het passief en actief ontsluiten van deze informatie. Concreet betekent dit het verzamelen en verifiëren van wetenschappelijke informatie, het bieden van een brede vraagbaak d.m.v. de eigen website (www.milieucentraal.nl) en andere media en deze up-to-date houden. Ook beantwoordt Milieu Centraal vragen van consumenten of journalisten.

De aanvullende activiteiten zijn vastgelegd in jaarlijkse programma’s. Hierbij gaat het om activiteiten van tijdelijke aard, die Milieu Centraal kan uitvoeren dankzij de geverifieerde kennisbasis waarover zij beschikken. Het betreft bijvoorbeeld voorlichtingscampagnes. Hierbij huren zij externe (commerciële) partijen in waar werkzaamheden gevraagd worden die niet binnen hun eigen expertise vallen. Denk hierbij bijvoorbeeld ook aan de ontwikkeling van infographics op basis van hun informatie.

Er is geen andere organisatie die dezelfde combinatie van een gevalideerde en brede kennisbasis van milieuexpertise, onafhankelijkheid, betrouwbaarheid en focus op consumentenvoorlichting biedt.

3. Verslag over de doeltreffendheid van de subsidie

Overeenkomstig artikel 4:24 van de Awb is een verslag opgesteld en gepubliceerd over de doeltreffendheid en de effecten van de subsidie in de praktijk1. Het Ministerie van IenW heeft de evaluatie uitgevoerd. Dit hoofdstuk bevat de evaluatie omdat deze relevant is voor de motivering van voortzetting van de subsidie door middel van deze regeling. Ook deze regeling bevat een vervolg evaluatieplicht na vier jaar.

De vorige externe evaluatie van Milieu Centraal is uitgevoerd door het bureau KplusV en gepubliceerd in november 2015. Deze evaluatie was zeer uitgebreid en heeft mede geleid tot het opstellen van deze regeling. Gezien de uitgebreide evaluatie uit 2015 is er ditmaal voor gekozen om de evaluatie in een lichtere vorm uit te voeren en de resultaten op te nemen in deze toelichting bij de onderhavige subsidieregeling.

Het oordeel van de evaluatie uit 2015 is positief. Activiteiten worden goed uitgevoerd en Milieu Centraal sluit goed aan bij de doelen van haar opdrachtgevers (publiek en privaat) en bij de wensen en behoeften van de consument. De organisatie is doelmatig ingericht. Het programma Duurzaam Consumeren, wat Milieu Centraal uitvoert in opdracht van het Ministerie van IenW, draagt bij aan de implementatie van de beleidsdoelstellingen van het Ministerie van IenW op het gebied van consumenteninformatie over duurzame keuzes.

De geboden informatie en de wijze van aanbieden (off- en online) daarvan door Milieu Centraal sluiten aan bij de wensen en verwachtingen van de doelgroep. De opdrachtgevers, de media en andere partners geven aan dat de positionering van Milieu Centraal uniek is. Er is geen andere organisatie die dezelfde combinatie van een gevalideerde en brede kennisbasis van milieuexpertise, onafhankelijkheid, betrouwbaarheid en focus op consumentenvoorlichting biedt. Samenwerkingspartners zien geen vergelijkbaar alternatief: andere partijen worden veelal gezien als teveel gericht op één thema, teveel gericht op specifieke duurzame producten of bedrijven of te weinig gericht op consumenten-voorlichting.

Sinds 2017 worden afspraken gemaakt op basis van resultaat in plaats van inzet. De rechtmatigheid van de subsidie wordt jaarlijks vastgesteld door een accountant. In algemene zin kan worden geconstateerd dat de subsidie doeltreffend is in de zin dat de Minister van IenW zelf invloed heeft op welke activiteiten Milieu Centraal verricht voor de subsidie.

De subsidie wordt tot dusver elk jaar verleend na een subsidieaanvraag door Milieu Centraal. Die aanvraag bevat (onder andere) een activiteitenplan, waarin tot op projectniveau en fte’s beschreven wordt welke activiteiten verricht worden. Een concept van het activiteitenplan wordt met het Ministerie van IenW besproken alvorens de aanvraag met het definitieve activiteitenplan wordt ingediend. Het Ministerie van IenW weet dus welke werkzaamheden Milieu Centraal zal verrichten voor de aangevraagde subsidie en is in staat om hier zo nodig op bij te sturen. Sinds 2017 worden afspraken gemaakt op basis van resultaat in plaats van inzet. De rechtmatigheid van de subsidie wordt jaarlijks vastgesteld door een accountant.

Verduurzaming van het consumentengedrag is het centrale thema van Milieu Centraal. Om daartoe te komen heeft de consument als individu, als groep, als wijkbewoner of als burgercollectief behoefte aan goede en onafhankelijke informatie. Milieu Centraal voorziet daarin en is bij uitstek de organisatie die zich richt op het passief en actief verspreiden van kennis en informatie. Milieu Centraal vervult daarmee een brugfunctie tussen overheid, bedrijven en consumenten en fungeert als vraagbaak (voor consumenten en media), aanjager van interactie, contentleverancier en makelaar/coördinator.

Een voorbeeld daarvan vormt het programma Duurzaam Consumeren. Milieu Centraal is hier de rol vraagbaak voor consumenten en media via online communicatie (websites, sociale media, apps, campagnes), en ontplooit anderzijds aanvullende activiteiten, zoals bijvoorbeeld:

  • Circulaire Economie. Milieu Centraal heeft eraan gewerkt om nauw aan te sluiten bij de verschillende benaderingswijzen die het Ministerie van IenW hanteert richting de consument, zoals het programma VANG – Huishoudelijk Afval en het Rijksbrede Programma Circulaire Economie.

  • Keurmerken. Milieu Centraal geeft al jaren informatie over duurzame keurmerken en logo’s via de keurmerkenwijzer. De grote hoeveelheid van keurmerken en logo’s op de winkelvloer die een claim lijken te maken op het gebied van milieu, dierenwelzijn en/of eerlijke handel zorgt ervoor dat er een onwenselijke situatie ontstaat. Consumenten zien door de bomen het bos niet meer waardoor het vertrouwen in keurmerken afbrokkelt. Milieu Centraal schreef in 2015 op basis van consumentenonderzoek hiernaar een rapportage die 26 januari 2016 door de bewindspersonen Dijksma en Van Dam middels een Kamerbrief naar de Tweede Kamer werd gestuurd.

  • Gezonde Leefomgeving. Milieu Centraal reikt consumenten handvatten aan om een zo veilig mogelijke leefomgeving te creëren, voor zichzelf en voor anderen. In overleg met het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat wordt er ingezet op een aantal relevante kernthema’s: houtstook, asbest, elektromagnetische velden en fijnstof. schoonmaakmiddelen behoren tot de kerntaak.

Op basis van de gebruikte documenten (het eindrapport van de voorgaande evaluatie uit 2015 en de jaarverslagen 2015, 2016 en 2017 van Milieu Centraal) en diverse gesprekken met Milieu Centraal en haar contactpersonen heeft de Minister van IenW vastgesteld dat de subsidie aan Milieu Centraal doeltreffend wordt gebruikt om met haar inzet bij te dragen aan duurzamer consumentengedrag. De effecten van de subsidie in de praktijk zijn concreet zichtbaar. De Minister heeft in het AO van 18 januari 2017 aan de Tweede Kamer toegezegd dat voor de kerntaak een meerjarige financiering van 4 jaar vastgelegd wordt. Dit was ook een aanbeveling voor IenM uit de evaluatie van 2015. Met deze regeling wordt aan deze toezegging voldaan.

4. Risicoanalyse

De subsidieregeling is getoetst aan de uitkomsten van de risicoanalyse die ingevolge aanwijzing 20 van de Aanwijzingen voor subsidieverstrekking verplicht is. Uit de risicoanalyse blijken slechts enkele kleine risico´s. In deze regeling zijn diverse artikelen opgenomen om deze risico´s te minimaliseren.

5. Juridisch kader

De regeling is gebaseerd op de artikelen 3, eerste lid, aanhef en onder b, 4, eerste lid en tweede lid, en 5 van de Kaderwet subsidies I en M en de artikelen 2, eerste lid, 4, eerste lid, 6, 8, eerste lid, 22, tweede lid, en 23, vijfde lid, van het Kaderbesluit subsidies I en M.

Op grond van artikel 3, eerste lid, aanhef en onder b, van de Kaderwet subsidies I en M (hierna: kaderwet) kan de Minister van Infrastructuur en Waterstaat subsidie verstrekken voor activiteiten die passen in het beleid inzake (onder andere) milieubeheer. Op grond van artikel 4, eerste lid, worden bij of krachtens algemene maatregel van bestuur of bij ministeriële regeling de in artikel 3 bedoelde activiteiten waarvoor subsidie wordt verstrekt nader bepaald en kunnen criteria voor de verstrekking worden vastgesteld. Op grond van het tweede lid van artikel 4 wordt daarbij een subsidieplafond ingesteld. Op grond van artikel 5 kunnen bij of krachtens algemene maatregel van bestuur of bij ministeriële regeling voorts regels of nadere regels worden gesteld met betrekking tot onder meer de aanvraag, het bedrag van de subsidie, de voorwaarden, verplichtingen van de subsidieontvanger, de vaststelling, betaling en bevoorschotting, enzovoorts. Van deze delegatiegrondslag is alleen gebruik gemaakt voor zover regels als bedoeld niet zijn opgenomen in het Kaderbesluit subsidies I en M (hierna: kaderbesluit). Artikel 2, eerste lid, van het kaderbesluit bepaalt voorts dat de Minister subsidie kan verstrekken voor activiteiten op gebieden genoemd in artikel 3, eerste lid, van de kaderwet overeenkomstig het bepaalde bij het besluit en de bij ministeriële regeling gestelde regels. Het tweede lid van dat artikel bepaalt dat de hoofdstukken 3 tot en met 11 van het kaderbesluit niet van toepassing zijn op per boekjaar verstrekte subsidies als bedoeld in artikel 4:58 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Artikel 4:48 Awb bepaalt dat afdeling 4.2.8 van de Awb van toepassing is op per boekjaar verstrekte subsidies aan rechtspersonen. De uitzondering van artikel 2, tweede lid van het kaderbesluit is niet van toepassing omdat de subsidie meerdere jaren bestrijkt, een gemengd karakter heeft en geen specifieke boekjaarsubsidie in de zin van de Awb vormt. De hoofdstukken 3 tot en met 11 van het besluit zijn derhalve van toepassing. Dit omvat de bepalingen en delegatiegrondslagen inzake subsidiabele kosten (hoofdstuk 3, artikelen 6 en 7), het subsidieplafond (hoofdstuk 4, artikelen 8 en 9), indiening aanvraag (hoofdstuk 5, artikel 10), afwijzingsgronden (hoofdstuk 6, artikelen 11 tot en met 13), subsidieverstrekking (hoofdstuk 7, artikelen 14 tot en met 16), verplichtingen van de subsidieontvanger (artikelen 17 tot en met 22), betaling en bevoorschotting (hoofdstuk 9, artikel 23), subsidievaststelling (hoofdstuk 10, artikelen 24 en 25) en samenwerkingsverbanden (hoofdstuk 11, artikel 26).

Overeenkomstig artikel 4.10, tweede lid, van de Comptabiliteitswet 2016 is een horizonbepaling opgenomen. De regeling vervalt met ingang van 1 januari 2022. De voorhangverplichting van het vierde of zesde lid van het genoemde artikel is voorts niet van toepassing.

6. Europeesrechtelijke aspecten

De onderhavige regeling is getoetst op mogelijke staatssteunelementen. Geconcludeerd kan worden dat er geen sprake is van staatssteun in de zin van artikel 107, eerste lid, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie aan Milieu Centraal. Dit omdat Milieu Centraal enkel voor niet-economische activiteiten subsidie kan krijgen. Het gaat om activiteiten die zonder een onafhankelijke organisatie als Milieu Centraal ook niet door de markt uitgevoerd zouden worden. Het jaarlijks subsidiëren van niet-economische projecten en producten houdt in dat Milieu Centraal ook zelf expliciet hierop toetst. Het inschakelen van derden door Milieu Centraal dient tegen een marktconforme prijs te gebeuren. Daarom dienen de aanbestedingsregels door Milieu Centraal te worden gerespecteerd voor zover het de aanwending van de subsidiegelden betreft.

7. Voorbereiding en nalevingskosten

De regeling is voorbereid in overleg met betrokken partijen. Van internetconsultatie is afgezien vanwege het belang van een spoedige voorziening en omdat het een regeling betreft die geen ingrijpende verandering teweegbrengt in de rechten en plichten van burgers en bedrijven en ook geen ingrijpende gevolgen heeft voor de uitvoeringspraktijk.

De regeling heeft geen gevolgen voor de administratieve lastendruk voor burgers of bedrijven. Milieu Centraal zal aan de reguliere bij en krachtens de wet gestelde eisen om in aanmerking te komen voor subsidie moeten voldoen. De subsidieregeling is in hoofdzaak een voortzetting van de voorgaande subsidiebeschikkingen. De totale administratieve lasten komen op circa € 33.000,– per jaar. Dit is circa 3.5% van het jaarlijkse subsidiebedrag in de periode 2018–2021. De regeling is opgezet volgens hetgeen gebruikelijk is bij soortgelijke regelingen. Deze is in nauw overleg met Milieu Centraal voorbereid. Om deze redenen is afgezien van een handhaafbaarheids- en uitvoerbaarheidstoets. Er worden geen effecten voor het milieu of bedrijven verwacht, behalve indirecte milieu-effecten als aankoopgedrag van burgers meer op duurzaamheid wordt gebaseerd. Dat effect is nog niet te meten. Uiterlijk 31 december 2021 publiceert de Minister een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van de verstrekte subsidie.

8. Inwerkingtreding

De regeling treedt in werking met ingang van de dag na datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 2018. Hierbij wordt afgeweken van Aanwijzing voor de regelgeving 4.17 voor zowel het vaste verandermoment als de invoeringstermijn vanwege het belang aanmerkelijke publieke nadelen te voorkomen (het belang van continuïteit van gevalideerde milieu-informatie teneinde bij te dragen aan duurzame aankopen). De regeling werkt terug tot en met 1 januari 2018 omdat de subsidie mede op het kalenderjaar 2018 betrekking heeft.

Artikelsgewijs

Artikel 2. Doel en activiteiten waarvoor subsidie wordt verstrekt

Het eerste lid omvat het doel, het tweede lid de met het oog daarop te verrichten activiteiten. Voor de inhoud wordt kortheidshalve verwezen naar het algemeen deel van de toelichting. Grondslag is artikel 4, eerste lid, aanhef en onder a en b, van het kaderbesluit. Het derde lid bevat de gebruikelijke uitzondering van economische activiteiten. Deze komen niet voor subsidie in aanmerking. Grondslag van het derde lid is artikel 4, eerste lid, aanhef en onder f, van het kaderbesluit.

Artikel 3. Subsidiabele kosten

Subsidiabel zijn uitsluitend kosten die direct verbonden zijn met de uitvoering van de activiteiten, genoemd in artikel 2. Artikel 3 bevat de voor subsidieregelingen van deze aard gebruikelijke bepaling. Het betreft activiteiten die niet worden verricht in concurrentie met derden (dat wil zeggen het aanbieden van goederen en diensten op de markt). Grondslag is artikel 4, eerste lid, aanhef en onder f, en artikel 6, zesde lid, van het kaderbesluit.

Artikel 4. Subsidieplafond

Artikel 4 bevat de subsidieplafonds (de bedragen van de ten hoogste te verstrekken subsidie). Met inachtneming van de subsidieplafonds bevatten de beschikkingen tot subsidieverlening de maximum subsidiebedragen op basis van de aanvraag. Deze kunnen gelijk zijn aan of lager dan de subsidieplafonds zoals opgenomen in artikel 4, afhankelijk van de aard en omvang van de te subsidiëren activiteiten. Zo is het subsidieplafond voor de aanvullende, verdiepende activiteiten voor 2018 € 725.000 maar is het maximumbedrag voor de subsidie voor die activiteit voor 2018 lager, te weten € 581.750,–. Grondslag is artikel 4, eerste lid, aanhef en onder k, en artikel 8 van het kaderbesluit. Artikel 4, tweede lid, van de kaderwet vereist de vaststelling van een subsidieplafond.

Artikel 5. Aanvraag tot subsidieverlening.

Artikel 5 bevat de vereisten ten aanzien van de aanvraag. Grondslag is artikel 5, aanhef en onder a, van de kaderwet en artikel 10, tweede lid, van het kaderbesluit. Artikel 10 van het kaderbesluit bevat de reguliere vereisten. Artikel 5 van de regeling bevat in aanvulling daarop specifieke eisen.

Artikel 6. Bevoorschotting

Artikel 6 regelt de bevoorschotting. Het betreft maximaal 80% van het in de beschikking tot subsidieverlening opgenomen maximum subsidiebedrag. Zoals hiervoor in de toelichting op artikel 4 is gesteld kan dit maximum gelijk zijn of lager dan de in artikel 4 genoemde plafonds. Grondslag van artikel 6 is artikel 5, aanhef en onder f, van de kaderwet en artikel 23, vijfde lid, van het kaderbesluit. Voorschotten worden automatisch (ambtshalve) verstrekt. Een aparte aanvraag tot bevoorschotting is niet nodig.

Artikel 7. Beschikking tot subsidieverlening

Het betreft bepalingen in aanvulling op kaderwet en kaderbesluit. Grondslag is artikel 5, aanhef en onder a, van de kaderwet. Het tweede lid bevat het algemene voorbehoud van een nog niet goedgekeurde begroting en is gebaseerd op artikel 5, aanhef en onder c, van de kaderwet en artikel 15, tweede lid, van het kaderbesluit. De gebruikelijke termijn van dertien weken van artikel 24, eerste lid, van het kaderbesluit is van toepassing.

Artikel 8. Verplichtingen

De verplichting van artikel 8 is opgenomen met het oog op politiek gevoelige informatie, en naar aanleiding daarvan te verwachten externe communicatie door de Minister. Het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat dient tenminste twee werkdagen van tevoren schriftelijk op de hoogte te worden gesteld in geval op initiatief van de subsidieontvanger op enigerlei wijze bekendheid wordt gegeven aan gesubsidieerde activiteiten of standpunten dienaangaande, met een politiek gevoelig of belangrijk beleidsmatig karakter.

Artikel 9. Aanvraag subsidievaststelling

Op grond van artikel 24, eerste lid van het kaderbesluit wordt afgeweken van de reguliere termijn van dertien weken en een termijn van 22 weken aangehouden. Bij subsidies hoger dan € 125.000 dient volgens het Uniform subsidiekader de verantwoording met een accountantsverklaring plaats te vinden. Daar is meer tijd voor nodig dan 13 weken.

Artikel 10. Evaluatieverslag

Het evaluatieverslag betreft de doeltreffendheid en de effecten van de verstrekte subsidie. Het verslag wordt mede toegezonden aan de Staten-Generaal.

Artikel 11. Inwerkingtreding en horizonbepaling

De regeling treedt in werking met terugwerkende kracht tot en met 1 januari 2018 omdat de subsidie mede op 2018 betrekking heeft. Overeenkomstig artikel 4.10, tweede lid, van de Comptabiliteitswet is een horizonbepaling van vier jaar opgenomen.

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, S. van Veldhoven-van der Meer

Naar boven