Regeling van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, van 26 februari 2018, nr. IENW/BSK-2018/36474, houdende bepalingen inzake het verstrekken van subsidie aan de stichting Knowledge and Development Centre Mainport Schiphol voor de jaren 2018 tot en met 2022 (Tijdelijke subsidieregeling KDC 2018–2022)

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat,

Gelet op artikel 3, eerste lid, onderdeel c, van de Kaderwet subsidies I en M;

BESLUIT:

Artikel 1

  • 1. In deze regeling wordt verstaan onder:

    KDC:

    de stichting Knowledge and Development Centre Mainport Schiphol;

    minister:

    Minister van Infrastructuur en Waterstaat;

    plan van aanpak:

    plan van aanpak beheer KDC voor het boekjaar waarvoor de subsidie wordt aangevraagd.

  • 2. Het plan van aanpak wordt aangemerkt als activiteitenplan als bedoeld in artikel 4:61, eerste lid, onderdeel a, van de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 2

De minister kan op aanvraag per boekjaar subsidie verstrekken aan KDC voor het beheer en de administratieve ondersteuning van het uitvoeren van onderzoeks- en ontwikkelingsprogramma’s en projecten in het kader van de ontwikkeling van een Gemeenschappelijk Europees Luchtruim en de uitvoering van de Luchtvaartnota en de Luchtruimvisie.

Artikel 3

De artikelen 4:61 tot en met 4:63, 4:65, 4:66, 4:68 en 4:72 van de Algemene wet bestuursrecht zijn van toepassing.

Artikel 4

De voor de jaren 2018 tot en met 2022 beschikbare subsidie bedraagt ten hoogste € 190.000,–.

Artikel 5

  • 1. KDC richt de subsidieaanvraag aan de minister, ter attentie van de directeur-generaal Luchtvaart en Maritieme Zaken, Postbus 20904, 2500 EX Den Haag.

  • 2. De aanvraag wordt ingediend vóór 31 maart van het boekjaar waarvoor de subsidie wordt aangevraagd.

  • 3. De aanvraag bevat het bedrag van de gevraagde subsidie en gaat vergezeld van een ondertekende verklaring zoals opgenomen in bijlage 1 bij deze regeling waaruit blijkt dat wordt voldaan aan de voorwaarden voor de-minimissteun, bedoeld in verordening (EG) nr. 1407/2013 van de Commissie van 18 december 2013 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun (PbEU 2013, L 352).

Artikel 6

Als subsidiabele kosten worden aangemerkt de kosten die KDC maakt ten behoeve van het beheer en de administratieve ondersteuning van KDC.

Artikel 7

De minister kan de subsidie geheel of gedeeltelijk weigeren, indien:

  • a. het plan van aanpak naar het oordeel van de minister niet in overeenstemming is met de artikelen 2 of 6;

  • b. niet voldaan wordt aan artikel 5, of

  • c. door KDC vermogen is gevormd met de op basis van de Regeling subsidie KDC 2010–2012, de Regeling subsidie KDC 2013–2017 of de onderhavige regeling verstrekte subsidie.

Artikel 8

De minister beslist binnen dertien weken na ontvangst van de subsidieaanvraag over de subsidieverlening.

Artikel 9

  • 1. De beschikking tot subsidieverlening vermeldt de datum waarop de activiteiten waarvoor subsidie wordt verleend uiterlijk moeten zijn verricht.

  • 2. In de beschikking tot subsidieverlening wordt tevens de datum vermeld waarop de subsidie uiterlijk ambtshalve wordt vastgesteld.

  • 3. Tegelijkertijd met de beschikking tot subsidieverlening wordt een beschikking tot bevoorschotting gegeven ter hoogte van 100% van de verleende subsidie.

Artikel 10

De subsidie wordt verleend onder de voorwaarden dat:

  • a. er op de begroting van de uitgaven en ontvangsten van het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat voor het desbetreffende jaar voldoende gelden ter beschikking worden gesteld;

  • b. voor het resterende gedeelte van de begrote kosten van KDC jaarlijks door derden voldoende gelden worden verstrekt.

Artikel 11

Aan de subsidie zijn de volgende verplichtingen verbonden:

  • a. zodra aannemelijk is dat de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend niet, niet tijdig of niet geheel zullen worden verricht of dat niet of niet geheel aan verplichtingen die aan de subsidie zijn verbonden zal worden voldaan, meldt KDC dit onverwijld schriftelijk bij de minister, ter attentie van de directeur-generaal Luchtvaart en Maritieme Zaken, Postbus 20904, 2500 EX Den Haag;

  • b. KDC toont desgevraagd aan, onder overlegging van in de beschikking tot subsidieverlening nader aan te geven bescheiden, dat de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat voldaan is aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen.

Artikel 12

  • 1. Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 2018.

  • 2. Deze regeling vervalt met ingang van 1 januari 2023.

  • 3. Deze regeling blijft van toepassing op de financiële afwikkeling van subsidies, op basis van deze regeling verleend, die voor de vervaldatum zijn verleend en op eventuele bezwaar- en beroepsprocedures ten aanzien van die subsidies.

Artikel 13

Deze regeling wordt aangehaald als: Tijdelijke subsidieregeling KDC 2018–2022.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat, C. van Nieuwenhuizen Wijbenga

BIJLAGE 1 ALS BEDOELD IN ARTIKEL 5, DERDE LID

Verklaring de-minimissteun

Hierbij verklaart ondergetekende, dat aan de hierna genoemde onderneming, evenals aan het eventuele gehele moederconcern waartoe de onderneming behoort,

  • geen de-minimissteun is verleend.

    • Over de periode van het huidige belastingjaar en de twee voorgaande belastingjaren heeft uw onderneming niet eerder de-minimissteun ontvangen.

  • wel de-minimissteun is verleend maar voor andere kosten dan die waarvoor u nu steun vraagt.

    • Over de periode van het huidige belastingjaar en de twee voorgaande belastingjaren heeft uw onderneming eerder de-minimissteun ontvangen voor andere kosten tot een totaal bedrag van € .......

    Indien deze optie op u van toepassing is dient u een kopie waaruit het verlenen van de steun blijkt mee te sturen.

  • wel de-minimissteun is verleend voor dezelfde kosten als die waarvoor u nu steun vraagt.

    • Over de periode van het huidige belastingjaar en de twee voorgaande belastingjaren heeft uw onderneming eerder de-minimissteun ontvangen voor dezelfde kosten tot een totaal bedrag van € ......

    Indien deze optie op u van toepassing is dient u een kopie waaruit het verlenen van de steun blijkt mee te sturen.

  • eerder andere steun is verleend voor dezelfde kosten als die waarvoor u nu steun vraagt.

    • Voor dezelfde in aanmerking komende kosten is reeds staatssteun verleend tot een totaal bedrag van € ......

    Deze staatssteun is verleend op grond van een vrijstellingsverordening, kaderregeling, beschikking of besluit van de Europese Commissie op .......

    Indien deze optie op u van toepassing is dient u een kopie waaruit het verlenen van de steun blijkt mee te sturen.

Aldus volledig en naar waarheid ingevuld door:......

(Bedrijfsnaam)......

(Inschrijfnummer KvK)......

(Naam functionaris en functie)......

(Adres onderneming)......

(Postcode en plaatsnaam)......

(datum)......

(Handtekening)

TOELICHTING

Algemeen

Deze regeling is het vervolg op de Subsidieregeling KDC 2013–2017, die met ingang van 1 januari 2018 is vervallen, en voorziet in de grondslag voor de subsidiëring van de beheeractiviteiten van de stichting Knowledge and Development Centre Mainport Schiphol (KDC) in de jaren 2018 tot en met 2022.

Het KDC is op 30 maart 2006 opgericht op initiatief van de directeuren van de luchtvaartmaatschappij KLM, de luchthaven Schiphol en de Luchtverkeersleiding Nederland. Doelstelling van het KDC is om onderzoek uit te (laten) voeren naar innovaties in het luchtzijdig gebruik van de mainport en de effectieve begeleiding op de luchthaven. Dit betreft zowel innovaties om te komen tot stillere vliegroutes met de daarbij horende procedures en veiligheidstoets, als innovaties waarbij de economische meerwaarde van de luchthaven kan worden versterkt. Het toenmalige directoraat-generaal Bereikbaarheid van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat heeft dit initiatief van harte ondersteund door mede-opdrachtgever te worden van onderzoeken en door een actieve rol te vervullen in de organisatie en besluitvorming van KDC. Bekostiging van het onderzoek vindt voor een deel plaats met financiering van het ministerie en voor het andere deel vaak in natura door de KDC-partners zelf. Jaarlijks is een budget beschikbaar, onderverdeeld in beheerskosten ten behoeve van de stichting en onderzoeksgelden. In het plan van aanpak beheer stichting KDC worden de werkzaamheden vermeld die benodigd zijn om te komen tot een efficiënte uitvoering van KDC-onderzoek. Hieronder valt onder andere het beheer van het door alle betrokkenen gebruikte documentatienetwerk, de projectadministratie, beheer van de kenniskaarten en onderhoud aan de website. De beheerskosten van de stichting worden verstrekt op basis van een subsidieregeling die vijfjaarlijks wordt herzien. Qua opzet en inhoud is de onderhavige subsidieregeling grotendeels identiek aan haar voorgangster. Beide regelingen zijn vormgegeven met inachtneming van de Algemene wet bestuursrecht en de Aanwijzingen voor subsidieverstrekking. De systematiek van een aanvraag om subsidie, die gevolgd wordt door een subsidieverlening, waarbij in de verleningsbeschikking de datum wordt opgenomen waarop de verlening uiterlijk ambtshalve zal worden vastgesteld, wordt gecontinueerd. KDC behoeft dus geen aanvraag voor subsidievaststelling te doen. Dit draagt bij aan de vermindering van de aan de subsidie verbonden lasten en verplichtingen en sluit aan bij de goede ervaringen met KDC in het proces van subsidieverstrekking in de afgelopen jaren. In 2017 is een evaluatie van het KDC uitgevoerd door onderzoekbureau Ecorys. Daaruit blijkt dat het beheer van KDC doeltreffend en doelmatig wordt gedaan.

Administratieve lasten

De administratieve lasten voor KDC ten gevolge van deze subsidieregeling betreffen uitsluitend de kosten die gemaakt worden met het aanvragen van de subsidie. Hieronder vallen tevens de kosten die zijn gemoeid met het opstellen van een plan van aanpak, alsmede met het onderhouden daarvan. De jaarlijkse kosten bestaan uit het opstellen c.q. onderhouden van het plan van aanpak (2 uur à € 63,34 per uur) en de aanvraag en verantwoording van de subsidie (16 uur à € 65 per uur). Daarnaast worden ook nog eenmalige kosten gemaakt voor de verificatie van de subsidieaanvraag (4 uur à € 119,10 per uur en 1 uur à 63,34) en de aanlevering van cijfermateriaal (2 uur à € 65 per uur). In totaal leidt dit tot een bedrag van € 6.503,14. Dit zijn de lasten voor de periode 2018–2022, dus voor de gehele periode van vijf jaar. De administratieve lasten bedragen hiermee 3,42% van het totale maximale subsidiebedrag (190.000,–).

Inwerkingtreding

De onderhavige regeling dient vanaf 1 januari 2018 te gelden. Omdat publicatie in de Staatscourant pas na die datum plaatsvindt, treedt de regeling met terugwerkende kracht in werking. Om de periode van terugwerkende kracht zo kort mogelijk te houden, is er voor gekozen de regeling in werking te laten treden met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst. Voor de inwerkingtreding wordt dus afgeweken van het systeem van vaste verandermomenten. Gelet op de continuïteit van de werkzaamheden van KDC en het subsidieproces zou het vasthouden aan de vaste verandermomenten in dit geval tot ongewenste nadelen leiden voor KDC (Aanwijzing voor de regelgeving 174, vierde lid, onder a).

Voorhang

Aangezien deze regeling in belangrijke mate een voortzetting vormt van de voorgaande subsidieregeling is deze regeling krachtens artikel 24a, derde lid, van de Comptabiliteitswet 2001 gedurende 30 dagen voorgehangen bij de Tweede Kamer. Deze voorhang heeft geleid tot Kamervragen van 3 partijen over de subsidieregeling:

De VVD kon akkoord gaan met de voorgestelde regeling en heeft een aantal informatieve vragen, waarop is gereageerd.

GroenLinks kon het voorstel voor de nieuwe subsidieregeling in de huidige vorm niet steunen en was van mening dat sprake is van grote gebreken in het functioneren van het KDC en er eerst wijzigingen moeten worden doorgevoerd in de sturing door het ministerie, de selectie van projecten, de samenwerking, de transparantie met alle sectorpartijen en de interactie met de omgeving van Schiphol.

Naar aanleiding van de evaluatie KDC zijn met KDC gesprekken gevoerd, gericht op het implementeren van de verbetervoorstellen. Mede gelet op de reactie van KDC kon tegemoet worden gekomen aan de kritiek van Groen Links.

De Partij voor de Dieren had enkele kritische vragen en opmerkingen, o.a. ten aanzien van de verhouding tussen de verdere ontwikkeling van Schiphol en het realiseren van de klimaatdoelen van Parijs.

Het werkveld van KDC is evenwel te klein om tegemoet te kunnen komen aan de kritiek van de Partij voor de Dieren betreffende het klimaat, hoewel de stroomlijning van verkeer op basis van KDC studies ook een kleine bijdrage betekent voor de CO2 uitstoot.

Artikelsgewijs

Artikel 3

Artikel 3 verklaart een aantal artikelen van afdeling 4.2.8 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van toepassing. Dit is mogelijk op grond van de Aanwijzingen 10 en 14 voor subsidieverstrekking, die van toepassing zijn omdat voor het middelste subsidieregime (subsidies tussen € 25.000 en € 125.000) is gekozen. Het betreft hier bepalingen die inhoudelijk niet strijdig zijn met de reeds eerder aangehaalde aanwijzingen en waarvan het op praktische of beleidsmatige gronden wenselijk wordt geacht dat deze worden voorgeschreven. Zo zal de aanvraag vergezeld dienen te gaan van een begroting en een activiteitenplan om een goed beeld te kunnen krijgen waar de aangevraagde subsidie aan besteed zal worden. Daarnaast dient bijvoorbeeld zeker gesteld te worden dat het boekjaar gelijk is aan het kalenderjaar. Afdeling 4.2.8 Awb betreft bepalingen inzake per boekjaar verstrekte subsidies aan rechtspersonen. De artikelen die van toepassing worden verklaard gaan over de indiening van de aanvraag tot subsidieverlening (4:61 tot en met 4:63 en 4:65), de subsidieverlening (4:66) en de verplichtingen van de subsidieontvanger (4:68 en 4:72).

Artikel 4

Het subsidiebedrag dat maximaal beschikbaar is voor de periode 2018–2022 bedraagt € 190.000,–.

Artikel 5

Bij het verlenen van subsidies moet rekening worden gehouden met de Europeesrechtelijke kaders inzake staatssteun. Voor de toepassing hiervan is in dit verband de de-minimisverordening van belang. Die verordening maakt het mogelijk dat ondernemingen in de zin van artikel 107 en 108 van het EG-Verdrag voor de zogenaamde de-minimissteun in aanmerking komen, indien zij voor een periode van drie belastingjaren niet meer aan de-minimissteun hebben ontvangen dan € 200.000. Om bij de behandeling van de aanvraag te kunnen beoordelen of aan de genoemde voorwaarden is voldaan, is het noodzakelijk dat de aanvrager een verklaring overlegt alvorens de subsidie wordt verleend. Artikel 5, derde lid, van de onderhavige regeling bepaalt daarom dat de subsidieaanvraag van een de-minimis verklaring vergezeld dient te gaan. Wellicht ten overvloede wordt nog opgemerkt dat KDC bij de aanvraag tot subsidieverlening ook het plan van aanpak voor het jaar waarvoor subsidie wordt gevraagd dient bij te voegen (artikel 4:61, eerste lid, onder a, Awb).

Artikel 7

Artikel 7 bevat de mogelijkheid voor de minister om de subsidie geheel of gedeeltelijk te weigeren naast de andere weigeringsgronden van artikel 4:35 Awb. Hiervan kan bijvoorbeeld sprake zijn als de activiteiten die in het plan van aanpak worden omschreven niet, of niet geheel, vallen onder de omschrijving van de te subsidiëren activiteiten als opgenomen in deze regeling. Mocht sprake zijn van een gehele of gedeeltelijke weigering dan zal dit uiteraard deugdelijk dienen te worden onderbouwd.

Artikel 8

Hiermee wordt afgeweken van het standaardtijdstip van uiterlijk dertien weken voor de aanvang van het boekjaar voor het indienen van de subsidieaanvraag en is het mogelijk om ook lopende het boekjaar de subsidieaanvraag in te dienen.

Artikel 9

Met de eerste twee leden van dit artikel is uitvoering gegeven aan aanwijzing 7 voor subsidieverstrekking. Ingevolge het derde lid vindt de subsidiëring plaats voorafgaand aan de subsidiabele activiteiten.

Artikel 10

In onderdeel a is het zogenaamde begrotingsvoorbehoud bedoeld in artikel 4:34, eerste lid, Awb opgenomen. In onderdeel b is geregeld dat de subsidiëring door het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat en de KDC-partners gezamenlijk wordt gefinancierd.

Artikel 11

De in dit artikel opgenomen verplichtingen vloeien voort uit de reeds eerder aangehaalde Aanwijzingen voor subsidieverstrekking. Met deze bepalingen wordt een effectief toezicht op de uitvoering van de subsidie bewerkstelligd waarbij de lasten voor KDC zo laag mogelijk worden gehouden. Naast de in onderdeel a van dit artikel opgenomen meldingsplicht voor KDC, zal op basis van artikel 2 van de Wet bestuurlijke boete meldingsplichten door ministers verstrekte subsidies1 in de beschikking nog een bijzondere meldingsplicht worden opgenomen.

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat, C. van Nieuwenhuizen Wijbenga

Naar boven