Regeling regio Stedendriehoek

Logo Apeldoorn

 

Apeldoorn – Brummen – Deventer – Epe – Lochem – Voorst Zutphen

 

De raden, colleges van burgemeester en wethouders en de burgemeesters van Apeldoorn, Brummen, Deventer, Epe, Lochem, Voorst en Zutphen;

 

overwegende dat voor hun gebied de algemene intergemeentelijke samenwerking vorm heeft gekregen door samenwerking in de Regeling regio Stedendriehoek waarbij het openbaar lichaam regio Stedendriehoek is ingesteld;

 

dat het wenselijk is om de Regeling regio Stedendriehoek op een aantal onderdelen te herzien en aan te passen aan de sedert 15 november 2005 (datum van de 8e wijziging) gewijzigde omstandigheden en werkwijze binnen de regio;

 

dat bij wet van 9 juli 2014 (Stb. 306) de Wet gemeenschappelijke regelingen onder andere in verband met de dualisering van het gemeentebestuur, de invoering van een bedrijfsorganisatie met rechtspersoonlijkheid en de regeling van diverse andere onderwerpen is gewijzigd;

 

dat de wijziging van de Wet gemeenschappelijke regelingen ook gevolgen heeft voor de Regeling regio Stedendriehoek;

 

dat gelet op de omvang en complexiteit van de wijziging van de Regeling regio Stedendriehoek het duidelijker is om de huidige Regeling regio Stedendriehoek, onder gelijktijdige vaststelling van een nieuwe regeling, in te trekken;

 

gelet op de Wet gemeenschappelijke regelingen;

 

 

B E S L U I T E N :

 

Onder gelijktijdige intrekking van de Regeling regio Stedendriehoek, zoals deze laatstelijk is gewijzigd bij 8e wijziging d.d. 15 november 2005, vast te stellen de navolgende gemeenschappelijke regeling "Regeling regio Stedendriehoek".

 

 

 

I N H 0 U D :

 

HOOFDSTUK I

Algemene bepalingen

HOOFDSTUK II

Doelstelling, belangen, taken en bevoegdheden

HOOFDSTUK III

De regioraad

HOOFDSTUK IV

Het dagelijks bestuur

HOOFDSTUK V

De voorzitter

HOOFDSTUK VI

Bestuurscommissies

HOOFDSTUK VII

Adviescommissies

HOOFDSTUK VIII

Inlichtingen, verantwoording en terugroeping

HOOFDSTUK IX

Vergoedingen

HOOFDSTUK X

Secretariële ondersteuning voor bestuursorganen

HOOFDSTUK XI

Financiële bepalingen

HOOFDSTUK XII

Archief

HOOFDSTUK XIII

Geschillenregeling

HOOFDSTUK XIV

Toetreding, uittreding, wijziging, opheffing

HOOFDSTUK XV

Overgangs en slotbepalingen

 

Hoofdstuk I Algemene bepalingen

 

Begripsbepalingen

 

Artikel 1  

  • 1.

    In deze gemeenschappelijke regeling wordt verstaan onder:

    • a.

      de regio: het openbaar lichaam als bedoeld in artikel 2, eerste lid van deze regeling;

    • b.

      gemeente: een aan deze regeling deelnemende gemeente;

    • c.

      gebied: het gezamenlijk grondgebied van de deelnemende gemeenten;

    • d.

      gedeputeerde staten: gedeputeerde staten van de provincie Gelderland;

    • e.

      regioraad: het algemeen bestuur als bedoeld in artikel 12 van de Wet gemeenschappelijke regelingen;

    • f.

      dagelijks bestuur: het dagelijks bestuur als bedoeld in artikel 12 van de Wet gemeenschappelijke regelingen;

    • g.

      voorzitter: de voorzitter als bedoeld in artikel 12 van de Wet gemeenschappelijke regelingen;

    • h.

      registers: de registers als bedoeld in artikel 27 van de Wet gemeenschappelijke regelingen;

    • i.

      wet: de Wet gemeenschappelijke regelingen.

  • 2.

    Waar in deze regeling artikelen van de Gemeentewet of van enige andere wet of wettelijke regeling van overeenkomstige toepassing worden verklaard, treden in die artikelen in de plaats van de gemeente, de raad, het college van burgemeester en wethouders en de burgemeester, onderscheidenlijk de regio, de regioraad, het dagelijks bestuur en de voorzitter.

 

 

Openbaar lichaam, Naam, Vestigingsplaats en Bestuur

 

Artikel 2  

  • 1.

    Er is een openbaar lichaam genaamd regio Stedendriehoek.

  • 2.

    De regio is gevestigd te Apeldoorn.

  • 3.

    Het bestuur van het openbaar lichaam bestaat uit:

    • a.

      De regioraad;

    • b.

      Het dagelijks bestuur;

    • c.

      De voorzitter

Hoofdstuk II Doelstellingen, belangen, taken en bevoegdheden

 

Doelstelling

 

Artikel 3  

Het doel van deze regeling is het behartigen van de gemeenschappelijke en regionale belangen van de gemeenten en het samen met belangengroepen, maatschappelijke organisaties en private partijen bevorderen van een evenwichtige ontwikkeling van het gebied en een versterking van de kwaliteit van het vestigingsklimaat.

 

Belangen en taken

 

Artikel 4  

  • 1.

    De door de regio in het kader van het doel van deze gemeenschappelijke regeling te behartigen belangen zijn :

    een evenwichtige ontwikkeling van het gebied en versterking van de kwaliteit van het vestigingsklimaat door onder andere:

    • a.

      verbetering van het innovatieve vermogen van de regionale economie door innovaties in de industrie, zorg, ICT en zakelijke dienstverlening;

    • b.

      vergroting van de sociale betrokkenheid en participatie van mensen in het onderwijs, op de arbeidsmarkt en in het maatschappelijk leven;

    • c.

      verbetering van de externe en interne bereikbaarheid door middel van een verbeterd snelwegennet, goede noord-zuid verbindingen, doorstroming op de stedelijke invalswegen en een beter gebruik van het regionaal openbaar vervoer en voor korte afstanden de fiets;

    • d.

      versterking van de kwaliteit van de leefomgeving door onder andere regionale afstemming van het gezamenlijke programma van wonen, werken en voorzieningen, verduurzaming van de voorraad woningen en kantoren, herontwikkeling van verouderde plekken en delen in stad of dorp, beter beleefbaar en bruikbaar maken van landschappen en versterking van lokale identiteiten en cultuurhistorische rijkdom.

  • 2.

    De behartiging van de in het eerste lid genoemde belangen omvat onder meer:

    • a.

      de bevordering van overleg met en tussen de gemeenten ter afstemming en coördinatie van gemeentelijke beleidsvoornemens en beleidsmaatregelen;

    • b.

      de bevordering van gemeenschappelijke standpuntbepalingen;

    • c.

      het voeren van overleg met de provinciale- en rijksoverheid en het voorstaan van deze belangen ook bij andere instellingen, waaronder belangengroepen, maatschappelijke organisaties en private partijen;

    • d.

      het geven van voorlichting inzake de belangenbehartiging in de ruimste zin door de regio.

 

 

Hoofdstuk III De regioraad

 

Samenstelling

 

Artikel 5  

  • 1.

    De raad van iedere gemeente wijst uit zijn midden, de voorzitter inbegrepen, en uit de wethouders, twee personen aan als lid van de regioraad.

  • 2.

     

    • a.

      De door eenzelfde raad aangewezen leden van de regioraad hebben in de vergadering gezamenlijk zoveel stemmen als het aantal inwoners van de gemeente, door welks raad zij zijn aangewezen, gedeeld door het getal 10.000. Voor elk restgetal wordt een extra stem geteld.

    • b.

      Indien er uit een gemeente één lid van de regioraad in de vergadering aanwezig is heeft hij het aantal stemmen dat de beide leden conform artikel 5, tweede lid, onder a. toekomt.

  • 3.

    Onder het aantal inwoners van een gemeente wordt verstaan de door het Centraal Bureau voor de Statistiek openbaar gemaakte bevolkingscijfers per 1 januari van het jaar waarin de stemming over het betreffende onderwerp plaatsvindt.

 

Artikel 6.  

  • 1.

    Tegelijk met de aanwijzing van de twee leden als bedoeld in artikel 5 wijst de raad van iedere gemeente één plaatsvervangend lid aan.

  • 2.

    Het plaatsvervangend lid heeft in de regioraad het aantal stemmen dat toegewezen is aan het lid dat hij vervangt.

 

Artikel 7  

Het lidmaatschap van de regioraad is onverenigbaar met de betrekking van ambtenaar werkzaam bij de regio of ondergeschikt aan het bestuur van de regio.

Met ambtenaren worden voor de toepassing van dit artikel gelijkgesteld zij die op arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht bij de regio werkzaam zijn.

 

Artikel 8  

  • 1.

    Het lidmaatschap van de regioraad eindigt op de dag waarop de zittingsperiode van de gemeenteraad afloopt.

  • 2.

    De raden van de gemeenten beslissen in de eerste vergadering van elke zittingsperiode over de aanwijzing van de leden en de plaatsvervangend leden van de regioraad.

    Aftredende leden kunnen opnieuw als lid worden aangewezen.

  • 3.

    Zolang de leden deel uitmaken of voorzitter zijn van de raad die hen heeft aangewezen, dan wel wethouder zijn van de gemeente door welks raad zij zijn aangewezen, behouden zij het lidmaatschap totdat in hun opvolging is voorzien.

  • 4.

    De raad van een gemeente kan het door hem aangewezen lid, indien dit het vertrouwen van de raad niet meer bezit, te allen tijde ontslaan.

    Burgemeester en wethouders doen daarvan onmiddellijk mededeling aan de voorzitter van de regio.

  • 5.

    Indien tussentijds een plaats van een lid van de regioraad beschikbaar komt, wijst de raad die het aangaat, in zijn eerstvolgende vergadering of, zo dit niet mogelijk mocht zijn, zo spoedig mogelijk daarna een nieuw lid aan.

  • 6.

    Na aanwijzing tot lid van de regioraad geven burgemeester en wethouders van de gemeenten daarvan binnen veertien dagen kennis aan de voorzitter.

  • 7.

    Een lid van de regioraad kan te allen tijde ontslag nemen. Het ontslag wordt meegedeeld aan de regioraad en aan de gemeenteraad die het lid heeft aangewezen.

  • 8.

    Een lid van de regioraad dat ontslag heeft genomen blijft zijn functie waarnemen totdat zijn opvolger is aangewezen en deze de aanwijzing heeft aanvaard.

  • 9.

    Het bepaalde in het eerste tot en met het achtste lid van dit artikel is van overeenkomstige toepassing op de plaatsvervangend leden.

 

Werkwijze

 

Artikel 9  

  • 1.

    De regioraad vergadert tenminste twee maal per jaar en voorts zo dikwijls de voorzitter of het dagelijks bestuur dit nodig oordeelt, of een aantal leden van de regioraad, dat ten minste een vijfde van het aantal stemmen vertegenwoordigt, dit, onder opgave van redenen, schriftelijk verzoekt.

  • 2.

    Voor zover in deze regeling niet anders is bepaald, worden besluiten van de regioraad genomen bij gewone meerderheid van stemmen.

  • 3.

    Een besluit dat verhoging van de gemeentelijke financiële bijdragen tot gevolg heeft wordt genomen met een meerderheid van twee derde van het ter vergadering aanwezige aantal stemmen.

Artikel 10

  • 1.

    De regioraad stelt voor zijn vergaderingen een reglement van orde vast.

  • 2.

    Het reglement van orde bevat bepalingen over de toezending aan of de ter visie legging voor de leden van de raden van de gemeenten van de stukken die de voorzitter aan de leden van de regioraad heeft toegezonden.

 

 

Hoofdstuk IV Het dagelijks bestuur

 

Samenstelling

 

Artikel 11  

  • 1.

    Het dagelijks bestuur bestaat uit zoveel leden als het aantal gemeenten dat deel uit maakt van deze regeling. De leden moeten afkomstig zijn uit verschillende gemeenten.

  • 2.

    De aanwijzing van de leden van het dagelijks bestuur geschiedt door de regioraad uit zijn midden.

 

Artikel 12  

  • 1.

    De leden van het dagelijks bestuur treden als lid van dat bestuur af op de dag waarop de zittingsperiode van de leden van de regioraad eindigt.

  • 2.

    Indien tussentijds een plaats in het dagelijks bestuur vacant komt, wijst de regioraad een nieuw lid aan. Gaat het openvallen van een plaats in het dagelijks bestuur gepaard met het openvallen van een plaats in de regioraad, dan stelt de regioraad het aanwijzen van een nieuw lid van het dagelijks bestuur uit, totdat de opengevallen plaats in de regioraad weer is bezet.

  • 3.

    Een lid van het dagelijks bestuur kan te allen tijde ontslag nemen.

  • 4.

    Degene, die als lid van het dagelijks bestuur ontslag heeft genomen of overeenkomstig het in het eerste lid bepaalde moet aftreden, blijft de functie waarnemen totdat de opvolger is aangewezen en deze de aanwijzing heeft aanvaard.

  • 5.

    Degene die tussentijds ophoudt lid van de regioraad te zijn, houdt tevens op lid van het dagelijks bestuur te zijn.

 

Werkwijze

 

Artikel 13  

  • 1.

    Het dagelijks bestuur vergadert tenminste zes maal per jaar en voorts zo dikwijls als de voorzitter of tenminste twee leden dit nodig oordelen.

  • 2.

    In de vergadering van het dagelijks bestuur heeft elk lid één stem.

  • 3.

    De artikelen 56, 58 en 59 van de Gemeentewet zijn van overeenkomstige toepassing.

  • 4.

    Het dagelijks bestuur kan een reglement van orde voor zijn vergaderingen vaststellen.

    Het reglement wordt aan de regioraad meegedeeld.

 

Artikel 14  

  • 1.

    De onderlinge taakverdeling van de leden van het dagelijks bestuur wordt bepaald door het dagelijks bestuur.

  • 2.

    Het dagelijks bestuur wijst, zoveel mogelijk met inachtneming van het bepaalde in het eerste lid, binnen de kring van dit bestuur onderlinge vervangers aan.

  • 3.

    De vervangingsregeling wordt aan de regioraad meegedeeld.

 

Hoofdstuk V De Voorzitter

Artikel 15  

  • 1.

    De voorzitter wordt door de regioraad uit zijn midden aangewezen.

  • 2.

    Bij verhindering of ontstentenis wordt de voorzitter vervangen door een hiertoe door de regioraad aan te wijzen lid van het dagelijks bestuur.

  • 3.

    Artikel 26 van de Gemeentewet is van overeenkomstige toepassing.

 

Artikel 16  

  • 1.

    De stukken die van de regioraad uitgaan en de stukken die van het dagelijks bestuur uitgaan worden door de voorzitter ondertekend en door de secretaris mede ondertekend.

  • 2.

    De voorzitter vertegenwoordigt de regio in en buiten rechte. Indien de voorzitter behoort tot het bestuur van een deelnemende gemeente, die daarbij partij is, laat hij zich overeenkomstig het bepaalde in artikel 15, tweede lid, vervangen.

  • 3.

    De voorzitter kan de in het tweede lid bedoelde vertegenwoordiging opdragen aan een door hem aan te wijzen persoon.

Hoofdstuk VI Bestuurscommissies

Artikel 17  

  • 1.

    De regioraad kan commissies instellen met het oog op de behartiging van bepaalde belangen. Daarbij regelt de regioraad de samenstelling en de bevoegdheden van deze commissies.

  • 2.

    De regioraad gaat niet over tot het instellen van een commissie als bedoeld in het eerste lid dan nadat de raden van de deelnemende gemeenten van dit voornemen op de hoogte zijn gesteld en in de gelegenheid zijn gesteld hun wensen en bedenkingen ter kennis van de regioraad te brengen.

 

Hoofdstuk VII Adviescommissies

Artikel 18  

  • 1.

    De regioraad kan commissies van advies instellen, waaronder ook begrepen vaste commissies van advies aan het dagelijks bestuur en de voorzitter. Daarbij regelt de regioraad in ieder geval de samenstelling en de bevoegdheden van deze commissies. De vaste commissies van advies aan het dagelijks bestuur en de voorzitter worden ingesteld op voorstel van het dagelijks bestuur onderscheidenlijk de voorzitter.

  • 2.

    Het dagelijks bestuur of de voorzitter kunnen voor advies aan het dagelijks bestuur of de voorzitter andere commissies van advies dan die als bedoeld in het eerste lid instellen.

  • 3.

    Het lid van het dagelijks bestuur, in het bijzonder belast met de desbetreffende taak is in de vergaderingen van die commissie voor zijn taakonderdeel aanwezig.

 

Hoofdstuk VIII Inlichtingen, verantwoording en terugroeping

 

Relaties dagelijks bestuur regioraad

 

Artikel 19  

  • 1.

    De leden van het dagelijks bestuur zijn, tezamen en ieder afzonderlijk, aan de regioraad verantwoording verschuldigd over het door het dagelijks bestuur gevoerde bestuur.

  • 2.

    Zij geven gezamenlijk aan de regioraad, uit eigen beweging of wanneer de regioraad of één of meer leden daarvan hierom verzoekt, alle inlichtingen die nodig zijn voor een juiste beoordeling van het door het dagelijks bestuur gevoerde bestuur.

  • 3.

    De regioraad kan in zijn reglement van orde voor zijn vergadering nadere regels stellen ten aanzien van de wijze waarop door het dagelijks bestuur dan wel de leden daarvan inlichtingen worden verstrekt respectievelijk verantwoording dient te worden afgelegd.

  • 4.

    De leden van het dagelijks bestuur, de voorzitter inbegrepen, kunnen door de regioraad uit hun functie worden ontslagen, indien deze leden het vertrouwen van de regioraad niet meer bezitten.

 

Relatie bestuur (regioraad, dagelijks bestuur en voorzitter) – raden van gemeenten

 

Artikel 20  

De regioraad, het dagelijks bestuur en de voorzitter verstrekken ten behoeve van een juiste beoordeling van het door de regioraad gevoerde en te voeren beleid, gevraagd en ongevraagd, aan de raden van de gemeenten alle inlichtingen en informatie die door één of meer leden van die raden worden verlangd, op een nader door de regioraad te bepalen wijze.

 

Relaties leden regioraad – raden van gemeenten

 

Artikel 21  

  • 1.

    Een lid van de regioraad verschaft de raad van zijn gemeente alle inlichtingen die door de raad, of door één of meer leden daarvan, worden verlangd, op een door de raad van die gemeente te bepalen wijze.

  • 2.

    Een lid van de regioraad is verantwoording verschuldigd aan de raad die hem heeft aangewezen voor het door hem in dat bestuur gevoerde beleid. De raad die hem heeft aangewezen bepaalt de wijze waarop dit zal geschieden.

  • 3.

    De raad die een vertegenwoordiger in de regioraad heeft aangewezen, heeft de bevoegdheid om dit door hem aangewezen lid te ontslaan, indien dit lid het vertrouwen van die raad niet meer bezit.

  • 4.

    Het lid van de regioraad verschaft de raad van zijn gemeente over zaken waaromtrent krachtens artikel 23 van de wet geheimhouding is opgelegd slechts informatie of legt daarover verantwoording af indien krachtens artikel 25 van de Gemeentewet aan de raad geheimhouding is opgelegd. De geheimhouding kan eerst worden opgeheven nadat door de regioraad daartoe is besloten.

 

Hoofdstuk IX Vergoedingen

Artikel 22  

  • 1.

    De regioraad kan aan de leden van de regioraad, het dagelijks bestuur, de commissies als bedoeld in de artikelen 17 en 18, alsmede aan de voorzitter, voor zover zij niet de functie van wethouder of burgemeester vervullen, een door de regioraad, vast te stellen vergoeding voor te verrichten werkzaamheden toekennen.

  • 2.

    De leden van de regioraad, het dagelijks bestuur, de commissies als bedoeld in artikel 18 en de voorzitter, voor zover zij niet de functie van wethouder of burgemeester vervullen, kunnen een tegemoetkoming of vergoeding van bijzondere kosten die zijn gemaakt in hun functie en financiële voorzieningen ontvangen, volgens door de regioraad te stellen regels.

  • 3.

    De regioraad kan aan de leden van een commissie van advies niet zijnde burgemeester, wethouder of lid van de raad van een gemeente, een vergoeding voor het bijwonen van vergaderingen van die commissie toekennen.

 

Hoofdstuk X Secretariële ondersteuning voor bestuursorganen

Artikel 23  

Het dagelijks bestuur voorziet in secretariële ondersteuning voor de regioraad, het dagelijks bestuur en de voorzitter en wijst daartoe de secretaris van de regio Stedendriehoek als bedoeld in artikel 24, derde lid aan.

 

De ambtelijke organisatie

 

Artikel 24  

  • 1.

    Het dagelijks bestuur stelt regels vast omtrent de ambtelijke organisatie van de regio.

  • 2.

    Het dagelijks bestuur draagt zorg voor een zodanige inrichting van de ambtelijke organisatie, dat op doelmatige en efficiënte wijze vorm gegeven wordt aan het bepaalde ten aanzien van de doelstelling en de belangen en taken.

  • 3.

    De regio kent een secretaris, nader aan te duiden in de regeling op de ambtelijke organisatie.

    Het dagelijks bestuur neemt in de regeling op de ambtelijke organisatie een instructie voor de secretaris op.

 

Rechtspositie

 

Artikel 25  

Op het personeel dat gedetacheerd is bij de regio is van toepassing de rechtspositieregeling van de gemeente waar dat personeel in dienst is.

 

Hoofdstuk XI Financiële bepalingen

 

Begroting en gemeentelijke bijdrage

 

Artikel 26  

  • 1.

    In de begroting wordt in ieder geval geraamd de door elke gemeente, voor het jaar waarop de begroting betrekking heeft, verschuldigde bijdrage.

  • 2.

    De bijdrage wordt, rekening houdend met eventuele inkomsten uit andere hoofde, geraamd op grond van een gelijke bijdrage per inwoner in de nadelige saldi, voor zover daarin niet wordt voorzien door andere bijdragen krachtens nadere afspraken met de raad, respectievelijk de raden van een of meer van de gemeenten.

  • 3.

    De gemeenten betalen bij wijze van voorschot jaarlijks vóór 16 januari en 16 juli telkens de helft van de bijdrage.

  • 4.

    Van de vaststelling van de begroting doet het dagelijks bestuur mededeling aan de raden van de gemeenten.

 

Begrotingswijzigingen

 

Artikel 27  

De bepalingen in de wet met betrekking tot de begroting zijn mede van toepassing op wijzigingen van de begroting, waarbij ten aanzien van wijzigingen van de begroting die voor de gemeenten budgettair neutraal zijn het bepaalde in artikel 35, eerste, derde en vierde lid van de wet niet van toepassing is.

 

Jaarrekening

 

Artikel 28  

  • 1.

    De regioraad stelt de jaarrekening vast in het jaar volgende op het jaar waarop deze betrekking heeft.

  • 2.

    Het dagelijks bestuur zendt de jaarrekening binnen 2 weken na de vaststelling, doch in ieder geval vóór 15 juli van het jaar volgende op het jaar waarop de jaarrekening betrekking heeft aan gedeputeerde staten.

  • 3.

    Bij de rekening wordt een verslag gevoegd over de vorderingen met betrekking tot het programma van werkzaamheden bij de begroting.

  • 4.

    In de rekening wordt het door elk van de gemeenten over het desbetreffende jaar werkelijk verschuldigde bedrag opgenomen.

  • 5.

    De kosten worden, rekeninghoudend met andere inkomsten en met door de regioraad bestemde c.q. te bestemmen reserves verdeeld naar rato van het inwonertal, volgens publicatie van het Centraal Bureau voor de Statistiek op 1 januari van het jaar waarop de kosten betrekking hebben.

  • 6.

    Verrekening van het verschil tussen het op grond van artikel 26, derde lid betaalde en het werkelijk verschuldigde, vindt plaats terstond na de vaststelling van de rekening.

 

Artikel 29  

  • 1.

    De regioraad kan een batig saldo geheel of ten dele ten behoeve van een voorziening reserveren.

  • 2.

    Voor een beslissing tot bestemming van of beschikking over de reserve gelden de regels die van toepassing zijn bij de vaststelling van de begroting.

     

garantstelling

 

Artikel 30  

  • 1.

    De deelnemende gemeenten dragen er zorg voor dat de gemeenschappelijke regeling te allen tijde over voldoende middelen beschikt om aan haar financiële verplichtingen te voldoen.

  • 2.

    Indien aan het bestuur van de gemeenschappelijke regeling blijkt dat een deelnemende gemeente weigert deze uitgaven op de begroting te zetten, doet het bestuur onverwijld aan gedeputeerde staten het verzoek over te gaan tot toepassing van de artikelen 194 en 195 van de Gemeentewet.

 

Hoofdstuk XII Archief

Artikel 31  

  • 1.

    Het dagelijks bestuur is belast met de zorg voor de archiefbescheiden van de regio en zijn organen, overeenkomstig een door de regioraad vast te stellen en aan gedeputeerde staten mee te delen verordening.

  • 2.

    Het dagelijks bestuur wijst een ambtenaar aan, die is belast met het beheer over de archiefbescheiden overeenkomstig de door het dagelijks bestuur vast te stellen nadere regelen, waarin kan worden bepaald dat degene die belast is met de leiding van een uitvoerende dienst met het beheer over de archiefbescheiden van de dienst wordt belast.

  • 3.

    Voor de bewaring van de op grond van artikel 12 van de Archiefwet 1995 over te brengen archiefbescheiden wijst het dagelijks bestuur een archiefbewaarplaats aan.

  • 4.

    De beheerder van de archiefbewaarplaats oefent overeenkomstig de verordening als bedoeld in het eerste lid toezicht uit op het beheer over de archiefbescheiden van de regio en zijn organen, voor zover deze archiefbescheiden niet zijn overgebracht naar de archiefbewaarplaats.

 

Hoofdstuk XIII Geschillenregeling

Artikel 32  

  • 1.

    Alvorens ten aanzien van een geschil, als bedoeld in artikel 28 van de wet de beslissing van gedeputeerde staten wordt ingeroepen, wordt de zaak voorgelegd aan een geschillencommissie.

  • 2.

    Het dagelijks bestuur benoemt de leden van de geschillencommissie in overleg met de betrokken gemeente of gemeenten.

  • 3.

    De geschillencommissie onderzoekt de mogelijkheden om partijen alsnog tot overeenstemming te brengen en brengt aan partijen advies uit.

  • 4.

    Betrokken partijen kunnen van tevoren overeenkomen dat het advies van de geschillencommissie bindend is.

  • 5.

    Onder geschil wordt hier mede begrepen een aangelegenheid, die door één partij als zodanig wordt beschouwd.

 

Hoofdstuk XIV Toetreding, uittreding, wijziging, opheffing

 

Toetreding

 

Artikel 33  

  • 1.

    Toetreding van een andere gemeente kan plaats vinden op verzoek van de raad, het college van burgemeester en wethouders en de burgemeester van die gemeente, wanneer de raden, de colleges van burgemeester en wethouders en de burgemeesters van ten minste vijf gemeenten, vertegenwoordigend tenminste drie vierde deel van de bevolking van de regio, al dan niet onder het stellen van voorwaarden, daarmee instemmen.

  • 2.

    De toetreding gaat in op de eerste dag van de maand, volgende op die van de dag van bekendmaking van het besluit tot toetreding, tenzij het besluit een latere datum van ingang vermeldt.

 

Uittreding

 

Artikel 34  

  • 1.

    Een gemeente kan uittreden door toezending aan de regioraad van daartoe strekkende besluiten van de gemeenteraad, het college van burgemeester en wethouders en de burgemeester.

  • 2.

    De uittreding vindt, behoudens door de regioraad toe te stane afwijking, plaats op 1 januari van het tweede jaar, volgend op dat waarin het besluit tot uittreding bekend is gemaakt.

  • 3.

    De regioraad regelt de gevolgen van de uittreding. Daarbij geldt als uitgangspunt dat de uittredende gemeente de kosten draagt die het rechtstreekse gevolg zijn van de uittreding en dat de overige gemeenten geen financieel nadeel van de uittreding ondervinden.

 

Wijziging

 

Artikel 35  

  • 1.

    Zowel het dagelijks bestuur als de raad, het college van burgemeester en wethouders en de burgemeester van een gemeente kunnen ieder afzonderlijk aan de regioraad voorstellen doen inzake wijziging van de regeling.

  • 2.

    Indien de regioraad wijziging van de regeling wenselijk acht, doet het dagelijks bestuur het door de regioraad vastgestelde voorstel toekomen aan de raden, de colleges van burgemeester en wethouders en de burgemeesters van de gemeenten.

  • 3.

    Een wijziging is tot stand gekomen wanneer de raden, de colleges van burgemeester en wethouders en de burgemeesters van ten minste vijf gemeenten, vertegenwoordigend tenminste drie vierde deel van de bevolking van de regio zich daarvóór hebben verklaard.

  • 4.

    Een wijziging gaat in op de eerste dag van de maand, volgende op die van de dag van bekendmaking, tenzij het wijzigingsbesluit een latere datum van ingang bevat.

 

Opheffing

 

Artikel 36  

  • 1.

    De regeling wordt opgeheven, wanneer de raden, de colleges van burgemeester en wethouders en de burgemeesters van tenminste vijf gemeenten, vertegenwoordigende tenminste drie vierde deel van de bevolking van de regio daartoe besluiten.

  • 2.

    De opheffing gaat in op de eerste dag van de maand volgende op die van de dag van bekendmaking van het opheffingsbesluit, tenzij het besluit tot opheffing een latere datum van ingang bevat.

  • 3.

    Ingeval van opheffing van de regeling besluit de regioraad tot liquidatie en stelt daarvoor de nodige regelen vast. Hierbij kan van de bepalingen van deze regeling worden afgeweken.

  • 4.

    Het liquidatieplan wordt door de regioraad, de raden van de gemeenten gehoord, opgesteld en vastgesteld. Het behoeft de goedkeuring van gedeputeerde staten.

  • 5.

    Het liquidatieplan voorziet in de verplichting van de gemeenten tot deelneming in de financiële gevolgen van de opheffing.

  • 6.

    Het liquidatieplan bevat tevens een personeelsplan dat voor zoveel mogelijk voorziet in herplaatsing van het personeel en voorts in de financiële gevolgen voor het personeel.

  • 7.

    Het dagelijks bestuur is belast met de liquidatie. Zo nodig blijven de organen van de regio ook na het tijdstip van de opheffing in functie, totdat de liquidatie is voltooid.

 

Hoofdstuk XV Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 37  

Het college van burgemeester en wethouders van Apeldoorn draagt zorg voor toezending van deze regeling, alsmede van besluiten tot wijziging of opheffing van de regeling en van besluiten tot toetreding en uittreding aan gedeputeerde staten.

 

Artikel 38  

  • 1.

    De regeling is aangegaan voor onbepaalde tijd.

  • 2.

    De besluiten tot intrekking van de Regeling regio Stedendriehoek die laatstelijk is gewijzigd bij 8e wijziging van 15 november 2005 en tot vaststelling van de nieuwe Regeling regio Stedendriehoek treden gelijktijdig in werking op 1 januari 2016 of indien de bekendmaking van deze besluiten na 1 januari 2016 plaatsvindt op de dag na de bekendmaking.

 

Artikel 39  

Deze regeling wordt aangehaald als "Regeling regio Stedendriehoek”.

 

 

 

 

Bijlage Toelichting regio Stedendriehoek

 

 

Algemeen

 

In dit algemeen deel van de toelichting op de Regeling Regio Stedendriehoek wordt eerst ingegaan op de totstandkoming van de regeling en het openbaar lichaam in mei 1995 en op een aantal toen daaraan ten grondslag liggende uitgangspunten.

 

De ingrijpende wijziging van de regeling in 2015 als gevolg van gewijzigde omstandigheden en een wijziging van de Wet gemeenschappelijke regelingen per 1 januari 2015 wordt aan het slot van dit algemeen deel en artikelsgewijs toegelicht.

 

In verband met een wijziging van de Wet gemeenschappelijke regelingen werden rond 1985 de provincies ingedeeld in samenwerkingsgebieden die het kader zouden zijn voor samenwerking van gemeenten. Deze indeling in samenwerkingsgebieden is in 1993 (eerder dan was voorzien) geëvalueerd. Dit heeft in het algemeen geleid tot schaalvergroting van de samenwerkingsgebieden.

Met uitzondering van 3 gemeenten (Heerde, Holten en Raalte) werden de samenwerkingsgebieden Midden-IJssel en Oost-Veluwe ingedeeld in een nieuw samenwerkingsgebied: de Regio Stedendriehoek.

De overwegingen voor deze nieuwe indeling waren voor deze regio voor een niet gering deel gebaseerd op de (in 1992) geuite gedachten met betrekking tot de bestuurlijk (regionale) kaders die nodig zouden zijn voor de realisering van de beleidsvoornemens van het rijk.

Op de eerste plaats de voornemens m.b.t. de Vierde Nota Ruimtelijke Ordening Extra (VINEX) en in het bijzonder m.b.t. de stedelijke knooppunten en de stadsgewesten, voor onze regio het stadsgewest Apeldoorn, Deventer en Zutphen.

Op de tweede plaats was aan de orde de realisering van het beleid uit het structuurschema verkeer en vervoer d.m.v. vervoerregio's.

Op de derde plaats waren er de schaalvergrotingstendensen in het kader van het decentralisatiebeleid van het rijk.

 

De discussie op landelijk niveau over de bestuurlijke vormgeving van deze ontwikkelingen heeft meer onduidelijkheid dan duidelijkheid gebracht.

Voor de ontwikkeling van de intergemeentelijke samenwerking zijn de uitgangspunten uit de kabinetsnotitie "Uitgangspunten vernieuwing bestuurlijke organisatie" van maart 1995 en het kabinetsvoornemen met betrekking tot de vernieuwing van de bestuurlijke organisatie van 15 september 1995 van doorslaggevende betekenis gebleken.

In deze notities heeft het kabinet ondermeer aangegeven, dat voor de bestuurlijke indeling van Nederland wordt uitgegaan van drie volwaardige bestuurslagen (autonoom, direct democratisch gelegitimeerd en integraal) rijk, provincie en gemeente.

De interbestuurlijke hulpstructuren (Wgr en functionele regio's) mogen de hoofdstructuur niet aantasten en zullen daarom worden beperkt. Binnen deze randvoorwaarde blijft intergemeentelijke samenwerking mogelijk, waarmee is bedoeld: alleen voor vrijwillige samenwerking en ten behoeve van efficiënte taakuitoefening. Bestuurstaken dienen te worden toebedeeld aan de juiste bestuurslaag, hetgeen zal leiden tot een herverdeling van (met name regionale) taken. Daarnaast moet voor de bestuurslagen provincie en gemeente de juiste schaal en grenzen worden bepaald, rekening houdend met de aard van de provinciale resp. lokale taken.

Mede in het licht van het feitelijke functioneren van de regio Stedendriehoek, zowel bestuurlijk als ambtelijk, heeft regelmatig onderzoek plaatsgevonden naar de wenselijke structuur voor de regio Stedendriehoek met een daarbij passend takenpakket. In het vervolg van deze toelichting wordt hierop bij de verschillende artikelen nader ingegaan.

 

De structuur en het takenpakket van regio Stedendriehoek is in de afgelopen jaren geleidelijk aan toegespitst op de drie basisrollen die de regio voor zichzelf ziet. Deze zijn:

de agenderende rol met als activiteiten:het etaleren van kwaliteiten, het vermarkten van innovaties in bedrijven en onderwijs, de lobby voor specifieke grote kwesties en het inspireren voor nieuwe opgaven op lange termijn;

de besluitvormende rol met als activiteiten informeren en afstemmen, prioriteren, organiseren en verbinden;

de stimulerende rol met als activiteiten stimuleren van netwerkvorming, uitwisselen van kennis en kunde, faciliteren van gezamenlijke of aanbestedingen en investeren met tijdelijke inzet van menskracht en/of procesgeld.

 

Dit alles vanuit de gedachte:

dat de regio Stedendriehoek qua oppervlakte, inwonertal en situering een bestuurlijk uiterst relevant gebied is;

dat het van belang is dat dit gebied zich ten opzichte van de regio's Zwolle, Twente, Arnhem/Nijmegen en Amersfoort manifesteert;

dat door samenwerking aan de aanwezige complementaire functies van de steden verder invulling gegeven kan worden;

dat de maatschappelijke groeperingen een herkenbaar bestuurlijk kader krijgen, met het oog op de belangenbehartiging;

dat voor uitvoerende taken op de grotere schaal op termijn efficiency voordelen te behalen zijn;

dat het mogelijk is dat de gezamenlijke gemeenten voor dit gebied in hun verhoudingen met derden afgewogen en onderbouwde ideeën hebben over volkshuisvesting, verkeer en vervoer, economische ontwikkelingen, enz.

 

In de regeling is uitgegaan van 2 hoofdsystemen:

 

Met betrekking tot de belangen en bevoegdheden zijn de te behartigen belangen globaal aangeduid. Voor zover voor de behartiging van die belangen wettelijke bevoegdheden nodig zijn, die het openbaar lichaam niet als rechtspersoon al heeft, worden die bevoegdheden in de regeling opgesomd.

Over de wijze waarop de belangen behartigd worden kan op tweeërlei wijzen besloten worden.

Ten eerste doordat de regioraad, met in achtneming van de daarvoor geldende procedures in het programma van werkzaamheden opneemt wat in aansluiting op de opvattingen van de bestuursorganen van de deelnemende gemeenten op de verschillende beleidsterreinen de activiteiten zullen zijn.

De vorm en de inhoud van het programma is niet nader gespecificeerd. Dat kan minder of meer gedetailleerd zijn.

Ten tweede doordat het mogelijk is via dienstverleningsovereenkomsten afspraken te maken over de aard en de intensiteit van de dienstverlening, over de daaraan deelnemende gemeenten en over de daaraan verbonden kosten. In samenhang hiermee is eveneens de mogelijkheid opgenomen om in samenwerking met derden bepaalde taken uit te voeren danwel de uitvoering van taken danwel onderdelen daarvan uit te besteden aan deelnemende gemeenten c.q. aan derden.

Met betrekking tot gemeentelijke en regionale aspecten in de besluitvorming is er bij de voorbereiding van besluitvorming door en in het dagelijks bestuur vanuit gegaan dat het dagelijks bestuur geadviseerd wordt door adviescommissies (ook wel genoemd portefeuillehoudersoverleggen, zijnde overleggen van wethouders en/of burgemeesters die bepaalde werkvelden in hun gemeenten beheren).

In de adviescommissies worden de opvattingen vanuit iedere gemeente uitgewisseld en gewogen. De afzonderlijke gemeentelijke optiek klinkt daar uitdrukkelijk door. Met betrekking tot de plaats en de rol van het deze commissies zij verder verwezen naar de toelichting op artikel 18.

Het dagelijks bestuur heeft vervolgens de taak opvattingen en voorstellen van de adviescommissies te toetsen op aspecten van integrale beleidsvoorbereiding.

De regionale belangen moeten in eerste instantie geïnspireerd zijn door opvattingen van de regioraad via het programma van werkzaamheden of via discussies over voorgelegde initiatieven.

In de definitieve besluitvorming in de regioraad worden uiteindelijk de gemeentelijke en regionale belangen tegen elkaar afgewogen of met elkaar verenigd.

 

De regeling moet in de geest van het voorgaande gelezen worden.

 

In de loop der jaren is de Regeling regio Stedendriehoek achtmaal gewijzigd.

Laatstelijk in 2005. In 2014 is de regelgeving met betrekking tot de regio Stedendriehoek getoetst op actualiteit. Deze toets heeft ook geleid tot voorstellen voor een grondige herziening van de Regeling regio Stedendriehoek.

 

Bij wet van 9 juli 2014, in werking getreden op 1 januari 2015 is de Wet gemeenschappelijke regelingen op een groot aantal punten gewijzigd. De gevolgen van deze wijziging van de Wet gemeenschappelijke regelingen voor de Regeling regio Stedendriehoek zijn ook meegenomen in de herziening van gemeenschappelijke regeling.

 

De wijziging van de Wet gemeenschappelijke regeling betreft in hoofdzaak:

Geen dualisering bij gemeenschappelijke regelingen. De tijdelijke situatie dat bij gemeenschappelijke regelingen geen dualisering plaats vindt is permanent gemaakt.

Een aantal bevoegdheden binnen het openbaar lichaam zijn geëxpliceerd. Na deze opsomming van de wijzigingen van de Wet zal op dit onderdeel nog nader worden ingegaan.

Voor bedrijfsvoering en uitvoerende taken is een nieuwe (lichtere) samenwerkingsvorm geïntroduceerd.

De invloed van de raden van de deelnemende gemeenten op de begroting en jaarrekening van het openbaar lichaam is versterkt.

Er is een regeling voor de bekendmaking (publicatie) van de gemeenschappelijke regeling geïntroduceerd.

Voor de instelling van bestuurscommissies bij het openbaar lichaam is toestemming van de raden van de deelnemende gemeenten nodig.

Regeling van de samenstelling van het algemeen bestuur bij regelingen waaraan uitsluitend colleges deelnemen.

Regeling van de samenstelling van het dagelijks bestuur in relatie tot het algemeen bestuur. De leden van het dagelijks bestuur mogen nimmer de meerderheid van het algemeen bestuur uitmaken.

Begrenzing van de in de gemeenschappelijke regeling toe te kennen bevoegdheid aan het algemeen bestuur om wijzigingen in de regeling aan te brengen, in die zin dat de mogelijkheid wordt uitgesloten dat het algemeen bestuur kan besluiten tot het overdragen van bevoegdheden van de deelnemers aan het bestuur van het openbaar lichaam.

 

Bevoegdheden regioraad

Met betrekking tot de bevoegdheden van de bestuursorganen van de openbare lichamen is in de per 1 januari 2015 gewijzigde Wgr een definitieve regeling opgenomen die de destijds opgenomen tijdelijke regeling als gevolg van de dualisering vervangt.

De definitieve regeling is (overigens evenals de tijdelijke regeling) erop gebaseerd dat bij de gemeenschappelijke regeling i.c. binnen openbare lichamen geen dualisering plaats vindt.

Om aan dit uitgangspunt recht te doen is in het nieuwe artikel 33 van de Wgr bepaald dat de door de deelnemers overgedragen bevoegdheden toekomen aan het algemeen bestuur (i.c. de regioraad) tenzij bij wet of in de regeling anders is bepaald.

Het algemeen bestuur kan er vervolgens voor kiezen om de bevoegdheden te delegeren aan het dagelijks bestuur. Hiervoor biedt het nieuwe artikel 33a van de Wgr de grondslag.

Door het algemeen bestuur kunnen niet worden overgedragen de bevoegdheden tot:

vaststelling van de begroting en jaarrekening;

het heffen van rechten

het vaststellen van verordeningen door strafbepaling of bestuursdwang te handhaven.

Gelet op de taken en bevoegdheden van de regio zullen de onder b. en c. genoemde bevoegdheden bij de regio toch al niet aan de orde zijn.

 

Bevoegdheden dagelijks bestuur

De eigen bevoegdheden van het dagelijks bestuur zijn geregeld in een nieuw artikel 33b van de Wgr. Deze zijn:

beslissingen van de regioraad voor te bereiden en uit te voeren;

regels vast te stellen over de ambtelijke organisatie van de regio;

ambtenaren te benoemen te schorsen en te ontslaan;

te besluiten tot privaatrechtelijke rechtshandelingen van de regio met uitzondering van besluiten tot oprichting van en deelneming in stichtingen, maatschappen, vennootschappen, verenigingen corporaties en onderlinge waarborgmaatschappijen;

te besluiten namens de regio, het dagelijks bestuur of de regioraad, rechtsgedingen, bezwaarprocedures of administratief beroepsprocedures te voeren of handelingen ter voorbereiding daarop te verrichten, tenzij de regioraad, voor zover het de regioraad aangaat, in voorkomende gevallen anders beslist. Daarbij neemt het dagelijks bestuur ook, alvorens is besloten, alle conservatoire maatregelen en doet wat nodig is ter voorkoming van verjaring of verlies van recht of bezit.

 

Voorts is in artikel 33c van de Wgr voor het dagelijks bestuur de mogelijkheid opgenomen om indien daaraan behoefte bestaat een of meer van zijn leden te machtigen tot uitoefening van de dagelijks bestuursbevoegdheden, tenzij de regeling waarop de bevoegdheid steunt zich daartegen verzet.

De inhoud van de hier genoemde artikelen van de Wgr is niet opgenomen in de Regeling regio Stedendriehoek maar heeft wel zijn werking voor de verdeling van de bestuursbevoegdheden.

De hiervoor genoemde onderdelen waarop de Wet gemeenschappelijke regelingen is gewijzigd zijn grotendeels ook voor de inhoud van de Regeling regio Stedendriehoek van belang.

Bij de artikelsgewijze toelichting van de wijziging van de Regeling regio Stedendriehoek zal hierop nader worden ingegaan.

 

Om al deze wijzigingen overzichtelijk te houden is ervoor gekozen om onder gelijktijdige intrekking van de bestaande gemeenschappelijke regeling een geheel nieuwe regeling vast te stellen.

Wat betreft de toelichting op de gemeenschappelijke regeling wordt waar mogelijk de inhoud van de bestaande toelichting gehandhaafd en waar nodig aangevuld met een toelichting die betrekking heeft op de wijzigingen in de regeling. Daarbij worden wijzigingen die vanzelfsprekend en die redactioneel van aard zijn niet nader toegelicht.

 

Aanhef van de regeling

Hoewel er geen bevoegdheden van de burgemeester, als bestuursorgaan, worden overgedragen, zijn er drie redenen om ook de burgemeesters de regeling te laten aangaan, te weten:

met het oog op betrokkenheid;

al dan niet in portefeuillehoudersverband;

bij de overlegtaken.

 

Hoofdstuk I, Algemene bepalingen

 

Artikel 1 Begripsbepalingen

In de begripsbepalingen zijn de begrippen Regeling Gewest Midden IJssel (j.) en Samenwerkingsregeling Oost Veluwe (k.) geschrapt. Deze begrippen waren destijds bij de instelling van de Regeling regio Stedendriehoek van belang maar komen thans in het vervolg van regeling niet meer voor waardoor zij geen functie meer hebben en derhalve kunnen worden geschrapt.

 

Artikel 2. Naam, Vestigingsplaats en Bestuur

Voor de naam van het openbaar lichaam is "egio Stedendriehoek" genomen omdat deze aanduiding al vele jaren in het eigen gebied en ook daarbuiten als gebiedsaanduiding in gebruik is.

Het openbaar lichaam bezit op grond van artikel 8 van de wet rechtspersoonlijkheid.

Als juridische vestigingsplaats komt de gemeente Apeldoorn, als grootste gemeente, het meest in aanmerking. Dit is geregeld in lid 2.

In het derde lid van artikel 2 zijn de bestuursorganen van de regio vermeld. Dit zijn de regioraad, het dagelijks bestuur en de voorzitter.

Voorts is in artikel 17 opgenomen dat de regioraad bestuurscommissies kan instellen. Daartoe dienen eerst de raden van de deelnemende gemeenten te worden geïnformeerd en in de gelegenheid te worden gesteld om terzake hun wensen en bedenkingen kenbaar te maken.

Ten aanzien van de mogelijkheid tot instelling van deze commissie wordt de per 1 januari 2015 gewijzigde wet gevolgd. Dit betekent dat toestemming van de raden wordt vervangen door geïnformeerd worden met de mogelijkheid van wensen en bedenkingen.

 

Hoofdstuk II, Belangen, taken en bevoegdheden

 

Artikelen 3 en 4 Doelstelling belangen en taken

De Wet gemeenschappelijke regelingen eist dat een gemeenschappelijke regeling de belangen aangeeft, waarvoor ze wordt aangegaan (art. 10, eerste lid Wgr).

Het begrip "belang" dient in dit verband te worden verstaan als taakveld of beleidsterrein waarop het regionaal bestuur met het oog op regionale belangen werkzaam kan zijn en waar aan het regionaal bestuur bevoegdheden kunnen worden toegekend.

Bij de toedeling van bevoegdheden aan het regionaal bestuur geldt als uitgangspunt, dat deze dienen samen te hangen met de uitvoering van zgn. wettelijke taken. Hieronder worden die taken verstaan, die op basis van wetgeving aan het bestuur van een regionaal lichaam toebehoren danwel aan een dergelijk bestuur dienen te worden overgedragen. Tevens kan hierbij sprake zijn van taken, waarvan het uit efficiëncy-overwegingen doelmatig is deze aan het regionaal openbaar lichaam op te dragen en daartoe bevoegdheden over te dragen.

Op sommige terreinen kunnen bevoegdheden van gemeenten worden ingebracht, op andere terreinen beperkt de belangenbehartiging zich tot de bevordering van overleg met en tussen de deelnemende gemeenten, de bevordering van gemeenschappelijke standpuntbepalingen, het voeren van overleg met de provinciale- en rijksoverheid en het voorstaan van deze belangen ook bij andere instellingen en het geven van voorlichting (PR) inzake de belangenbehartiging in de ruimste zin door de regio.

Ten aanzien van de bevordering van gemeenschappelijke standpuntbepalingen zal de nodige terughoudendheid worden betracht.

Met betrekking tot de belangenbehartiging wordt opgemerkt, dat deze, voor zover betrekking hebbend op belangen, waartoe blijkens artikel 4 geen bevoegdheden aan de regioraad toekomen, enkel door het regionaal bestuur kan worden uitgevoerd, indien één of meer van de deelnemende gemeenten daarom verzoeken. De gemeentelijke bestuursorganen bepalen daarbij in welke omvang de regio de betreffende belangen behartigt. Dit uitgangspunt past geheel in de opvatting, dat het primaat van de samenwerking in regionaal verband berust bij de gemeentelijke bestuursorganen, met name bij de gemeenteraden.

De activiteiten, die de regio met betrekking tot deze laatste categorie van belangen uitvoert, dienen in dienst te staan van het door één of meer gemeenten aangegeven belang, danwel het profileren van de regio.

 

Artikel 3 Doelstelling

Het is gewenst -de Wgr eist dit niet- aan de opsomming van belangen een formulering van de doelstelling van de regeling vooraf te doen gaan. Deze doelstelling is ruim omschreven, maar dient nadrukkelijk gelezen te worden in samenhang met het bepaalde over de te behartigen belangen en de bevoegdheden. Het bevorderen van een evenwichtige ontwikkeling van het gebied geschiedt derhalve binnen de genoemde belangen en met gebruikmaking van de genoemde bevoegdheden. Tevens zij hierbij verwezen naar het jaarprogramma van activiteiten.

De thans in artikel 3 geformuleerde (gewijzigde) doelstelling is:

het behartigen van de gemeenschappelijke en regionale belangen van de deelnemende gemeenten en het samen met belangengroepen, maatschappelijke organisaties en private partijen bevorderen van een evenwichtige ontwikkeling van het gebied en een versterking van het vestigingsklimaat.

Deze doelstelling is ontleend aan de Agenda Stedendriehoek en de bestuursverklaring daarop van de colleges van de deelnemende gemeenten.

 

Artikel 4 Belangen en taken

De te behartigen belangen zoals deze waren genoemd in artikel 4, eerste lid zijn door wijziging van de regelgeving en door een wijziging van de taken van de regio achterhaald. Artikel 4, eerste lid (oud) wordt dan ook geheel geschrapt en vervangen door een nieuw artikel 4, eerste lid. Hierin zijn de nieuwe door de regio te behartigen gemeenschappelijke belangen opgenomen. Evenals de doelstelling zijn de te behartigen gemeenschappelijke belangen ontleend aan de Agenda Stedendriehoek en de 4 opgaven die zijn genoemd in de bestuursverklaring van de colleges van de deelnemende gemeenten.

De wijze waarop de belangen worden behartigd is geregeld in het tweede lid. De onderdelen a. en b. van het tweede lid zijn ongewijzigd.

In onderdeel c. zijn belangengroepen, maatschappelijke organisaties en private partijen toegevoegd als partijen waarmee ook overleg wordt gevoerd. Ook dit volgt uit de Agenda Stedendriehoek.

Lid 3 van artikel 4 (oud) dat handelde over de bevoegdheden van de regio is geschrapt.

 

Bevoegdheden

Artikel 10, tweede lid van de Wgr bepaalt dat de regeling waarbij een openbaar lichaam wordt ingesteld aangeeft welke bevoegdheden de deelnemende gemeenten aan het openbaar lichaam toekennen; verder is bepaald dat de regeling bepalingen kan inhouden omtrent de wijze waarop verandering kan worden gebracht in de toegekende bevoegdheden. Hieraan is met ingang van 1 januari 2015 toegevoegd dat niet kan worden bepaald dat het bestuur van het openbaar lichaam kan besluiten tot uitbreiding van de overgedragen bevoegdheden.

 

Bevoegdheden kan een openbaar lichaam in de eerste plaats ontvangen van de deelnemende gemeenten (art. 30 Wgr). Deze worden door de gemeenten overgedragen zodat zij zelf niet langer over deze bevoegdheden beschikken.

 

Naast door gemeenten overgedragen bevoegdheden heeft het openbaar lichaam van rechtswege de bevoegdheid om aan het maatschappelijk verkeer deel te nemen (bv. verwerven van goederen, benoemen van personeel). Gemeenten kunnen in de regeling op deze bevoegdheid wel beperkingen aanbrengen (art. 31 Wgr).

 

De bevoegdheden die bij de regeling worden overgedragen berusten bij de regioraad, tenzij bij wet of in de regeling anders is bepaald (art. 33 Wgr).

 

Tot slot heeft een openbaar lichaam ook de bevoegdheden die annex zijn aan de bevoegdheden die door de gemeenten worden overgedragen, bv. het toepassen van bestuursdwang, het maken van bezwaar en het instellen van beroep of het voeren van overleg met derden omtrent een overgedragen bevoegdheid. Ook aan deze annexe bevoegdheden kunnen door de gemeenten in de regeling beperkingen worden gesteld.

 

Er wordt uitdrukkelijk op gewezen dat de gemeenten zich verder tot niet meer verbinden dan waartoe zij zich in of krachtens de deze regeling hebben gebonden dan wel bij afzonderlijke besluiten tot delegatie.

 

De bevoegdheden die aan de regio toekomen zijn die welke horen bij de wijze waarop volgens artikel 4 lid 2 de behartiging van de in artikel 4, eerst lid genoemde belangen plaats vindt. Het betreft ondermeer de bevoegdheden tot overleg, afstemming en coördinatie met de deelnemende gemeenten over beleidsvoornemens en beleidsmaatregelen.

Het overleg en de belangenbehartiging kan plaats vinden met de hogere overheden, belangengroeperingen, maatschappelijke organisaties en private partijen.

Verder heeft de regio de bevoegdheid tot bevordering van gemeenschappelijke standpuntbepaling en het geven van voorlichting inzake de belangenbehartiging.

Naast de in lid 2 genoemde bevoegdheden kunnen de deelnemende gemeenten bevoegdheden aan de regioraad overdragen indien hierover overeenstemming bestaat tussen de gemeenten en de regio.

 

Hoofdstuk III de Regioraad

 

De regioraad is het algemeen bestuur van de regio Stedendriehoek. De leden van het algemeen bestuur worden door de raden van de deelnemende gemeenten uit hun midden, de voorzitter inbegrepen, en uit de wethouders, aangewezen. Ten gevolge van de dualisering van het gemeentebestuur maken wethouders na benoeming niet langer deel uit van de gemeenteraad.

Om het mogelijk te maken, dat wethouders wel deel (kunnen) uitmaken van het algemeen bestuur is op dit onderdeel in artikel 13, eerste lid van de Wet gemeenschappelijke regelingen voorzien. In de structuur van de regio is gekozen voor het per gemeente aanwijzen van twee vertegenwoordigers.

Bij de stemmentoedeling wordt uitgegaan van een aantal stemmen per gemeente in samenhang met het aantal inwoners van de gemeente van herkomst. Daartoe wordt het inwonertal gedeeld door 10.000, hetgeen leidt tot het aantal stemmen per gemeente.

Het aantal inwoners betreft het aantal op 1 januari van het jaar waarin de leden van de regioraad zijn aangewezen. Dit is telkens 1 januari van het jaar waarin de eerste vergadering in de zittingperiode van de raden plaats vindt. Dus telkens 1 januari van het jaar waarin de nieuwe gemeenteraden zijn gekozen. Zie ook artikel 8, tweede lid.

Omdat elke gemeente met twee vertegenwoordigers in de Regioraad zitten heeft krijgen zij gezamenlijk de stemmen van hun gemeente. Als er slechts één lid vanuit een gemeente aanwezig is heeft hij alle stemmen van zijn gemeente.

 

Artikel 6.

Dit artikel behoeft geen toelichting.

 

Artikel 7.

Het wordt niet als wenselijk gezien dat een ambtenaar van de regio die raadslid is via de regioraad tot bestuurlijk oordelen kan worden geroepen over zaken die zijn eigen werkkring betreffen. Voor het overige wordt ook verwezen naar de artikelen 20 en 22 van de Wgr en de artikelen in de Gemeentewet met betrekking tot de raad.

Het begrip "ambtenaar van de regio" wordt ruim opgevat, in die zin dat het gaat om ambtenaren werkzaam bij de regio of ondergeschikt aan het bestuur van de regio. Werkzaam bij de regio kan men bijvoorbeeld zijn in dienstverband maar ook op basis van detachering. Medewerkers werkzaam bij de regio met een arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht worden gelijkgesteld met ambtenaren.

 

Artikel 8. Lidmaatschap regioraad

Dit artikel handelt over het lidmaatschap van de regioraad.

In lid 1 is de duur van de zittingsperiode geregeld. Deze is behoudens bij vrijwillig en gedwongen ontslag tot het einde van de zittingsperiode van de gemeenteraad.

Lid 2 geeft aan wanneer de raden van de gemeenten de leden en plaatsvervangend leden dienen aan te wijzen. Dit is in de eerste vergadering van elke zittingperiode van de raad. In lid 5 is geregeld dat bij een tussentijdse vacature, de raad in zijn eerstvolgende vergadering, of indien dit niet mogelijk is, zo spoedig mogelijk een nieuw lid van de regioraad aanwijst. Van de aanwijzing geven burgemeester en wethouders binnen 14 dagen kennis aan de voorzitter van de regioraad.

Zolang de leden van de regioraad raadslid, burgemeester of wethouder zijn van de gemeente die hen heeft aangewezen blijven zij bij ontslag lid van de regioraad tot in hun opvolging is voorzien.

Een lid van de regioraad kan, blijkens lid 4, indien dit lid het vertrouwen van de zijn gemeenteraad niet meer bezit worden ontslagen.

Uit de context van de verschillende leden van artikel 8 blijkt dat bij ontslag wegens het verlies van het vertrouwen van de gemeenteraad dit ontslag als lid van de regioraad onmiddellijk na het raadbesluit ingaat.

 

Dit artikel is bij de voorliggende wijziging redactioneel op enkele punten aangepast.

 

Artikel 9. Werkwijze

Behalve het hier bepaalde zijn met name ook de artikelen 22 en 23 Wgr van toepassing. Gelet op de vele andere vormen van bestuurlijk overleg in verband van de regio kan volstaan worden met een ondergrens van 2 vergaderingen van de regioraad per jaar.

In het derde lid is geregeld dat voor besluiten die leiden tot verhoging van de gemeentelijke bijdrage een meerderheid van twee derde nodig is.

 

Artikel 10. Reglement van orde

Behoeft geen toelichting.

Dit artikel is bij de voorliggende wijziging redactioneel aangepast.

 

Hoofdstuk IV, Het Dagelijks bestuur

 

Artikel 11. Het dagelijks bestuur

Elke deelnemende gemeente is met één lid vertegenwoordigd in het dagelijks bestuur. De gekozen omvang is met name ingegeven door de wens om te komen tot evenwichtig dagelijks bestuur.

De omvang van het dagelijks bestuur voldoet aan het bepaalde in artikel 14, derde lid van de per 1 januari 2015 gewijzigde Wgr, waarin is voorgeschreven dat de leden van het dagelijks bestuur nimmer de meerderheid van het algemeen bestuur mogen uitmaken.

De aanwijzing van de leden van het dagelijks bestuur geschiedt door de regioraad. Of voor de leden van het dagelijks bestuur een bestuursprofiel wordt opgesteld wordt overgelaten aan de regioraad. Het verplichtend karakter van een bestuursprofiel als bijlage bij de gemeenschappelijke regeling komt hiermee te vervallen.

 

Artikel 12.

Behoeft geen toelichting.

 

Artikel 13. Werkwijze dagelijks bestuur

Met het oog op het bepaalde in het tweede lid wordt opgemerkt, dat de voorzitter stemrecht heeft.

De artikelen van de Gemeentewet waarnaar in lid 3 wordt verwezen betreffen regelingen met betrekking tot het vergaderquorum, stemmingen en vergaderingen.

 

Artikel 14. Taakverdeling dagelijks bestuur

Het betreft hier afspraken over de portefeuilleverdeling en over de vervanging

Een verdeling van de portefeuilles op basis van een bestuursprofiel is uit dit artikel geschrapt. Zie in dit verband ook de toelichting bij artikel 11.

 

Hoofdstuk V, De voorzitter

 

Artikelen 15 en 16. Voorzitter

De voorzitter is tevens lid van de regioraad en van het dagelijks bestuur en heeft als zodanig in beide bestuursorganen ook stemrecht.

Het bepaalde in artikel 16 maakt de voorzitter tot de representant van de regio bij uitstek.

 

In de Gemeentewet is sprake van medeondertekening door de griffier dan wel de secretaris van stukken die resp. van de raad dan wel van het college uitgaan. Omdat voor openbare lichamen op basis van de Wet gemeenschappelijke regelingen anders dan bij de gemeente het duale stelsel niet is ingevoerd kennen zij geen griffier. Om de medeondertekening van bestuursstukken vorm te geven met aansluiting op de regels van de Gemeentewet geschiedt de medeondertekening door de secretaris van de regio Stedendriehoek.

 

Hoofdstuk VI, Bestuurscommissies en Hoofdstuk VII, Adviescommissies

 

Artikel 17 en 18. Commissies

In artikel 17 is de mogelijkheid opgenomen om commissies met bestuursbevoegdheden in te stellen. Dit artikel moet gelezen worden in relatie met artikel 25 Wgr.

In artikel 25, tweede lid van de Wgr is m.i.v. 1 januari 2015 geregeld dat voor het instellen van bestuurscommissies de raden van de deelnemende gemeenten van dit voornemen op de hoogte moeten worden gesteld en in de gelegenheid moeten worden gesteld om hun wensen en bedenkingen ter kennis van de regioraad te brengen. Deze bepaling is in artikel 17, tweede lid van de regeling overgenomen.

 

Bij het benutten van de mogelijkheid om bestuurscommissies in te stellen is het van belang de coördinerende functie van het dagelijks bestuur in het oog te houden.

Voorkomen moet worden dat integratie van taken in de regio leidt tot instelling van een zodanig aantal commissies dat de beoogde coördinatie van belangenafweging niet bereikt wordt.

 

In de regeling is in artikel 18 opgenomen dat adviescommissies kunnen worden ingesteld. Dit kunnen zowel commissies van advies aan de regioraad als aan het dagelijks bestuur en de voorzitter zijn. Hiertoe zij verwezen naar artikel 24 Wgr.

Het lid van het dagelijks bestuur dat de betreffende portefeuille heeft hoeft geen lid te zijn van een commissie maar het is wel wenselijk dat een lid van het dagelijks bestuur de commissievergaderingen bijwoont om desgewenst toelichting te kunnen geven en om het dagelijks bestuur rechtstreeks bestuurlijk te kunnen informeren.

 

Portefeuillehoudersoverleg

De praktijk van de intergemeentelijke samenwerking heeft laten zien dat er behoefte kan bestaan aan betrokkenheid van vertegenwoordigers van de colleges van burgemeester en wethouders bij de beleidsvoorbereiding in intergemeentelijk verband, als verlengstuk van de gemeentelijke beleidsvoorbereiding.

Het algemeen bestuur en dagelijks bestuur kunnen advies vragen aan portefeuillehouders-overleggen. De portefeuillehoudersoverleggen kunnen formeel worden ingesteld als adviescommissies.

Voor de gemeentelijke portefeuillehouders wordt hiermee imperatief een plaats in de beleidsvoorbereiding in verband van de regio vastgelegd.

Bij de instelling van deze adviescommissies kan in een reglement de samenstelling en de bevoegdheden van commissies worden geregeld. Daarbij kan ook worden afgesproken dat de adviezen van deze commissies zwaarwegende adviezen zijn die niet vrijblijvend zijn.

 

In de opzet van de taak van het portefeuillehoudersoverleg kan worden bepaald dit overleg aanwijsbare invloed te geven op de onderdelen, ten aanzien waarvan advies wordt uitgebracht. Het dagelijks bestuur kan dan slechts enkel met redenen omkleed van een advies afwijken.

 

Het kan wenselijk zijn om tussen het portefeuillehoudersoverleg en het dagelijks bestuur een rechtstreekse verbinding te leggen. Daarom kan het dagelijks bestuurslid dat meer speciaal belast is met een bepaalde taak ook lid zijn van het desbetreffende portefeuillehoudersoverleg. Hij zal als zodanig, voorzover dat nodig is, de adviezen van een portefeuillehoudersoverleg in het dagelijks bestuur en de regioraad, voorzien van de nodige achtergronden, kunnen toelichten. Ook in overleg met derden zal de portefeuillehouder dan betere accentueringen kunnen aanbrengen. In artikel 25, derde lid van de regeling is geregeld dat het lid van het dagelijks bestuur in de vergaderingen van de commissies waar wordt gesproken over zijn taakonderdeel aanwezig is.

 

In het reglement van de commissie kan de mogelijkheid worden opgenomen, dat ook anderen dan leden van de commissie aan de beraadslagingen van het overleg deelnemen.

 

Hoofdstuk VIII, Inlichtingen, verantwoording en terugroeping

 

Deze artikelen zijn een direct uitvloeisel van de Wgr 1985 en de daarin ingaande 1 januari 2015 aangebrachte wijzigingen.

Intergemeentelijke samenwerking op basis van de Wgr is primair een vorm van verlengd lokaal bestuur, hetgeen wil zeggen dat de regio institutioneel en beleidsmatig is geworteld in de deelnemende gemeenten en daaraan de taakopdracht en democratische legitimatie ontleent.

De leden van de regioraad zijn primair vertegenwoordiger van hun gemeente.

 

De artikelen 19 tot en met 21 van de regeling moeten gelezen worden in relatie met de artikelen 16 t/m 19a van de Wgr. De feitelijke uitwerking van deze bepalingen vindt plaats door de organen waaraan verantwoording moet worden afgelegd en kan in de reglementen van orde van de regioraad en van de gemeenteraden worden geregeld.

 

In artikel 19 is de verhouding tussen de regioraad en het dagelijks bestuur geregeld. Het dagelijks bestuur dient in eerste instantie verantwoording af te leggen aan de regioraad en daartoe de regioraad van de gevraagde inlichtingen te voorzien voor zover deze niet in strijd zijn met het openbaar belang.

 

In artikel 20 is de verhouding tussen enerzijds de regioraad, het dagelijks bestuur en de voorzitter en anderzijds de raden en raadsleden van de deelnemende gemeenten geregeld. Ook hier een inlichtingen en verantwoordingsverplichting.

 

In artikel 21 is de individuele verhouding tussen de leden van de regioraad en de raden en raadsleden van de deelnemende gemeenten geregeld. Indien ten aanzien van het verstrekken van informatie binnen de regio geheimhoudingsplicht is opgelegd kan het lid van de regioraad aan de gemeenteraad slechts informatie verstrekken of verantwoording afleggen als die raad o.g.v. artikel 25 van de Gemeentewet ook geheimhouding oplegt tot het moment dat deze door de regioraad wordt opgeheven.

 

Hoofdstuk IX, Vergoedingen

 

Artikel 22. Vergoedingen

De regioraad kan op grond van de artikelen 21 en 24, vierde lid van de Wgr, de in dit artikel bedoelde vergoedingen en tegemoetkomingen in de gemaakte kosten vaststellen.

Als een vergoeding voor leden van de regioraad, leden van het dagelijks bestuur, bestuurscommissieleden en voor de voorzitter wordt vastgesteld, dan dient dit te geschieden onder in de wet genoemde randvoorwaarden.

Het blijft mogelijk om deze vergoeding gedeeltelijk als presentiegeld uit te keren. Of het bestuurslidmaatschap een zodanige extra belasting van gemeentebestuurders betekent dat daar een vergoeding tegenover moet staan moet nog vastgesteld worden. Leden van adviescommissies, die geen burgemeester, wethouder of lid van een gemeenteraad zijn, kunnen een presentiegeld voor het bijwonen van vergaderingen ontvangen.

De hoogte van dit presentiegeld moet op grond van artikel 24 Wgr worden gekoppeld aan hetgeen de Gemeentewet voorschrijft voor gemeenten van 50.001100.000 inwoners.

 

Hoofdstuk X, Secretariële ondersteuning voor bestuursorganen

 

Artikel 23. Secretariële ondersteuning voor regioraad - dagelijks bestuur

In een bestuurlijke organisatie is secretariële ondersteuning ten behoeve van de in die organisatie functionerende bestuursorganen onontbeerlijk. De regioraad belast de secretaris van de regio Stedendriehoek met de hiermee samenhangende werkzaamheden. Een en ander dient een uitwerking te vinden in de verordening op de ambtelijke organisatie, als verwoord in artikel 24, eerste lid.

 

Artikel 24. De ambtelijke organisatie

In artikel 33b van de Wgr is geregeld, dat het dagelijks bestuur bevoegd en belast is ten aanzien van het vaststellen van regels over de ambtelijk organisatie.

De regeling voor de ambtelijke organisatie is gecombineerd met de instructie voor de secretaris. Op deze wijze ontstaat een integrale regeling voor de ambtelijke organisatie.

 

Artikel 25. Rechtspositie

De medewerkers van de regio Stedendriehoek zijn in dienst bij de onderscheidene deelnemende gemeenten en zijn gedetacheerd bij de regio. Dit betekent dat de rechtspositie van de gemeente(n) waar zij in dienst zijn op hen van toepassing is.

Indien door de regio personeel in dienst wordt genomen (hetgeen thans niet wordt voorzien) zal de rechtspositieregeling van de gemeente Apeldoorn op dit personeel van toepassing zijn.

 

Hoofdstuk XI, Financiële bepalingen

 

Op basis van dit hoofdstuk zullen de regelen worden getroffen voor de inrichting van de financiële administratie.

Op deze bevoegdheid zijn blijkens artikel 35, zesde lid van de Wgr de regels van de Gemeentewet van overeenkomstige toepassing t.w. de artikelen 186 tot en met 213.

 

Artikel 26. de Begroting

Met ingang van 1 januari 2015 is ten aanzien van de begroting van een openbaar lichaam het een en ander gewijzigd.

In artikel 34b van de Wgr is bepaald dat het dagelijks bestuur voor 15 april van het jaar voorafgaande aan het begrotingsjaar de algemene financiële en beleidsmatige kaders en de voorlopige jaarrekening aan de raden van de deelnemende gemeenten stuurt.

 

De procedure voor de vaststelling van de begroting is vastgelegd in artikel 35 Wgr. De begroting wordt 8 weken voor behandeling in het algemeen bestuur naar de gemeenteraden gezonden. Deze termijn is ingaande 1 januari 2015 van 6 weken verlengd tot 8 weken. Voor inschakeling van de gemeenteraden was 6 weken kort maar met de verlening naar 8 weken en daarbij bedacht dat de ontwerpbegroting via de leden van het dagelijks bestuur al vóór die tijd op de gemeentesecretarieën in omloop is, kan worden gesteld dat thans de termijn voor de raden om hun zienswijze kenbaar te maken redelijk is.

In artikel 26 is geregeld op welke wijze de door de deelnemende gemeenten verschuldigde bijdrage wordt berekend en wanneer deze bij voorschot dient worden voldaan.

In lid 2 is tot uitdrukking gebracht dat alleen kosten die niet al op andere wijze aan de gemeenten of derden zijn toegerekend, gedekt worden door een bedrag per inwoner.

 

Artikel 27. Begrotingswijzigingen

In artikel 35 van de Wgr is bepaald dat de begrotingsprocedure in grote lijnen ook geld voor de wijziging van de begroting. Deze gedragslijn is in artikel 27 van de regeling overgenomen.

 

Artikel 28. Jaarrekening

Op grond van artikel 34 Wgr moet de rekening voorlopig zijn vastgesteld op 1 juli volgend op het jaar waarop deze betrekking heeft.

In lid 5 wordt o.a. genoemd de mogelijkheid van verrekening d.m.v. benutting van reserves. Daardoor hoeft niet steeds de bijdrage per inwoner de sluitpost te zijn.

De behandeling van de rekening biedt ook gelegenheid de stand van zaken van het werkprogramma te verantwoorden.

 

Artikel 29. Batig saldo

Over de vraag of van een batig saldo ten behoeve van een bepaalde voorziening een reserve mag worden gevormd en over de uiteindelijke bestemming van die reserve moeten de raden van de gemeenten worden gehoord.

 

Artikel 30. Garantiestelling

Op deze wijze is gewaarborgd dat de Wgr haar financiële verplichtingen te allen tijde na kan komen.

 

Hoofdstuk XII, Archief

 

Artikel 31. Archief

In de Archiefwet 1995 is ten aanzien van de gemeenschappelijke regelingen geregeld dat deze ten aanzien van de archieven zoveel mogelijk in overeenstemming met de Archiefwet een voorziening treffen voor de archieven.

In deze regeling is aangesloten bij de bepalingen ten aanzien van de archieven van gemeenten.

Dit betekent dat de regioraad een archiefverordening vaststelt en dat het dagelijks bestuur belast is met de zorg voor de archieven.

Krachtens lid 2 is in het algemeen een door het dagelijks bestuur aan te wijzen ambtenaar belast met het beheer over het archief.

 

Hoofdstuk XIII, Geschillenregeling

 

Artikel 32. Geschillen

Beslechting van geschillen is in artikel 28 Wgr aan gedeputeerde staten opgedragen. Om niet ieder geschil onmiddellijk aan gedeputeerde staten te hoeven voorleggen is een tussenregeling opgenomen.

Aanvullend is de bepaling opgenomen, dat partijen die bij het geschil zijn betrokken, van tevoren overeen kunnen komen dat het advies van de geschillencommissie bindend zal zijn.

 

 

Hoofdstuk XIV, Toetreding, uittreding, wijziging, opheffing

 

Artikelen 33 en 34. Toetreding, uittreding

Dat niet alleen de raad maar ook het college van burgemeester en wethouders en de burgemeester zich over toetreding c.q. uittreding moeten uitspreken moet in relatie worden gezien met de considerans waarin is aangeduid dat deze organen van de gemeente de regeling zijn aangegaan. Dat geldt dus ook voor toe en uittreding.

Gelet op de mogelijke gevolgen van toetreding is voor een dergelijke beslissing een gekwalificeerde meerderheid vereist. De tekst van artikel 32 is aangepast om beter tot uitdrukking te brengen dat de deelnemende raden, colleges en burgemeesters bevoegd zijn om te beslissen over de toetreding van andere gemeenten. Omdat de gekwalificeerde meerderheid zoals die tot nu toe is opgenomen in artikel 32 geheel gerelateerd is aan het AB, (regioraad) is gekozen voor de gekwalificeerde meerderheid die ook in artikel 34 voor een wijziging van de GR van toepassing is: vijf gemeenten die samen driekwart van de bevolking vertegenwoordigen. In verband hiermee wordt ook het stellen van voorwaarden met betrekking tot die toetreding voorbehouden aan de bestuursorganen van de deelnemers.

Daarnaast is expliciet bepaald dat het verzoek tot toetreding moet uitgaan van de raad, het college en de burgemeester van de gemeente die wil toetreden.

De toetreding gaat in op de eerste dag van de maand volgende op die van de dag van bekendmaking van het besluit tot toetreding. Het kan ook zijn dat het besluit een latere dag van ingang vermeldt.

De uittreding gaat pas in op 1 januari van het 2e jaar volgend op dat waarin het besluit tot uittreding bekend is gemaakt.

Was eerst bepalend voor de datum van toetreding en uittreding het moment waarop dit werd in geschreven in de registers, thans is bepalend de dag van bekendmaking van de betreffende besluiten.

 

Artikel 35. Wijziging regeling

In het derde lid is de mogelijkheid dat het voltallige AB (regioraad) kan besluiten tot wijziging van de GR vervallen, omdat uit artikel 9 in samenhang met artikel 1 van de Wgr volgt dat wijziging van een GR een expliciete bevoegdheid is van de bestuursorganen die aan de GR deelnemen en niet van het AB (regioraad). Hierbij wordt geen onderscheid gemaakt tussen een beperkte of een uitgebreide aanpassing. Daarbij vindt wijziging van de GR maar zeer beperkt plaats.

Het aantal van vijf gemeenten omvat iets meer dan twee derde van de deelnemers. Daarmee is een ruim draagvlak verzekerd. Door een representatie van drie vierde deel van de bevolking op te nemen is bewerkstelligd dat altijd de grootste gemeente met een wijzigingsvoorstel moet instemmen.

 

Artikel 36. Opheffing

Voor een besluit tot opheffing van de regeling is gekozen voor dezelfde gekwalificeerde meerderheid als voor wijziging van de regeling nodig is.

 

Hoofdstuk XV, Overgangs- en Slotbepalingen

 

Artikelen 37, 38 en 39. Inzending regeling, duur van de regeling en naam van de regeling

Deze artikelen behoeven geen nadere toelichting.

 

 

 

Naar boven