ARTIKEL I
De Subsidieregeling AMIF en ISF 2014–2020 wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 1 wordt op alfabetische volgorde ingevoegd:
B
Artikel 4, onderdeel i, komt te luiden:
C
Artikel 12, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. In onderdeel a wordt na ‘directe loonkosten’ ingevoegd: van een medewerker die in
Nederland in loondienst is.
2. Onderdeel c komt te luiden:
D
In artikel 15, tweede lid, wordt na ‘subsidieontvanger’ ingevoegd: in Nederland.
E
In bijlage A, artikel A2, bijlage B, artikel B2 en bijlage C, artikel C2 wordt ’12 mei
2015, 09.00 uur, tot en met 12 juni 2015, 17.00 uur’ vervangen door: 1 maart 2017,
09.00 uur, tot en met 28 april 2017, 17.00 uur.
F
Bijlage A, artikel A3, wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt ‘€ 14.967.473’ vervangen door: € 11.100.000.
2. In het tweede lid wordt ‘€ 8.999.532’ vervangen door: € 6.600.000.
G
In Bijlagen A en B vervallen de artikelen A7, derde lid en B7, derde lid.
H
In bijlage B, artikel B3 wordt ‘€ 9.290.133’ vervangen door: € 6.600.000.
I
Bijlage C, artikel C3, wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt ‘€ 17.476.666’ vervangen door: € 12.300.000.
2. In het tweede lid wordt ‘€ 6.719.599’ vervangen door: € 6.150.000.
J
Bijlage C, artikel C7, wordt als volgt gewijzigd:
1. Onder vervanging van de punt aan het slot van het eerste lid, onderdeel b, door een
puntkomma, wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:
2. Het derde lid vervalt.
3. Het vierde lid wordt vernummerd tot het derde lid.
4. Het derde lid (nieuw) komt te luiden:
-
3. Voor projecten die zich richten op de activiteiten, bedoeld in artikel C5, eerste
lid, onder a, b, en c, zijn de volgende maximale bedragen die rechtstreeks ten goede
komen aan de terugkeerder, subsidiabel:
-
a. bij praktische ondersteuning van vreemdelingen waarvoor een visumplicht om naar Nederland
te reizen geldt de gemaakte kosten voor de daadwerkelijke terugkeer;
-
b. bij ondersteuning in natura van vreemdelingen waarvoor een visumplicht om naar Nederland
te reizen geldt, met uitzondering van Algerije, Egypte, Georgië, Kosovo, Libanon,
Libië, Marokko, Moldavië, Mongolië, Oekraïne, Rusland, Syrië, Tunesië, Turkije en
Wit-Rusland, € 200 per volwassene en alleenstaande minderjarige vreemdeling en € 40
per meereizend minderjarige kind;
-
c. bij herintegratieondersteuning van vreemdelingen waarvoor een visumplicht om naar
Nederland te reizen geldt en waarvan het land van herkomst op de lijst met OESO-DAC-landen
staat vermeld € 1.800 per volwassene en € 2.800 per minderjarige kind. Van het bedrag
mag maximaal € 300 in contanten op een debetcard aan de vreemdeling worden verstrekt.
K
Bijlage C, artikel C8, vervalt.
L
Na Bijlage H wordt een Bijlage Ha ingevoegd, die luidt als aangegeven in de bijlage
1 bij deze regeling.
M
Bijlage I, behorend bij artikel 8, eerste lid, komt te luiden als aangegeven in de
bijlage 2 bij deze regeling.
ARTIKEL II
-
1. Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van
de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.
-
2. In afwijking van het eerste lid werkt artikel I, onderdelen A, B, C en L, terug tot
en met 1 januari 2015.
BIJLAGE 1, BEHOREND BIJ ARTIKEL I, ONDERDEEL L
Bijlage Ha, behorende bij artikel 4, onderdeel i
Specifieke bepalingen met betrekking tot de actie, genoemd in artikel 4, onderdeel
i: specifieke maatregelen.
Artikel Ha1. Subsidieaanvrager
De subsidie wordt aangevraagd door de Immigratie- en Naturalisatiedienst of de Dienst
Terugkeer en Vertrek.
Artikel Ha2. Aanvraagtijdvak
Subsidieaanvragen met betrekking tot een project in het kader van deze bijlage worden
door de minister ontvangen in het aanvraagtijdvak van 20 februari 2017, 09.00 uur,
tot en met 1 mei 2017, 17.00 uur.
Artikel Ha3. Subsidieplafond
Het maximaal beschikbare bedrag voor het verlenen van subsidie bedraagt voor het aanvraagtijdvak,
bedoeld in artikel Ha2, € 26.955.000, waarbij de volgende onderverdeling geldt voor
activiteiten die zien op:
-
a. artikel Ha4, onderdeel a: maximaal € 3.375.000;
-
b. artikel Ha4, onderdeel b: maximaal € 5.670.000;
-
c. artikel Ha4, onderdeel c: maximaal € 5.670.000;
-
d. artikel Ha4, onderdeel d: maximaal € 8.730.000;
-
e. artikel Ha4, onderdeel e: maximaal € 3.510.000.
Artikel Ha4. Subsidiabele activiteiten
Voor subsidie komen uitsluitend activiteiten in aanmerking die staan vermeld in het
nationaal programma AMIF 2014–2020 en het nationaal programma ISF 2014–2020 en zien
op:
-
a. legale migratie: het project Webapplicatie Tool (WAT);
-
b. gezamenlijke terugkeer: het project MedCOI4;
-
c. gezamenlijke terugkeer: het project EURINT;
-
d. gezamenlijke re-integratie: het project ERIN;
-
e. consulaire samenwerking: het project RSCO.
Artikel Ha5. Specifieke eisen aan het project
-
1. Een project komt uitsluitend voor subsidie in aanmerking indien:
-
a. het project past binnen het doel, omschreven in het nationaal programma AMIF 2014–2020
of het nationaal programma ISF 2014–2020;
-
b. het project een duur van ten hoogste 72 maanden heeft, gerekend vanaf 1 januari 2015.
-
2. In aanvulling op artikel 12 bestaan de directe loonkosten van medewerkers die buiten
Nederland in loondienst zijn en waarvan op de arbeidsovereenkomst geen Nederlands
recht van toepassing is uit:
-
a. de eigenlijke salarissen, mits deze kosten het gebruikelijke loonbeleid van de subsidieontvanger
weerspiegelen;
-
b. sociale zekerheidsbijdragen mits deze kosten het gebruikelijke loonbeleid van de subsidieontvanger
weerspiegelen;
-
c. andere statutaire kosten, mits deze kosten het gebruikelijke loonbeleid van de subsidieontvanger
weerspiegelen, en
-
d. voorzieningen ter dekking van statutaire verplichtingen en rechten in verband met
de bezoldiging.
-
3. In afwijking van artikel 12, eerste lid, onder g, geldt voor kosten voor het verzamelen
en beoordelen van medische informatie geen minimum van € 200 per post.
-
4. In afwijking van artikel 12, tweede lid, worden ter dekking van de indirecte kosten:
-
a. de directe loonkosten, bedoeld in artikel 12, eerste lid, onder a, verhoogd met een
opslag van 15%, of
-
b. een forfaitair bedrag, uitgedrukt als percentage van het totaalbedrag van de subsidiabele
kosten, met een maximum van 7%, opgevoerd.
-
5. In afwijking van artikel 18, eerste lid, wordt bij het verzoek tot vaststelling van
de subsidie een verantwoording en een einddeclaratie, voorzien van een controleverklaring
van een accountant, gevoegd.
Artikel Ha6. Hoogte van de subsidie
In afwijking van artikel 11, eerste lid, bedraagt de subsidie maximaal 90% van de
subsidiabele kosten, doch ten hoogste het in de beschikking tot subsidieverlening
vermelde maximumbedrag.
TOELICHTING
ALGEMEEN
Deze regeling tot wijziging van de Subsidieregeling AMIF en ISF 2014-2020 bevat onder
andere een aanpassing van de aanvraagtijdvakken voor projecten in het kader van AMIF
en regels over projecten die zien op de specifieke maatregelen.
ARTIKELSGEWIJS
Artikel I
Onderdelen B, G en L (artikel 4, onderdeel i, bijlage Ha, behorend bij artikel 4,
onder i))
De mogelijkheid tot het indienen van samengestelde projecten is vervallen. Er was
te weinig belangstelling voor deze mogelijkheid waardoor het te weinig voordelen oplevert.
Specifieke maatregelen
In januari 2015 heeft de Europese Commissie kenbaar gemaakt welke projecten in aanmerking
komen voor financiering vanuit de specifieke maatregelen zoals benoemd in de verordening.
Deze projecten zijn opgenomen in de Nationale Programma’s AMIF en ISF. Er is geen
andere financiering beschikbaar voor de specifieke maatregelen dan voor de projecten
die in deze Nationale Programma’s zijn opgenomen. De subsidie is daarmee toegekend
aan lidstaat Nederland maar specifiek geoormerkt voor de in 2015 toegekende transnationale
projecten. Vanwege het transnationale karakter is er een apart artikel voor deze projecten
opgenomen (artikel 4, onderdeel i). Het instrument ‘specifieke maatregelen’ is nieuw
en uniek, en komt vooralsnog alleen voor binnen AMIF en ISF.
In artikel Ha1 zijn de enige subsidieaanvragers opgenomen, te weten de Immigratie-
en Naturalisatiedienst en de Dienst Terugkeer en Vertrek. Artikel Ha2 schrijft voor
dat de aanvragen dienen te worden gedaan bij het Agentschap SZW in het tijdvak 20 februari
2017 tot en met 1 mei 2017. Voor de projecten is maximaal € 26.955.000 beschikbaar.
De activiteiten zien uitsluitend op de vijf specifieke maatregelen die zijn opgenomen
in het nationaal programma AMIF 2014-2020 en het nationaal programma ISF 2014-2020.
Concreet zijn dit voor de Immigratie- en Naturalisatiedienst de specifieke maatregelen:
het project Webapplicatie Tool (WAT), MedCOI4 en het project RSCO. Voor de Dienst
Terugkeer en Vertrek zijn dit de specifieke maatregelen: de projecten EURINT en ERIN.
Op basis van de Europese regelgeving voor AMIF en ISF is het mogelijk om maximaal
90% subsidie toe te kennen aan projecten die vallen onder de specifieke maatregelen.
Dit is geregeld in artikel Ha6.
Onderdeel C (artikel 12, eerste lid, onderdelen a en h)
Alleen medewerkers die in loondienst zijn in Nederland kunnen en moeten gebruik maken
van de versimpelde manier van verantwoorden van loonkosten. Voor andere lidstaten
is de manier van rekenen niet onderbouwd. Deze mag daarom niet gebruikt worden.
Voor de specifieke maatregelen dient voor Nederlandse projectleden gebruik gemaakt
te worden van de BZK regeling voor dienstreizen. Projectleden uit overige lidstaten
moeten declareren op basis van de Europese DSA’s.
Vanwege het transnationale karakter van de projecten onder de specifieke maatregelen
is er een keuzeoptie voor de subsidiabele kosten ten aanzien van overhead. Projecten
mogen gebruik maken van het percentage dat geldt voor nationale projecten danwel het
percentage dat geldt voor internationale organisaties. Per project mag slechts eenmalig
één keuze gemaakt worden ten tijde van de subsidieaanvraag.
Onderdeel D (artikel 15, tweede lid)
Om de controle van de projectadministratie uitvoerbaar en betaalbaar te houden dient
de projectadministratie op één locatie in Nederland beschikbaar te worden gesteld.
Onderdelen E, F, H en I (bijlage A, artikelen A2 en A3, bijlage B, artikelen B2 en
B3 en bijlage C, artikelen C2 en C3)
Conform artikel 5 kan alleen subsidie worden aangevraagd gedurende de in de bijlagen
gedefinieerde aanvraagtijdvakken. Per tijdvak geldt een subsidieplafond. Voor projecten
op het gebied van een actie als bedoeld in artikel 4, onderdelen a tot en met c, wordt
een nieuw aanvraagtijdvak vastgesteld, te weten van 1 februari 2017 tot en met 1 mei
2017.
Onderdeel J (bijlage C, artikel C7)
Projecten die zich richten op deze actie dienen te passen binnen het doel als omschreven
in artikel C4. Daarnaast dient er in de projecten altijd in enige vorm te worden samengewerkt
met de Dienst Terugkeer en Vertrek. Verder dienen organisaties informatie uit te wisselen
met de Dienst Terugkeer en Vertrek. Op deze wijze is en blijft de Dienst Terugkeer
en Vertrek op de hoogte van de inspanningen die een onderdaan van een derde land doet
op het terrein van terugkeer en kan de Dienst Terugkeer en Vertrek regie houden op
het terugkeerproces. Projecten die hier niet in voorzien komen niet voor subsidie
in aanmerking. Binnen het terugkeerbeleid komen niet alle landen van herkomst voor
ondersteuning bij terugkeer in aanmerking. Samen met de Minister van Buitenlandse
Zaken en Ontwikkelingssamenwerking en de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie
wordt bepaald welke landen dit zijn. Voor vreemdelingen die afkomstig zijn uit landen
waarvoor geen visumplicht geldt om naar Nederland te reizen zijn de kosten voor terugkeerondersteuning
in zijn geheel niet subsidiabel. Voor vreemdelingen die afkomstig zijn uit landen
waarvoor een visumplicht geldt om naar Nederland te reizen zijn de gemaakte kosten
voor de praktische ondersteuning subsidiabel. Onder de praktische ondersteuning vallen
kosten voor:
-
○ Voorlichting en informatie in de eigen taal.
-
○ Het regelen en betalen van de reis.
-
○ Hulp bij het verkrijgen van een reisdocument en vergoeding van kosten.
-
○ Begeleiding bij vertrek op Schiphol en eventueel bij transit en aankomst.
Voor vreemdelingen die afkomstig zijn uit landen waarvoor een visumplicht geldt om
naar Nederland te reizen, met uitzondering van Algerije, Egypte, Georgië, Kosovo,
Libanon, Libië, Marokko, Moldavië, Mongolië, Oekraïne, Rusland, Syrië, Tunesië, Turkije
en Wit-Rusland, is voorts de ondersteuningsbijdrage van € 200 per volwassene of alleenstaande
minderjarige vreemdeling of € 40 voor een meereizend minderjarig kind subsidiabel.
Voor vreemdelingen die afkomstig zijn uit landen met een visumplicht en die ook staan
vermeld op de lijst met OESO-DAC landen geldt dat ook de gemaakte kosten voor herintegratieondersteuning
subsidiabel zijn voor maximaal € 1.800 per volwassene en € 2.800 per minderjarig kind.
Van het bedrag mag maximaal € 300 in contanten op een debetcard aan de vreemdeling
worden verstrekt
Voor een actuele lijst met de visumplichtige en niet-visumplichting landen kunt u
terecht op de website van de Rijksoverheid. Voor een actuele lijst met de OESO-DAC
kunt u terecht op de website van de OECD.
De OESO-DAC lijst die beschikbaar is op het moment dat het tijdvak wordt opengesteld
is bepalend voor de subsidiabiliteit tijdens de gehele projectperiode. De lijst van
visumplichtige landen kan gedurende de looptijd van het project veranderen. Bij de
uitvoering van het project moet steeds de meest actuele lijst gebruikt worden.
Op grond van het derde lid kunnen in het geval van activiteiten die onder de reikwijdte
van artikel C5, eerste lid, onderdelen a, b en c, vallen, de vermelde maximale bedragen
worden vergoed die rechtstreeks ten goede komen aan de terugkeerder. Het bieden van
financiële ondersteuning is vooralsnog alleen voorbehouden aan de Internationale Organisatie
voor Migratie en de Dienst Terugkeer en Vertrek die verantwoordelijk is voor de regie
en de uitvoering van het terugkeerbeleid. Door een beleidswijziging is de hoogte van
de financiële vergoeding gewijzigd. Aan terugkeerders kan maximaal een bedrag van
€ 500 voor een volwassene en een alleenstaande minderjarige vreemdeling € 340 voor
een meereizend minderjarig kind worden meegegeven. Dit bedrag is opgebouwd uit de
reguliere vergoeding uit de Return, Emigration and Assistance fror the Netherlands-regeling
(REAN-regeling), respectievelijk € 200 en € 40, en het bedrag dat als onderdeel van
de in natura ondersteuning van maximaal € 300 in contanten kan worden verstrekt.
Onderdeel K (bijlage C, artikel C8)
Projecten komen in aanmerking voor een cofinanciering van 75% in plaats van 50%. Hierdoor
worden de voorwaarden voor alle terugkeerprojecten gelijk.
Onderdeel M (bijlage I, behorend bij artikel 8, eerste lid)
De rangschikking is enigszins aangepast. Er zijn minder onderdelen waarop afzonderlijk
gescoord kan worden. Dit verlicht de administratieve lasten en maakt dat de rangschikking
een meer gedifferentieerd onderscheid geeft tussen de projecten.
De invoeringstermijn bedraagt minder dan twee maanden en de inwerkingtreding valt
niet op een vast verandermoment. Daarmee wijkt de inwerkingtreding af van het systeem
van vaste verandermomenten. Deze regeling betreft onder andere een aanpassing van
de regeling voor het openstellen van nieuwe tijdvakken om subsidie aan te vragen,
waarvoor afwijking is toegestaan, omdat deze doelgroep daarbij gebaat is.
De Minister van Veiligheid en Justitie,
S.A. Blok
De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie,
K.H.D.M. Dijkhoff
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
L.F. Asscher