TOELICHTING
Algemeen
Met onderhavige wijzigingen van de Arbeidsomstandighedenregeling zijn de wettelijke
grenswaarden voor twee stoffen en een stofgroep verlaagd en is een wettelijke grenswaarde
toegevoegd.
Administratieve lasten
Voor alle gevaarlijke stoffen op de werkplek geldt dat de werkgever zelf grenswaarden
moet vaststellen op een zodanig niveau dat geen nadelig gezondheidseffect optreedt.
Deze private grenswaarden zijn het uitgangspunt van het stelsel. In specifieke gevallen
stelt de overheid echter publieke (wettelijke) grenswaarden. Dat is bijvoorbeeld het
geval bij hoog risicostoffen zoals de onderhavige vier (groepen) kankerverwekkende
stoffen. Voor stoffen waarvoor geen wettelijke grenswaarde bestaat moet de werkgever
zelf private grenswaarden (blijven) bepalen.
Bedrijven waar blootstelling aan een van de hier aan de orde zijnde stoffen kan voorkomen,
zullen eenmalig moeten controleren of zij wel aan de verlaagde of nieuwe wettelijke
grenswaarden voldoen. Het effect op de administratieve lasten van bedrijven is daarmee
naar verwachting erg klein.
Nalevingskosten
Voor de onderhavige kankerverwekkende stoffen geldt dat bedrijven waar blootstelling
aan deze stoffen mogelijk is, op grond van de arboregelgeving betreffende het werken
met kankerverwekkende stoffen al gehouden waren de blootstelling zo laag te houden
als technisch mogelijk is, dat wil zeggen zo ver als technisch uitvoerbaar onder de
wettelijke grenswaarde te blijven. Maatregelen die genomen kunnen worden, moeten genomen
worden, mits zij technisch uitvoerbaar zijn.Dit is onafhankelijk van de hoogte van
de wettelijke grenswaarde. Dit betekent dat de grenswaardenverlaging alleen van belang
is voor die bedrijven waar het technisch nog niet uitvoerbaar was de concentratie
in de lucht terug te brengen tot een niveau dat lager is dan de nieuwe wettelijke
grenswaarden.
Het totaal aantal bedrijven waarvoor er nalevingskosten zullen zijn, is hiermee dus
beperkt. Die bedrijven zullen een plan van aanpak moeten opstellen met een stappenplan
in de tijd, dat aangeeft hoe en op welke termijn zij aan de nieuwe wettelijke grenswaarden
zullen voldoen. In het plan van aanpak zal door geëxpliciteerd en beargumenteerd moeten
worden welke technische maatregelen uiteindelijk ingevoerd zullen worden, dat de noodzakelijke
maatregelen nu nog niet genomen kunnen worden en op welke wijze de werknemers in de
tussentijd adequaat worden beschermd
Wettelijke grenswaarden
Sinds 2007 is het beleid om de wettelijke grenswaarden, indien mogelijk, vast te stellen
op een gezondheidskundig veilig niveau (drempelwaarde). Dit geeft helderheid over
de gezondheidsbescherming.
Voor carcinogenen met een drempelwaarde wordt de wettelijke grenswaarde op het door
de Gezondheidsraad bepaalde veilige gezondheidskundige niveau vastgesteld.
Veel kankerverwekkende stoffen werken echter in het lichaam op een zodanige wijze
dat er geen veilige gezondheidskundige grenswaarde te bepalen is. Alsdan wordt de
gezondheidskundige grenswaarde afgeleid van risicogrenzen. Het betreft een streefrisico
en een verbodsrisico.
Daarbij wordt een extra kans op kanker als gevolg van beroepsmatige blootstelling
van 1 op de miljoen blootgestelde werknemers per jaar als streefrisico gehanteerd.
Dit komt overeen met een risico van 4 per 100.000 bij 40 jaar beroepsmatige blootstelling;
oftewel 4x10-5.
Een risico van 1 op de 10.000 blootgestelde werknemers wordt gehanteerd als verbodsrisico,
dat wil zeggen het maximaal te accepteren risico. Dit komt overeen met een risico
van 4 per 1.000 bij 40 jaar beroepsmatige blootstelling; oftewel 4x10-3.
Na een advies van de Gezondheidsraad waarin risicogrenzen worden gegeven, adviseert
de SER (Subcommissie Grenswaarden Stoffen) de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
over de haalbaarheid van een wettelijke grenswaarde op streefniveau. Zij kan op grond
van technische haalbaarheid ook adviseren tijdelijk van het streefrisico af te wijken
en een hogere grenswaarde adviseren, waarbij het verbodsrisico niet mag worden overschreden.
Ook de Europese Unie werkt aan het stellen van meer Europese grenswaarden voor kankerverwekkende
stoffen. Zij zal naar verwachting de komende jaren echter nog niet komen met geactualiseerde
grenswaarden voor de onderhavige stoffen.
Artikelgewijs
Artikel I
De Gezondheidsraad heeft op grond van de huidige kennis de effecten van benzeen opnieuw
beoordeeld en nu wel een drempelwaarde kunnen afleiden1. De wettelijke grenswaarde voor benzeen is daarom van de categorie risicobenadering
(onderdeel B2) overgeheveld naar de categorie drempelwaarde (onderdeel B1).
Voor benzeen geldt dat de veilige grenswaarde ruim 4,5 keer lager is dan de oude grenswaarde.
Het wijzigen van de wettelijke grenswaarde voor benzeen staat los van het treffen
van doeltreffende veiligheidsmaatregelen als bedoeld in artikel 4.16a van het Arbeidsomstandighedenbesluit,
en volgend uit EU-verordeningen2. Ook al blijft de luchtconcentratie beneden de wettelijke grenswaarde de voorschriften
betreffende het verbod op bepaalde toepassingen en aangaande de wijze van toepassen
blijven onverkort van kracht.
De wettelijke grenswaarden voor cadmiumchloride, -oxide en -sulfaat worden vervangen
door een wettelijke grenswaarde voor alle anorganische cadmium verbindingen conform
het Gezondheidsraad-advies ter hoogte van 0,004 mg/m3. De drie specifieke stoffen maken onderdeel uit van de anorganische cadmiumverbindingen.
De Gezondheidsraad heeft op grond van de huidige kennis de gezondheidskundige grenswaarden
herzien en vastgesteld voor alle anorganische cadmiumverbindingen.
Daarnaast heeft de Gezondheidsraad conform de SCOEL een biologische grenswaarde afgeleid
voor cadmium en anorganische cadmiumverbindingen:
2 μg Cd/g creatinine in urine. Op dit moment wordt nog geen wettelijke biologische
grenswaarde ingevoerd. Wel is dit openbare kennis over de stand der techniek ter voorkoming
van nadelig gezondheidseffect. Werkgevers, werknemers en deskundigen moeten deze kennis
dus wel betrekken bij het formuleren van hun arbobeleid (artikel 3, eerste lid, van
de Arbeidsomstandighedenwet).
Voor hexachloorbenzeen heeft de Gezondheidsraad een drempelwaarde van
0,006 mg/m3 afgeleid. De oude wettelijke grenswaarde was 0,03 mg/m3. Deze bood dus gezien de huidige kennis onvoldoende bescherming.
Voor 5-nitroacenafteen heeft de Gezondheidsraad risicogrenzen afgeleid: 0,015 mg/m3 voor het niveau van het streefrisico en 1,5 mg/m3 voor het niveau van het verbodsrisico.
De SER (Subcommissie Grenswaarden Stoffen op de werkplek) heeft de haalbaarheid van
een waarde horend bij het streefrisico getoetst en geadviseerd deze in te voeren.
Dat gebeurt met deze regeling.
Gezien de snelle ontwikkelingen in de technische mogelijkheden en de veranderende
maatschappelijke houding ten aanzien van continue sensoring en biologische monitoring
wordt hierover in 2017 in brede zin advies gevraagd aan de SER-commissie Arbeidsomstandigheden.
De eventuele wenselijkheid om biologische waarden ook wettelijk vast te stellen maakt
daar onderdeel vanuit.
Artikel II
De inwerkingtreding per 1 oktober 2017 geeft bedrijven de tijd voor het nemen van
passende beheersmaatregelen.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
L.F. Asscher