Regeling van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 7 februari 2017, nr. 2017-0000005838, tot wijziging van de Arbeidsomstandighedenregeling in verband met een actualisering van Bijlage XIII (wettelijke grenswaarden Benzeen, Cadmium verbindingen, Hexachloorbezeen en 5- Nitroacenafteen)

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Gelet op de artikelen 4.3, eerste lid, en 4.16, eerste lid, van het Arbeidsomstandighedenbesluit;

Besluit:

ARTIKEL I

De Arbeidsomstandighedenregeling, Bijlage XIII, Paragraaf B. Lijst met wettelijke grenswaarden voor kankerverwekkende stoffen, wordt als volgt gewijzigd:

A

Onderdeel B1 wordt als volgt gewijzigd:

1. Direct voor de regel beginnend met Cadmiumchloride (als Cd) wordt een regel ingevoegd, luidende:

Benzeen

71-43-2

0,7

 

H

2. De regel beginnend met Cadmiumchloride (als Cd) komt te luiden:

Cadmium en anorganische cadmiumverbindingen

(als Cd)

 

0,004

 

3. De regels beginnend met Cadmiumoxide (rook) (als Cd) en met Cadmiumsulfaat (als Cd) vervallen.

4. De regel beginnend met Hexachloorbenzeen komt te luiden:

Hexachloorbenzeen

118-74-1

0,006

 

H

B

Onderdeel B2 wordt als volgt gewijzigd:

1. De regel beginnend met Benzeen vervalt.

2. Direct voor de regel beginnend met 2-Nitropropaan wordt een regel ingevoegd, luidende:

5-Nitroacenafteen

602-87-9

0,015

   

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 oktober 2017.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 7 februari 2017

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, L.F. Asscher

TOELICHTING

Algemeen

Met onderhavige wijzigingen van de Arbeidsomstandighedenregeling zijn de wettelijke grenswaarden voor twee stoffen en een stofgroep verlaagd en is een wettelijke grenswaarde toegevoegd.

Administratieve lasten

Voor alle gevaarlijke stoffen op de werkplek geldt dat de werkgever zelf grenswaarden moet vaststellen op een zodanig niveau dat geen nadelig gezondheidseffect optreedt. Deze private grenswaarden zijn het uitgangspunt van het stelsel. In specifieke gevallen stelt de overheid echter publieke (wettelijke) grenswaarden. Dat is bijvoorbeeld het geval bij hoog risicostoffen zoals de onderhavige vier (groepen) kankerverwekkende stoffen. Voor stoffen waarvoor geen wettelijke grenswaarde bestaat moet de werkgever zelf private grenswaarden (blijven) bepalen.

Bedrijven waar blootstelling aan een van de hier aan de orde zijnde stoffen kan voorkomen, zullen eenmalig moeten controleren of zij wel aan de verlaagde of nieuwe wettelijke grenswaarden voldoen. Het effect op de administratieve lasten van bedrijven is daarmee naar verwachting erg klein.

Nalevingskosten

Voor de onderhavige kankerverwekkende stoffen geldt dat bedrijven waar blootstelling aan deze stoffen mogelijk is, op grond van de arboregelgeving betreffende het werken met kankerverwekkende stoffen al gehouden waren de blootstelling zo laag te houden als technisch mogelijk is, dat wil zeggen zo ver als technisch uitvoerbaar onder de wettelijke grenswaarde te blijven. Maatregelen die genomen kunnen worden, moeten genomen worden, mits zij technisch uitvoerbaar zijn.Dit is onafhankelijk van de hoogte van de wettelijke grenswaarde. Dit betekent dat de grenswaardenverlaging alleen van belang is voor die bedrijven waar het technisch nog niet uitvoerbaar was de concentratie in de lucht terug te brengen tot een niveau dat lager is dan de nieuwe wettelijke grenswaarden.

Het totaal aantal bedrijven waarvoor er nalevingskosten zullen zijn, is hiermee dus beperkt. Die bedrijven zullen een plan van aanpak moeten opstellen met een stappenplan in de tijd, dat aangeeft hoe en op welke termijn zij aan de nieuwe wettelijke grenswaarden zullen voldoen. In het plan van aanpak zal door geëxpliciteerd en beargumenteerd moeten worden welke technische maatregelen uiteindelijk ingevoerd zullen worden, dat de noodzakelijke maatregelen nu nog niet genomen kunnen worden en op welke wijze de werknemers in de tussentijd adequaat worden beschermd

Wettelijke grenswaarden

Sinds 2007 is het beleid om de wettelijke grenswaarden, indien mogelijk, vast te stellen op een gezondheidskundig veilig niveau (drempelwaarde). Dit geeft helderheid over de gezondheidsbescherming.

Voor carcinogenen met een drempelwaarde wordt de wettelijke grenswaarde op het door de Gezondheidsraad bepaalde veilige gezondheidskundige niveau vastgesteld.

Veel kankerverwekkende stoffen werken echter in het lichaam op een zodanige wijze dat er geen veilige gezondheidskundige grenswaarde te bepalen is. Alsdan wordt de gezondheidskundige grenswaarde afgeleid van risicogrenzen. Het betreft een streefrisico en een verbodsrisico.

Daarbij wordt een extra kans op kanker als gevolg van beroepsmatige blootstelling van 1 op de miljoen blootgestelde werknemers per jaar als streefrisico gehanteerd. Dit komt overeen met een risico van 4 per 100.000 bij 40 jaar beroepsmatige blootstelling; oftewel 4x10-5.

Een risico van 1 op de 10.000 blootgestelde werknemers wordt gehanteerd als verbodsrisico, dat wil zeggen het maximaal te accepteren risico. Dit komt overeen met een risico van 4 per 1.000 bij 40 jaar beroepsmatige blootstelling; oftewel 4x10-3.

Na een advies van de Gezondheidsraad waarin risicogrenzen worden gegeven, adviseert de SER (Subcommissie Grenswaarden Stoffen) de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over de haalbaarheid van een wettelijke grenswaarde op streefniveau. Zij kan op grond van technische haalbaarheid ook adviseren tijdelijk van het streefrisico af te wijken en een hogere grenswaarde adviseren, waarbij het verbodsrisico niet mag worden overschreden.

Ook de Europese Unie werkt aan het stellen van meer Europese grenswaarden voor kankerverwekkende stoffen. Zij zal naar verwachting de komende jaren echter nog niet komen met geactualiseerde grenswaarden voor de onderhavige stoffen.

Artikelgewijs

Artikel I

De Gezondheidsraad heeft op grond van de huidige kennis de effecten van benzeen opnieuw beoordeeld en nu wel een drempelwaarde kunnen afleiden1. De wettelijke grenswaarde voor benzeen is daarom van de categorie risicobenadering (onderdeel B2) overgeheveld naar de categorie drempelwaarde (onderdeel B1).

Voor benzeen geldt dat de veilige grenswaarde ruim 4,5 keer lager is dan de oude grenswaarde. Het wijzigen van de wettelijke grenswaarde voor benzeen staat los van het treffen van doeltreffende veiligheidsmaatregelen als bedoeld in artikel 4.16a van het Arbeidsomstandighedenbesluit, en volgend uit EU-verordeningen2. Ook al blijft de luchtconcentratie beneden de wettelijke grenswaarde de voorschriften betreffende het verbod op bepaalde toepassingen en aangaande de wijze van toepassen blijven onverkort van kracht.

De wettelijke grenswaarden voor cadmiumchloride, -oxide en -sulfaat worden vervangen door een wettelijke grenswaarde voor alle anorganische cadmium verbindingen conform het Gezondheidsraad-advies ter hoogte van 0,004 mg/m3. De drie specifieke stoffen maken onderdeel uit van de anorganische cadmiumverbindingen. De Gezondheidsraad heeft op grond van de huidige kennis de gezondheidskundige grenswaarden herzien en vastgesteld voor alle anorganische cadmiumverbindingen.

Daarnaast heeft de Gezondheidsraad conform de SCOEL een biologische grenswaarde afgeleid voor cadmium en anorganische cadmiumverbindingen:

2 μg Cd/g creatinine in urine. Op dit moment wordt nog geen wettelijke biologische grenswaarde ingevoerd. Wel is dit openbare kennis over de stand der techniek ter voorkoming van nadelig gezondheidseffect. Werkgevers, werknemers en deskundigen moeten deze kennis dus wel betrekken bij het formuleren van hun arbobeleid (artikel 3, eerste lid, van de Arbeidsomstandighedenwet).

Voor hexachloorbenzeen heeft de Gezondheidsraad een drempelwaarde van

0,006 mg/m3 afgeleid. De oude wettelijke grenswaarde was 0,03 mg/m3. Deze bood dus gezien de huidige kennis onvoldoende bescherming.

Voor 5-nitroacenafteen heeft de Gezondheidsraad risicogrenzen afgeleid: 0,015 mg/m3 voor het niveau van het streefrisico en 1,5 mg/m3 voor het niveau van het verbodsrisico.

De SER (Subcommissie Grenswaarden Stoffen op de werkplek) heeft de haalbaarheid van een waarde horend bij het streefrisico getoetst en geadviseerd deze in te voeren. Dat gebeurt met deze regeling.

Gezien de snelle ontwikkelingen in de technische mogelijkheden en de veranderende maatschappelijke houding ten aanzien van continue sensoring en biologische monitoring wordt hierover in 2017 in brede zin advies gevraagd aan de SER-commissie Arbeidsomstandigheden. De eventuele wenselijkheid om biologische waarden ook wettelijk vast te stellen maakt daar onderdeel vanuit.

Artikel II

De inwerkingtreding per 1 oktober 2017 geeft bedrijven de tijd voor het nemen van passende beheersmaatregelen.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, L.F. Asscher


X Noot
1

Gezondheidsraad 2014/03

X Noot
2

als Verordening (EG) nr 1272/2008 aangaande plaatsonafhankelijke arbeid

Naar boven