Staatscourant van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Overijssel | Staatscourant 2017, 796 | Instelling gemeenschappelijke regelingen |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Overijssel | Staatscourant 2017, 796 | Instelling gemeenschappelijke regelingen |
in verband met de wijziging van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo)1 deze wijze van samenwerking niet meer volstaat omdat
per 1 januari 2018 samenwerking in een gemeenschappelijke regeling met openbaar lichaam verplicht is voorgeschreven (artikel 5.3 WABO);
en gelet op het bepaalde in artikel 51 van de Wet gemeenschappelijke regelingen en de verkregen toestemming van de gemeenteraden respectievelijk provinciale staten;
de colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten Dalfsen, Deventer, Hardenberg, Kampen, Olst-Wijhe, Ommen, Staphorst, Steenwijkerland, Raalte, Zwartewaterland, Zwolle; het college van gedeputeerde staten van de provincie Overijssel
vast te stellen de navolgende gemeenschappelijke regeling voor de Omgevingsdienst IJsselland van de deelnemende gemeenten en de provincie, inclusief bijbehorende toelichting.
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
Waar in de regeling met betrekking tot personen, een mannelijk voornaamwoord of een mannelijk functionarisbegrip wordt gebruikt, worden zowel mannelijke als vrouwelijke personen bedoeld.
In deze gemeenschappelijke regeling wordt verstaan onder:
de fysieke leefomgeving zoals genoemd in de relevante wet- en regelgeving, in het bijzonder de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo);
Waar in deze regeling artikelen van de Gemeentewet of Provinciewet, dan wel andere wettelijke regelingen van overeenkomstige toepassing worden verklaard, wordt, tenzij anders vermeld, in die artikelen voor de gemeente, de gemeenteraad, burgemeester en wethouders, de burgemeester, respectievelijk de provincie, provinciale staten, gedeputeerde staten en de commissaris van de Koning, gelezen: het openbaar lichaam, het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur en de voorzitter.
Het openbaar lichaam is ingesteld ter behartiging van de individuele en gezamenlijke belangen van de deelnemers op het gebied van de fysieke leefomgeving en ziet op de vergunningverlening, het toezicht op de naleving en de handhaving van de voorschriften zoals opgenomen in de relevante regelgeving, voor zover de bevoegdheid daartoe de deelnemer toekomt en voor zover deze aan de Omgevingsdienst IJsselland is gemandateerd.
Artikel 4 Basistaken voor deelnemers
De taken die de Omgevingsdienst IJsselland uitvoert voor alle deelnemers betreffen:
Artikel 6 Facultatieve taken voor deelnemers op basis van overeenkomst
Het algemeen bestuur kan op verzoek besluiten bij overeenkomst andere taken dan vermeld onder artikel 4 ten behoeve van een deelnemer te verrichten op het gebied van vergunningverlening, toezicht en handhaving in de fysieke leefomgeving en met inachtneming van het door de desbetreffende deelnemer vastgestelde beleid.
Artikel 8 Overige bepalingen taken
Ter uitvoering en nadere invulling van de in artikel 4, 5 en 6 bedoelde taken, stelt het algemeen bestuur voor de duur van de gemeenschappelijke regeling een dienstverleningsovereenkomst vast, waarin de algemene voorwaarden van de Omgevingsdienst IJsselland worden vastgelegd, waarbij in elk geval wordt geregeld:
In de jaaropdracht worden per deelnemer de van de Omgevingsdienst IJsselland af te nemen omvang van en het kwaliteitsniveau voor alle af te nemen taken vastgelegd. Per jaar kan de omvang van de door de deelnemers af te nemen facultatieve taken onder bepaalde, in de dienstverleningsovereenkomst vastgelegde voorwaarden, worden gewijzigd. Ook kunnen, onverminderd het bepaalde in de dienstverleningsovereenkomst, tussentijds aanvullende facultatieve taken worden overeengekomen.
Artikel 11 Incompatibiliteiten algemeen bestuur
Onverminderd het bepaalde in artikel 20 van de Wet is het lidmaatschap van het algemeen bestuur onverenigbaar met de betrekking van ambtenaar, door of vanwege het bestuur van één van de deelnemers, het bestuur van de bestuursdienst Ommen-Hardenberg dan wel door of vanwege het bestuur van het openbaar lichaam aangesteld of daaraan ondergeschikt. Met ambtenaar worden voor de toepassing van dit artikel gelijkgesteld zij die in dienst van één van de deelnemers dan wel van het openbaar lichaam op arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht werkzaam zijn of op basis van inhuur werkzaam zijn voor het openbaar lichaam of een van de deelnemers.
Artikel 12 Werkwijze vergaderingen algemeen bestuur
De voorzitter roept de leden van het algemeen bestuur schriftelijk tot de vergadering op. Tegelijkertijd met de oproeping brengt de voorzitter dag, tijdstip en plaats van de vergadering ter openbare kennis. De agenda en de daarbij behorende voorstellen, met uitzondering van de stukken waaromtrent geheimhouding is opgelegd, worden tegelijkertijd met de oproeping en op een bij openbare kennisgeving aan te geven wijze ter inzage gelegd.
Artikel 13 Vergaderquorum algemeen bestuur
Op vergaderingen als bedoeld in het derde lid is het bepaalde van het eerste lid niet van toepassing, met dien verstande dat het algemeen bestuur over de begroting, een begrotingswijziging en de jaarstukken alleen kan beraadslagen en daarover voorlopige besluiten kan nemen. De niet aanwezige leden hebben de mogelijkheid om binnen tien werkdagen te reageren op de voorlopige besluiten van de vergadering. Indien er niet wordt gereageerd, wordt men geacht ingestemd te hebben met de voorlopige besluiten. De voorlopige besluiten worden binnen tien werkdagen omgezet in definitieve besluiten als vaststaat dat de vereiste meerderheid van het algemeen bestuur daar mee instemt.
Artikel 14 Stemverdeling en besluitvorming algemeen bestuur
Indien de stemmen met betrekking tot een bepaald voorstel staken, wordt het betrokken onderwerp aangehouden tot de eerstvolgende vergadering van het algemeen bestuur.
Indien de stemmen wederom staken, wordt het voorstel geacht te zijn verworpen. Ingeval de stemmen bij herstemming over besluiten met betrekking tot benoeming, voordracht of aanbeveling van personen staken, beslist de voorzitter.
Artikel 15 Bevoegdheden algemeen bestuur
Aan het algemeen bestuur komen alle taken en bevoegdheden toe die bij of krachtens de regeling aan de Omgevingsdienst IJsselland zijn opgedragen, en niet bij of krachtens de wet of deze regeling aan het dagelijks bestuur of de voorzitter zijn opgedragen. Tot deze taken en bevoegdheden behoren in ieder geval:
Artikel 20 Stemverdeling en vergaderquorum dagelijks bestuur
Op de vergadering, bedoeld in het vierde lid, is het derde lid niet van toepassing. Het dagelijks bestuur kan echter over andere aangelegenheden dan die waarvoor de eerste vergadering was belegd alleen beraadslagen en besluiten, indien meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden tegenwoordig is.
Artikel 21 Bevoegdheden dagelijks bestuur
Aan het dagelijks bestuur komen in elk geval de volgende taken en bevoegdheden toe:
het vaststellen van een regeling met betrekking tot de behandeling van klachten als bedoeld in Hoofdstuk 9 van de Algemene wet bestuursrecht.
Artikel 24 Bevoegdheden voorzitter
Indien de voorzitter lid is van het college van burgemeester en wethouders of van Gedeputeerde staten dat partij is in een geding waarbij de Omgevingsdienst IJsselland is betrokken, draagt hij een ander door het dagelijks bestuur aan te wijzen lid van het dagelijks bestuur op om de in het eerste lid onder b bedoelde bevoegdheid uit te oefenen.
Hoofdstuk 6 Kostentoedeling, begroting en jaarrekening
Indien aan het algemeen bestuur blijkt dat een gemeente weigert deze uitgaven op haar begroting te zetten, doet het algemeen bestuur onverwijld aan de gedeputeerde staten het verzoek over te gaan tot toepassing van de artikelen 194 en 195 van de Gemeentewet.
Indien aan het algemeen bestuur blijkt dat de provincie weigert deze uitgaven op haar begroting te zetten, doet het algemeen bestuur onverwijld aan de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties het verzoek over te gaan tot toepassing van de artikelen 198 en 199 van de Provinciewet.
Hoofdstuk 7 Wijziging, toetreding, uittreding en opheffing
Indien een deelnemer wil uittreden, zal in het kader van de afwikkeling van de financiële gevolgen daarvan een toewijzing van personeel aan deze deelnemer plaatsvinden en/of zal er een compensatie verschuldigd zijn voor de rechten en verplichtingen die de Omgevingsdienst IJsselland voor de uitvoering van taken voor deze deelnemer is aangegaan. De hoogte van deze compensatie wordt nader bepaald door het algemeen bestuur op basis van de begroting over het jaar voorafgaand aan het jaar van uittreding en met inachtneming van de Bijdrageverordening.
Hoofdstuk 8 Overige bepalingen
Artikel 40 Archief en Inrichtingenbestand
Voor de bewaring van de op grond van artikel 12, eerste lid, en artikel 13, eerste lid, van de Archiefwet over te brengen archiefbescheiden van de Omgevingsdienst wijst het dagelijks bestuur een archiefbewaarplaats aan.
Het algemeen bestuur kan ten behoeve van de beslechting van geschillen als bedoeld in het vorige lid een regeling vaststellen, onverminderd het bepaalde in artikel 136 van de Grondwet.
Aldus vastgesteld op 22 december 2016 door de colleges van burgemeester en wethouders van de Overijsselse gemeenten en het college van gedeputeerde staten van de provincie Overijssel.
Handtekeningenblad
Het college van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Dalfsen, te dezen vertegenwoordigd door
de heer N.L. Agricola
Het college van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Deventer, te dezen vertegenwoordigd door
de heer F. Rorink
Het college van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Hardenberg, te dezen vertegenwoordigd door
de heer P. Snijders
Het college van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Kampen, te dezen vertegenwoordigd door
de heer B. Koelewijn
Het college van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Olst-Wijhe, te dezen vertegenwoordigd door
de heer M. Blind
Het college van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Ommen, te dezen vertegenwoordigd door
de heer M. Bouman
Het college van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Raalte, te dezen vertegenwoordigd door
de heer W.J.M. Wagenmans
Het college van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Staphorst, te dezen vertegenwoordigd door
de heer B. Krale
Het college van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Steenwijkerland, te dezen vertegenwoordigd door
de heer J. Wagteveld
Het college van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Zwartewaterland, te dezen vertegenwoordigd door
de heer G. Knol
Het college van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Zwolle, te dezen vertegenwoordigd door
de heer H.J. Meijer
Het college van Gedeputeerde Staten van de provincie Overijssel, vertegenwoordigd door
de heer E. Lievers
Met deze gemeenschappelijke regeling wordt het openbaar lichaam Omgevingsdienst IJsselland in het leven geroepen.
Het juridisch kader voor het instellen van een openbaar lichaam wordt bepaald door de Wet gemeenschappelijke regelingen en de organieke wetten (Gemeentewet en Provinciewet).
In principe hoeven de onderwerpen die al in deze wetten zijn beschreven niet nog een keer in de gemeenschappelijke regeling te worden opgenomen. Bij het opstellen van deze regeling is dan ook zoveel mogelijk gepoogd het overschrijven van wettelijke bepalingen te vermijden. Dat neemt niet weg dat toch een aantal essentiële wettelijke bepalingen zijn overgenomen. Op die manier is de regeling beter zelfstandig leesbaar en is het niet nodig om steeds het wetboek erbij te pakken.
De regeling wordt aangegaan door de colleges van de gemeenten en de provincie Overijssel, volgens de strikte voorschriften die daartoe in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (verbetering vergunningverlening, toezicht en handhaving) zijn opgenomen: er dient een openbaar lichaam te zijn waarin de colleges deelnemen. Het is dus een collegeregeling waarop met name de bepalingen van hoofdstuk IV van de Wet gemeenschappelijke regelingen van toepassing zijn.
Deze toelichting maakt onlosmakelijk deel uit van de gemeenschappelijke regeling.
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
In deze bepaling zijn verschillende begripsomschrijvingen opgenomen. Begrippen die op grond van onder meer de Wet gemeenschappelijke regelingen (Wgr), de Algemene wet bestuursrecht (Awb) of de Gemeentewet/Provinciewet reeds gelden, zijn niet opnieuw opgenomen. Om die reden worden termen als mandaat (art. 10:1 Awb) niet gedefinieerd, maar ook termen als algemeen bestuur, dagelijks bestuur en voorzitter niet (art. 52 eerste lid jo. art. 12 eerste lid e.v. Wgr). Onder fysieke leefomgeving wordt o.g.v. de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht verstaan (Wabo): ‘een breed begrip dat ziet op alle fysieke waarden in de leefomgeving, zoals milieu, natuur, landschappelijke of cultuurhistorische waarden’.
Bij de gemeenschappelijke regeling wordt een openbaar lichaam ingesteld (eerste lid), overeenkomstig artikel 52 eerste lid en art. 8 eerste lid Wgr. Dit openbaar lichaam bezit rechtspersoonlijkheid (art. 52 eerste lid jo. art. 8 eerste lid Wgr jo. art. 2:1 tweede lid BW). Dat betekent dat het openbaar lichaam in eigen naam rechtshandelingen kan verrichten, bijvoorbeeld het aangaan van contracten.
Het openbaar lichaam heet Omgevingsdienst IJsselland (eerste lid).
De gemeenschappelijke regeling moet bepalen waar het openbaar lichaam wordt gevestigd (art. 52 eerste lid jo. art. 10 derde lid Wgr). De ratio hiervan is dat deze plaatsnaam bepalend is voor de competentie van de Rechtbank bij beroepschriften die worden ingediend tegen het openbaar lichaam.
Een gemeenschappelijke regeling wordt altijd getroffen ter behartiging van een of meer belangen van de deelnemende gemeente- of provinciebesturen (art. 51 eerste lid Wgr). Deze belangen moeten in de gemeenschappelijke regeling worden opgenomen (art. 52 eerste lid jo. art. 10 eerste lid Wgr). Artikel 3 voorziet in deze verplichting. Het belang ziet op de fysieke leefomgeving en is gekoppeld aan de relevante wet- regelgeving in dit domein. Hierbij wordt met name gedoeld op de Wet algemene bepalingen omgevingrecht, maar ook andere regelingen zoals de drank- en horecawet.
In dit hoofdstuk is onderscheid gemaakt naar (1) de basistaken die voor alle deelnemers worden uitgevoerd, (2) facultatieve extra taken voor deelnemers en (3) facultatieve extra taken voor derden.
Artikel 4 Basistaken voor deelnemers
De basistaken bestaan uit (1) het wettelijk verplichte basistakenpakket en (2) een aantal extra taken waarvan door de deelnemers is besloten dat deze voor alle deelnemers worden uitgevoerd. Het basistakenpakket is gedefinieerd onder de algemene begripsomschrijvingen en sluit aan bij de definiëring in het (vooralsnog toekomstige) Besluit tot wijziging van het Besluit omgevingsrecht (verbetering vergunningverlening, toezicht en handhaving).
Aanvullend hierop is een aantal extra taken bepaald dat elke deelnemer van de Omgevingsdienst IJsselland zal afnemen (tweede lid). Deze zijn opgenomen in de bijlage.
Artikel 5 en 6 Facultatieve taken voor deelnemers
De facultatieve taken zijn optionele taken die door de deelnemers kunnen worden afgenomen.
Door ook het facultatieve pakket op te nemen in de regeling, kan gekozen worden voor een breder takenpakket van de Omgevingsdienst IJsselland.
Daarbij zijn twee mogelijkheden. Artikel 5 regelt de mogelijkheid om facultatieve taken af te nemen op basis van inbreng van personeel. Dit ligt voor de hand indien het de wens is om structureel taken door de Omgevingsdienst IJsselland te laten uitvoeren. Voor deze taken geldt eenzelfde koppeling van taken, formatie en medewerkers die ook voor het wettelijk takenpakket is bepaald.
Artikel 6 voorziet in de mogelijkheid om facultatieve taken af te nemen op basis van een overeenkomst. Voor deze facultatieve taken ten behoeve van deelnemers geldt, dat deze alleen kunnen worden uitgevoerd als deze aanvullend zijn. Dat betekent dat deze de basistaken niet mogen verdringen en dat een tenminste kostendekkend tarief in rekening wordt gebracht. Het doel is dat andere deelnemers noch organisatorisch noch financieel nadeel ondervinden van de uitvoering van de facultatieve taken door de Omgevingsdienst IJsselland. Het algemeen bestuur kan besluiten dat bepaalde facultatieve taken bij overeenkomst kunnen worden uitgevoerd. Dit zal doorgaans op verzoek van een deelnemer zijn. Als zo’n besluit eenmaal is genomen, dan kunnen ook andere deelnemers een overeenkomst voor dezelfde diensten afnemen. Dit hoeft dus niet per deelnemer afzonderlijk te worden besloten.
Artikel 7 Facultatieve taken voor derden
De Omgevingsdienst IJsselland kan in voorkomende gevallen ook werkzaamheden voor derden verrichten. Deze mogelijkheid is beperkt tot publiekrechtelijke organisaties die niet deelnemen aan de gemeenschappelijke regeling. Er kunnen dus geen taken worden uitgevoerd voor niet publiekrechtelijke organisaties. Ook hier geldt dat deze werkzaamheden de basistaken niet mogen verdringen en dat er een kostendekkend tarief in rekening moet worden gebracht.
Bij het uitvoeren van taken voor derden moet rekening worden gehouden met het aanbestedingsregime. Volgens het huidige aanbestedingsregime mogen eigenaren van een organisatie zonder aanbesteding opdrachten aan deze organisatie gunnen, mits deze organisatie niet meer dan 20% van zijn werkzaamheden verrichten voor derden. Dit vloeit voort uit de criteria van de zogenoemde inbesteding in de Aanbestedingswet. Indien een organisatie meer dan 20% van zijn werkzaamheden verricht voor derden, dan wordt niet langer voldaan aan de inbestedingscriteria en moeten ook deelnemers zodoende hun taken in principe gaan aanbesteden. Er zijn overigens wel nog wat uitzonderingen mogelijk op dit regime. Zekerheidshalve is nu deze voorwaarde opgenomen. In de praktijk zal dit betekenen dat dienstverlening aan derden mogelijk is, zolang de hieruit voortvloeiende omzet onder de kritische grens van 20% van de totale omzet blijft.
Artikel 8 Overige bepalingen taken
Het algemeen bestuur stelt een dienstverleningsovereenkomst vast voor de dienstverlening aan deelnemers en derden (eerste lid). Deze dienstverleningsovereenkomst functioneert als de algemene voorwaarden van de Omgevingsdienst IJsselland en regelt de belangrijkste afspraken omtrent de taakuitvoering door de Omgevingsdienst IJsselland en de verplichtingen van de deelnemers.
Binnen de kaders van de dienstverleningsovereenkomst wordt met iedere deelnemer afzonderlijk een jaaropdracht afgesloten (tweede en vierde lid).
De dienstverleningsovereenkomst bindt deelnemers en derden overigens pas op het moment dat deze in de betreffende jaaropdracht van toepassing is verklaard (zoals dat altijd geldt voor algemene voorwaarden). Ze worden dus niet eenzijdig door het algemeen bestuur opgelegd, maar het is evenmin de bedoeling dat er steeds van wordt afgeweken.
Een gemeenschappelijke regeling moet bepalen welke bevoegdheden bij het aangaan worden overgedragen door de deelnemers (art. 52 eerste lid jo. art. 10 tweede lid Wgr). In de wet VTH is het uitgangspunt dat de colleges van burgemeester en wethouders respectievelijk gedeputeerde staten bevoegd gezag blijven. Daarmee is voor de Omgevingsdienst het overdragen van bevoegdheden in de vorm van delegatie uitgesloten.
Om die reden wordt mandaat verleend aan de directeur om de benoemde taken te kunnen uitoefenen. Dit kan in een apart mandaatbesluit. In dat geval blijft de bevoegdheid bij de deelnemers zelf berusten en neemt de directeur de besluiten in naam van de deelnemers. Dit gebeurt door mandaatbesluiten van de deelnemers aan de directeur. Het is vanuit een efficiënte bedrijfsvoering wenselijk dat de deelnemers hun mandaatbesluiten zoveel mogelijk identiek laten zijn, maar het is uiteindelijk aan de deelnemers welk mandaat wordt verstrekt en onder welke voorwaarden.
In dit hoofdstuk zijn zowel de samenstelling, de werkwijze, de bevoegdheden en de verantwoordingsverplichtingen van het bestuur beschreven. Het bestuur van de gemeenschappelijke regeling bestaat uit drie (bestuurs) organen: een algemeen bestuur, een dagelijks bestuur en een voorzitter.
Het algemeen bestuur staat aan het hoofd van het openbaar lichaam (art. 12 tweede lid Wgr) en is eindverantwoordelijk voor alles wat er binnen het openbaar lichaam gebeurt en legt hierover verantwoording aan de deelnemers.
Omdat de Omgevingsdienst IJsselland een collegeregeling is, bestaat het bestuur uit leden van de colleges van burgemeester en wethouders en van gedeputeerde staten.
Volgens de Wet gemeenschappelijke regelingen mag in de gemeenschappelijke regeling zelf worden bepaald hoeveel leden iedere deelnemer mag aanwijzen (artikel 52 eerste lid jo 13 zesde lid juncto derde lid WGR). In deze regeling is gekozen voor een vertegenwoordiging van alle deelnemers in het algemeen bestuur van de Omgevingsdienst IJsselland met een lid. Deze worden aangewezen in de eerste vergadering waarin de colleges in een nieuwe samenstelling bijeen zijn. Dit is doorgaans de eerste vergadering van het nieuw gevormde college na de verkiezingen (constituerend beraad) of bij een tussentijdse wijziging in de samenstelling van het college.
Er kan een vacature ontstaan doordat een lid ontslag neemt of van rechtswege ophoudt lid te zijn (zie Wgr artikel 52 eerste lid).
Ingeval een vacature ontstaat, wijst het college van de betrokken deelnemer zo spoedig mogelijk een nieuw lid aan.
Artikel 11 Incompatibiliteiten
In de Wgr is een aantal functies en activiteiten genoemd die onverenigbaar zijn met het lidmaatschap van het bestuur. In aanvulling hierop is bepaald dat iemand die werkzaam is onder verantwoordelijkheid van een van de deelnemers geen deel kan uitmaken van het bestuur. Dit geldt zowel voor personeel werkzaam voor de gemeenten, de provincie, de Omgevingsdienst IJsselland en de bestuursdienst Ommen-Hardenberg.
Artikel 12 Werkwijze algemeen bestuur
In de Wgr is met verwijzing naar de Provinciewet en de Gemeentewet het een en ander vastgelegd over de werkwijze rond de vergaderingen en de besluitvorming van het algemeen bestuur (zie artikel 22 e.v. jo 52 Wgr). De bepalingen in dit artikel omvatten de meest belangrijke wettelijke bepalingen over de vergaderfrequentie en de openbaarheid van de vergaderingen. Het algemeen bestuur stelt voor de verdere uitwerking een reglement van orde vast voor zijn vergaderingen.
Artikel 13 Vergaderquorum algemeen bestuur
Wettelijk is bepaald dat het bestuur alleen maar kan vergaderen als de helft van het aantal leden aanwezig is. Het besluitvormingsproces kan echter gehinderd worden doordat er niet voldoende leden van het algemeen bestuur aanwezig zijn bij vergaderingen. Dit probleem wordt ondervangen door een bepaling in de gemeenschappelijke regeling op te nemen dat een nieuwe vergadering wordt belegd, en onafhankelijk van het aantal aanwezigen, dan alsnog over dat onderwerp kan worden beslist. Dan kunnen de leden die niet aanwezig zijn alsnog hun zienswijzen naar voren brengen binnen een vastgestelde termijn. In het voorstel is uitgegaan van het principe, ‘wie niet reageert stemt toe’. Dat geldt dus alleen wanneer er al sprake is van een vergadering die voor de tweede keer wordt uitgeschreven, omdat er eerder geen quorum was.
Artikel 14 Stemverdeling en besluitvorming algemeen bestuur
In een gemeenschappelijke regeling kan de stemverhouding vrij ingevuld worden, met dien verstande, gelet op artikel 14, derde lid Wgr, dat het dagelijks bestuur via bepaalde stemverhoudingen niet de meerderheid van het algemeen bestuur mag uitmaken. In deze regeling is gekozen voor het beginsel van ‘one man, one vote’.
De besluiten worden genomen met een gewone meerderheid, tenzij in de regeling anders is bepaald (tweede lid). In het derde lid worden de uitzonderingssituaties genoemd waarin met gekwalificeerde meerderheid (75%) wordt beslist.
In deze lijst van besluiten staat overigens ook een aantal collegebesluiten waarvoor de wettelijke voorhangprocedure verplicht is (toestemming raden en staten), zoals de besluiten tot wijziging van de regeling. In de regeling is bepaald dat het algemeen bestuur bevoegd is een ontwerpbesluit hiervoor vast te stellen dat vervolgens ter besluitvorming aan alle deelnemers wordt aangeboden.
Artikel 15 Bevoegdheden algemeen bestuur
Uitgangspunt is artikel 57 Wgr volgens welke de bevoegdheden berusten bij het algemeen bestuur tenzij bij wet of in de gemeenschappelijke regeling anders is bepaald. Het algemeen bestuur is wettelijk in elk geval bevoegd tot het toezicht op het financiële beheer van de Omgevingsdienst IJsselland en het vaststellen van de kadernota, de begroting(swijziging) en de jaarstukken.
Artikel 16 Inlichtingen en verantwoordingsplicht algemeen bestuur
Op grond van de Wgr moeten in de regeling bepalingen worden opgenomen over het geven van inlichtingen en het afleggen van verantwoording van het bestuur aan de raden en de staten van de deelnemers.
De inlichtingenplicht van het algemeen bestuur houdt in dat het inlichtingen moet geven aan de raden van de deelnemende gemeenten en aan provinciale staten wanneer een of meer leden van de gemeenteraad of provinciale staten inlichtingen vragen (art. 17 Wgr).
De afzonderlijke leden van het algemeen bestuur hebben ingevolge artikel 18 Wgr een inlichtingenplicht tegenover het college dat hen heeft aangewezen en ingevolge artikel 19 Wgr tegenover de gemeenteraad van de deelnemer wanneer een of meer leden daarvan om inlichtingen vragen.
De verantwoordingsplicht van het algemeen bestuur houdt in dat de afzonderlijke leden van het algemeen bestuur verantwoording moeten afleggen aan het college dat hen heeft aangewezen (art. 18 Wgr) en ingevolge artikel 19 Wgr aan de gemeenteraad. De verantwoordingsplicht geldt dus voor de afzonderlijke leden en niet voor het voltallig algemeen bestuur tegenover een deelnemer.
In deze regeling is ervoor gekozen om de colleges respectievelijk de raden/staten van de deelnemers te laten bepalen hoe aan deze inlichtingen en verantwoordingsplicht moet worden voldaan.
Het Algemeen Bestuur kan twee soorten commissies instellen: (1) een adviescommissie (artikel 24 Wgr) en (2) een bestuurscommissie (artikel 52 eerste lid jo 25 Wgr).
Een adviescommissie is een (tijdelijke) commissie die adviseert over onderwerpen waarvoor zij is opgericht. Aan de oprichting hiervan zijn verder geen formele vereisten verbonden.
Aan bestuurscommissies kunnen een aantal bevoegdheden worden overgedragen die de commissie dan uitvoert in plaats van het algemeen bestuur. Een bestuurscommissie kan alleen worden ingesteld indien de gemeenschappelijke regeling in deze mogelijkheid voorziet. Door artikel 17 wordt aan dit vereiste voldaan. Een bestuurscommissie voor het behartigen van bepaalde belangen mag gelet op artikel 52, jo. artikel 25 Wgr alleen worden ingesteld na verkregen toestemming van de raden/staten.
Artikel 18 Samenstelling vergaderingen dagelijks bestuur
Het dagelijks bestuur wordt gekozen door en uit het algemeen bestuur moet op grond van de Wet gemeenschappelijke regelingen bestaan uit de voorzitter en ten minste twee andere leden (art. 52 eerste lid jo. art. 14 eerste lid Wgr). In IJsselland bestaat het dagelijks bestuur bij de start uit de voorzitter en vier andere leden (eerste lid). Het is de bedoeling de regeling na drie jaar te evalueren. In de regeling is bepaald dat het algemeen bestuur op basis van deze evaluatie kan besluiten het aantal leden van het dagelijks bestuur terug te brengen tot drie.
Het lidmaatschap van het dagelijks bestuur eindigt volgens artikel 13, tweede lid in samenhang met het zesde lid, Wgr van rechtswege zodra het lid, dat immers tevens lid is van het algemeen bestuur, geen lid meer is van het algemeen bestuur. Daarnaast kan wegens een vertrouwensbreuk ontslag plaatsvinden door het algemeen bestuur of kan een lid zelf zijn ontslag indienen. In al die gevallen moet het algemeen bestuur uiterlijk na acht weken een nieuw lid voor het dagelijks bestuur aanwijzen.
Artikel 19 Werkwijze dagelijks bestuur
De werkwijze rond de vergaderingen van het dagelijks bestuur is vrij invulbaar. Het uitgangspunt is collegiaal bestuur, maar het is wel mogelijk om een portefeuilleverdeling vast te stellen en hiertoe elkaar een machtiging te verlenen. Elke portefeuillehouder blijft dan wel namens het dagelijks bestuur handelen.
Het dagelijks bestuur vergadert achter gesloten deuren, tenzij anders wordt besloten. De verdere uitwerking van de werkwijze rond de vergaderingen vindt plaats in het reglement van orde.
Artikel 20 Stemverdeling en quorum
In het dagelijks bestuur geldt zonder uitzondering het uitgangspunt van ‘One man, one vote’. Daarbij is wel vereist dat minimaal meer dan de helft van het aantal leden aanwezig is. In het derde lid wordt een voorziening getroffen voor de situatie dat het tot tweemaal niet lukt om dit quorum te bereiken. De besluitvorming vindt plaats bij gewone meerderheid van stemmen.
Artikel 21 Bevoegdheden dagelijks bestuur
Het dagelijks bestuur voert het dagelijks bestuur van de Omgevingsdienst IJsselland. Op grond van de wet zijn aan het dagelijks bestuur de meer beheersmatige en uitvoerende bevoegdheden toebedeeld (zie artikel 57b). Daarnaast bereidt het dagelijks bestuur beslissingen van het algemeen bestuur voor en voert het de beslissingen van het algemeen bestuur uit.
Verder is in de regeling de bevoegdheid opgenomen voor het dagelijks bestuur om een klachtenregeling op stellen.
Het dagelijks bestuur is op grond van de Wet bevoegd tot het verrichten van privaatrechtelijke rechtshandelingen namens de gemeenschappelijke regeling, zoals het aangaan van overeenkomsten (m.u.v. besluiten tot oprichten privaatrechtelijke rechtspersonen). Het is mogelijk dat het algemeen bestuur deze bevoegdheid beperkt, bijvoorbeeld tot een financieel maximum bij het aangaan van een verplichting. Deze regeling voorziet niet in een dergelijke beperking. Het uitgangspunt is dat het dagelijks bestuur zelf voldoende in staat is om te beoordelen op welke momenten het algemeen bestuur vooraf of achteraf actief moet worden ingelicht over een (voorgenomen) privaatrechtelijke rechtshandeling. Zie ook de bepalingen over inlichtingen en verantwoording.
Artikel 22 Inlichtingen en verantwoordingsplicht dagelijks bestuur
Het dagelijks bestuur en de afzonderlijke leden hebben een inlichtingen en een verantwoordingsplicht jegens het algemeen bestuur (artikel 19a Wgr).
Het dagelijks bestuur als orgaan heeft een inlichtingenplicht aan de raden en provinciale staten (artikel 17 juncto artikel 52 Wgr). In deze regeling is ervoor gekozen om de colleges van de deelnemers te laten bepalen hoe door de door hen aangewezen leden aan deze inlichtingenplicht moet worden voldaan.
Het algemeen bestuur kan in haar reglement van orde bepalen van welke besluiten kennisgeving aan het algemeen bestuur wordt gedaan en orde termijnen opnemen met betrekking tot het verschaffen van inlichtingen.
Op grond van artikel 19b Wgr heeft het dagelijks bestuur de verplichting de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en het provinciebestuur bericht en raad te geven als daarom wordt gevraagd. Daarvan dient het dagelijks bestuur de deelnemers mededeling te doen.
Ingevolge artikel 12 Wgr is de voorzitter een afzonderlijk bestuursorgaan en is hij tevens voorzitter van het algemeen en het dagelijks bestuur. Volgens artikel 13 negende lid Wgr wordt de voorzitter door en uit het algemeen bestuur aangewezen. Bij gebrek aan vertrouwen kan het algemeen bestuur besluiten de voorzitter te ontslaan (zie tekst en commentaar Awb bij artikel 19a).
Artikel 24 Bevoegdheden voorzitter
Ingevolge artikel 57d vertegenwoordigt de voorzitter de Omgevingsdienst IJsselland in en buiten rechte. Deze bevoegdheid kan hij opdragen (volmachtigen) aan een ander.
Artikel 25 Inlichtingen en verantwoordingsplicht voorzitter
De wet gemeenschappelijke regelingen heeft geen bepalingen over de verantwoordingsplicht van de voorzitter. Nu de voorzitter een apart bestuursorgaan is, ligt het voor de hand om dit toch te regelen. Dit gebeurt in artikel 25.
Het dagelijks bestuur is bevoegd de directeur te benoemen. Deze is belast met de dagelijkse leiding.
De directeur vervult zijn taken op basis van het mandaat dat hij van de deelnemers heeft gekregen Daarnaast vervult de directeur de rol van secretaris van het openbaar lichaam die het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur bijstaat.
Het dagelijks bestuur is op grond van de Wet gemeenschappelijke regelingen bevoegd tot het aanstellen van personeel (Wgr artikel 57 b onder d). Om praktische redenen verdient het de voorkeur om deze bevoegdheid te mandateren/volmachtigen aan de directeur.
Artikel 28 Arbeidsvoorwaardenregeling
In dit artikel wordt onderstreept dat de Wet op de ondernemingsraden (Wor) van toepassing is.
Hoofdstuk 6 Kostentoedeling, begroting en jaarrekening
Artikel 29 Kostentoerekening en Bijdrageverordening
In artikel 29 is bepaald dat het algemeen bestuur nadere regels kan stellen met betrekking tot de door de deelnemers te betalen bijdragen: de Bijdrageverordening.
Het uitgangspunt voor nu is een verdeling op basis van de bij de oprichting ingebrachte taken behorende formatie, vermeerderd met een percentage voor overhead.
Elke iedere deelnemer zal gevraagd worden om te bepalen welke taken hij inbrengt, en met welke formatie dat gepaard zal gaan. Het resultaat daarvan is inputfinanciering. Het doel is om na verloop van tijd deze door te ontwikkelen naar outputfinanciering: bekostiging op basis van geleverde producten tegen een bepaalde prijs.
Artikel 30 Resultaatsbestemming
Dit artikel regelt de bestemming van zowel een batig als een negatief saldo. Het batig saldo wordt in beginsel toegevoegd aan het weerstandsvermogen van de Omgevingsdienst IJsselland (eerste lid). Hiervoor wordt door het algemeen bestuur een maximumniveau bepaald op basis van het risicoprofiel van de Omgevingsdienst IJsselland. Indien dit maximumniveau is bereikt, wordt het batig saldo gerestitueerd aan de deelnemers overeenkomstig de Bijdrageverordening (eerste lid). Bij een negatief saldo moeten de deelnemers bijdragen overeenkomstig de Bijdrageverordening (tweede en derde lid).
Deze bepaling voorziet er in dat de gemeenschappelijke regeling altijd over voldoende middelen beschikt om aan zijn verplichtingen te voldoen. Deze garantie wordt onder meer geëist door de Bank Nederlandse gemeenten. De deelnemers zijn verplicht hieraan medewerking te verlenen, anders kan de financieel toezichthouder ingrijpen. Zie Circulaire van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 8 juli 1999, kenmerk FO99/U5911.
Artikelen 32 Begroting en 33 Jaarrekening
Bij de inrichting van de interne planning en controlecyclus moet rekening worden gehouden met de bepalingen over de begroting en de jaarrekening uit de Wet. Deze bevat enkele dwingende procedures en termijnen over de begrotingscyclus van de regeling2 . Het doel hiervan is om de invloed van de gemeenteraden en provinciale staten op de gemeenschappelijke regelingen te borgen.
De kern van deze bepalingen is dat de raden en staten steeds in een vroegtijdig stadium rekening kunnen houden met de beleidsvoornemens van de regeling en de verwachte hoogte van de bijdrage aan de regeling voor het volgende jaar. De wettelijke termijnen hebben tot gevolg dat door de gemeenschappelijke regeling al heel vroeg in het kalenderjaar een aanzet moet worden gemaakt voor de begroting voor het volgende jaar.
De wettelijke begrotingscyclus van een gemeenschappelijke regeling ziet er als volgt uit:
de ontwerpbegroting wordt acht weken voordat deze ter vaststelling aan het algemeen bestuur wordt toegezonden, doch uiterlijk 5 juni3 , toegezonden aan de raden/staten (artikel 59 eerste lid). De raden/staten kunnen bij het dagelijks bestuur hun zienswijzen hierover naar voren brengen (artikel 59 derde lid). Het dagelijks bestuur voegt deze commentaren bij de ontwerpbegroting zoals die aan het algemeen bestuur wordt aangeboden;
nadat de begroting is vastgesteld, zendt het algemeen bestuur zo nodig de begroting aan de raden van de deelnemende raden/staten, zodat zij kunnen zien wat er met hun zienswijzen is gebeurd en zodat zij deze zienswijzen waar nodig kenbaar kunnen maken bij BZK (artikel 59 vierde lid). Wanneer de ontwerpbegroting ongewijzigd wordt vastgesteld, dan is het niet nodig om deze opnieuw aan de raden/staten te zenden.
Hoofdstuk 7 Wijziging, toetreding en uittreding
De deelnemers zijn wettelijk verplicht samen te werken in een gemeenschappelijke regeling met openbaar lichaam. Toetreding en uittreding zijn dan ook alleen mogelijk wanneer bij algemene maatregel van bestuur de indeling van de regio voor de Omgevingsdienst IJsselland zoals die is opgenomen in de bijlage bij artikel 8 Wvr wordt gewijzigd. In die gevallen wordt geregeld hoe toe- of uitgetreden kan worden. Opheffing van de gemeenschappelijke regeling is, gelet op het verplichte karakter, evenmin mogelijk.
De Wgr bepaalt echter dat regelingen die voor onbepaalde tijd worden aangegaan bepalingen inhoudingen over de wijziging, toetreding en uittreding van deelnemers (artikel 9 Wgr). De bepalingen uit hoofdstuk 7 zien op deze verplichting.
Voor het wijzigen van de regeling stelt het algemeen bestuur een ontwerpwijziging vast (artikel 14). Voor het nemen van een ontwerpbesluit tot het wijzigen van de regeling is een 75% meerderheid nodig (zie artikel 14). Het dagelijks bestuur zendt de deelnemers vervolgens het voorstel tot het wijzigen van de regeling.
De colleges nemen als deelnemers ieder voor zich een besluit over de ontwerpwijziging. Zij kunnen pas instemmen met de wijziging na verkregen toestemming van de raden/staten.
Het is ook mogelijk dat de colleges (nog) niet kunnen instemmen met de ontwerpwijziging en zienswijzen indienen. Het algemeen bestuur zal op basis van de ingediende zienswijzen tot een aanpassing van het ontwerpbesluit kunnen besluiten dat dan weer opnieuw wordt voorgelegd aan de deelnemers.
De wijziging van de regeling komt tot stand op het moment dat het algemeen bestuur vaststelt dat alle deelnemende bestuursorganen hebben ingestemd met de wijziging.
De wijziging van de regeling treedt overigens pas in werking nadat zij is bekendgemaakt (artikel 53 Wgr).
Toetreding geschiedt door een besluit van het toetredende bestuursorgaan en de deelnemers aan de gemeenschappelijke regeling (art. 51 derde lid jo eerste lid Wgr). Hiervoor is wel hiertoe wel toestemming van de gemeenteraad respectievelijk provinciale staten nodig (art. 51 derde lid jo. tweede lid Wgr). Het algemeen bestuur bepaalt wanneer de toetreding ingaat (tweede lid).
Het algemeen bestuur stelt een toetredingsvergoeding vast. Dit is een extra financiële bijdrage die gevraagd wordt van deelnemers die op een later moment toetreden. Van hen wordt een weerstandsbijdrage gevraagd, waarvan de hoogte bepaald wordt door hun procentuele aandeel in de totale financiële bijdrage van alle deelnemers, gerelateerd aan de stand van het weerstandsvermogen per 1 januari van het jaar waarin toetreding plaats vindt. De ratio hierachter is dat de huidige deelnemers dit weerstandsvermogen samen gevormd hebben als buffer voor toekomstige risico’s binnen de Omgevingsdienst IJsselland en het reëel is dat later toetredende deelnemers hierin ook bijdragen.
Een deelnemer kan na verkregen toestemming van de gemeenteraad dan wel de provinciale staten besluiten uit te treden (art. 51 derde lid jo eerste lid Wgr). Dit artikel ziet op het regelen van de financiële gevolgen hiervan voor de Omgevingsdienst IJsselland. Uitgangspunt is dat desintegratiekosten ten laste komen van de uittreder. Het Algemeen bestuur stelt hiertoe een regeling op. Er geldt in elk geval een ‘opzegtermijn’ van een jaar.
In principe wordt met de uittreding ook de dienstverleningsovereenkomst ontbonden, maar de mogelijkheid wordt geboden om dit anders te regelen.
Artikel 37 Vermindering en beëindiging facultatieve taken op basis van inbreng van personeel
Het terugbrengen van het aantal facultatieve taken kan voor de Omgevingsdienst IJsselland leiden tot desintegratiekosten. Artikel 37 ziet op de financiële afwikkeling hiervan. Ook hier is het uitgangspunt dat de desintegratiekosten ten laste komen de deelnemer die zijn pakket terugbrengt. De regels over uittreding zijn van overeenkomstige toepassing.
Artikel 38 Vermindering en beëindiging facultatieve taken op basis van overeenkomst
Op de vermindering of beëindiging van facultatieve taken die op basis van overeenkomst worden afgenomen, zijn de bepalingen in de desbetreffende overeenkomst van toepassing.
Artikel 39 Opheffing en liquidatie
Het algemeen bestuur stelt, in geval van opheffing, een liquidatieplan vast en hoort daartoe de raden en staten (tweede lid). Het liquidatieplan bevat ten minste de gevolgen van de opheffing bij zowel een batig als negatief saldo (derde lid). Het liquidatieplan bevat tevens een sociaal plan en de personele gevolgen (vierde lid). De ondernemingsraad wordt daarbij betrokken. De colleges besluiten als deelnemer tot opheffing van de regeling.
Hoofdstuk 8 Overige bepalingen
Het uitgangspunt is dat alle deelnemers de zorg blijven houden voor hun eigen archiefbescheiden, ook voor de taken die in mandaat worden uitgevoerd. Het archiefbeheer wordt dan ook niet gemandateerd. De reden hiervan is dat archiefbeheer aan bepaalde wettelijke eisen moet voldoen, zoals het Referentie Informatiemodel Handhaving en ZTC. Dit vereist een bepaalde deskundigheid bij het archiefbeheer. De Omgevingsdienst beschikt over onvoldoende capaciteit en expertise om aan deze eis voor alle deelnemers te voldoen. Dit betekent dat alle archiefbescheiden die door de Omgevingsdienst in een bepaald dossier worden geproduceerd, worden overgedragen aan het desbetreffende bevoegd gezag.
Alle deelnemers beschikken over een kernregistratie van milieu-inrichtingen waarvoor zij bevoegd gezag zijn. Het eigendom van deze inrichtingenadministratie blijft bij de deelnemers, maar de Omgevingsdienst wordt wel bevoegd om dit te beheren (vijfde lid). De reden hiervan is dat de Omgevingsdienst bij uitstek over de meest actuele en accurate milieu-informatie beschikt en zo tijdig wijzigingen en aanvullingen kan verwerken om zo de kwaliteit van dit inrichtingenbestand te borgen.
Uitgangspunt van de regeling is dat in eerste instantie wordt geprobeerd om op informele wijze tot een oplossing van geschillen te komen. Indien dit niet leidt tot een oplossing, zijn de wettelijke bepalingen van de Grondwet (artikel 136) van toepassing.
In dit artikel is een termijn bepaald waarbinnen de gemeenschappelijke regeling wordt geëvalueerd. Aandachtspunten zullen in elk geval zijn het aantal leden van het dagelijks bestuur, en de overgang van input- naar outputfinanciering.
Voor deze gemeenschappelijke regeling is geen einddatum bepaald.
Conform de Wet moet de provincie deze gemengde regeling bekendmaken.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2017-796.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.