Gemeenschappelijke regeling Bedrijfsvoeringsorganisatie Regionaal Serviceteam Jeugd IJsselland

Logo Zwolle

De colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten Dalfsen, Deventer, Hardenberg, Kampen, Olst-Wijhe, Ommen, Raalte, Staphorst, Steenwijkerland, Zwartewaterland en Zwolle, ieder voor zover voor de eigen gemeente bevoegd

gelet op

hoofdstuk I van de Wet gemeenschappelijke regelingen, artikel 2.8 van de Jeugdwet,

de toestemming van de gemeenteraden van Dalfsen, Deventer, Hardenberg, Kampen, Olst-Wijhe, Ommen, Raalte, Staphorst, Steenwijkerland, Zwartewaterland en Zwolle op grond van artikel 1, tweede lid, van de Wet gemeenschappelijke regelingen,

hebben besloten

de Gemeenschappelijke regeling Uitvoeringsorganisatie Jeugdzorg IJsselland te wijzigen.

De wijzingen houden verband met het verder ontwikkelen van de regionale samenwerking op het gebied van jeugdhulp en het omzetten van de looptijd van de regeling van een regeling voor bepaalde tijd naar een regeling voor onbepaalde tijd.

De regeling komt te luiden als volgt:

De colleges hebben besloten de navolgende gemeenschappelijke regeling te treffen:

Gemeenschappelijke regeling Bedrijfsvoeringsorganisatie Regionaal Serviceteam Jeugd IJsselland, hierna te noemen Regionaal Serviceteam Jeugd IJsselland

 

Hoofdstuk 1: Algemene bepalingen

Artikel 1: Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • a.

    aankoopcentrale: een aankoopcentrale als bedoeld in artikel 1.1 van de Aanbestedingswet 2012;

  • b.

    bestuur: het bestuur van de bedrijfsvoeringsorganisatie, bedoeld in artikel 14a van de Wet gemeenschappelijke regelingen;

  • c.

    colleges: de colleges van burgemeester en wethouders van de deelnemende gemeenten;

  • d.

    deelnemer: de aan deze regeling deelnemende gemeenten;

  • e.

    deelnemende gemeenten:.de aan deze regeling deelnemende gemeenten: Dalfsen, Deventer, Hardenberg, Kampen, Olst-Wijhe, Ommen, Raalte, Staphorst, Steenwijkerland, Zwartewaterland en Zwolle;

  • f.

    raden: de gemeenteraden van de gemeenten;

  • g.

    regeling: de gemeenschappelijke regeling Bedrijfsvoeringsorganisatie Regionaal Serviceteam Jeugd IJsselland;

  • h.

    voorzitter: de voorzitter van het bestuur, bedoeld in artikel 6.

Artikel 2: Belang

De regeling wordt getroffen ter ondersteuning en uitvoering van de taken van de colleges in het kader van de Jeugdwet, in het bijzonder de inkoop van diensten in het kader van de specialistische jeugdzorg, het contractmanagement, de (financiële) administratie, monitoring en de uitvoering van regionale inhoudelijke thema’s, tenzij het bestuur van de bedrijfsvoeringsorganisatie op zwaarwegende gronden anders beslist en uitsluitend met instemming van alle elf gemeenten.

Hoofdstuk 2: Bedrijfsvoeringsorganisatie

Artikel 3: Bedrijfsvoeringsorganisatie

  • 1.

    Er is een bedrijfsvoeringsorganisatie, genaamd Regionaal Serviceteam Jeugd IJsselland.

  • 2.

    De bedrijfsvoeringsorganisatie is gevestigd te Zwolle.

Artikel 4: Bestuur

  • 1.

    De colleges wijzen uit hun midden ieder één lid van het bestuur aan.

  • 2.

    De leden van het bestuur hebben ieder één stem.

  • 3.

    Het bestuur beslist bij volstrekte meerderheid van stemmen.

  • 4.

    De colleges wijzen voor ieder door hen aangewezen lid tevens een plaatsvervangend lid uit hun midden aan, dat het lid bij afwezigheid in het bestuur kan vervangen.

  • 5.

    Het lidmaatschap van het bestuur eindigt op de dag waarop de zittingsperiode van de gemeenteraden afloopt. Onverminderd het bepaalde in artikel 13, tweede lid, van de Wet gemeenschappelijke regelingen, blijven aftredende leden hun functie waarnemen tot het tijdstip waarop de raden der deelnemers de nieuwe wethouders hebben benoemd en de deelnemers de nieuwe leden vervolgens hebben aangewezen.

  • 6.

    De deelnemers beslissen binnen twee maanden na de benoeming als bedoeld in het vijfde lid over de aanwijzing van de nieuwe leden.

  • 7.

    Een lid van het bestuur kan te allen tijde ontslag nemen. Van dit ontslag stelt het lid de voorzitter van het bestuur, alsmede de deelnemer die hem heeft aangewezen, schriftelijk op de hoogte. Het ontslag gaat in per direct of per de door het ontslag nemende lid aangegeven datum en is onherroepelijk.

  • 8.

    De deelnemer die een lid heeft aangewezen dat niet langer diens vertrouwen bezit, kan dat lid schorsen of ontslaan. De schorsing of het ontslag gaat onmiddellijk in.

  • 9.

    De voorziening in een tussentijdse vacature geschiedt binnen twee maanden.

  • 10.

    Het (plaatsvervangend) lidmaatschap van het bestuur eindigt eveneens op het moment van uittreding uit deze regeling van de deelnemer die het (plaatsvervangend) lid vertegenwoordigt.

  • 11.

    Bij het bestaan van één of meer vacatures blijven de resterende bestuursleden bevoegd besluiten te nemen.

Artikel 5: Reglement van orde

  • 1.

    Het bestuur stelt een reglement van orde voor zijn vergaderingen en werkzaamheden vast.

  • 2.

    Het bestuur vergadert jaarlijks tenminste tweemaal.

  • 3.

    Artikel 22, eerste lid, van de Wet gemeenschappelijke regelingen is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 6: Voorzitter

  • 1.

    Het bestuur wijst uit zijn midden een voorzitter aan.

  • 2.

    De voorzitter ondertekent de stukken die van het bestuur uitgaan.

  • 3.

    De voorzitter is verantwoordelijk voor de voorbereiding van de vergaderingen van het bestuur en tevens voor de vergaderorde binnen het bestuur, onverminderd het bepaalde bij of krachtens artikel 5.

  • 4.

    Het bestuur kan de voorzitter of één of meer bestuursleden machtigen om namens het bestuur te handelen.

  • 5.

    Het bestuur regelt de vervanging van de voorzitter.

Artikel 7: Secretaris

  • 1.

    Het bestuur benoemt, schorst en ontslaat de secretaris. De secretaris mag niet lid zijn van het bestuur.

  • 2.

    De secretaris is bij de vergaderingen van het bestuur aanwezig en staat het bestuur bij in de uitvoering van zijn taken.

  • 3.

    De secretaris medeondertekent de stukken die van het bestuur uitgaan.

  • 4.

    Het bestuur regelt de vervanging van de secretaris.

Artikel 8: Medewerkers en organisatie

  • 1.

    De secretaris is tevens regiomanager. Het bestuur kan in een managementstatuut de rol en taken van de regiomanager verder uitwerken.

  • 2.

    Het bestuur beslist over het aanstellen, schorsen en ontslaan van personeel in dienst van de bedrijfsvoeringsorganisatie.

  • 3.

    Het bestuur kan de in het vorige lid bedoelde bevoegdheden opdragen aan de regiomanager, tenzij het medewerkers betreft die belast zijn met functies van leidinggevende aard die rechtstreeks onder de regiomanager ressorteren, alsmede de regiomanager zelf.

  • 4.

    Op het personeel in dienst van de bedrijfsvoeringsorganisatie zijn de collectieve arbeidsvoorwaardenregeling en de uitwerkingsovereenkomst voor de sector gemeenten van het College van Arbeidszaken van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (CAR-UWO) van toepassing.

  • 5.

    Waar in de in het vorige lid bedoelde regelingen wordt gesproken van 'gemeenteraad, college, burgemeester of hoofd van dienst' wordt voor de toepassing in het kader van deze gemeenschappelijke regeling gelezen: ‘bestuur’ onderscheidenlijk ‘regiomanager’.

 

Artikel 9: Archief

  • 1.

    Het bestuur is verplicht de onder hem berustende archiefbescheiden in goede, geordende en toegankelijke staat te brengen en te bewaren, alsmede zorg te dragen voor de vernietiging van daarvoor in aanmerking komende archiefbescheiden.

  • 2.

    Overeenkomstig een door het bestuur vast te stellen regeling, welke aan gedeputeerde staten van Overijssel wordt medegedeeld, draagt het bestuur zorg voor de archiefbescheiden van de bedrijfsvoeringsorganisatie.

  • 3.

    De kosten, verbonden aan de uitoefening van de in het tweede lid bedoelde zorg, komen ten laste van de bedrijfsvoeringsorganisatie.

  • 4.

    Voor de bewaring van de op grond van artikel 12, eerste lid, en artikel 13, eerste lid, van de Archiefwet 1995 over te brengen archiefbescheiden wijst het bestuur een archiefbewaarplaats vaneen van de gemeenten aan.

  • 5.

    Ten aanzien van het beheer van de archiefbescheiden van het bestuur, voor zover deze archiefbescheiden niet zijn overgebracht naar een archiefbewaarplaats, is, onder de bevelen van het bestuur, met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens de Archiefwet 1995 belast de archivaris. Met betrekking tot dit toezicht stelt het bestuur een regeling vast, welke aan gedeputeerde staten van Overijssel wordt medegedeeld.

  • 6.

    De archivaris wordt door het bestuur benoemd, geschorst en ontslagen.

  • 7.

    In afwijking van het vorige lid kan het bestuur ook de archivaris van de gemeente als bedoeld in het vierde lid aanwijzen als archivaris van de bedrijfsvoeringsorganisatie.

Hoofdstuk 3: Taken en verantwoording

Artikel 10: Taken

  • 1.

    De bedrijfsvoeringsorganisatie voert voor de deelnemers taken uit of doet taken uitvoeren die betrekking hebben op het in artikel 2 genoemde belang. De uitvoering van deze taken is uitsluitend voorbehouden aan de bedrijfsvoeringsorganisatie, tenzij het bestuur van de bedrijfsvoeringsorganisatie op zwaarwegende gronden anders beslist en uitsluitend met instemming van alle elf gemeenten.

  • 2.

    De bedrijfsvoeringsorganisatie fungeert als aankoopcentrale van de deelnemers.

  • 3.

    De bedrijfsvoeringsorganisatie beheert de in het kader van de inkoop gesloten overeenkomsten.

  • 4.

    De deelnemers en de bedrijfsvoeringsorganisatie zullen in een dienstverleningsovereenkomst nadere afspraken maken over de taken van de bedrijfsvoeringsorganisatie in het kader van dit artikel, alsmede over rapportages en overige informatie die de bedrijfsvoeringsorganisatie beschikbaar moet stellen over de uitvoering van deze taken.

  • 5.

    De colleges dragen er zorg voor dat de deelnemende gemeenten de benodigde mandaten, volmachten en machtigingen geven die de bedrijfsvoeringsorganisatie nodig heeft voor het kunnen uitvoeren van taken.

Artikel 11: Bevoegdheden

  • 1.

    De colleges dragen geen bevoegdheden over aan het bestuur.

  • 2.

    Alle bevoegdheden bij of krachtens enige wet van toepassing op de bedrijfsvoeringsorganisatie of zijn bestuursorganen komen toe aan het bestuur.

 

Artikel 12: Inlichtingen en verantwoording

  • 1.

    Het bestuur verstrekt de raden de door een of meer leden van die raden gevraagde inlichtingen. De inlichtingen worden schriftelijk verstrekt.

  • 2.

    Een lid van het bestuur legt aan het college dat hem heeft aangewezen verantwoording af over het door hem in het bestuur gevoerde beleid. Het lid kan zowel mondeling als schriftelijk verantwoording afleggen.

  • 3.

    Een lid van het bestuur verstrekt het college dat hem heeft aangewezen alle door een of meer leden van dat college gevraagde inlichtingen. De inlichtingen worden mondeling of schriftelijk verstrekt.

  • 4.

    Het tweede en derde lid zijn van overeenkomstige toepassing ten aanzien van de raden.

Hoofdstuk 4: Financiën

Artikel 13: Gemeentewet

De artikelen 186 tot en met 213 van de Gemeentewet zijn van overeenkomstige toepassing, voor zover daarvan bij of krachtens de Wet gemeenschappelijke regelingen niet is afgeweken.

Artikel 14: Financiële verantwoordelijkheid

  • 1.

    De deelnemende gemeenten dragen er zorg voor dat de bedrijfsvoeringsorganisatie te allen tijde over voldoendemiddelen beschikt om aan al zijn verplichtingen jegens derden te kunnen voldoen.

  • 2.

    Indien een deelnemer weigert deze uitgaven op de gemeentelijke begroting te zetten, dan doet het bestuur onverwijld aan gedeputeerde staten van Overijssel het verzoek over te gaan tot toepassing van de artikelen 194 en 195 van de Gemeentewet.

  • 3.

    Het bestuur stelt een bijdrageregeling vast, waarin in elk geval wordt geregeld op welke wijze en in welke mate de deelnemers financieel bijdragen aan de middelen van de bedrijfsvoeringsorganisatie.

Artikel 15: Kadernota

Het bestuur zendt uiterlijk 15 april van het jaar voorafgaande aan dat waarvoor de begroting dient, de algemene financiële en beleidsmatige kaders aan de raden.

Artikel 16: Zienswijzenprocedure en vaststelling begroting

  • 1.

    Het bestuur zendt de ontwerp-begroting ten minste acht weken voordat deze wordt vastgesteld toe aan de raden.

  • 2.

    De ontwerp-begroting wordt door de zorg van de colleges voor een ieder ter inzage gelegd en, tegen betaling van de kosten, algemeen verkrijgbaar gesteld.

  • 3.

    De raden kunnen bij het bestuur hun zienswijze over de ontwerp-begroting naar voren brengen.

  • 4.

    Het bestuur stelt de begroting vast in het jaar voorafgaande aan dat waarvoor de begroting dient.

  • 5.

    Na vaststelling van de begroting zendt het bestuur de begroting aan de raden, die ter zake bij gedeputeerde staten van Overijssel hun zienswijze naar voren kunnen brengen.

  • 6.

    Het bestuur zendt de begroting binnen twee weken na vaststelling, doch in ieder geval voor 1 augustus van het jaar voorafgaande aan dat waarvoor de begroting dient, aan gedeputeerde staten van Overijssel.

  • 7.

    Het bepaalde in het eerste, tweede, derde en vijfde lid is van overeenkomstige toepassing op besluiten tot wijziging van de begroting, met uitzondering van die wijzigingen van de begroting waarbij geen wijziging wordt gebracht in de bijdragen van de gemeenten. Het bepaalde in het vierde en zesde lid is van toepassing, met dien verstande dat wijzigingen in de begroting ook kunnen worden vastgesteld gedurende het jaar waarvoor de begroting geldt, en in dat geval inzending aan gedeputeerde staten niet voor 1 augustus hoeft plaats te vinden.

Artikel 17: Jaarrekening

  • 1.

    Het bestuur stelt de jaarrekening vast in het jaar volgende op het jaar waarop deze betrekking heeft.

  • 2.

    Het bestuur zendt voor 15 april van het jaar na het jaar waarvoor de jaarrekening dient, een voorlopige jaarrekening aan de raden.

  • 3.

    Het bestuur zendt de jaarrekening binnen twee weken na de vaststelling, doch in ieder geval voor15 juli van het jaar volgende waarop de jaarrekening betrekking heeft, aan gedeputeerde staten van Overijssel.

Hoofdstuk 5: Geschillenbeslechting

Artikel 18: Klachten

Voor de behandeling van klachten als bedoeld in titel 9.1 van de Algemene wet bestuursrecht, treft het bestuur een voorziening.

Artikel 19: Geschillen

Indien tussen deelnemers of tussen één of meer deelnemers en het bestuur een geschil ontstaat over de interpretatie of uitvoering van de regeling, spant het bestuur zich in om het geschil minnelijk met elkaar op te lossen, alvorens als bedoeld in artikel 28 van de Wet gemeenschappelijke regelingen over het geschil te laten beslissen door gedeputeerde staten.

Hoofdstuk 5: Toetreding, uittreding, wijziging en opheffing

Artikel 20: Toetreding

  • 1.

    Toetreding van een college van een gemeente kan plaatsvinden bij daartoe strekkend verzoek van die gemeente aan het bestuur.

  • 2.

    Het bestuur zendt het verzoek tot toetreding onverwijld door aan de deelnemers.

  • 3.

    De toetreding als bedoeld in het eerste lid is slechts mogelijk nadat ter vergadering van het bestuur blijkt dat elke deelnemer een daartoe strekkend besluit heeft genomen.

  • 4.

    Het bestuur kan voorwaarden verbinden aan de toetreding, voordat over de toetreding wordt besloten.

  • 5.

    De toetreding treedt in werking op de datum die in het besluit van het bestuur is bepaald.

Artikel 21: Uittreding

  • 1.

    Een deelnemer kan uittreden door toezending van een daartoe strekkend besluit van deze deelnemer aan het bestuur.

  • 2.

    Alvorens een college tot besluitvorming komt, als bedoeld in het eerste lid, wordt eerst over het voornemen overleg met de andere colleges gevoerd.

  • 3.

    Het bestuur zendt het besluit tot uittreden onverwijld aan de overige deelnemers.

  • 4.

    De uittreding kan niet eerder plaatsvinden dan op 1 januari van het tweede jaar volgend op dat waarin het in het eerste lid bedoelde besluit is genomen.

  • 5.

    Het bestuur regelt de financiële verplichtingen, alsmede de overige gevolgen van de uittreding. Tenzij het bestuur hierover een ander besluit neemt, komen de kosten die rechtstreeks gevolg zijn van de uittreding voor de uittredende partij. Als uitgangspunt geldt dat de overige deelnemers geen financieel nadeel van de uittreding ondervinden.

Artikel 22: Wijziging

  • 1.

    Het bestuur kan een voorstel voor wijziging van de regeling aan de colleges zenden.

  • 2.

    De regeling is gewijzigd indien de colleges unaniem tot de wijziging besluiten, onverminderd het bepaalde in artikel 1, tweede en derde lid, van de Wet gemeenschappelijke regelingen.

Artikel 23: Opheffing

  • 1.

    De regeling wordt opgeheven wanneer ter vergadering van het bestuur blijkt dat de colleges van tenminste twee derde van de deelnemers tot deze opheffing hebben besloten.

  • 2.

    In geval van opheffing van de regeling besluit het bestuur tot liquidatie en stelt het daarvoor de nodige regelen. Hierbij kan van de bepalingen van deze regeling worden afgeweken.

  • 3.

    Het liquidatieplan wordt door het bestuur vastgesteld.

  • 4.

    Het liquidatieplan voorziet in de verplichting van de deelnemende gemeenten tot bijdragen in de financiële gevolgen van de beëindiging van de regeling. Het liquidatieplan voorziet ook in de gevolgen die de opheffing heeft voor het personeel en regelt ook de gevolgen voor de door de bedrijfsvoeringsorganisatie gevormde archieven.

  • 5.

    Het bestuur blijft ook na het tijdstip van de opheffing in functie, totdat de liquidatie is voltooid.

  • 6.

    De opheffing gaat in op een door het bestuur te bepalen ingangsdatum.

Hoofdstuk 6: Slotbepalingen

Artikel 24: Duur

De regeling wordt aangegaan voor onbepaalde tijd.

Artikel 25: Onvoorzienbaarheden

In alle gevallen waarin deze regeling niet voorziet, beslist het bestuur.

Artikel 26: Inzenden regeling en bekendmaking

  • 1.

    Het college van burgemeester en wethouders van de in artikel 3, tweede lid, genoemde gemeente zendt deze regeling aan gedeputeerde staten van Overijssel.

  • 2.

    Het college, bedoeld in het eerste lid, draagt zorg voor de bekendmaking van de regeling in de gemeenten, onverminderd het bepaalde in artikel 26, tweede lid, van de Wet gemeenschappelijke regelingen.

Artikel 27: Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking op 1 januari 2018, onverminderd het bepaalde in artikel 26, derde lid, van de Wet gemeenschappelijke regelingen.

Artikel 28: Citeerwijze

De regeling wordt aangehaald als Gemeenschappelijke regeling Bedrijfsvoeringsorganisatie Regionaal Serviceteam Jeugd IJsselland.

Naar boven