De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
Gelet op de Verordening van de Raad van PM tot vaststelling, voor 2018, van de vangstmogelijkheden
voor sommige visbestanden en groepen visbestanden welke in de Uniewateren en, voor
Unievaartuigen, in bepaalde wateren buiten de EU van toepassing zijn;
Gelet op de artikelen 17 en 19 van de Landbouwwet en de artikelen 3 en 4 van het Reglement
zee- en kustvisserij 1977;
Besluit:
ARTIKEL I
De Uitvoeringsregeling zeevisserij wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 1, tweede lid, komt de omschrijving van het begrip ‘verordening vangstmogelijkheden’
te luiden:
Verordening (EU) PM van de Raad van PM tot vaststelling, voor 2018, van de vangstmogelijkheden
voor sommige visbestanden en groepen visbestanden welke in de Uniewateren en, voor
Unievissersvaartuigen, in bepaalde wateren buiten de EU van toepassing zijn.
B
Artikel 10, derde lid, onderdeel c, wordt ‘artikel 38’ vervangen door: artikel 43.
C
Artikel 13 komt te luiden:
Artikel 13
-
1. Het is verboden in strijd te handelen met de artikelen 7, eerste lid, 9, eerste en
derde lid, 10, 12, 13, 19, 20, eerste lid, 24, eerste lid, 25, 28, eerste, tweede
en derde lid, 29, eerste en tweede lid, 31, 32, 33, 34, tweede lid, 35, eerste, tweede
en vierde lid, 38, 39, 40, tweede lid, en 41.
-
2. Het is verboden visserijactiviteiten uit te oefenen in strijd met de artikelen 17,
20, tweede lid, 21, tweede en derde lid, 24, tweede lid, 26, eerste lid, 27, 30, 34,
derde lid, 35, derde lid, 37 en 40, eerste lid.
-
3. De voorwaarden, bedoeld in artikel 9, tweede lid, aanhef en onder c en d, van de
verordening vangstmogelijkheden, gelden uitsluitend voor vissersvaartuigen ten behoeve
waarvan een vismachtiging als bedoeld in artikel 7, eerste lid, van de controleverordening
is verleend voor de in artikel 9, tweede lid, aanhef en onder c onderscheidenlijk
d, van de verordening vangstmogelijkheden bedoelde visserijactiviteiten.
D
Artikel 84a wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, aanhef, wordt ‘artikel 9, tweede lid, tweede alinea, onder b,
van de Verordening vangstmogelijkheden’ vervangen door: artikel 9, tweede lid, aanhef
en onder c, van de verordening vangstmogelijkheden.
2. In het eerste lid, onderdeel a, en het derde lid, onderdeel a, wordt ‘artikel 9,
tweede lid, derde alinea, van de verordening vangstmogelijkheden’ vervangen door:
artikel 9, tweede lid, tweede alinea, van de verordening vangstmogelijkheden.
3. In het derde lid, aanhef, wordt ‘artikel 9, tweede lid, tweede alinea, onder c, van
de Verordening vangstmogelijkheden’ vervangen door: artikel 9, tweede lid, aanhef
en onder d, van de verordening vangstmogelijkheden.
E
In artikel 98, derde lid, wordt ‘artikel 9, tweede lid, tweede alinea, onder b of
c, van de verordening vangstmogelijkheden’ vervangen door: artikel 9, tweede lid,
aanhef en onder c of d, van de verordening vangstmogelijkheden.
F
Artikel 120 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt ‘artikel 9, vierde, vijfde en zesde lid’ vervangen door:
‘artikel 9, vierde en vijfde lid’.
2. Het tweede lid komt te luiden:
-
2. Het is verboden op zee, in het zeegebied, in de kustwateren, in de visserijzone of
in de onmiddellijke nabijheid van die wateren:
-
a. zeebaars voorhanden te hebben, of
-
b. meer dan 25 stuks dan wel meer dan 20 kilogram kabeljauw voorhanden te hebben.
3. Het derde lid komt te luiden:
G
De bijlagen 8, 9 en 11 worden vervangen door de bij deze regeling gevoegde bijlagen
A, B respectie-velijk C, onder vervanging van het opschrift van bijlage A door bijlage
8, het opschrift van bijlage B door bijlage 9, en het opschrift van bijlage C door
bijlage 11.
ARTIKEL II
Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2018.
TOELICHTING
1. Algemeen
De Uitvoeringsregeling zeevisserij (hierna: Uitvoeringsregeling) bevat de voorschriften
die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van de Europese verordeningen op het gebied
van de instandhouding van de biologische rijkdommen van de zee in het kader van het
gemeenschappelijk visserijbeleid. Dit betreft onder meer de verordeningen vangstmogelijkheden
en de verordeningen waarin specifieke beheersmaatregelen voor bepaalde visbestanden
voor meerdere jaren zijn vastgelegd, de zogenoemde meerjarenplannen. In de verordening
vangstmogelijkheden zijn onder meer de maximaal toegestane vangstmogelijkheden in
de EU-wateren voor EU-vaartuigen voor 2018 en een aantal daaraan gerelateerde aanvullende
voorschriften opgenomen. Door middel van deze wijzigingsregeling is een aantal aanpassingen
in de onderhavige Uitvoeringsregeling doorgevoerd die samenhangen met de in december
2017 vastgestelde verordening vangstmogelijkheden die betrekking heeft op 2018.
2. Verordening vangstmogelijkheden
De vangstmogelijkheden die zijn vastgelegd in de verordening vangstmogelijkheden,
kunnen worden onderscheiden in vangstbeperkingen en inspanningsbeperkingen. Vangstbeperkingen
zijn de maatregelen waarin is vastgelegd hoeveel vis er totaal uit bepaalde gebieden
mag worden gevangen, de zogenoemde TAC (‘Total Allowable Catch’, of wel totale toegestane
vangst), onder welke voorwaarden dat mag en hoe die hoeveelheden zijn verdeeld over
de lidstaten, de zogenoemde quota. In een aantal gevallen is een deel van de TAC niet
aan individuele lidstaten toegekend en kunnen deze hoeveelheden – veelal als bijvangst
– worden opgevist door alle beroepsmatige vissers uit de EU. Inspanningsbeperkingen
zien op de beperking van de omvang van de uitvarende vissersvloot en het aantal dagen
dat er gevist kan worden. De vangstmogelijkheden in de EU-wateren en voor EU-vaartuigen
in andere wateren worden tezamen met de daaraan gerelateerde aanvullende voorschriften
jaarlijks door de Raad van de Europese Unie vastgesteld.
De nieuwe verordening vangstmogelijkheden bevat met name wat betreft de visserij op
zeebaars en aal enkele inhoudelijke wijzigingen ten opzichte van 2017.
Het zeebaarsbestand in de Keltische zee, het Kanaal, de Ierse Zee en het zuidelijke
deel van de Noordzee, is ondanks de maatregelen in de voorgaande jaren nog steeds
precair en verder achteruit gegaan. Tijdens de Landbouw- en Visserijraad in december
2017 is daarom de Europese instandhoudingsmaatregel voor de zeebaarsvisserij verder
aangescherpt, zowel wat betreft de commerciële visserij als de recreatievisserij op
zeebaars. Als uitgangspunt geldt een verbod om op zeebaars te vissen, deze aan boord
te houden, over te laden, te verplaatsen of aan te landen in de genoemde wateren.
Bij wijze van uitzondering op dit verbod is het mogelijk om in een beperkt aantal
gebieden met bepaalde bodemtrawlvistuigen, zegennetten, handlijnen of kieuwnetten
te vissen op zeebaars tot een bepaald maximum. Die maxima liggen lager dan in 2017.
Deze uitzonderingen op het verbod gelden uitsluitend in de maand januari 2018 en in
de periode van 1 april tot en met 31 december 2018. Verder geldt als voorwaarde voor
de toepassing van deze uitzonderingen op het vangstverbod – evenals in 2017 - dat
het betreffende vaartuig in de referentieperiode van 1 juli 2015 tot en met 30 september
2016 geregistreerde zeebaarsvangsten moet hebben gedaan met haken en lijnen respectievelijk
met vaste kieuwnetten.
Voor de recreatievisserij op zeebaars geldt, eveneens met het oog op de nadere bescherming
van de zeebaarsbestanden, gedurende het gehele jaar een ‘catch and release’-verplichting
in de betrokken wateren. Enkel in de Golf van Biskaje is beperkt recreatievisserij
op zeebaars mogelijk. Daarbij geldt thans een lagere zogenoemde ‘bag limit’ dan in
2017.
Nieuw in de verordening vangstmogelijkheden is de sluiting van de visserij op aal
gedurende de paaiperiode. Deze sluiting strekt ter verdere bescherming van het aalbestand.
Deze tijdelijke sluiting komt geheel overeen met de sluiting op aalvisserij in het
najaar die Nederland reeds toepast op basis van het nationale aalbeheerplan waarin
rekening is gehouden met de trek van schieraal naar hun paaigebied. Deze wijziging
in de verordening heeft voor Nederland de facto dus geen verdere gevolgen.
De vaststelling van de vangstmogelijkheden voor bepaalde bestanden van diepzeevissen
vindt eens in de twee jaar plaats. De in dat verband voor het jaar 2017 en 2018 geldende
vangstmogelijkheden zijn opgenomen in deel 2 van de bijlage bij verordening 2016/2285.
3. Regeldruk
Deze wijziging van de regeling leidt niet tot een wijziging van de regeldruk. Er volgen
geen nieuwe of gewijzigde informatieverplichtingen uit deze regeling. Ook brengt deze
regeling geen relevante nalevingskosten met zich.
4. Inwerkingtreding en kabinetsbeleid vaste verandermomenten
Deze regeling treedt in werking op 1 januari 2018. Hiermee wordt afgeweken van de
uitgangspunten van het kabinetsbeleid inzake vaste verandermomenten. Een van die uitgangspunten
is dat regelgeving minimaal twee maanden voorafgaande aan de inwerkingtreding wordt
gepubliceerd. De onderhavige wijzigingsregeling strekt ter uitvoering van de verordening
vangstmogelijkheden voor 2018. De vaststelling van die verordening vond echter pas
plaats in de Europese Raad van 11 en 12 december 2017. Dit brengt mee dat de termijn
tussen publicatie van de onderhavige uitvoeringsregeling en de inwerkingtreding daarvan
korter is dan twee maanden en aldus niet voldaan kan worden aan het betreffende beleid
inzake vaste verandermomenten. Deze afwijking van het kabinetsbeleid is echter gerechtvaardigd
te achten, nu deze wijzigingsregeling strekt ter uitvoering van bindende EU-regelgeving.
II. ARTIKELEN
Artikel I, onderdeel A
Met dit onderdeel is de begripsbepaling van de verordening vangstmogelijkheden in
de uitvoeringsregeling geactualiseerd.
Artikel I, onderdeel B
In artikel 10 derde lid, van de Uitvoeringsregeling werd in onderdeel c verwezen naar
een onjuiste bepaling. Met dit onderdeel is deze verwijzing gecorrigeerd.
Artikel I, onderdeel C
Zoals uiteengezet in het algemeen deel van deze toelichting, zijn in december 2017
de vangstmogelijkheden voor 2018 vastgesteld. De verwijzingen in de Uitvoeringsregeling
zeevisserij naar de betreffende verordening inzake vangstmogelijkheden zijn geactualiseerd.
Verwijzingen naar de voorgaande verordening zijn waar nodig vervangen door verwijzingen
naar de bepalingen in de nieuwe verordening vangstmogelijkheden.
Artikel I, onderdelen D en E
Deze onderdelen strekken ertoe om de verwijzingen naar de verordening vangstmogelijkheden
te actualiseren.
Artikel I, onderdeel F
Zoals uiteengezet in paragraaf 2 van het algemeen deel van de toelichting, bevat artikel
9, vierde en vijfde lid, van de verordening vangstmogelijkheden een ten opzichte van
2017 gewijzigd regime voor de recreatievisserij op zeebaars. Met het oog daarop zijn
in artikel 120, eerste lid, van de Uitvoeringsregeling de verwijzingen naar de verordening
vangstmogelijkheden geactualiseerd.
De wijziging van artikel 120, tweede lid, van de Uitvoeringsregeling hangt samen met
het feit dat de nieuwe verordening vangstmogelijkheden bepaalt dat gedurende het hele
jaar in ICES-gebieden 4b, 4c, en 7a tot en met 7k een ‘catch en release’-regime voor
de recreatievisserij op zeebaars geldt. Het is daarom niet langer toegelaten om een
bepaald aantal zeebaarzen voorhanden te hebben. Het derde lid is gewijzigd met het
oog op artikel 9, vijfde lid, van de nieuwe verordening vangstmogelijkheden dat enkel
in ICES-gebieden 8a en 8b (Golf van Biskaje) in zeer beperkte mate de vangst van zeebaars
mogelijk maakt. Het verbod in artikel 120, derde lid, is wat betreft de zeebaars enkel
van belang voor zover de zeebaars in ICES-gebieden 8a of 8b is gevangen en in Nederland
wordt aangeland. Tot op heden vindt echter vanuit Nederland geen recreatievisserij
op zeebaars plaats in die gebieden en zal deze bepaling in feite enkel relevant blijven
voor de recreatievisserij op kabeljauw.
Artikel I, onderdeel G
In de gewijzigde bijlagen 8 en 9 wordt nationaal uitvoering gegeven aan de verordening
vangstmogelijkheden. Dit in verband met de omstandigheid dat de aan Nederland toegewezen
vangstmogelijkheden voor een aantal bestanden zijn verdeeld in individuele contingenten.
Bijlage 11 bevat de op grond van artikel 31, vierde lid, van de GMO-verordening vast
te stellen drempelprijzen.
Artikel II (inwerkingtreding)
Artikel I van deze wijzigingsregeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2018.
In paragraaf 4 van het algemeen deel van de toelichting is aangegeven hoe deze publicatie
en datum van inwerkingtreding zich verhouden tot het kabinetsbeleid betreffende de
vaste verandermomenten.
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
C.J. Schouten