Wijzigingsbesluit Gemeenschappelijke regeling voor het natuur- en recreatiegebied IJsselmonde.
De deelnemers aan het natuur- en recreatieschap IJsselmonde,
gelet op
artikel 51 en 53 van de Wet gemeenschappelijke regelingen;
artikel 43 van de Gemeenschappelijke regeling voor het recreatiegebied IJsselmonde; en
gelezen
het voorstel van het algemeen bestuur van het Natuur- en recreatieschap IJsselmonde;
gezien de besluiten van
de raad van de gemeente Rotterdam op 30 november 2017 en burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam op 7 november 2017;
de raad van de gemeente Barendrecht op 28 november 2017 en burgemeester en wethouders van de gemeente Barendrecht op 31 oktober 2017;
de raad van de gemeente Hendrik-Ido-Ambacht op 4 december 2017 en burgemeester en wethouders van de gemeente Hendrik-Ido-Ambacht op 24 oktober 2017;
de raad van de gemeente Ridderkerk op 23 november 2017 en burgemeester en wethouders van de gemeente Ridderkerk op 10 oktober 2017;
de raad van de gemeente Zwijndrecht op 19 december 2017 en burgemeester en wethouders van de gemeente Zwijndrecht op 12 december 2017;
de raad van de gemeente Albrandswaard op 23 oktober 2017 en burgemeester en wethouders van de gemeente Albrandswaard 12 september 2017;
Provinciale Staten van de provincie Zuid-Holland en Gedeputeerde Staten van de provincie Zuid-Holland middels een schrijven van 9 november 2017 het voorstel tot wijziging van de gemeenschappelijke regeling voor kennisgeving hebben aangenomen;
constateren
dat met de vereiste meerderheid is besloten de Gemeenschappelijke regeling voor het recreatiegebied IJsselmonde, zoals inwerking getreden op 1 januari 1990 en laatstelijk gewijzigd op 24 december 2015, als volgt te wijzigen:
Gemeenschappelijke regeling Natuur- en recreatieschap IJsselmonde
De raden, respectievelijk de colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten Albrandswaard, Barendrecht, Hendrik-Ido-Ambacht, Ridderkerk en Zwijndrecht
Overwegende dat
De deelnemende gemeenten alsmede de gemeente Rotterdam en de provincie Zuid-Holland sinds 1 januari 1990 samenwerken ten aanzien van het beheer en ontwikkeling van natuur en recreatie binnen het werkgebied van de gemeenschappelijke regeling voor het Natuur- en recreatiegebied IJsselmonde;
De gemeente Rotterdam en de provincie Zuid-Holland per 1 januari 2018 uit de gemeenschappelijke regeling zijn getreden;
De gemeente Rotterdam en de provincie Zuid-Holland financieel betrokken wensen te blijven bij het Natuur- en recreatieschap;
De overig deelnemende gemeenten Albrandswaard, Barendrecht, Hendrik-Ido-Ambacht, Ridderkerk en Zwijndrecht overwegen om per 1 januari 2018 de gemeenschappelijke regeling in herziene vorm voort te zetten.
Gelet op de Wet gemeenschappelijke regelingen, de Gemeentewet en de Algemene wet bestuursrecht
Besluiten de hierna volgende gemeenschappelijke regeling te treffen: Gemeenschappelijke regeling Natuur- en Recreatieschap IJsselmonde.
Hoofdstuk 1 Begripsbepalingen
Artikel 1
In deze gemeenschappelijke regeling wordt verstaan onder:
a.
regeling: de gemeenschappelijke regeling voor het Natuur- en recreatiegebied IJsselmonde;
b.
natuur- en recreatieschap: het Natuur- en Recreatieschap IJsselmonde;
c.
deelnemers: de aan de regeling deelnemende gemeenten, als bedoeld in artikel 2, eerste lid van de regeling;
d.
werkgebied: het gebied zoals is aangegeven op de bij deze regeling behorende bijlage;
e.
voorzitter: de voorzitter als bedoeld in artikel 2 lid 3 en artikel 19 van de regeling.
f.
wet: de wet gemeenschappelijke regelingen
Hoofdstuk 2 Naam en taakstelling
Artikel 2
1.
De raden en de colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten Albrandswaard, Barendrecht, Hendrik-Ido-Ambacht, Ridderkerk en Zwijndrecht vormen een openbaar lichaam in de zin van artikel 8 lid 1 van de Wet, genaamd Natuur- en recreatieschap IJsselmonde.
2.
Het Natuur- en Recreatieschap is gevestigd in Schiedam
3.
Het recreatieschap kent de organen:
a.
het algemeen bestuur;
b.
het dagelijks bestuur;
c.
de voorzitter.
4.
Het Natuur- en recreatieschap heeft tot taak in onderlinge samenhang het behartigen van het gemeenschappelijk belang van de deelnemers voor wat betreft de ontsluiting, de ontwikkeling, aanleg en het beheer in het kader van de openluchtrecreatie en het toerisme en waar mogelijk van natuur en landschap in het werkgebied.
Hoofdstuk 3 Algemene bepalingen
Artikel 3
Aan het Natuur- en recreatieschap worden ter vervulling van de in artikel 2, vierde lid, omschreven taak alle bevoegdheden van regeling en bestuur toegekend binnen de grenzen van de wet.
Artikel 4
Aan het algemeen bestuur behoort met betrekking tot de in artikel 2, vierde lid, omschreven taak van het Natuur- en recreatieschap alle bevoegdheid, tenzij bij wet of in deze regeling anders is bepaald.
Artikel 5
Alle stukken die uitgaan van het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur worden door de voorzitter en de secretaris ondertekend.
Hoofdstuk 4 Algemeen bestuur
Artikel 6
1.
Het algemeen bestuur bestaat uit twee leden per deelnemende gemeente, aan te wijzen door de raad van elke deelnemende gemeente uit hun midden, de voorzitter inbegrepen, en uit de wethouders.
2.
De raad van elke deelnemende gemeente kan voor ieder lid dat zij benoemt een plaatsvervangend lid aanwijzen die het lid bij verhindering of ontstentenis vervangt. De bepalingen in deze regeling en de wet ten aanzien van leden van het algemeen bestuur zijn van overeenkomstige toepassing op plaatsvervangende leden.
3.
De leden en plaatsvervangende leden mogen niet in dienst van het recreatieschap werkzaam zijn.
4.
De raden van de deelnemende gemeenten kunnen een door hen aangewezen lid van het algemeen bestuur ontslag verlenen indien dit lid het vertrouwen van de raad niet meer bezit, dan wel ontslag verlenen op eigen verzoek.
5.
Het lidmaatschap van het algemeen bestuur eindigt van rechtswege, zodra men ophoudt lid of voorzitter te zijn van de raad uit wiens midden men is aangewezen dan wel ophoudt wethouder te zijn.
6.
De raad wijst nadat het lidmaatschap door ontslag of van rechtswege is beëindigd in de eerstvolgende vergadering een lid van het algemeen bestuur aan.
7.
De besluiten tot aanwijzing of ontslag van leden van het algemeen bestuur worden in afschrift aan het algemeen bestuur gezonden.
Artikel 7
Het algemeen bestuur vergadert ten minste tweemaal per jaar en zo dikwijls als de voorzitter dat nodig acht, danwel wanneer ten minste een vijfde van het aantal leden van het algemeen bestuur daarom schriftelijk verzoekt.
Artikel 8
1.
De deelnemers plegen met het dagelijks bestuur overleg over de in voorbereiding zijnde besluiten waarvan de kennisneming voor de uitoefening van de bevoegdheden van het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur van belang is.
2.
De deelnemers geven aan het dagelijks bestuur terstond kennis van de hunnerzijds genomen besluiten waarvan de kennisneming voor de uitoefening van de bevoegdheden van het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur van belang is.
3.
Onder besluiten als bedoeld in het eerste en tweede lid worden in ieder geval gerekend besluiten genomen ingevolge de Wet ruimtelijke ordening en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, voor zover betrekking hebbend op het werkgebied.
Artikel 9
Het algemeen bestuur stelt met inachtneming van de bepalingen van deze gemeenschappelijke regeling en de wet een reglement van orde voor zijn vergaderingen en andere werkzaamheden vast. Dit reglement wordt ter kennis gebracht van de deelnemers.
Artikel 10
1.
De vergaderingen van het algemeen bestuur zijn openbaar.
2.
Er wordt met gesloten deuren vergaderd wanneer een vijfde van de leden daartoe verzoekt of de voorzitter het nodig oordeelt.
3.
Het algemeen bestuur beslist vervolgens of met gesloten deuren zal worden vergaderd.
4.
De voorzitter van het algemeen bestuur opent de vergadering niet voordat blijkens de presentielijst meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden tegenwoordig is. 5. Indien de vergadering niet kan worden geopend, belegt de voorzitter onder verwijzing naar dit artikel opnieuw een vergadering tegen een tijdstip dat tenminste vierentwintig uur na het bezorgen van de oproeping is gelegen.
5.
Op de vergadering bedoeld in het vijfde lid is het vierde lid niet van toepassing. Het algemeen bestuur kan echter over andere aangelegenheden dan die waarvoor de in het vierde lid niet geopende vergadering was belegd alleen beraadslagen of besluiten, indien blijkens de presentielijst meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden tegenwoordig is.
6.
Over het vaststellen, wijzigen of intrekken van belastingverordeningen en andere door strafbepaling of bestuursdwang te handhaven verordeningen, over de begroting, begrotingswijzigingen en over de jaarrekening kan het algemeen bestuur niet beraadslagen noch een besluit nemen dan in een openbare vergadering.
7.
Het algemeen bestuur besluit met meerderheid van het aantal geldig uitgebrachte stemmen, tenzij in deze regeling anders is bepaald.
Artikel 11
De leden van het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur kunnen een tegemoetkoming in de kosten en, voor zover zij niet de functie van wethouder of burgemeester vervullen, een vergoeding voor hun werkzaamheden ontvangen. Artikel 21 van de wet en artikel 99 van de Gemeentewet zijn van overeenkomstige toepassing.
Artikel 12
1.
Het bestuur verstrekt aan de raden van de deelnemende gemeenten de door een of meer leden van die raden gevraagde inlichtingen. Het desbetreffende bestuursorgaan regelt de wijze waarop de gevraagde inlichtingen worden verstrekt.
2.
De raden van de deelnemende gemeenten informeren het algemeen bestuur omtrent de wijze waarop:
a.
een door hen benoemd lid van het algemeen bestuur de door één of meer leden van die raden gevraagde inlichtingen dient te verstrekken;
b.
een door hen benoemd lid ter verantwoording kan worden geroepen voor het door hem in dat bestuur gevoerde beleid.
3.
Op het verstrekken van inlichtingen en het afleggen van verantwoording is artikel 16, vijfde lid van de wet van overeenkomstige toepassing.
Hoofdstuk 5 Dagelijks bestuur
Artikel 13
1.
Het dagelijks bestuur bestaat uit één lid per deelnemende gemeente, waaronder de voorzitter. Het dagelijks bestuur wordt door en uit het algemeen bestuur aangewezen.
2.
In geval van ontstentenis van een lid van het dagelijks bestuur of van verhindering anderszins tot het vervullen van zijn taak als zodanig treedt een ander als zodanig aangewezen lid van het dagelijks bestuur op als plaatsvervanger.
3.
Het dagelijks bestuur heeft het recht personen c.q. instanties aan te wijzen en toe te laten tot zijn vergaderingen als adviseur, al dan niet uitsluitend voor een bepaald onderwerp en/of bepaalde tijd. Het dagelijks bestuur kan deze aanwijzing te allen tijde intrekken.
Artikel 14
1.
Het dagelijks bestuur en elk van zijn leden afzonderlijk zijn aan het algemeen bestuur verantwoording schuldig over het door het dagelijks bestuur gevoerde bestuur.
2.
Het dagelijks bestuur geeft het algemeen bestuur alle inlichtingen die het algemeen bestuur voor de uitoefening van zijn taak nodig heeft.
3.
Het algemeen bestuur stelt regels vast omtrent de wijze waarop het dagelijks bestuur informatie verstrekt en verantwoording aflegt.
Artikel 15
Het lidmaatschap van het dagelijks bestuur eindigt zodra men ophoudt lid te zijn van het algemeen bestuur.
Artikel 16
Het dagelijks bestuur kan met inachtneming van de bepalingen van deze gemeenschappelijke regeling een reglement van orde voor zijn vergaderingen en andere werkzaamheden vaststellen. Dit reglement wordt aan het algemeen bestuur ter kennis gebracht.
Artikel 17
1.
De vergaderingen van het dagelijks bestuur zijn niet openbaar, tenzij het dagelijks bestuur besluit dat een vergadering of een gedeelte van een vergadering openbaar is.
2.
De vergadering van het dagelijks bestuur wordt niet geopend voordat blijkens de presentielijst meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden tegenwoordig is. Het vijfde en zesde lid van artikel 10 zijn van overeenkomstige toepassing.
3.
Het dagelijks bestuur besluit met meerderheid van het aantal geldig uitgebrachte stemmen, tenzij in deze regeling anders is bepaald.
Artikel 18
Het dagelijks bestuur is in ieder geval bevoegd:
a.
het dagelijks bestuur van het openbaar lichaam te voeren, voor zover niet bij of krachtens de wet of de regeling het algemeen bestuur hiermee is belast;
a.
beslissingen van het algemeen bestuur voor te bereiden en uit te voeren;
b.
regels vast te stellen over de ambtelijke organisatie van het openbaar lichaam;
c.
ambtenaren te benoemen, te schorsen en te ontslaan;
d.
privaatrechtelijke rechtshandelingen van het openbaar lichaam te besluiten, met uitzondering van privaatrechtelijke rechtshandelingen als bedoeld in artikel 31a van de wet;
e.
het besluiten namens het openbaar lichaam, het dagelijks bestuur of het algemeen bestuur rechtsgedingen, bezwaarprocedures of administratief beroepsprocedures te voeren of handelingen ter voorbereiding daarop te verrichten, tenzij het algemeen bestuur, voor zover het algemeen bestuur aangaat, in voorkomende gevallen anders beslist;
f.
zorg te dragen voor de bekendmaking van besluiten van het algemeen bestuur;
g.
toezicht te houden op het beheer en onderhoud van alle werken, inrichtingen en eigendommen;
h.
de dagelijkse zorg voor de controle op het geldelijk beheer en de boekhouding;
i.
het nemen van alle conservatoire maatregelen, alvorens is besloten tot het voeren van een rechtsgeding, zowel in als buiten rechte en het doen wat nodig is ter voorkoming van verjaring en ander verlies van recht en bezit;
j.
het gedurig toezicht op al wat het recreatieschap aangaat;
k.
de zorg voor de bewaring van archiefbescheiden; m. het opleggen van een last onder bestuursdwang, indien de last dient tot handhaving van regels welke het bestuur van het recreatieschap uitvoert; n. het stellen van nadere regels als bedoeld in artikel 24, tweede lid.
Hoofdstuk 6 De voorzitter
Artikel 19
1.
De voorzitter is voorzitter van het algemeen bestuur en van het dagelijks bestuur.
2.
De voorzitter van het Natuur- en recreatieschap wordt door en uit het algemeen bestuur aangewezen.
3.
Het algemeen bestuur wijst uit de leden van het dagelijks bestuur een plaatsvervangend voorzitter aan die de voorzitter bij verhindering of ontstentenis vervangt.
Artikel 20
1.
De voorzitter leidt de vergaderingen van het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur.
2.
De voorzitter vertegenwoordigt het Natuur- en recreatieschap in en buiten rechte.
3.
Overeenkomstig artikel van deze regeling worden door de voorzitter alle stukken ondertekend welke van het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur uitgaan.
Hoofdstuk 7 De secretaris
Artikel 21
1.
Het algemeen bestuur benoemt een secretaris en kan instructies voor hem vaststellen.
2.
De secretaris wordt bij verhindering of ontstentenis vervangen op de door het algemeen bestuur te bepalen wijze.
3.
Door de secretaris worden alle stukken welke van het algemeen en het dagelijks bestuur uitgaan, medeondertekend.
4.
De secretaris is het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur, de voorzitter en de commissies behulpzaam in alles wat de hen opgedragen taken aangaat. De secretaris woont de vergaderingen van het algemeen en dagelijks bestuur bij.
Hoofdstuk 8 Commissies
Artikel 22
1.
Het algemeen bestuur kan commissies instellen met het oog op de behartiging van bepaalde belangen. Het algemeen bestuur regelt de bevoegdheden en de samenstelling. De artikelen 139 tot en met 144 van de Gemeentewet en artikel 11 van deze regeling zijn van overeenkomstige toepassing.
2.
Het algemeen bestuur gaat niet over tot het instellen van een commissie als bedoeld in het eerst lid dan nadat de raden van elk van de deelnemende gemeenten van dit voornemen op de hoogte zijn gesteld en in de gelegenheid zijn gesteld hun wensen en bedenkingen ter kennis van het algemeen bestuur te brengen.
3.
Het algemeen bestuur kan aan een commissie als bedoeld in het eerste lid bevoegdheden van het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur overdragen, tenzij de aard van de bevoegdheid zich daartegen verzet. Het algemeen bestuur kan in ieder geval niet overdragen de bevoegdheid tot:
a.
het vaststellen van de begroting of van de jaarrekening;
b.
het heffen van rechten;
c.
het vaststellen van verordeningen. 4. Bevoegdheden van het dagelijks bestuur kunnen niet dan op voorstel van het dagelijks bestuur worden overgedragen. 5. Ten aanzien van een commissie als bedoeld in het eerste lid regelt het algemeen bestuur tevens voor zover zulks in verband met aard en omvang van de overgedragen bevoegdheden nodig is:
d.
de werkwijze van de commissie;
e.
de openbaarheid van vergaderingen;
f.
de voorbereiding, de uitvoering en de openbaarmaking van besluiten van de commissie;
g.
het toezicht van het algemeen, respectievelijk het dagelijks bestuur op de uitoefening van de bevoegdheden van de commissie;
h.
de verhouding van de overgedragen bevoegdheden tot die van het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur;
i.
de verantwoording aan het algemeen bestuur. 6. Ten aanzien van de vergadering van een commissie waaraan bevoegdheden van het algemeen bestuur zijn overgedragen is artikel 9 van overeenkomstige toepassing met inachtneming van door het algemeen bestuur vastgestelde nadere regels. 7. Indien de commissie zich ter zake van het behandelde waarvoor een verplichting tot geheimhouding geldt tot het algemeen bestuur heeft gericht, wordt de geheimhouding in acht genomen totdat het algemeen bestuur haar opheft.
Hoofdstuk 9 Verordeningen
Artikel 23
Het algemeen bestuur is bevoegd ten behoeve van de uitoefening van de taak van het recreatieschap verordeningen vast te stellen. Op overtreding van de bij of krachtens deze verordeningen gegeven voorschriften kan straf of bestuursdwang worden gesteld.
Artikel 24
1.
Voordat een verordening tevens inhoudende een algemeen verbindend voorschrift wordt vastgesteld, zendt het dagelijks bestuur het ontwerp daarvan voor een zienswijze aan de colleges van burgemeester en wethouders van de deelnemende gemeenten. Het besluit tot vaststelling van de verordening wordt niet genomen binnen zes weken na de datum van verzending van het ontwerp.
2.
Het algemeen bestuur kan in de verordeningen van het recreatieschap het dagelijks bestuur bevoegd verklaren nadere regels te stellen met betrekking tot bepaalde in de verordening aangewezen onderwerpen.
Artikel 25
1.
Voor zover een verordening van het recreatieschap voorziet in hetzelfde onderwerp als een verordening van een deelnemende gemeente, regelt eerstbedoelde verordening de onderlinge verhouding. Zij kan bepalen dat de verordening van een deelnemende gemeente voor het gehele gebied, dan wel voor een gedeelte daarvan geheel of gedeeltelijk ophoudt te gelden.
2.
Voor zover een verordening van een deelnemende gemeente in hetzelfde onderwerp voorziet als een eerder in werking getreden verordening van het recreatieschap geldt eerstbedoelde verordening niet voor het binnen het gebied gelegen deel van de gemeente.
Hoofdstuk 10 Financiële bepalingen
Artikel 26
1.
Het algemeen bestuur stelt bij verordening de regels voor het financiële beleid, alsmede voor het financiële beheer en voor de inrichting van de financiële organisatie vast.
2.
Bij de verordening als bedoeld in eerste lid worden tevens regels gesteld voor de controle op het financiële beheer en de financiële organisatie.
3.
De artikelen 212 tot en met 215 van de Gemeentewet zijn van overeenkomstige toepassing.
Artikel 27
1.
De invordering van de door het Natuur- en recreatieschap te heffen belastingen geschiedt op overeenkomstige wijze als die van de gemeentelijke belastingen.
2.
De betekening van stukken betreffende de vervolging ter invordering van belastingen van het recreatieschap en de tenuitvoerlegging van dwangbevelen geschieden door een gerechtsdeurwaarder, daartoe door het dagelijks bestuur aan te wijzen.
Artikel 28
Het boekjaar van het Natuur- en recreatieschap is gelijk aan het kalenderjaar.
Artikel 29
1.
Het algemeen bestuur stelt de begroting vast in het jaar voorafgaande aan dat waarvoor zij dient.
2.
Voor de vaststelling van de begroting is een meerderheid vereist van het aantal geldig uitgebrachte stemmen.
3.
Het bepaalde in lid 2 geldt ook voor begrotingswijzigingen.
4.
Het dagelijks bestuur zendt de begroting binnen twee weken na de vaststelling, doch in ieder geval vóór 1 augustus van het jaar voorafgaande aan dat waarvoor de begroting dient, aan gedeputeerde staten.
Artikel 30
1.
Het dagelijks bestuur zendt de ontwerpbegroting acht weken voordat zij aan het algemeen bestuur wordt aangeboden toe aan de raden van de deelnemende gemeenten. 2. De ontwerpbegroting wordt door de zorg van de deelnemende gemeenten voor een ieder ter inzage gelegd en, tegen betaling van de kosten, algemeen verkrijgbaar gesteld. Van de terinzagelegging wordt openbaar kennis gegeven.
2.
De raden van de deelnemende gemeenten beraadslagen over de ontwerpbegroting niet eerder dan twee weken na de openbare kennisgeving als in het tweede lid bedoeld.
3.
De raad van een deelnemende gemeente kan bij het dagelijks bestuur zienswijze over de ontwerpbegroting naar voren brengen. Het dagelijks bestuur voegt de commentaren waarin deze zienswijze is vervat bij de ontwerpbegroting, zoals deze aan het algemeen bestuur wordt aangeboden.
4.
Nadat deze is vastgesteld, zendt het algemeen bestuur, zo nodig, de begroting aan de raden der deelnemende gemeenten, die ter zake bij gedeputeerde staten hun zienswijze naar voren kunnen brengen.
5.
Het bepaalde in het eerste, derde en vijfde lid van dit artikel is mede van toepassing op een besluit tot wijziging van de begroting, met uitzondering van die wijzigingen waarbij geen verandering wordt gebracht in de hoogte van de totale begroting (lasten) of in de bijdragen van de deelnemers.
Artikel 31
1.
Het algemeen bestuur stelt de jaarrekening vast in het jaar volgende op het jaar waarop deze betrekking heeft.
2.
Het dagelijks bestuur zendt de jaarrekening binnen twee weken na de vaststelling, doch in ieder geval vóór 15 juli van het jaar volgende op het jaar waarop de jaarrekening betrekking heeft, aan de raden van de deelnemende gemeenten, alsmede aan gedeputeerde staten.
Artikel 32
1.
Een nadelig saldo van de rekening van baten en lasten van het recreatieschap wordt gebracht ten laste van: de gemeente Albrandswaard voor 13%, de gemeente Barendrecht voor 25%, de gemeente Hendrik-Ido-Ambacht voor 15%, de gemeente Ridderkerk voor 24% en de gemeente Zwijndrecht voor 23%.
2.
Wanneer de begroting een over de deelnemers om te slaan tekort aanwijst, zal de in de begroting geraamde bijdrage door de deelnemers bij wijze van voorschot worden voldaan in twee gelijke termijnen waarvan de eerste op 1 februari en de tweede op 1 augustus van het desbetreffende begrotingsjaar vervalt.
Hoofdstuk 11 Archief
Artikel 33
De bepalingen van de Archiefwet 1995 en de daaruit voortvloeiende uitvoeringsvoorschriften voor zover betrekking hebbend op de archiefbescheiden van de deelnemers zijn van overeenkomstige toepassing op het recreatieschap.
Hoofdstuk 12 Toetreding, uittreding, wijziging en opheffing
Artikel 34
Toetreding van een nieuwe deelnemer kan plaatsvinden bij daartoe strekkende besluiten van alle deelnemers.
Artikel 35
1.
De deelnemers hebben de mogelijkheid uit de regeling te treden bij daartoe strekkend besluit, dat binnen twee weken nadat het is genomen aan het algemeen bestuur wordt toegezonden.
2.
Aan de uittreding kunnen voorwaarden, waaronder financiële, worden verbonden.
3.
Ten aanzien van de voorwaarden beslist het algemeen bestuur met tweederde van het aantal geldig uitgebrachte stemmen.
4.
De uittreding als bedoeld in het eerste lid heeft plaats op het einde van het jaar volgend op het jaar waarin de uittredende deelnemer het besluit tot uittreding kenbaar heeft gemaakt aan het algemeen bestuur.
Artikel 36
1.
Het algemeen bestuur kan met inachtneming van de bepalingen van deze gemeenschappelijke regeling een uittreedprotocol vaststellen.
2.
Vaststelling van het uittreedprotocol geschiedt bij unaniem besluit.
Artikel 37
De regeling wordt aangegaan voor onbepaalde tijd.
Artikel 38
De gemeenschappelijke regeling kan worden gewijzigd bij daartoe strekkende besluiten van de meerderheid van de deelnemers.
Artikel 39
1.
De gemeenschappelijke regeling kan worden opgeheven bij daartoe strekkende besluiten van ten minste tweederde van de deelnemers.
2.
Het besluit tot opheffing regelt tevens de gevolgen daarvan voor de deelnemers. 3. Tenzij het algemeen bestuur anders bepaalt, is hij belast met de liquidatie van het Natuur- en recreatieschap IJsselmonde.
Hoofdstuk 13 Slot- en overgangsbepalingen
Artikel 40
1.
Deze regeling wordt aangehaald als: Gemeenschappelijke regeling Natuur- en recreatieschap IJsselmonde.
2.
Deze regeling is in formele zin een wijziging van de Gemeenschappelijke regeling voor het Natuur- en Recreatieschap IJsselmonde zoals inwerking getreden op 1 januari 1990 en laatstelijk gewijzigd op 24 december 2015, zodat het openbaar lichaam de rechtspersoonlijkheid en alle daarmee samenhangende rechten en verplichtingen van Natuur- en Recreatieschap IJsselmonde voortzet, tenzij de regeling daarin uitdrukkelijk anders heeft voorzien.
3.
De tekst van de Gemeenschappelijke regeling voor het Natuur- en Recreatieschap IJsselmonde, inwerking getreden op 1 januari 1990 en laatstelijk gewijzigd op 24 december 2015, wordt ingetrokken.
Bijlage:
Kaart werkgebied gemeenschappelijke regeling Natuur- en Recreatieschap IJsselmonde
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.