Gemeenschappelijke regeling Bedrijvenschap Harnaschpolder - 6e wijziging gemeenschappelijke regeling Bedrijvenschap Harnaschpolder

Logo Midden-Delfland

 

 

De raden en colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten:

- Den Haag

- Midden-Delfland

elk voor zover het zijn bevoegdheden betreft

en gelet op de Wet gemeenschappelijke regelingen;

B E S L U I T E N

De gemeenschappelijke regeling Bedrijvenschap Harnaschpolder te wijzigen, zodat deze komt te luiden als volgt:

I BEGRIPSBEPALINGEN

Artikel 1  

1. Deze gemeenschappelijke regeling verstaat onder:

a. wet: de Wet gemeenschappelijke regelingen

b. regeling: deze gemeenschappelijke regeling;

c. bedrijvenschap: het rechtspersoonlijkheid bezittend lichaam, bedoeld in artikel 2 van deze regeling;

c. bedrijventerrein: de door de grondgebiedgemeente als zodanig aangewezen gronden;

d. raad of college: een raad of college van burgemeester en wethouders van een deelnemende gemeente;

e. deelnemende gemeente: de aan deze gemeenschappelijke regeling deelnemende gemeenten;

g. gedeputeerde staten: gedeputeerde staten van de provincie Zuid- Holland;

h. grondgebiedgemeente: de gemeente Midden-Delfland.

2. Waar in de regeling artikelen van de Gemeentewet of van enige andere wet of wettelijke regeling van overeenkomstige toepassing worden verklaard, wordt, indien in die artikelen wordt gesproken van gemeente, raad, college of burgemeester, daarvoor gelezen bedrijvenschap, algemeen bestuur, dagelijks bestuur respectievelijk de voorzitter.

 

II HET RECHTSPERSOONLIJKHEID BEZITTEND LICHAAM

Artikel 2  

1. Er is een openbaar lichaam, genaamd Bedrijvenschap Harnaschpolder. Het openbaar lichaam is gevestigd te Schipluiden.

2. Het rechtsgebied van het bedrijvenschap omvat het grondgebied van het bedrijventerrein, zoals aangegeven op de als bijlage 1 bij deze regeling aangehechte kaart.

Artikel 3  

Het bestuur van het bedrijvenschap bestaat uit:

a. het algemeen bestuur;

b. het dagelijks bestuur;

c. de voorzitter.

III DOELSTELLING, TAKEN EN BEVOEGDHEDEN VAN HET BEDRIJVENSCHAP

Artikel 4  

Deze regeling heeft betrekking op taken en bevoegdheden die aan raden en colleges zijn toebedeeld.

Artikel 5  

1. Het bedrijvenschap heeft tot doel bij te dragen aan een aantrekkelijk vestigingsklimaat voor bedrijven en het bevorderen van werkgelegenheid door middel van het aanleggen en exploiteren van bedrijventerreinen, waaronder het verrichten van alle taken die met deze doelstelling samenhangen. Onder die taken is begrepen het verwerven van gronden ten behoeve van de bedrijventerreinen, desnoods door middel van onteigening, en voorts in dat verband stichten, verwerven, vervreemden en exploiteren van bedrijfsgebouwen, alles in de ruimste zin van het woord.

2. Onder de taak van het bedrijvenschap zijn niet begrepen de bij de deelnemende gemeenten berustende openbare taken, waaronder:

a. de reiniging en het onderhoud van openbare ruimte, na overdracht van het beheer en onderhoud van de openbare ruimte door het bedrijvenschap aan de grondgebiedgemeente, alsmede

b. het afvoeren van water en vuilnis, gladheidsbestrijding, de brandweer en het bouwtoezicht.

3. Het bedrijvenschap zal bij de uitvoering van zijn taken in beginsel gebruikmaken van diensten die door de deelnemende gemeenten tegen kostendekkend tarief worden aangeboden. Deze afgenomen diensten komen voor rekening van het bedrijvenschap.

4. Ten behoeve van de in het eerste lid vermelde taken kan het bedrijvenschap onder meer besluiten tot oprichting van en deelneming in stichtingen, maatschappen, vennootschappen, verenigingen, coöperaties en onderlinge waarborgmaatschappijen. Het besluit wordt genomen met inachtneming van artikel 31a van de wet en niet dan nadat aan de raden van de deelnemende gemeenten een ontwerpbesluit is toegezonden en zij in de gelegenheid zijn gesteld hun wensen en bedenkingen ter kennis van het algemeen bestuur van het Bedrijvenschap te brengen.

IV ALGEMEEN BESTUUR

Par. 1. Samenstelling

Artikel 6  

1. Het algemeen bestuur bestaat uit drie leden per deelnemende gemeente die door de raad of het college uit zijn midden worden aangewezen, waarbij de volgende regels gelden:

a. de raden van de deelnemende gemeenten wijzen deze leden uit hun midden en/of uit het college aan, met dien verstande dat ten minste twee leden uit het college worden aangewezen, op voordracht van het college.

b. indien de raad er voor kiest om uitsluitend collegeleden aan te wijzen, geschiedt dat op voordracht van het college.

 

2. Ieder lid van het algemeen bestuur heeft een op gelijke wijze aangewezen plaatsvervanger; de bepalingen van deze regeling met betrekking tot de leden van het algemeen bestuur zijn van overeenkomstige toepassing op de plaatsvervangers.

3. De leden van het algemeen bestuur worden aangewezen voor de zittingsperiode van de raad, dan wel van het college.

4. Het lidmaatschap van het algemeen bestuur eindigt van rechtswege op het moment dat het lid de hoedanigheid van raadslid dan wel van lid van het college verliest.

5. De leden van het algemeen bestuur treden tegelijk af op de dag waarop de nieuw gekozen leden van het algemeen bestuur in functie treden.

6. De leden van het algemeen bestuur kunnen te allen tijde ontslag nemen. Van dit ontslag stellen zij de voorzitter, alsmede de voorzitters van de raden van deelnemende gemeenten op de hoogte. Leden van het algemeen bestuur, die ontslag hebben genomen,worden vervangen door hun plaatsvervanger totdat in hun opvolging is voorzien.

7. Een lid van het algemeen bestuur kan door de raad, die het lid heeft aangewezen, worden ontslagen, indien dit lid niet langer het vertrouwen geniet van die raad. Van overeenkomstige toepassing zijn de artikelen 49 en 50 van de Gemeentewet, inhoudende dat als de opzegging van het vertrouwen er niet toe leidt dat het betrokken lid onmiddellijk ontslag neemt, de raad kan besluiten tot ontslag.

Artikel 7  

Het lidmaatschap van het algemeen bestuur is onverenigbaar met de betrekking van ambtenaar, door of vanwege het bestuur van een der deelnemende gemeenten aangesteld of daaraan ondergeschikt, met uitzondering van onderwijzend personeel, van ambtenaren van de burgerlijke stand of van hen, die als vrijwilliger niet bij wijze van beroep hulpdiensten verrichten. Met ambtenaar worden gelijkgesteld zij, die in dienst van een van de deelnemende gemeente op arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht werkzaam zijn.

Par. 2. Bevoegdheden en taken

Artikel 8  

1. De bevoegdheden die aan het bestuur van het bedrijvenschap worden overgedragen, berusten bij het algemeen bestuur, tenzij bij wet of in deze regeling anders is bepaald.

2. Het algemeen bestuur stelt de algemene financiële en beleidsmatige kaders vast voor de uitoefening van de taken en bevoegdheden. Daartoe stelt het algemeen bestuur jaarlijks in ieder geval een begroting en een grondexploitatieberekening vast, waartoe het dagelijks bestuur een voorstel doet.

3. Het algemeen bestuur stelt de jaarrekening, het jaarverslag en een halfjaarrapportage vast.

Par. 3. Werkwijze en vergaderingen

Artikel 9  

1. De in artikel 22 van de wet opgenomen bepalingen uit de Gemeentewet zijn van overeenkomstige toepassing met dien verstande, dat de in artikel 19 van de Gemeentewet bedoelde openbare kennisgeving op verzoek van de voorzitter tevens geschiedt door de burgemeesters van de deelnemende gemeenten op de aldaar gebruikelijke wijze.

2. Het algemeen bestuur vergadert jaarlijks ten minste tweemaal en voorts zo dikwijls als de voorzitter of het dagelijks bestuur dit nodig oordelen, dan wel ten minste twee leden dit, onder opgaaf van redenen, schriftelijk verzoeken.

3. De vergaderingen van het algemeen bestuur zijn openbaar.

4. De deuren worden gesloten wanneer ten minste twee van de aanwezige leden daarom verzoeken of de voorzitter het nodig oordeelt.

5. Het algemeen bestuur beslist vervolgens of met gesloten deuren zal worden vergaderd.

Artikel 10  

Het algemeen bestuur stelt voor zijn vergaderingen een reglement van orde vast.

Artikel 11  

1. De vertegenwoordigers van een deelnemende gemeente brengen tezamen één stem uit, ongeacht het aantal aanwezige vertegenwoordigers.

2. Besluiten worden in unanimiteit genomen.

3. De vergadering van het algemeen bestuur wordt niet geopend voordat meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden tegenwoordig is. Besluiten kunnen alleen worden genomen in een vergadering, waarin elk van de deelnemende gemeente wordt vertegenwoordigd.

4. Indien een deelnemende gemeente in een vergadering niet is vertegenwoordigd, roept de voorzitter een nieuwe vergadering bijeen waarin beide deelnemende gemeenten vertegenwoordigd zijn en onder opgave van de te behandelen onderwerpen. In die vergadering kunnen met inachtneming van het bepaalde in artikel 11, tweede lid besluiten worden genomen, ongeacht of aan het bepaalde in artikel 11, derde lid is voldaan, met dien verstande dat elk van de deelnemende gemeente dient te zijn vertegenwoordigd.

5. In afwijking van het voorgaande kan besluitvorming door het algemeen bestuur buiten vergadering plaatsvinden, tenzij de aard van het te nemen besluit zich daartegen verzet, mits op basis van een voorstel van de voorzitter en mits alle leden van het algemeen bestuur zonder voorbehoud met het voorstel hebben ingestemd. Van die instemming moet blijken uit een schriftelijk stuk waarin het voorstel is opgenomen en waarop elk lid van het algemeen bestuur schriftelijk zijn akkoord heeft gegeven. Onder schriftelijk wordt tevens verstaan elk via gangbare communicatiekanalen overgebracht en op schrift reproduceerbaar bericht, waaronder begrepen berichten per fax en per e-mail.

6. Een besluit als bedoeld in lid 5 wordt geacht tot stand te zijn gekomen op het tijdstip waarop alle leden van het algemeen bestuur met het voorstel hebben ingestemd, blijkens de schriftelijk betuigde instemming. Dit tijdstip wordt door of in opdracht van de voorzitter op het in lid 5 bedoelde stuk vermeld.

7. Van een besluit dat op de in de leden 5 en 6 beschreven wijze tot stand gekomen is, wordt op de eerstvolgende vergadering mededeling gedaan.

8. Een besluit komt niet buiten vergadering tot stand als een lid van het algemeen bestuur te kennen heeft gegeven niet met het voorstel in te stemmen of te wensen dat het desbetreffende voorstel in een vergadering wordt behandeld.

V DAGELIJKS BESTUUR

Par. 1. Samenstelling

Artikel 12  

1. Het dagelijks bestuur bestaat uit drie door en uit het algemeen bestuur aan te wijzen leden die behoren tot de colleges van de deelnemende gemeenten. Alle deelnemende gemeenten dienen in het dagelijks bestuur vertegenwoordigd te zijn.

2. De leden en de uit het algemeen bestuur aan te wijzen plaatsvervangende leden van het dagelijks bestuur, worden aangewezen in de eerste vergadering van het algemeen bestuur in nieuwe samenstelling.

3. De voorzitter van het algemeen bestuur is tevens voorzitter van het dagelijks bestuur.

4. Indien een plaats in het dagelijks bestuur openvalt door ontslag, overlijden of anderszins, wordt de vacature waargenomen door de voor dit lid in het algemeen bestuur aangewezen plaatsvervanger. De voorzitter zal na het ontstaan van een vacature het algemeen bestuur daarvan op de hoogte stellen en toezien op spoedige vervulling van die vacature. Het algemeen bestuur voorziet zo spoedig mogelijk in de vacature.

5. Met inachtneming van het bepaalde in artikel 6, zevende lid, vindt het aanwijzen van leden van het dagelijks bestuur ter vervulling van de posities die door ontslag, overlijden of anderszins openvallen, plaats uiterlijk drie maanden nadat die positie is opengevallen.

6. De leden van het dagelijks bestuur treden vanzelf af op de dag van aftreden van de leden van het algemeen bestuur.

7. Een lid van het dagelijks bestuur kan door het algemeen bestuur worden ontslagen, indien dit lid niet langer het vertrouwen geniet van het algemeen bestuur. In dat geval eindigt tevens het lidmaatschap van het algemeen bestuur.

8. Het lidmaatschap van het dagelijks bestuur eindigt ook indien het betrokken lid als lid van het college van de deelnemende gemeente ontslag heeft genomen of door de raad is ontslagen als bedoeld in artikel 49 Gemeentewet.

9. Degene, die ophoudt lid van het algemeen bestuur te zijn, houdt daarmee tevens op lid van het dagelijks bestuur te zijn.

Artikel 13  

1. De leden van het dagelijks bestuur kunnen te allen tijde als zodanig ontslag nemen.

2. Het nemen van ontslag geschiedt door schriftelijke kennisgeving aan de voorzitter.

3. Artikel 12, vierde lid is in dit geval van overeenkomstige toepassing.

Par. 2. Bevoegdheden

Artikel 14  

1. Aan het dagelijks bestuur zijn in ieder geval de bevoegdheden in artikel 33b van de wet opgedragen:

a. het dagelijks bestuur van het openbaar lichaam te voeren, voor zover niet bij of krachtens de wet of de regeling het algemeen bestuur hiermee is belast;

b. beslissingen van het algemeen bestuur voor te bereiden en uit te voeren;

c. regels vast te stellen over de ambtelijke organisatie van het openbaar lichaam;

d. te besluiten tot privaatrechtelijke rechtshandelingen van het openbaar lichaam binnen de door het algemeen bestuur vastgestelde kaders, met uitzondering van privaatrechtelijke rechtshandelingen als bedoeld in artikel 31a van de wet;

e. te besluiten namens het openbaar lichaam, het dagelijks bestuur of het algemeen bestuur rechtsgedingen, bezwaarprocedures of administratief beroepsprocedures te voeren of handelingen ter voorbereiding daarop te verrichten, tenzij het algemeen bestuur, voor zover het het algemeen bestuur aangaat, in voorkomende gevallen anders beslist.

2. Onverminderd het tweede lid, is het algemeen bestuur bevoegd, met inachtneming van artikel 33a van de wet, ook andere bevoegdheden over te dragen aan het dagelijks bestuur.

3. Het dagelijks bestuur kan mandaat, en machtiging verlenen ter zake van de aan hem toekomende bevoegdheden.

Par. 3. Werkwijze en besluitvorming

Artikel 15  

1. Het dagelijks bestuur stelt voor zijn vergaderingen een reglement van orde vast.

2. De Voorzitter stelt, met inachtneming van hetgeen het dagelijks bestuur heeft bepaald, dag en plaats van de vergadering van het dagelijks bestuur en het tijdstip van de opening vast.

3. 3. De vergaderingen van het dagelijks bestuur worden met gesloten deuren gehouden, voor zover het dagelijks bestuur niet anders heeft bepaald.

4. 4 Het dagelijks bestuur kan slechts beraadslagen en besluiten in een vergadering, waarin (i) de meerderheid van zijn leden of, voor zover van toepassing, hun plaatsvervangers aanwezig zijn, en (ii) van elke deelnemende gemeente een vertegenwoordiger (als lid of plaatsvervanger) in het dagelijks bestuur aanwezig is.

2. De Voorzitter stelt, met inachtneming van hetgeen het dagelijks bestuur heeft bepaald, dag en plaats van de vergadering van het dagelijks bestuur en het tijdstip van de opening vast.

3. De vergaderingen van het dagelijks bestuur worden met gesloten deuren gehouden, voor zover het dagelijks bestuur niet anders heeft bepaald.

4 Het dagelijks bestuur kan slechts beraadslagen en besluiten in een vergadering, waarin (i) de meerderheid van zijn leden of, voor zover van toepassing, hun plaatsvervangers aanwezig zijn, en (ii) van elke deelnemende gemeente een vertegenwoordiger (als lid of plaatsvervanger) in het dagelijks bestuur aanwezig is.

5. De vertegenwoordigers van een deelnemende gemeente brengen in een vergadering van het dagelijks bestuur tezamen één stem uit, ongeacht het aantal aanwezige vertegenwoordigers (als lid of plaatsvervanger) in het dagelijks bestuur.

5. (als lid of plaatsvervanger) in het dagelijks bestuur.

6. Besluiten worden in unanimiteit genomen.

7. Indien niet aan het bepaalde in lid 4 wordt voldaan, belegt de voorzitter een nieuwe vergadering. De oproepingsbriefjes voor oproep tot deze vergadering vermelden de te behandelen zaken. In deze vergadering wordt een besluit genomen door de dan aanwezige leden, mits van elke deelnemende gemeente een vertegenwoordiger (als lid of plaatsvervanger) in het dagelijks bestuur aanwezig is.

8. In afwijking van het voorgaande kan besluitvorming door het dagelijks bestuur buiten vergadering plaatsvinden, mits op basis van een voorstel van de voorzitter. Het in artikel 11 leden 5 tot en met 8 bepaalde is van overeenkomstige toepassing.

VI INFORMATIE EN VERANTWOORDING

Artikel 16  

1. Het lid van het algemeen bestuur of van is aan de raad die dit lid heeft aangewezen verantwoording schuldig over het door hem in het algemeen bestuur gevoerde beleid.

2. Een lid van het algemeen bestuur verstrekt aan de raad van zijn gemeente de door een of meer leden van die raad gevraagde inlichtingen, voor zover zulks niet strijdig is met het openbaar belang. De inlichtingen worden zo spoedig mogelijk doch in ieder geval binnen twee maanden in een vergadering van die raad of schriftelijk verstrekt.

3. Het reglement van orde van het algemeen bestuur regelt de wijze waarop toepassing wordt gegeven aan het bepaalde in het eerste en tweede lid.

Artikel 17  

Het algemeen bestuur brengt aan de raden van de deelnemende gemeenten in ieder geval ter kennis de besluiten betreffende:

a. de jaarrekening, het jaarverslag en halfjaarrapportage met de daarbij behorende stukken;

b. het reglement van orde, als bedoeld in artikel 10.

Artikel 18  

1. Het dagelijks bestuur en elk van zijn leden afzonderlijk zijn aan het algemeen bestuur verantwoording schuldig over het door het dagelijks bestuur gevoerde bestuur.

2. Het dagelijks bestuur geeft het algemeen bestuur alle inlichtingen die het algemeen bestuur voor de uitoefening van zijn taak nodig heeft.

3. Het algemeen bestuur regelt van welke besluiten van het dagelijks bestuur in ieder geval kennisgeving wordt gedaan aan de leden van het algemeen bestuur. Daarbij kan het algemeen bestuur de gevallen bepalen waarin met ter inzage legging kan worden volstaan. Het dagelijks bestuur laat de kennisgeving of ter inzage legging achterwege voor zover deze in strijd is met het openbaar belang.

4. Het dagelijks bestuur stelt elk half jaar ten behoeve van het algemeen bestuur een halfjaarrapportage op, waarin die onderwerpen worden opgenomen als waartoe het algemeen bestuur heeft besloten.

VII VOORZITTER EN SECRETARIS

Artikel 19  

1. Het algemeen bestuur wijst als voorzitter, respectievelijk plaatsvervangend voorzitter, een lid uit zijn midden aan. De voorzitter is lid van het college van een deelnemende gemeente. Een plaatsvervangend voorzitter dient uit hetzelfde college afkomstig te zijn als de voorzitter.

 

2. Het voorzitterschap wordt gedurende een periode van één jaar bij toerbeurt vervuld door een vertegenwoordiger van een deelnemende gemeente, zodanig dat elk jaar de voorzitter een andere deelnemende gemeente vertegenwoordigt.

3. De voorzitter is belast met de leiding van de vergaderingen van het algemeen en het dagelijks bestuur en draagt ervoor zorg, dat de besluiten naar behoren worden uitgevoerd.

4. De voorzitter vertegenwoordigt het bedrijvenschap in en buiten rechte. Hij kan de vertegenwoordiging aan een door hem gemachtigde schriftelijk opdragen.

Artikel 20  

1. Op voordracht van de grondgebiedgemeente benoemt het algemeen bestuur een secretaris, die tevens fungeert als secretaris van het dagelijks bestuur. Het algemeen bestuur is bevoegd de secretaris te schorsen of te ontslaan.

2. Indien het algemeen bestuur een voorgedragen kandidaat niet benoemt dan wel een secretaris ontslaat, draagt de grondgebiedgemeente een andere kandidaat voor.

3. De secretaris maakt geen deel uit van het algemeen bestuur en van het dagelijks bestuur.

4. Het algemeen bestuur kan een plaatsvervangend secretaris benoemen. Het hiervoor in dit artikel bepaalde is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 21  

De voorzitter en de secretaris of hun plaatsvervanger ondertekenen de besluiten, die door het algemeen en door het dagelijks bestuur worden genomen.

VIII DIRECTEUR EN OVERIG PERSONEEL

Artikel 22  

1. Op voordracht van het college van Den Haag benoemt het dagelijks bestuur een directeur, gehoord het algemeen bestuur.

2. Op voordracht van de directeur benoemt het dagelijks bestuur een administrateur, gehoord het algemeen bestuur.

3. Indien het dagelijks bestuur een voorgedragen kandidaat niet benoemt of later ontslaat, draagt het college van Den Haag, respectievelijk de directeur gehoord het algemeen bestuur, een andere kandidaat voor benoeming tot directeur respectievelijk administrateur voor.

4. De directeur en de administrateur kunnen niet zijn lid van het algemeen bestuur noch secretaris of plaatsvervangend secretaris van het algemeen bestuur.

5. Het dagelijks bestuur kan in een instructie nadere regels vaststellen over de taken en bevoegdheden van de directeur en de administrateur.

6. Het dagelijks bestuur kan naar behoeven binnen het daartoe vastgestelde budget ondersteunend personeel aanstellen.

7. In de regel worden in de functies van secretaris, directeur, administrateur en ondersteunend personeel, ambtenaren van de deelnemende gemeenten benoemd op basis van detachering. Met de betrokken gemeente wordt een regeling getroffen omtrent de vergoeding voor en de beëindiging van de detachering.

Artikel 23  

1. De directie verricht de werkzaamheden waartoe het dagelijks bestuur of de voorzitter, ieder voor zover het zijn bevoegdheid betreft, opdracht en daarmee verband houdende volmacht, machtiging of mandaat geeft.

2. De directeur verschaft alle inlichtingen die binnen het kader van het bedrijvenschap nodig worden geacht, aan het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur en de voorzitter.

IX FINANCIËLE BEPALINGEN

Artikel 24 Administratie

1. Het algemeen bestuur stelt regels vast met betrekking tot de organisatie van de financiële administratie en van het kasbeheer van het bedrijvenschap.

2. Het algemeen bestuur stelt regels vast voor de controle op het financieel beheer en op de inrichting van de financiële organisatie. Deze regels dienen te waarborgen dat de rechtmatigheid van het financiële beheer en van de inrichting van de financiële organisatie wordt getoetst.

3. Het algemeen bestuur wijst een accountant aan als bedoeld in artikel 393 lid 1 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, belast met de controle van de jaarrekening en het daarbij verstrekken van een accountantsverklaring en het uitbrengen van een verslag van de bevindingen.

4. Op de accountantsverklaring en het verslag van de bevindingen is artikel 213 lid 3 t/m 5 van de Gemeentewet van overeenkomstige toepassing.

Artikel 25 Begroting

1. Het dagelijks bestuur stelt jaarlijks een ontwerpbegroting met de daarbij behorende toelichting op voor het daarop volgende jaar.

2. De ontwerpbegroting wordt acht weken voordat zij aan het algemeen bestuur wordt aangeboden, maar uiterlijk vóór 15 april van het jaar voorafgaande aan dat waarvoor de begroting moet dienen, toegezonden aan de raden van de deelnemende gemeenten. De raden van de deelnemende gemeenten kunnen bij het dagelijks bestuur hun zienswijze over de ontwerpbegroting naar voren brengen. Het dagelijks bestuur voegt de commentaren waarin deze zienswijze is vervat bij de ontwerpbegroting, zoals deze aan het algemeen bestuur wordt aangeboden.

3. Het algemeen bestuur stelt de begroting vast in het jaar voorafgaande aan het jaar, waarvoor de begroting moet dienen.

4. Nadat de begroting is vastgesteld door het algemeen bestuur, zendt het dagelijks bestuur de begroting, aan de raden van de deelnemende gemeenten, die ter zake bij gedeputeerde staten hun zienswijze naar voren kunnen brengen.

5. Het dagelijks bestuur zendt de begroting binnen twee weken na vaststelling doch in ieder geval vóór 1 augustus van het jaar voorafgaande aan dat waarvoor de begroting dient, aan gedeputeerde staten.

6. Op wijzigingen van de begroting zijn voorgaande artikelleden zoveel mogelijk van overeenkomstige toepassing.

Artikel 26 Jaarrekening

1. Het dagelijks bestuur stelt elk jaar de jaarrekening met een jaarverslag van het voorgaande jaar op.

2. Het dagelijks bestuur zendt vóór 15 april van het jaar voorafgaande aan dat waarvoor de begroting dient, de algemene financiële en beleidsmatige kaders en de voorlopige jaarrekening, inclusief de daarover ontvangen rapportage van de accountant, ter kennisname aan de raden van de deelnemende gemeenten.

3. Het algemeen bestuur stelt de jaarrekening en het jaarverslag vast in het jaar volgende op het jaar waarop de jaarrekening betrekking heeft.

4. Het dagelijks bestuur zendt de jaarrekening en het jaarverslag binnen twee weken na vaststelling doch in ieder geval vóór 15 juli van het jaar volgende op het jaar waarop de jaarrekening betrekking heeft, aan gedeputeerde staten.

5. De vaststelling van de jaarrekening strekt het dagelijks bestuur tot décharge, behoudens indien later valsheid in geschrifte of andere onregelmatigheden mochten komen vast te staan.

Artikel 27  

1. Het algemeen bestuur beslist of een batig slot van de rekening van lasten en baten geheel of gedeeltelijk:

a. zal worden toegevoegd aan de reserve, dan wel;

b. zal worden toegevoegd aan het vermogen van de in artikel 5 lid 4 bedoelde rechtsperso(o)n(en), dan wel;

c. aan de deelnemende gemeenten zal worden uitgekeerd.

2. Het algemeen bestuur beslist of een nadelig slot van de rekening van lasten en baten geheel of gedeeltelijk:

a. ten laste van het volgende dienstjaar zal worden gebracht, dan wel;

b. ten laste van de bestaande reserve zal worden afgeschreven, dan wel;

c. ten laste van het vermogen van de in artikel 5 lid 4 bedoelde rechtsperso(o)n(en) zal worden gebracht, dan wel;

d. ten laste van de deelnemende gemeenten zal worden gebracht.

3. De deelnemende gemeenten zullen er echter steeds zorg voor dragen dat het bedrijvenschap te allen tijde over voldoende middelen beschikt om aan al zijn verplichtingen jegens derden te kunnen voldoen. Indien aan het algemeen bestuur van het bedrijvenschap blijkt dat een deelnemende gemeente weigert deze uitgaven op de begroting te zetten, doet het algemeen bestuur onverwijld aan gedeputeerde staten het verzoek over te gaan tot toepassing van de artikelen 194 en 195 van de Gemeentewet of artikel 104 Waterschapswet, respectievelijk een verzoek aan de Minister van toepassing van de artikelen 198 en 199 Provinciewet. De deelnemende gemeenten verbinden zich in geval van opheffing van het bedrijvenschap de rechten en verplichtingen van het bedrijvenschap over de deelnemende gemeenten te verdelen op de wijze voorzien in het krachtens artikel 32, lid 2 vastgestelde liquidatieplan.

4. Bij de toepassing van dit artikel worden de navolgende regels in acht genomen.

5. Voor zover door het algemeen bestuur besloten is tot uitkering van batige saldi aan de deelnemende gemeenten, vindt deze uitkering niet eerder plaats dan wanneer de activiteiten van het bedrijvenschap zijn afgerond en de grondexploitatie is afgesloten, tenzij het algemeen bestuur anders mocht besluiten.

6. Een batig saldo wordt verdeeld over de deelnemende gemeenten Den Haag en Midden-Delfland in de verhouding 85/15.

7. Een nadelig saldo wordt ten laste gebracht van de deelnemende gemeenten Den Haag en Midden-Delfland in de verhouding 85/15.

X INBRENG VAN GRONDEN

Artikel 28  

1. Het algemeen bestuur stelt vast, of en wanneer het nodig is, dat het bedrijvenschap percelen van het gebied, bedoeld in artikel 2 lid 2, in eigendom verkrijgt.

2. Indien een deelnemende gemeente de eigendom heeft van de desbetreffende percelen op het tijdstip, als bedoeld in het eerste lid, draagt zij die aan het bedrijvenschap over tegen een nader tussen hen overeen te komen vergoeding.

3. Indien een deelnemende gemeente geen eigenaar van de desbetreffende percelen is, verricht het dagelijks bestuur van het bedrijvenschap al hetgeen ter verkrijging van de eigendom nodig is.

4. Blijkt in een zodanig geval dat de eigendom slechts door middel van onteigening kan worden verkregen, dan kan het algemeen bestuur van het bedrijvenschap alle maatregelen nemen, die nodig zijn om via onteigening door het bedrijvenschap de eigendom van die percelen te verwerven.

5. Het bestuur van het bedrijvenschap kan ook afzien van de hiervoor in lid 4 genoemde mogelijkheid en de grondgebiedgemeente verzoeken alle maatregelen te treffen die nodig zijn om de percelen te verwerven. Na verwerving wordt de grond overgedragen aan het bedrijvenschap op de wijze als hiervoor in lid 2 is voorzien.

 

Artikel 29  

 

Nadat de plannen voor de werkzaamheden, die nodig zijn om door het bedrijvenschap in eigendom verkregen percelen bouwrijp te maken en/of voor gebruik in te richten, vanwege de directie besteksklaar zijn uitgewerkt, beslist het dagelijks bestuur over de wijze van aanbesteding, mocht dit voor de uitvoering noodzakelijk worden geacht. Aanbesteding geschiedt met inachtneming van het daarop van toepassing zijnde wettelijke kader.

XI ARCHIEF

Artikel 30  

1. Het dagelijks bestuur is belast met de zorg en toezicht op de bewaring en het beheer van de archiefbescheiden van het bedrijvenschap overeenkomstig een door het algemeen bestuur met inachtneming van artikel 40 van de Archiefwet vast te stellen regeling.

2. De secretaris is belast met de bewaring en het beheer van de archiefbescheiden overeenkomstig de door het algemeen bestuur vast te stellen regeling.

3. Na beëindiging van de regeling wordt het archief ter bewaring overgedragen aan de grondgebiedgemeente.

XII GESCHILLEN

Artikel 31  

1. Voordat over een geschil, als bedoeld in artikel 28 van de wet, de beslissing van gedeputeerde staten wordt ingeroepen, legt het algemeen bestuur het geschil voor aan een commissie van goede diensten.

2. De commissie van goede diensten bestaat uit drie personen, die gezamenlijk worden aangewezen door de deelnemende gemeenten. Wordt dienaangaande geen overeenstemming bereikt, dan wordt aan de commissaris van de Koning in de provincie Zuid-Holland verzocht deze personen aan te wijzen.

3. De commissie van goede diensten hoort de bij het geschil betrokken besturen.

4. De commissie van goede diensten brengt binnen drie maanden advies uit over de mogelijkheden partijen tot overeenstemming te brengen.

XIII OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN

Artikel 32  

1. De regeling wordt aangegaan voor onbepaalde tijd.

2. Indien de raden en colleges van de deelnemende gemeenten hebben besloten tot beëindiging, besluit het algemeen bestuur tot ontbinding en vereffening. Het algemeen bestuur stelt alsdan een liquidatieplan op, dat voorziet in de verplichting van de deelnemende gemeenten tot deelneming in de financiële gevolgen van de opheffing van de regeling op de wijze en volgens de regelen als in de wet voorzien en met inachtneming van hetgeen hiervoor in artikel 27 is bepaald. De organen van het openbaar lichaam blijven in functie zolang dat voor de liquidatie is vereist. Het liquidatieplan behoeft de instemming van de raden van de deelnemende gemeenten.

3. Geschillen over een liquidatieplan als bedoeld onder artikel 32 lid 2 worden beslecht overeenkomstig artikel 31.

Artikel 33  

1. De regeling kan worden gewijzigd op voorstel van het algemeen bestuur bij eensluidende besluiten van de colleges en de raden van de deelnemende gemeenten.

2. De wijziging treedt in werking op de in het wijzigingsbesluit aangegeven dag. De wijziging treedt niet in werking voordat zij is bekend gemaakt op de in artikel 26, lid 3 van de wet bedoelde wijze.

Artikel 34  

1. Het college van de grondgebiedgemeente draagt zorg voor de toezending van de regeling aan gedeputeerde staten, alsmede, voor zover toepasselijk, van de besluiten tot wijziging of ontbinding van deze regeling.

2. Het college van de grondgebiedgemeente draagt zorg voor bekendmaking van de regeling en de wijzigingen daarvan op de in artikel 26, lid 2 van de wet bedoelde wijze.

Artikel 35  

1. Deze regeling wordt aangehaald als: 6e wijziging gemeenschappelijke regeling Bedrijvenschap Harnaschpolder.

2. De gewijzigde regeling treedt in werking met ingang van de dag na bekendmaking.

Aldus besloten door de raad van de gemeente Den Haag op 2 november 2017 en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Den Haag op 10 oktober 2017 en door de raad van de gemeente Midden-Delfland op 12 december 2017 en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Midden-Delfland op 14 november 2017.

 

Bijlagen

Bijlage 1: Kaart van het rechtsgebied van het Bedrijvenschap Harnaschpolder

 

Naar boven