TOELICHTING
Algemeen deel
Inleiding
Met deze regeling wordt het Schadefonds Geweldsmisdrijven (Schadefonds) gedurende
2018 bij wijze van proef uitgebreid met een Subcommissie slachtofferschap mensenhandel
(hierna: subcommissie), die tot taak heeft om op aanvraag een multidisciplinair deskundigenbericht
uit te brengen over de vraag of het aannemelijk is dat de aanvrager slachtoffer van
mensenhandel is in de zin van artikel 273f van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Dat
deskundigenbericht kan de aanvrager helpen bij de aanvraag van een verblijfsvergunning
op humanitaire gronden of een andere collectieve voorziening.
Deze pilot is ondergebracht bij het Schadefonds vanwege de daar beschikbare kennis
en expertise.
De ondersteuning van (mogelijke) slachtoffers van mensenhandel is in Nederland in
belangrijke mate gerelateerd aan het (verloop van het) strafproces. Onder meer de
Nationaal Rapporteur Mensenhandel en GRETA1 pleiten ervoor om de identificatie van slachtoffers van mensenhandel meer los te
koppelen van het strafproces, door het inrichten van een alternatieve, onafhankelijke
identificatieprocedure.
Op dit moment zijn er verschillende partijen, zoals de IND en opvanginstellingen,
die worden geconfronteerd met de vraag of het aannemelijk is of iemand slachtoffer
van mensenhandel is of niet. Bij een grote groep slachtoffers van mensenhandel kan
of wordt het slachtofferschap niet door middel van een strafrechtelijke vervolging
van de dader bewezen of vastgesteld. Ook zonder vervolging en veroordeling van de
verdachte/dader kan iemand wel degelijk slachtoffer zijn en moet hij of zij dus toegang
kunnen krijgen tot bepaalde voorzieningen. Hiertoe dient een procedure te worden ingericht.
Om vorm te geven aan een dergelijke procedure, is binnen het Nationaal Verwijsmechanisme
Mensenhandel (NVM) het traject ‘multidisciplinaire advisering slachtofferschap mensenhandel’
gestart. In dat kader is in 2015 een verkennend onderzoek verricht, waarin de mogelijkheden
hiertoe zijn onderzocht.2 Dit heeft geresulteerd in een pre-pilot (van september 2015 tot april 2016), uitgevoerd
door het Schadefonds Geweldsmisdrijven, waarin de impact en mogelijkheden hieromtrent
verder werden geïnventariseerd.
In vervolg op de pre-pilot wordt in 2018 door het Schadefonds een operationele pilot
uitgevoerd. Deze heeft als hoofddoelen: 1) nagaan of de multidisciplinaire commissie
slachtofferschap mensenhandel daadwerkelijk de aannemelijkheid van slachtofferschap
kan beoordelen en 2) nagaan of het deskundigenbericht van de subcommissie toegevoegde
waarde heeft voor betrokken partijen (zoals de slachtoffers zelf, de IND en opvanginstellingen).
Het WODC zal de pilot eind 2018 evalueren. Aan de hand van de resultaten daarvan kan
eventueel worden besloten om de pilot te verlengen, of om de werkwijze van de pilot
voort te zetten in een structurelere vorm, en welke aanpassingen eventueel nodig zijn.
Artikelsgewijs
Artikel 1 (begripsbepalingen)
De subcommissie maakt deel uit van de commissie, bedoeld in artikel 8 van de Wet schadefonds
geweldsmisdrijven (Wet SGM), zie artikel 2, tweede lid, van deze regeling. De term
subcommissie is ontleend aan artikel 12 Wet SGM.
De strafbaarstelling van mensenhandel in artikel 273f Sr is gericht op het tegengaan
van uitbuiting van mensen, in zeer brede zin. Het artikel stelt strafbaar onder meer
het door dwang, geweld, misleiding of misbruik van omstandigheden een ander werven,
vervoeren, overbrengen, huisvesten of opnemen met het oogmerk van uitbuiting van of
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen door die
ander of het beschikbaar stellen van organen door die ander. Ook het profijt trekken
van uitbuiting is strafbaar. Uitbuiting kan onder meer omvatten seksuele uitbuiting,
gedwongen arbeid of diensten, slavernij of andere dienstbaarheid.
De term sepot wordt alleen gebruikt in artikel 3.
Artikel 2 (instelling en taak subcommissie)
Net als deze regeling is de subcommissie tijdelijk: zij vervalt als de regeling vervalt.
De leden van de subcommissie (zie artikel 9) zijn voor de duur van de pilot ook lid
van de commissie, bedoeld in artikel 8 Wet SGM. De voorzitter van de subcommissie,
de heer mr. R.R. Knobbout (zie artikel 9, tweede lid), was als enige al lid van de
commissie en voor hem geldt uiteraard de voor die benoeming geldende termijn.
Het deskundigenbericht is slechts een onderbouwd standpunt en geen besluit in de zin
van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Men kan daarom niet in bezwaar of beroep
tegen het deskundigenbericht. Een positief deskundigenbericht van de subcommissie
leidt niet automatisch tot inwilliging van de aanvraag van een verblijfsvergunning
of andere voorziening, en een negatief deskundigenbericht leidt niet automatisch tot
afwijzing van de aanvraag. De IND, die verantwoordelijk is voor de behandeling van
de gevraagde verblijfsvergunning, is niet verplicht om het deskundigenbericht te volgen,
en als de IND een positief deskundigenbericht volgt, dan kunnen er andere redenen
zijn die in de weg staan aan verlening van de verblijfsvergunning. Iets vergelijkbaars
geldt voor andere gevraagde voorzieningen.
Het is aan de aanvrager zelf om het deskundigenbericht al dan niet te verstrekken
aan de IND of andere instanties, zie artikel 8.
Artikel 3 (aanvraag om een deskundigenbericht)
Deze tijdelijke regeling staat in beginsel slechts open voor degene die aangifte heeft
gedaan van het jegens hem of haar in Nederland gepleegde strafbare feit van mensenhandel,
welke aangifte ná 2017 heeft geleid tot een sepot of vrijspraak. Een aanvraag om een
deskundigenbericht moet worden ingediend binnen vier weken na de datum van het sepot
of de vrijspraak.
De zinsnede ‘mensenhandel, jegens de aanvrager in Nederland gepleegd’ ziet, net als
artikel 273f Sr, ook op degene die nog niet daadwerkelijk in Nederland is uitgebuit,
maar wel met dat oogmerk door dwang, geweld etc. naar Nederland is gebracht.
De vereisten van aangifte en sepot of vrijspraak beogen om te bevorderen dat slachtoffers
van mensenhandel aangifte doen en dat er voor de subcommissie voldoende informatie
beschikbaar is om een deskundigenbericht te kunnen uitbrengen. Een uitzondering op
deze vereisten geldt als de aanvrager van het deskundigenbericht geen aangifte kon
of wilde doen wegens ernstige bedreigingen of een medische of psychische beperking.
De aanvrager moet dat aannemelijk maken met een verklaring van de politie of een medische
verklaring.
Aan het vereiste dat de aangifte moet hebben geleid tot een sepot is ook voldaan als
de aanvrager tegen dat sepot schriftelijk beklag heeft gedaan bij het gerechtshof
en het klaagschrift nog in behandeling is (artikel 12 Wetboek van Strafvervolging).
Aan het vereiste dat de aangifte moet hebben geleid tot vrijspraak is ook voldaan
in geval van vrijspraak in eerste aanleg.
In elk geval moet de aanvraag uiterlijk op 31 december 2018 worden ingediend bij de
subcommissie.
Vijfde lid: de aanvraag wordt in beginsel ook in behandeling genomen als de aanvrager
de subcommissie géén toestemming geeft om noodzakelijke stukken op te vragen en om
derden op de hoogte te brengen van de ingediende aanvraag. Wel zal de aanvrager erop
gewezen worden dat het ontbreken van die toestemming afbreuk kan doen aan de mogelijkheid
om het deskundigenbericht deugdelijk te onderbouwen, en ook het risico meebrengt dat
bijvoorbeeld de IND een beslissing neemt op de aanvraag om een verblijfsvergunning
voordat het deskundigenbericht is uitgebracht.
Artikel 4 (te verstrekken gegevens en bescheiden)
Het eerste lid is ontleend aan artikel 4:2, tweede lid, Awb, het tweede lid aan artikel
4:5, eerste lid, van die wet.
Artikel 5 (gelegenheid tot horen)
Voordat de subcommissie het deskundigenbericht uitbrengt, wordt de aanvrager in beginsel
in de gelegenheid gesteld om te worden gehoord. Zo nodig worden ook derden gehoord.
Het horen mag eventueel ook telefonisch of met een beeldverbinding. Het tweede lid
regelt in welke gevallen het horen achterwege kan blijven. Die uitzonderingen zijn
afgeleid van artikel 7:3 Awb (over het horen in bezwaar). De uitzonderingen ‘kennelijk
onaannemelijk’ en ‘kennelijk aannemelijk’ (de onderdelen b en e van het tweede lid)
doelen daarbij, als equivalent van een kennelijk (on)gegrond bezwaar, op de situatie
waarin het voor de subcommissie op basis van de aanvraag en de eventueel bij derden
opgevraagde gegevens en bescheiden, evident is dat zij een negatief, respectievelijk
positief deskundigenbericht zal uitbrengen.
Het is voor de aanvrager toegestaan om derden, zoals getuigen en deskundigen, mee
te nemen naar de hoorzitting. De subcommissie kan in dat geval deze derden ook horen.
Artikel 7 (termijn uitbrengen deskundigenbericht)
De subcommissie heeft in beginsel tien weken om het deskundigenbericht uit te brengen.
Die termijn wordt opgeschort als de aanvraag niet compleet is en de subcommissie de
aanvrager verzoekt om de aanvraag aan te vullen. De tienwekentermijn kan zo nodig
met maximaal zes weken worden verlengd. Verdere verlenging is mogelijk als de aanvrager
ermee instemt.
De subcommissie brengt het deskundigenbericht uit door het toe te zenden aan de aanvrager.
Zo mogelijk wordt vóór verzending contact met de aanvrager gezocht om toelichting
te geven. Het deskundigenbericht wordt door de subcommissie niet aan derden verstrekt,
zie ook artikel 8.
Artikel 8 (al dan niet gebruiken van deskundigenbericht)
Het deskundigenbericht van de subcommissie is een onderbouwd standpunt over de vraag
of de aanvrager slachtoffer is van mensenhandel. Het deskundigenbericht is geen besluit
en is niet bindend. Het deskundigenbericht wordt alleen verstrekt aan de aanvrager
en niet aan derden. De aanvrager bepaalt zelf of hij het deskundigenbericht al dan
niet verstrekt aan derden zoals de IND. Met toestemming van de aanvrager kan de subcommissie
wel aan derde instanties mededelen of er een deskundigenbericht is uitgebracht.
Artikel 9 (samenstelling subcommissie)
Zie de toelichting bij artikel 2.
Artikel 10 (beleidsregels)
De in dit artikel bedoelde beleidsregels worden vastgesteld door de commissie, bedoeld
in artikel 8 Wet SGM.
Artikel 12 (verwerking van persoonsgegevens)
Op de pilot aannemelijkheid slachtofferschap mensenhandel is een privacyreglement
van toepassing. Dit reglement heeft betrekking op alle door de subcommissie te behandelen
en behandelde aanvragen gedurende de pilotperiode. Het reglement is gebaseerd op de
Wbp en schenkt aandacht aan het gebruik van persoonsgegevens. Bij het opstellen van
dit reglement is tevens rekening gehouden met de AVG,3 die de Wbp vanaf 25 mei 2018 zal vervangen. Om de aanvraag te kunnen beoordelen en
ter onderbouwing omtrent de aannemelijkheid van het slachtofferschap mensenhandel,
dient de subcommissie te beschikken over bepaalde persoonsgegevens. Met deze gegevens
dient nauwkeurig te worden omgegaan en deze mogen niet voor andere doeleinden gebruikt
worden dan waarvoor ze noodzakelijk zijn.
Persoonsgegevens zullen om praktische redenen worden gearchiveerd voor een periode
van twee jaar. De subcommissie hanteert een termijn van twee jaar omdat een aanvrager
twee jaar de tijd heeft om voortgezet verblijf aan te vragen nadat zijn vergunning
is verlopen en het daarom van belang is dat een aanvrager het advies nog bij de commissie
kan opvragen mocht hij het kwijt geraakt zijn. Daarnaast komt het regelmatig voor
dat slachtoffers binnen twee jaar opnieuw slachtoffer worden. Het eerdere deskundigenbericht
en de gegevens uit het dossier kunnen dan gebruikt worden voor de latere aanvraag.
Persoonsgegevens en registratiegegevens mogen langer worden bewaard, wanneer zij geanonimiseerd
worden of voor zover ze uitsluitend voor historische, statistische of wetenschappelijke
doeleinden worden bewaard. De commissie, bedoeld in artikel 8 Wet SGM, is verantwoordelijk
de bewaring en verwerking van de dossiers.
Niet alle informatie, en zeker niet de (bijzondere) persoonsgegevens, zal een weerslag
(kunnen) krijgen in het deskundigenbericht. Het Schadefonds mag de verkregen gegevens
niet verstrekken aan derden.
Artikel 13 (subsidie voor uitvoering van deze regeling)
Net als voor de Wet SGM (zie artikel 2 van die wet) wordt de uitvoering van deze regeling
bekostigd door middel van een jaarlijkse subsidie, waarbij de subsidietitel van de
Awb overeenkomstig wordt toegepast.
Artikel 14 (overgangsrecht)
Dit artikel regelt dat deze tijdelijke regeling van toepassing blijft op tijdig ingediende
aanvragen die op 1 januari 2019 nog in behandeling zijn.
Artikel 16 (looptijd van deze regeling)
Deze regeling geldt in beginsel alleen gedurende 2018. Mocht worden besloten om de
looptijd van de pilot te verlengen, dan zal ook de looptijd van deze regeling worden
verlengd.
De Minister voor Rechtsbescherming, S. Dekker