Artikel 1. Buitengewoon verlof
De ambtenaar die in aanmerking komt voor een stimuleringspremie als bedoeld in artikel
49tt van het Algemeen Rijksambtenarenreglement kan deze geheel of gedeeltelijk inruilen
voor een periode van buitengewoon verlof als bedoeld in artikel 34 van het Algemeen
Rijksambtenarenreglement uitsluitend in het persoonlijk belang direct voorafgaand
aan de datum van zijn ontslag op eigen verzoek, bedoeld in artikel 94, eerste lid,
van het Algemeen Rijksambtenarenreglement.
Artikel 2. Duur van het buitengewoon verlof
-
1. De duur van het buitengewoon verlof in maanden wordt bepaald door het totale bedrag
aan stimuleringspremie dat de ambtenaar inruilt voor buitengewoon verlof te delen
door het maandsalaris dat de grondslag vormt voor de berekening van de stimuleringspremie.
Het aantal maanden wordt op hele maanden naar boven afgerond als de uitkomst 0,5 of
meer bedraagt en naar beneden als de uitkomst minder dan 0,5 bedraagt.
-
2. In afwijking van het eerste lid wordt, op verzoek van de ambtenaar, de stimuleringspremie
ingeruild voor een langere periode van buitengewoon verlof. De duur van het buitengewoon
verlof bedraagt maximaal het dubbele van het aantal maanden bedoeld in het eerste
lid. In dat geval dient de volledige stimuleringspremie te worden ingeruild.
-
3. In afwijking van het eerste lid wordt, op verzoek van de ambtenaar, de stimuleringspremie
ingeruild voor een kortere periode van buitengewoon verlof. De duur van het buitengewoon
verlof bedraagt ten minste drie maanden.
-
4. De laatste dag van het buitengewoon verlof is uiterlijk de dag voor de dag waarop
de ambtenaar de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van
de Algemene Ouderdomswet, bereikt.
Artikel 3. Uitkering
-
1. De ambtenaar heeft recht op een maandelijkse uitkering met ingang van de dag waarop
zijn buitengewoon verlof ingaat. De uitkering bedraagt het totale bedrag aan stimuleringspremie
dat de ambtenaar inruilt voor buitengewoon verlof gedeeld door het aantal maanden
buitengewoon verlof.
-
2. Indien de stimuleringspremie niet in zijn geheel is ingeruild voor de periode van
buitengewoon verlof, wordt het restant van de stimuleringspremie uitgekeerd na afloop
van de periode van buitengewoon verlof.
Artikel 4. Bepalingen ten aanzien van overige rechten
-
1. De ambtenaar heeft geen recht op opname van levensloopverlof tijdens het buitengewoon
verlof.
-
2. De ambtenaar heeft geen recht op gebruikmaking van individuele keuzen in het arbeidsvoorwaardenpakket
als bedoeld in artikel 21c van het Algemeen Rijksambtenarenreglement.
Artikel 5. Uitkering bij overlijden
Indien de ambtenaar overlijdt tijdens het buitengewoon verlof, wordt de uitkering,
bedoeld in artikel 3, eerste lid, uitbetaald tot en met de dag van overlijden. De
stimuleringspremie die de ambtenaar had ingezet ten behoeve van buitengewoon verlof
minus de reeds ontvangen uitkeringen en het restant, bedoeld in artikel 3, tweede
lid, wordt uitgekeerd aan de nagelaten betrekkingen of rechtverkrijgenden van de ambtenaar.
Artikel 6 Pensioen
Over de periode van buitengewoon verlof wordt het werkgeversdeel van de pensioenafdracht
niet ten laste gebracht van de ambtenaar.
Artikel 7. Inwerkingtreding
Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2018.
Artikel 8. Citeertitel
Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling uitruil stimuleringspremie voor buitengewoon
verlof.
TOELICHTING
Algemeen
Op grond van artikel 49tt, negende lid, van het ARAR, kan het bevoegd gezag van-werk-naar
werk (VWNW) kandidaten binnen zijn gezagsbereik de mogelijkheid bieden om de stimuleringspremie
in te zetten ten behoeve van het verlenen van buitengewoon verlof voorafgaand aan
het ontslag op eigen verzoek. Als van deze mogelijkheid gebruik wordt gemaakt, geschiedt
dit volgens de regels in deze regeling. De verschillende ministeriële regelingen die
op basis van het voorheen geldende negende lid van artikel 49tt waren vastgesteld
zijn vervallen met het vervallen van de grondslag voor die regelingen zoals deze was
opgenomen in het achtste lid van artikel 49tt, ARAR, zoals dat luidde voor 1 januari
2018.
Medewerkers kunnen gebaat zijn bij de uitruil van de stimuleringspremie voor een periode
van buitengewoon verlof als ze behoefte hebben aan een vaste maandelijkse uitkering
in plaats van een uitkering ineens. Ook kunnen medewerkers gebaat zijn bij buitengewoon
verlof omdat ze nog enige tijd pensioen willen opbouwen op basis van hun voormalige
bezoldiging, zonder dat ze gebruik hoeven te maken van de mogelijkheid van vrijwillige
voortzetting pensioenopbouw na ontslag die het ABP biedt. Deze regeling is géén vervroegde
pensioenregeling. De voorziening staat open voor iedere medewerker, mits het een vrijwillige
of verplichte VWNW-kandidaat of een remplaçant betreft.
Gedurende het buitengewoon verlof ontvangt de ambtenaar geen bezoldiging. De ambtenaar
ontvangt gedurende het buitengewoon verlof een maandelijkse uitkering. Omdat er tijdens
het buitengewoon verlof geen sprake is van bezoldiging in de zin van het Bezoldigingsbesluit
Burgerlijke Rijksambtenaren 1984 (BBRA), de ambtenaar geen functie vervult en geen
arbeid verricht, heeft de ambtenaar gedurende het verlof niet de aan de functie, de
bezoldiging of het verrichten van arbeid verbonden financiële aanspraken en mogelijkheden.
De ambtenaar heeft tijdens het buitengewoon verlof bijvoorbeeld geen recht op vakantie,
vakantie-uitkering of eindejaarsuitkering. Evenmin heeft de ambtenaar recht op toelagen,
toeslagen, vergoedingen of een ambtsjubileumgratificatie. Een periodieke toelage als
bedoeld in artikel 22a van het BBRA moet voor aanvang van het buitengewoon verlof
door het bevoegd gezag worden gestopt.
De vakantie-uitkering en de eindejaarsuitkering waarop de ambtenaar recht heeft bij
aanvang van het buitengewoon verlof worden betaald op de in artikel 20a en 21 van
het BBRA bepaalde momenten. Dit kan zijn tijdens de periode van buitengewoon verlof.
Het pensioengevend inkomen gedurende het buitengewoon verlof wordt bepaald op basis
van het pensioenreglement ABP. Over de periode van buitengewoon verlof zal geen verhaal
van het werkgeversdeel van de pensioenpremie plaatsvinden.
Inwerkingtreding
De regeling treedt in werking op 1 januari 2018. Hiermee is voldaan aan de systematiek
van de vaste verandermomenten bij invoering of wijziging van wet- en regelgeving.
Wel is afgeweken van de daarbij gebruikelijk gehanteerde minimale invoeringstermijn
van twee maanden. Dit was nodig vanwege het per 1 januari 2018 vervallen van de grondslag
voor de huidige regelingen.
Artikelsgewijs
Artikel 1
Om in aanmerking te komen voor een uitruil van stimuleringspremie voor een periode
van buitengewoon verlof moet de ambtenaar voldoen aan de voorwaarden voor toekenning
van een stimuleringspremie, zoals opgenomen in artikel 49tt van het ARAR. Hij dient
tevens per de einddatum van het buitengewoon verlof met ontslag op eigen verzoek te
gaan op grond van artikel 94, eerste lid, van het ARAR.
Artikel 2
De duur van het buitengewoon verlof wordt bepaald door vast te stellen hoeveel maandsalarissen
de stimuleringspremie, waarvan wordt afgezien, bedraagt. Het betreft hier het maandsalaris
dat is gehanteerd bij het berekenen van de hoogte van de stimuleringspremie conform
artikel 49tt van het ARAR. Er wordt geen rekening gehouden met de vakantie-uitkering
en de eindejaarsuitkering (eerste lid).
Aan de ambtenaar wordt op zijn verzoek toegestaan om een langere periode van buitengewoon
verlof te nemen. De duur van het buitengewoon verlof mag maximaal worden verdubbeld.
Met deze begrenzing wordt voorkomen dat de ambtenaar onevenredig lang verlof kan genieten
(bijvoorbeeld vanwege de pensioenopbouw) zonder dat de aanstelling eindigt, terwijl
toch ruimte wordt geboden om het buitengewoon verlof over een langere periode te spreiden
(tweede lid).
De ambtenaar kan ook verzoeken om een kortere periode van buitengewoon verlof. De
periode van buitengewoon verlof moet minimaal 3 maanden bedragen om te voorkomen dat
de administratieve lasten niet in verhouding staan tot het te bereiken doel van een
periode van buitengewoon verlof met een vaste uitkering (derde lid).
De periode van buitengewoon verlof eindigt uiterlijk op de dag voorafgaand aan de
dag waarop de ambtenaar de AOW-gerechtigde leeftijd bereikt. De periode van buitengewoon
verlof zal ook in dit geval zodanig worden vastgesteld dat het buitengewoon verlof
een geheel aantal maanden beslaat.
Artikel 3
De ambtenaar hoeft niet het volledige bedrag aan stimuleringspremie in te zetten ten
behoeve van buitengewoon verlof. Het deel van de stimuleringspremie dat niet wordt
ingezet ten behoeve van buitengewoon verlof wordt bij het ontslag uitbetaald.
Artikel 4
Tijden het buitengewoon verlof kan de ambtenaar nog een reeds opgebouwd tegoed hebben
aan vakantie-uren of eindejaarsuitkering. Het inzetten van deze doelen voor Individuele
Keuzen in het Arbeidsvoorwaardenpakket (IKAP) doelen is uitgesloten. Inzet van eventueel
nog aanwezige bronnen voor de levensloopregeling is mogelijk voor zover de Levensloopregeling
rijkspersoneel dit toestaat. Het opnemen van levensloopverlof tijdens het buitengewoon
verlof is uitgesloten.
Artikel 5
Als de ambtenaar overlijdt tijdens het buitengewoon verlof hebben de nagelaten betrekkingen
of rechthebbenden van de ambtenaar recht op het aan de ambtenaar toekomende deel van
de stimuleringspremie dat bij ontslag zou worden uitgekeerd én op een bedrag ter hoogte
van de voor het buitengewoon ingezette bedrag minus de reeds aan de ambtenaar uitgekeerde
bedragen.
Artikel 6
Gedurende het buitengewoon verlof wordt de pensioenopbouw gecontinueerd. Hiervoor
is een premie verschuldigd, een werkgeversdeel en een werknemersdeel. Het werknemersgedeelte
wordt ingehouden op de maandelijkse uitkering. Het werkgeversgedeelte wordt, bij buitengewoon
verlof van lange duur niet op de ambtenaar verhaald. Artikel 2 van de Verhaalsregeling
pensioenpremies sector Rijk maakt het mogelijk te bepalen in welke situaties geen
verhaal van de werkgeverspremies plaatsvindt.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
K.H. Ollongren