Regeling van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 18 december 2017, nr. 2017-0000648667, houdende regels inzake de uitruil van een stimuleringspremie voor buitengewoon verlof (Regeling uitruil stimuleringspremie voor buitengewoon verlof)

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

Gelet op artikel 21c, artikel 34g en artikel 49tt, negende lid, van het Algemeen Rijksambtenarenreglement;

Besluit:

Artikel 1. Buitengewoon verlof

De ambtenaar die in aanmerking komt voor een stimuleringspremie als bedoeld in artikel 49tt van het Algemeen Rijksambtenarenreglement kan deze geheel of gedeeltelijk inruilen voor een periode van buitengewoon verlof als bedoeld in artikel 34 van het Algemeen Rijksambtenarenreglement uitsluitend in het persoonlijk belang direct voorafgaand aan de datum van zijn ontslag op eigen verzoek, bedoeld in artikel 94, eerste lid, van het Algemeen Rijksambtenarenreglement.

Artikel 2. Duur van het buitengewoon verlof

  • 1. De duur van het buitengewoon verlof in maanden wordt bepaald door het totale bedrag aan stimuleringspremie dat de ambtenaar inruilt voor buitengewoon verlof te delen door het maandsalaris dat de grondslag vormt voor de berekening van de stimuleringspremie. Het aantal maanden wordt op hele maanden naar boven afgerond als de uitkomst 0,5 of meer bedraagt en naar beneden als de uitkomst minder dan 0,5 bedraagt.

  • 2. In afwijking van het eerste lid wordt, op verzoek van de ambtenaar, de stimuleringspremie ingeruild voor een langere periode van buitengewoon verlof. De duur van het buitengewoon verlof bedraagt maximaal het dubbele van het aantal maanden bedoeld in het eerste lid. In dat geval dient de volledige stimuleringspremie te worden ingeruild.

  • 3. In afwijking van het eerste lid wordt, op verzoek van de ambtenaar, de stimuleringspremie ingeruild voor een kortere periode van buitengewoon verlof. De duur van het buitengewoon verlof bedraagt ten minste drie maanden.

  • 4. De laatste dag van het buitengewoon verlof is uiterlijk de dag voor de dag waarop de ambtenaar de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet, bereikt.

Artikel 3. Uitkering

  • 1. De ambtenaar heeft recht op een maandelijkse uitkering met ingang van de dag waarop zijn buitengewoon verlof ingaat. De uitkering bedraagt het totale bedrag aan stimuleringspremie dat de ambtenaar inruilt voor buitengewoon verlof gedeeld door het aantal maanden buitengewoon verlof.

  • 2. Indien de stimuleringspremie niet in zijn geheel is ingeruild voor de periode van buitengewoon verlof, wordt het restant van de stimuleringspremie uitgekeerd na afloop van de periode van buitengewoon verlof.

Artikel 4. Bepalingen ten aanzien van overige rechten

  • 1. De ambtenaar heeft geen recht op opname van levensloopverlof tijdens het buitengewoon verlof.

  • 2. De ambtenaar heeft geen recht op gebruikmaking van individuele keuzen in het arbeidsvoorwaardenpakket als bedoeld in artikel 21c van het Algemeen Rijksambtenarenreglement.

Artikel 5. Uitkering bij overlijden

Indien de ambtenaar overlijdt tijdens het buitengewoon verlof, wordt de uitkering, bedoeld in artikel 3, eerste lid, uitbetaald tot en met de dag van overlijden. De stimuleringspremie die de ambtenaar had ingezet ten behoeve van buitengewoon verlof minus de reeds ontvangen uitkeringen en het restant, bedoeld in artikel 3, tweede lid, wordt uitgekeerd aan de nagelaten betrekkingen of rechtverkrijgenden van de ambtenaar.

Artikel 6 Pensioen

Over de periode van buitengewoon verlof wordt het werkgeversdeel van de pensioenafdracht niet ten laste gebracht van de ambtenaar.

Artikel 7. Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2018.

Artikel 8. Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling uitruil stimuleringspremie voor buitengewoon verlof.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, K.H. Ollongren

TOELICHTING

Algemeen

Op grond van artikel 49tt, negende lid, van het ARAR, kan het bevoegd gezag van-werk-naar werk (VWNW) kandidaten binnen zijn gezagsbereik de mogelijkheid bieden om de stimuleringspremie in te zetten ten behoeve van het verlenen van buitengewoon verlof voorafgaand aan het ontslag op eigen verzoek. Als van deze mogelijkheid gebruik wordt gemaakt, geschiedt dit volgens de regels in deze regeling. De verschillende ministeriële regelingen die op basis van het voorheen geldende negende lid van artikel 49tt waren vastgesteld zijn vervallen met het vervallen van de grondslag voor die regelingen zoals deze was opgenomen in het achtste lid van artikel 49tt, ARAR, zoals dat luidde voor 1 januari 2018.

Medewerkers kunnen gebaat zijn bij de uitruil van de stimuleringspremie voor een periode van buitengewoon verlof als ze behoefte hebben aan een vaste maandelijkse uitkering in plaats van een uitkering ineens. Ook kunnen medewerkers gebaat zijn bij buitengewoon verlof omdat ze nog enige tijd pensioen willen opbouwen op basis van hun voormalige bezoldiging, zonder dat ze gebruik hoeven te maken van de mogelijkheid van vrijwillige voortzetting pensioenopbouw na ontslag die het ABP biedt. Deze regeling is géén vervroegde pensioenregeling. De voorziening staat open voor iedere medewerker, mits het een vrijwillige of verplichte VWNW-kandidaat of een remplaçant betreft.

Gedurende het buitengewoon verlof ontvangt de ambtenaar geen bezoldiging. De ambtenaar ontvangt gedurende het buitengewoon verlof een maandelijkse uitkering. Omdat er tijdens het buitengewoon verlof geen sprake is van bezoldiging in de zin van het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1984 (BBRA), de ambtenaar geen functie vervult en geen arbeid verricht, heeft de ambtenaar gedurende het verlof niet de aan de functie, de bezoldiging of het verrichten van arbeid verbonden financiële aanspraken en mogelijkheden. De ambtenaar heeft tijdens het buitengewoon verlof bijvoorbeeld geen recht op vakantie, vakantie-uitkering of eindejaarsuitkering. Evenmin heeft de ambtenaar recht op toelagen, toeslagen, vergoedingen of een ambtsjubileumgratificatie. Een periodieke toelage als bedoeld in artikel 22a van het BBRA moet voor aanvang van het buitengewoon verlof door het bevoegd gezag worden gestopt.

De vakantie-uitkering en de eindejaarsuitkering waarop de ambtenaar recht heeft bij aanvang van het buitengewoon verlof worden betaald op de in artikel 20a en 21 van het BBRA bepaalde momenten. Dit kan zijn tijdens de periode van buitengewoon verlof.

Het pensioengevend inkomen gedurende het buitengewoon verlof wordt bepaald op basis van het pensioenreglement ABP. Over de periode van buitengewoon verlof zal geen verhaal van het werkgeversdeel van de pensioenpremie plaatsvinden.

Inwerkingtreding

De regeling treedt in werking op 1 januari 2018. Hiermee is voldaan aan de systematiek van de vaste verandermomenten bij invoering of wijziging van wet- en regelgeving. Wel is afgeweken van de daarbij gebruikelijk gehanteerde minimale invoeringstermijn van twee maanden. Dit was nodig vanwege het per 1 januari 2018 vervallen van de grondslag voor de huidige regelingen.

Artikelsgewijs

Artikel 1

Om in aanmerking te komen voor een uitruil van stimuleringspremie voor een periode van buitengewoon verlof moet de ambtenaar voldoen aan de voorwaarden voor toekenning van een stimuleringspremie, zoals opgenomen in artikel 49tt van het ARAR. Hij dient tevens per de einddatum van het buitengewoon verlof met ontslag op eigen verzoek te gaan op grond van artikel 94, eerste lid, van het ARAR.

Artikel 2

De duur van het buitengewoon verlof wordt bepaald door vast te stellen hoeveel maandsalarissen de stimuleringspremie, waarvan wordt afgezien, bedraagt. Het betreft hier het maandsalaris dat is gehanteerd bij het berekenen van de hoogte van de stimuleringspremie conform artikel 49tt van het ARAR. Er wordt geen rekening gehouden met de vakantie-uitkering en de eindejaarsuitkering (eerste lid).

Aan de ambtenaar wordt op zijn verzoek toegestaan om een langere periode van buitengewoon verlof te nemen. De duur van het buitengewoon verlof mag maximaal worden verdubbeld. Met deze begrenzing wordt voorkomen dat de ambtenaar onevenredig lang verlof kan genieten (bijvoorbeeld vanwege de pensioenopbouw) zonder dat de aanstelling eindigt, terwijl toch ruimte wordt geboden om het buitengewoon verlof over een langere periode te spreiden (tweede lid).

De ambtenaar kan ook verzoeken om een kortere periode van buitengewoon verlof. De periode van buitengewoon verlof moet minimaal 3 maanden bedragen om te voorkomen dat de administratieve lasten niet in verhouding staan tot het te bereiken doel van een periode van buitengewoon verlof met een vaste uitkering (derde lid).

De periode van buitengewoon verlof eindigt uiterlijk op de dag voorafgaand aan de dag waarop de ambtenaar de AOW-gerechtigde leeftijd bereikt. De periode van buitengewoon verlof zal ook in dit geval zodanig worden vastgesteld dat het buitengewoon verlof een geheel aantal maanden beslaat.

Artikel 3

De ambtenaar hoeft niet het volledige bedrag aan stimuleringspremie in te zetten ten behoeve van buitengewoon verlof. Het deel van de stimuleringspremie dat niet wordt ingezet ten behoeve van buitengewoon verlof wordt bij het ontslag uitbetaald.

Artikel 4

Tijden het buitengewoon verlof kan de ambtenaar nog een reeds opgebouwd tegoed hebben aan vakantie-uren of eindejaarsuitkering. Het inzetten van deze doelen voor Individuele Keuzen in het Arbeidsvoorwaardenpakket (IKAP) doelen is uitgesloten. Inzet van eventueel nog aanwezige bronnen voor de levensloopregeling is mogelijk voor zover de Levensloopregeling rijkspersoneel dit toestaat. Het opnemen van levensloopverlof tijdens het buitengewoon verlof is uitgesloten.

Artikel 5

Als de ambtenaar overlijdt tijdens het buitengewoon verlof hebben de nagelaten betrekkingen of rechthebbenden van de ambtenaar recht op het aan de ambtenaar toekomende deel van de stimuleringspremie dat bij ontslag zou worden uitgekeerd én op een bedrag ter hoogte van de voor het buitengewoon ingezette bedrag minus de reeds aan de ambtenaar uitgekeerde bedragen.

Artikel 6

Gedurende het buitengewoon verlof wordt de pensioenopbouw gecontinueerd. Hiervoor is een premie verschuldigd, een werkgeversdeel en een werknemersdeel. Het werknemersgedeelte wordt ingehouden op de maandelijkse uitkering. Het werkgeversgedeelte wordt, bij buitengewoon verlof van lange duur niet op de ambtenaar verhaald. Artikel 2 van de Verhaalsregeling pensioenpremies sector Rijk maakt het mogelijk te bepalen in welke situaties geen verhaal van de werkgeverspremies plaatsvindt.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, K.H. Ollongren

Naar boven