Regeling van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 11 december 2017, nr. 1273463 tot wijziging van de Regeling normen WSF 2000, WTOS en WSF BES, de Regeling studiefinanciering 2000, de Regeling tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten, en de Regeling studiefinanciering BES

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

Gelet op de artikelen 6.3, 7.4, vijfde lid, 11.1, eerste lid, en 12.21 van de Wet studiefinanciering 2000, artikel 17 van het Besluit studiefinanciering 2000, de artikelen 7.3, vierde lid, 8.1, eerste lid, en 11.1, eerste lid, van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten, artikel 5 van het Besluit tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten en de artikelen 4.3, 5.2, derde lid, artikel 6.1, vijfde lid, en 8.1 van de Wet studiefinanciering BES;

Besluit:

ARTIKEL I. REGELING NORMEN WSF 2000, WTOS EN WSF BES

De Regeling normen WSF 2000, WTOS en WSF BES wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt ‘artikel 17, derde lid, van het BSF 2000’ vervangen door ‘artikel 17, vierde lid, van het BSF 2000’ en wordt ‘1,62 procent’ vervangen door: 1,69 procent.

2. In het tweede lid wordt ‘artikel 17, derde lid, van het BSF 2000’ vervangen door ‘artikel 17, vierde lid, van het BSF 2000’ en wordt ‘0,60 procent’ vervangen door: 0,32 procent.

3. In het derde lid wordt ‘artikel 8.1, eerste lid, van de WSF BES’ vervangen door ‘artikel 8.1, tweede lid van de WSF BES’ en wordt ‘0,45 procent’ vervangen door: 0,53 procent.

B

In artikel 3 wordt in het eerste tot en met derde lid ‘voor het jaar 2017’ vervangen door: voor het jaar 2018.

C

In artikel 5 wordt ‘Met ingang van 1 januari 2017’ vervangen door ‘Met ingang van 1 januari 2018’ en wordt ‘€ 17.329,02 respectievelijk € 21.954,95’ vervangen door: € 17.621,88 onderscheidenlijk € 22.325,99.

D

Artikel 5a wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt ‘naar de maatstaf van 1 januari 2017’ vervangen door ‘met ingang van 1 januari 2018’ en wordt ‘€ 15.530,91’ vervangen door: € 15.793,38.

2. In het tweede lid wordt ‘naar de maatstaf van 1 januari 2017’ vervangen door ‘met ingang van 1 januari 2018’ en wordt ‘€ 19.676,64’ vervangen door: € 20.009,18.

E

Artikel 6 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt ‘2017’ vervangen door ‘2018’ en wordt ‘€ 14.215,75’ vervangen door: € 14.456,00.

2. In het tweede lid wordt ‘naar de maatstaf van 1 januari 2017’ vervangen door ‘met ingang van 1 januari 2018’ en wordt ‘€ 337,68’ vervangen door: € 338,46.

F

Artikel 7 komt te luiden:

Artikel 7. Normbedragen studiefinanciering

Met ingang van 1 januari 2018 luiden de bedragen, genoemd in de overzichten 1, 2 en 3 van artikel 3.18 van de WSF 2000, als volgt:

Overzicht 1. Normbedragen voor de kosten van levensonderhoud

A. Beroepsonderwijs

 

Normbedrag thuiswonend

€ 506,13

Normbedrag uitwonend

€ 714,82

B. Hoger onderwijs

 

Normbedrag

€ 870,46

Overzicht 2. Financieringsbronnen

A. Beroepsonderwijs

 

Basisbeurs (exclusief toeslag eenoudergezin)

 

thuiswonend

€ 82,56

uitwonend

€ 269,45

Basislening

 

thuis- en uitwonend

€ 179,86

Maximale aanvullende beurs/lening of veronderstelde ouderlijke bijdrage

 

thuiswonend

€ 338,46

uitwonend

€ 360,26

B. Hoger onderwijs

 

Basislening

€ 481,30

Maximale aanvullende beurs/lening of veronderstelde ouderlijke bijdrage

€ 389,16

Overzicht 3. Aanvullende financieringsbron
 

Hoger onderwijs

Beroepsonderwijs

Toeslag eenoudergezin

€ 251,84

€ 251,84

G

In artikel 8 wordt ‘van 1 januari 2017 tot 1 januari 2018’ vervangen door ‘van 1 januari 2018 tot en met 31 december 2018’ en wordt ‘€ 931,51’ vervangen door: € 934,49.

H

In artikel 8a wordt ‘Naar de maatstaf van 1 januari 2017’ vervangen door ‘Met ingang van 1 januari 2018’ en wordt ‘€ 1.249,63’ vervangen door: € 1.253,63.

I

Artikel 8b komt te luiden:

Artikel 8b. Normbedragen cohortgarantie

Met ingang van 1 januari 2018 luiden de bedragen, genoemd in artikel 12.14, tweede lid, van de WSF 2000, als volgt:

 

thuiswonende

uitwonende

a. maandbedrag als bedoeld in overzicht 1 van artikel 3.18

€ 661,74

€ 870,46

b. basisbeurs als bedoeld in overzicht 2 van artikel 3.18

€ 104,73

€ 291,61

c. maximale aanvullende beurs of lening als bedoeld in overzicht 2 van artikel 3.18

€ 255,57

€ 277,41

d. basislening als bedoeld in overzicht 2 van artikel 3.18

€ 301,44

€ 301,44

J

Artikel 9 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt ‘Met ingang van schooljaar 2017–2018’ vervangen door ‘Met ingang van schooljaar 2018–2019’ en wordt ‘€ 34.194,51’ vervangen door: € 34.772,40.

2. In het tweede lid wordt ‘Met ingang van 1 januari 2017’ vervangen door ‘Met ingang van 1 januari 2018’ en wordt ‘€ 3.844,14’ vervangen door: € 3.909,11.

K

Artikel 10 wordt als volgt gewijzigd:

1. In de aanhef wordt ‘2017’ vervangen door: 2018.

2. In onderdeel a wordt ‘€ 113,30’ vervangen door: € 113,66.

3. In onderdeel b wordt ‘€ 264,16’ vervangen door: € 265,01.

L

Artikel 11 komt te luiden:

Artikel 11. Normbedragen tegemoetkoming schoolkosten ex artikel 4.6

Met ingang van schooljaar 2018–2019 luidt de tegemoetkoming schoolkosten, bedoeld in artikel 4.6 van de WTOS, als volgt:

Overzicht bedragen tegemoetkoming schoolkosten per maand 2018–2019

a. onderbouw volledig op grond van de WVO bekostigd onderwijs en onderbouw + bovenbouw volledig op grond van de WEB bekostigd voorbereidend beroepsonderwijs verzorgd in een agrarisch opleidingscentrum

€ 80,14

b. bovenbouw volledig op grond van de WVO bekostigd onderwijs

€ 87,74

c. onderbouw niet volledig en rechtstreeks bekostigd vo

€ 109,73

d. bovenbouw niet volledig en rechtstreeks bekostigd vo

€ 117,37

e. speciaal onderwijs en voortgezet speciaal onderwijs

€ 53,24

f. voortgezet algemeen volwassenen onderwijs (vavo)

€ 117,37

M

In artikel 12 wordt ‘Met ingang van het schooljaar 2017–2018’ vervangen door ‘Met ingang van schooljaar 2018–2019’ en wordt ‘€ 735,89’ vervangen door: € 738,24.

N

Artikel 13 komt te luiden:

Artikel 13. Normbedragen tegemoetkoming schoolkosten ex artikel 5.10

Met ingang van schooljaar 2018-2019 luidt de tegemoetkoming schoolkosten, bedoeld in de overzichten 1 en 2 van artikel 5.10 van de WTOS, als volgt:

Overzicht 1. Onderwijs gedurende gehele schooljaar of geen onderwijs meer vanaf 1 januari

aantal minuten per week

schoolkosten

540 of meer

€ 315,87

540 of meer en voor 1 januari 270 tot 540

€ 157,93 + € 157,93 naar rato aantal minuten dat onderwijs wordt gevolgd

270 tot 540

€ 212,81

270 tot 540 en voor 1 januari minder dan 270

€ 106,40 + € 106,40 naar rato aantal minuten dat onderwijs wordt gevolgd

minder dan 270

nihil

Overzicht 2. Geen onderwijs meer volgen na 30 september en voor 1 januari

aantal minuten per week

schoolkosten

540 of meer

€ 157,93

540 of meer en voor 1 januari 270 tot 540

€ 78,97 + € 78,97 naar rato aantal minuten dat onderwijs wordt gevolgd

270 tot 540

€ 106,40

270 tot 540 en voor 1 januari minder dan 270

€ 53,20 + € 53,20 naar rato aantal minuten dat onderwijs wordt gevolgd

Minder dan 270

nihil

O

Artikel 14 wordt als volgt gewijzigd:

1. In de aanhef wordt ‘2017–2018’ vervangen door: 2018–2019.

2. In onderdeel a wordt ‘€ 736,00’ vervangen door: € 738,00.

3. In onderdeel b wordt ‘€ 314,86’ vervangen door: € 315,87.

4. In onderdeel c wordt ‘€ 212,13’ vervangen door: € 212,81.

P

Artikel 15 komt te luiden:

Artikel 15. Normbedragen studiefinanciering en opstarttoelage BES

Met ingang van 1 januari 2018 luiden de bedragen, bedoeld in artikel 2.2 van de WSF BES, als volgt:

Bedragen studiefinanciering BES:

I. Onderwijstype

II. Plaats opleiding

III. Prestatiebeurs of gift per maand

IV. Lening tijdens prestatiebeurs per maand

V. Lening na prestatiebeurs per maand

Beroepsonderwijs

Eigen openbaar lichaam

USD 74,96

USD 149,92

USD 224,88

 

Ander openbaar lichaam, Aruba, Curaçao, Sint Maarten

USD 243,60

USD 487,20

USD 730,80

 

Overig deel Caribische regio

USD 374,77

USD 749,54

USD 1.124,31

 

Verenigde Staten van Amerika en Canada

USD 514,11

USD 1.028,22

USD 1.542,33

Hoger onderwijs

Eigen openbaar lichaam

USD 140,53

USD 281,06

USD 421,59

 

Ander openbaar lichaam, Aruba, Curaçao, Sint Maarten

USD 281,07

USD 562,14

USD 843,21

 

Overig deel Caribische regio

USD 374,77

USD 749,54

USD 1.124,31

 

Verenigde Staten van Amerika en Canada

USD 514,11

USD 1.028,22

USD 1.542,33

Bedragen opstarttoelage BES:

I. Onderwijstype

II. Plaats opleiding

III. Prestatiebeurs

IV. Lening

Beroepsonderwijs opleiding niveau 3 of 4 en hoger onderwijs

Europees deel van Nederland

USD 2.587,10

USD 5.174,20

ARTIKEL II. REGELING STUDIEFINANCIERING 2000

In artikel 6.1, derde lid, van de Regeling studiefinanciering 2000 wordt ‘naar de maatstaf van 1 januari 2017’ vervangen door ‘met ingang van 1 januari 2018’ en wordt ‘€ 165,46’ vervangen door: € 165,99.

ARTIKEL III. REGELING TEGEMOETKOMING ONDERWIJSBIJDRAGE EN SCHOOLKOSTEN

In artikel 3.1, derde lid, van de Regeling tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten wordt ‘naar de maatstaf van 1 januari 2017’ vervangen door ‘met ingang van 1 januari 2018’ en wordt ‘€ 62,28’ vervangen door: € 62,48.

ARTIKEL IV. REGELING STUDIEFINANCIERING BES

De Regeling studiefinanciering BES wordt als volgt gewijzigd:

A

Na artikel 3.2 wordt een hoofdstuk ingevoegd, luidende:

Hoofdstuk 3a. Uitbetaling

Artikel 3a.1 Uitbetaling studiefinanciering BES voor studerenden aan een opleiding in Barbados, Colombia, Puerto Rico, en de Verenigde Staten
  • 1. Uitbetaling van de studiefinanciering BES vindt plaats in twee termijnen, indien het een opleiding in een van de volgende landen betreft:

    • a. Barbados;

    • b. Colombia;

    • c. Puerto Rico;

    • d. de Verenigde Staten van Amerika.

  • 2. De uitbetaling, bedoeld in het eerste lid, aan een deelnemer vindt plaats in de maanden augustus en december.

  • 3. De uitbetaling, bedoeld in het eerste lid, aan een student vindt plaats in de maanden september en december.

  • 4. In afwijking van het eerste lid, vindt de uitbetaling van de studiefinanciering BES op aanvraag van de studerende plaats per kalendermaand.

B

In artikel 5.1, derde lid, wordt ‘naar de maatstaf van 1 januari 2017’ vervangen door ‘met ingang van 1 januari 2018’ en wordt ‘USD 245,89’ vervangen door: USD 247,20.

ARTIKEL V. INWERKINGTREDING

  • 1. Deze regeling treedt, met uitzondering artikel IV, onderdeel A, in werking met ingang van 1 januari 2018.

  • 2. Indien de Staatscourant, waarin deze regeling wordt geplaatst, wordt uitgegeven na 31 december 2017, treedt zij, met uitzondering van artikel IV, onderdeel A, in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst, en werkt zij terug tot en met 1 januari 2018.

  • 3. Artikel IV, onderdeel A, treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst, en werkt terug tot en met 1 augustus 2017.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, I.K. van Engelshoven

TOELICHTING

1. Algemeen

Deze ministeriële regeling wijzigt de Regeling normen WSF 2000, WTOS en WSF BES, de Regeling studiefinanciering 2000 (hierna: RSF 2000), de Regeling tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten (hierna: RTOS), en de Regeling studiefinanciering BES (hierna: RSF BES).

2. Wijziging Regeling normen WSF 2000, WTOS en WSF BES

De normbedragen die zijn opgenomen in de Wet studiefinanciering 2000 (hierna: WSF 2000), de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten (hierna: WTOS), en de Wet studiefinanciering BES (hierna: WSF BES) worden jaarlijks aangepast aan de loon- en prijsontwikkelingen. Dit dient te geschieden vóór 31 december van het jaar voorafgaand aan het jaar waarop de normbedragen betrekking hebben. In deze wijzigingsregeling worden de normbedragen en percentages vastgesteld die gelden voor het jaar 2018 dan wel het studie- respectievelijk schooljaar 2018–2019.

3. Wijziging Regeling studiefinanciering 2000, Regeling tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten, en Regeling studiefinanciering BES

In deze wijzigingsregeling worden tevens de bedragen bepaald waarmee te veel uitbetaalde bedragen worden verrekend. Daarnaast wordt in de RSF BES geregeld dat voor studerenden aan een opleiding in Barbados, Colombia, Puerto Rico, en de Verenigde Staten van Amerika uitbetaling van de studiefinanciering BES in twee termijnen kan plaatsvinden.

4. Overig WSF 2000

Hoewel de reisvoorziening, bedoeld in artikel 5.3, eerste lid, en de draagkrachtvrije voet, bedoeld in artikel 6.10, tweede lid, van de WSF 2000, niet bij ministeriële regeling worden vastgesteld, worden de bedragen in het kader van de duidelijkheid in de toelichting genoemd.

Reisvoorziening

In artikel 5.3, eerste lid, van de WSF 2000 is vastgesteld dat het deel van de prestatiebeurs dat betrekking heeft op het recht op de reisvoorziening, gelijk is aan een twaalfde deel van de waarde die daarvoor per studerende door het vervoerbedrijf aan de minister in rekening wordt gebracht. Dit deel van de prestatiebeurs bedraagt voor kalenderjaar 2018 € 91,72 en wordt, overeenkomstig artikel 5.3, eerste lid, laatste volzin, niet uitbetaald of verrekend.

Draagkrachtvrije voet

In artikel 6.10, tweede lid, van de WSF 2000 wordt geregeld dat de draagkrachtvrije voet op het draagkrachtinkomen in mindering wordt gebracht. Deze bedragen worden berekend door middel van een percentage van het belastbaar minimumloon en vloeien daarmee rechtstreeks voort uit het geregelde op grond van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag. Voor 120 procent van het belastbaar minimumloon wordt € 23.710,58 gelezen. Voor 84 procent van het belastbaar minimumloon wordt € 16.597,41 gelezen. Voor 143 procent wordt € 28.255,11 gelezen. Voor 100 procent wordt € 19.758,82 gelezen.

5. Overig WTOS

Hoewel de tegemoetkoming onderwijsbijdrage voor de verschillende categorieën die de WTOS bedient, niet bij ministeriële regeling worden vastgesteld, worden de bedragen in het kader van de duidelijkheid in de toelichting genoemd.

Tegemoetkoming onderwijsbijdrage

Op grond van artikel 4.4, eerste lid, van de WTOS is de tegemoetkoming onderwijsbijdrage vavo en niet-bekostigd onderwijs voor een kalendermaand een twaalfde deel van het bedrag, bedoeld in artikel 5, tweede lid, van de Les- en cursusgeldwet. Dit lesgeldbedrag is voor het schooljaar 2018–2019 vastgesteld op € 1.155. Een twaalfde deel hiervan is € 96,25.

Voor studenten aan een lerarenopleiding (artikel 5.3 WTOS) is het tegemoetkomingsbedrag gefixeerd en bedraagt € 567,23.

Voor leerlingen in het deeltijd voortgezet onderwijs en vavo is de hoogte van de onderwijsbijdrage 2018/2019 afhankelijk van de periode waarin en het aantal minuten per week dat onderwijs gevolgd wordt (artikel 5.10 en artikel 10.7, tweede lid, WTOS). De onderwijsbijdrage bedraagt € 364,80 indien per week meer dan 540 minuten onderwijs wordt gevolgd en € 243,20 wanneer 270 tot 540 minuten onderwijs per week wordt gevolgd. Indien minder dan 270 minuten per week onderwijs wordt gevolgd is de onderwijsbijdrage nihil.

6. Administratieve lasten

De wijzigingen hebben geen gevolgen voor de administratieve lasten.

Artikelsgewijs

Artikel I

A

Op grond van artikel 11.1, eerste lid, van de WSF 2000, en, artikel 11.1, eerste lid, van de WTOS en artikel 5, eerste lid, van het BTOS worden de normbedragen jaarlijks aangepast aan de loon- en prijsontwikkelingen. Op grond van artikel 8.1 van de WSF BES worden de normbedragen BES jaarlijks aangepast aan de hand van de consumentenprijsindex. In artikel 17, vierde lid, van de BSF 2000 en artikel 5, derde lid van de BTOS, is geregeld dat bij ministeriële regeling wordt bepaald wat onder het consumentenprijsindex en het indexcijfer van de CAO-lonen wordt verstaan. In artikel 8.1, tweede lid, van de WSF BES is geregeld dat bij ministeriële regeling wordt bepaald wat onder de consumentenprijsindex voor de BES moet worden verstaan. Dit wordt in artikel 2 van de normenregeling geregeld.

Onderdeel 1. Als indexcijfer van de cao-lonen wordt gehanteerd de reeks ‘CAO-lonen per maand inclusief bijzondere beloningen (2010 = 100)’ zoals die wordt berekend en bekendgemaakt door het Centraal Bureau voor de Statistiek en is gepubliceerd in het Statistisch Bulletin. De indexering is bepaald door de procentuele wijziging die het indexcijfer van de cao-lonen over de maand december van het tweede jaar voorafgaand aan de aanpassing heeft ondergaan ten opzichte van de maand december van het daaraan voorafgaande jaar. Bedoeld indexcijfer over 2015 bedraagt 106,7 en over 2016 108,5. De procentuele ontwikkeling is 1,69 procent. De loongevoelige WSF 2000-(grens)bedragen en WTOS-(grens)bedragen voor het jaar 2018 zijn berekend met gebruikmaking van deze laatste procentuele ontwikkeling.

Onderdeel 2. Als consumentenprijsindex wordt gehanteerd de reeks ‘consumentenprijsindex alle huishoudens (2015 = 100)’ zoals die wordt berekend en bekendgemaakt door het Centraal Bureau voor de Statistiek en is gepubliceerd in het Statistisch Bulletin. De indexering is bepaald door de procentuele wijziging die het consumentenprijsindexcijfer over het tweede jaar voorafgaand aan de aanpassing heeft ondergaan ten opzichte van het daaraan voorafgaande jaar. De prijsgevoelige WSF 2000 en WTOS-bedragen worden jaarlijks aangepast met die procentuele wijziging. Bedoeld indexcijfer over 2015 bedraagt 100,0 en over 2016 100,32. De procentuele ontwikkeling is 0,32 procent.

Onderdeel 3. Als consumentenprijsindex voor de WSF BES wordt gehanteerd de index in de reeks ‘consumentenprijsindex Caribisch Nederland’ met de grootste procentuele stijging. De indexering naar bedragen van 2018 is bepaald door de procentuele wijziging die het consumentprijsindexcijfer over het tweede jaar voorafgaand (2016) aan de aanpassing heeft ondergaan ten opzichte van het daaraan voorafgaande jaar (2015). Onder de consumentenprijsindex wordt de index in de reeks ‘consumentenprijsindex Caribisch Nederland’ met de grootste procentuele stijging verstaan. Bedoeld indexcijfer over 2015 bedraagt 110,84 en over 2016 111,43. De procentuele ontwikkeling is 0,53 procent.

B

Artikel 6.3 van de WSF 2000, en artikel 4.3 van de WSF BES schrijven voor dat jaarlijks uiterlijk in december een rentepercentage wordt vastgesteld.

Op grond van artikel 6.3, eerste lid, van de WSF 2000 wordt voor de lening beroepsonderwijs uitgegaan van een rentepercentage dat gelijk is aan het gemiddeld effectief rendement over de maand september van dat jaar van de openbare lening, uitgegeven door de Staat der Nederlanden en toegelaten tot de notering aan de officiële markt ter beurze van Amsterdam, met een gemiddelde resterende looptijd van 3 tot 5 jaren. Het gemiddeld effectief rendement over september 2017 was negatief, wat betekent dat het rentepercentage op grond van de tweede volzin van artikel 6.3, eerste lid, van de WSF 2000, voor het jaar 2018 wordt vastgesteld op nul.

Op grond van artikel 6.3, tweede lid, van de WSF 2000 wordt voor de lening hoger onderwijs uitgegaan van het rentepercentage dat gelijk is aan het gemiddeld effectief rendement over de periode van 12 maanden, gerekend van oktober van het voorafgaande jaar tot en met september van het lopende jaar, van de openbare lening, uitgegeven door de Staat der Nederlanden en toegelaten tot de notering aan de officiële markt ter beurze van Amsterdam, met een gemiddelde resterende looptijd van 5 jaren. Het gemiddeld effectief rendement over deze periode van 12 maanden, was negatief. Dit betekent dat het rentepercentage op grond van de tweede volzin van artikel 6.3, tweede lid, van de WSF 2000, voor het jaar 2018 – evenals bij de lening beroepsonderwijs – voor de lening hoger onderwijs wordt vastgesteld op nul.

Op grond van artikel 4.3 van de WSF BES moet worden uitgegaan van een rentepercentage dat gelijk is aan het gemiddeld effectief rendement over de maand september van dat jaar van de openbare lening, uitgegeven door de Staat der Nederlanden en toegelaten tot de notering aan de officiële markt ter beurze van Amsterdam, met een gemiddelde resterende looptijd van 3 tot 5 jaar. Het gemiddeld effectief rendement over de maand september 2017 was negatief. Dit betekent dat het rentepercentage op grond van de tweede volzin van artikel 4.3 van de WSF BES, voor het jaar 2018 wordt vastgesteld op nul.

C

In dit onderdeel vindt aanpassing van de vrije voet veronderstelde ouderlijke bijdrage beroepsonderwijs plaats, bedoeld in 3.9 van de WSF 2000.

D

In dit onderdeel vindt aanpassing van de vrije voet veronderstelde ouderlijke bijdrage hoger onderwijs plaats, bedoeld in artikel 3.9a van de WSF 2000.

E

In dit onderdeel vindt aanpassing van loongevoelige WSF 2000-grensbedragen plaats, namelijk de vrije voeten eigen inkomsten genoemd in artikel 3.17, eerste lid, van de WSF 2000, en het bedrag genoemd in artikel 3.17, vierde lid, WSF 2000.

F en G

In deze onderdelen vindt aanpassing plaats van de prijsgevoelige WSF 2000-normbedragen, bedoeld in de artikelen 3.18, 4.7, derde lid, 4.18, tweede lid, en 5.2, vierde lid, van de WSF 2000.

H

In dit onderdeel vindt aanpassing plaats van de waarde van de kwijtschelding studieschuld voor studenten met een handicap of chronische ziekte, bedoeld in artikel 6.2a, tweede lid, van de WSF 2000.

I

In artikel 12.14, tweede lid, van de WSF 2000 zijn de normbedragen geregeld die voor studenten met cohortgarantie in de plaats komen van de bedragen in artikel 3.18 van de WSF 2000. Deze normbedragen dienen op grond van artikel 12.21 van de WSF 2000 overeenkomstig artikel 11.1 van de WSF 2000 te worden aangepast. In dit onderdeel vindt aanpassing van deze normbedragen plaats.

J

Het grensbedrag draagkracht, bedoeld in artikel 2.23, tweede lid, van de WTOS, en het grensbedrag toetsingsinkomen, bedoeld in artikel 10.5, tweede lid, van de WTOS, zijn loongevoelig en worden dus aangepast.

K, L, M, N, O

In deze onderdelen vindt aanpassing plaats van de WTOS-normbedragen, bedoeld in de artikelen 4.3, 4.6, 5.4, 5.10, en 10.7, derde lid, van de WTOS.

P

In dit onderdeel vindt aanpassing plaats van de WSF BES-normbedragen in artikel 2.2 van de WSF BES.

Artikel II

Op grond van artikel 7.4, vijfde lid, van de WSF 2000 worden bij ministeriële regeling regels gesteld met betrekking tot de terugbetaling en verrekening van tegemoetkomingen. Dit is gebeurd in de RSF 2000. In artikel 6.1, derde lid, van de RSF 2000 is het bedrag bepaald waarmee te veel uitbetaalde bedragen worden verrekend. In artikel 6.2 van de RSF 2000 is bepaald dat dit bedrag wordt aangepast aan de procentuele ontwikkeling van het consumentenprijsindexcijfer.

Artikel III

Op grond van artikel 8.1, eerste lid, van de WTOS worden bij ministeriële regeling regels gesteld met betrekking tot de terugbetaling en verrekening van tegemoetkomingen. Dit is gebeurd in de RTOS. In artikel 3.1, derde lid, van de RTOS, is het bedrag bepaald waarmee te veel uitbetaalde bedragen worden verrekend. In artikel 3.3 van de RTOS is bepaald dat dit bedrag wordt aangepast aan de procentuele ontwikkeling van het consumentenprijsindexcijfer.

Artikel IV

A

In artikel 6.1, eerste lid, van de WSF BES is bepaald dat de uitbetaling van studiefinanciering BES plaatsvindt per kalendermaand. In het vijfde lid van het artikel is met de inwerkingtreding van de Wet tot wijziging van enkele onderwijswetten om deze meer te laten aansluiten bij de Algemene wet bestuursrecht (Stb. 2017, 80)1 geregeld dat bij ministeriële regeling kan worden bepaald dat de studiefinanciering BES in een ander betaalritme dan per maand wordt uitbetaald, indien dat wenselijk is gelet op de situatie in het land waar de opleiding wordt gevolgd. Studerenden aan een opleiding in de Verenigde Staten van Amerika, Barbados, Puerto Rico en Colombia dienen twee maal per jaar een bedrag aan de onderwijsinstelling te betalen. Uitbetaling van studiefinanciering BES per maand is voor studenten die in deze landen een opleiding volgen niet praktisch. Met onderhavige wijziging van de RSF BES wordt daarom – met terugwerkende kracht tot en met de aanvang van studiejaar 2017/2018 – geregeld dat studerenden aan opleidingen in deze landen in twee termijnen worden uitbetaald. Op aanvraag kunnen deze studerenden die in genoemde landen een opleiding volgen de studiefinanciering per kalendermaand uitbetaald krijgen.

B

Artikel 5.2, derde lid, van de WSF BES bepaalt dat bij ministeriële regeling regels worden gesteld met betrekking tot de terugbetaling en verrekening van bedragen. Dit is gebeurd in de RSF BES. In artikel 5.1, derde lid, van de RSF BES is het bedrag bepaald waarmee te veel uitbetaalde bedragen worden verrekend. In artikel 5.2 van RSF BES is bepaald dat overeenkomstig 8.1 van de WSF BES dit bedrag op gelijke wijze wordt aangepast als de normbedragen in artikel 2.2 van de WSF BES (indexering aan de hand van de consumentenprijsindex).

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, I.K. van Engelshoven


X Noot
1

Wet tot wijziging van enkele onderwijswetten om deze meer te laten aansluiten bij de Algemene wet bestuursrecht en om de overgangsbepalingen voor onderwijshuisvesting in Caribisch Nederland te verlengen en aanpassing van de Wet studiefinanciering BES om die in overeenstemming te brengen met de uitvoeringspraktijk.

Naar boven