Regeling van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 18 december 2017, nr 2017-0000643922, houdende wijziging van de Regeling vaststellen overtolligheid bij het van werk naar werk beleid voor de sector Rijk

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties;

Gelet op artikel 49w, zesde lid, van het Algemeen Rijksambtenarenreglement;

Besluit:

ARTIKEL I

De Bijlage behorende bij artikel 6 van de Regeling vaststellen overtolligheid bij het van werk naar werk beleid voor de sector Rijk wordt als volgt gewijzigd:

A

Paragraaf 2.5 komt te luiden:

2.5. Het vaststellen in welke leeftijdsgroep deze werknemers zitten

Het afspiegelingsbeginsel wordt toegepast per categorie uitwisselbare functies van het organisatieonderdeel op basis van de leeftijdsopbouw binnen de betreffende categorie uitwisselbare functies. De ambtenaren van de categorie uitwisselbare functies moeten door het bevoegd gezag worden ingedeeld in vijf leeftijdsgroepen, te weten van 15 tot 25 jaar, van 25 tot 35 jaar, van 35 tot 45 jaar, van 45 tot 55 jaar en van 55 jaar en ouder. Bij het indelen in de leeftijdsgroepen is de leeftijd van de ambtenaar op de peildatum het uitgangspunt. De peildatum is de datum waarop het reorganisatiebesluit door het bevoegd gezag is vastgesteld.

B

Paragraaf 2.8 laatste alinea komt te luiden:

Daarna wordt als eerste de krimp gerealiseerd via de ambtenaren met een tijdelijke aanstelling waarvan de aanstelling binnen 26 weken na de peildatum eindigt-ongeacht hun overheidsdiensttijd en inclusief tijdelijk aangestelden vanwege een proeftijd en (rijks)trainees. In het leeftijdscohort 55 jaar en ouder wordt de krimp eveneens als eerste gerealiseerd door AOW-gerechtigden (of degene die tot de datum van ingang van de nieuwe organisatie de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Oudersdomswet bereikt) te laten afvloeien. Degene met de kortste overheidsdiensttijd zal als eerste voor ontslag in aanmerking komen. Vervolgens komt – ongeacht of er sprake is van een tijdelijke (die later dan 26 weken na de peildatum eindigt) of vaste aanstelling – de ambtenaar met de minste overheidsdiensttijd binnen een leeftijdsgroep als eerste in aanmerking om als overtollig te worden aangewezen.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2020.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, K.H. Ollongren

TOELICHTING

1. Algemeen

De wijzigingen in de bijlage bij deze regeling worden doorgevoerd als gevolg van de afspraken zoals vastgelegd in de Overeenkomst Van Werk naar Werk (VWNW) beleid en WW-dossier sector Rijk die op 28 juni 2017 is vastgesteld in het overleg van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties met de Sectorcommissie overleg rijkspersoneel. Hierin is afgesproken dat met ingang van 1 januari 2020 het vaststellen van overtolligheid in lijn wordt gebracht met de nieuwe beleidsregels die het UWV hanteert bij afspiegeling. De nieuwe beleidsregels van het UWV stellen dat AOW-gerechtigden bij overtolligheid als eerste in aanmerking komen voor ontslag, omdat zij, in verband met hun recht op pensioen, voor hun inkomen minder aangewezen zijn op het verrichten van arbeid. Hiermee wordt voorkomen dat een werknemer die voor zijn inkomen wel aangewezen is op het verrichten van arbeid wordt ontslagen. Het doel van het VWNW-beleid is om de kans op werk voor hen die dat het meest nodig hebben te optimaliseren. Daarom is binnen het Rijk het door het UWV gehanteerde beleid overgenomen om zo veel mogelijk ruimte te creëren voor ambtenaren zonder vervangende inkomstenbron en AOW-gerechtigden bij een reorganisatie als eerste te laten afvloeien. In overleg met de centrales is gekozen voor een uitgestelde inwerkingtreding van deze bepaling per 1 januari 2020, zodat betrokkenen hierop kunnen anticiperen.

Als peildatum voor afspiegeling wordt, vanwege de directe gevolgen van afspiegeling voor het behouden of verliezen van een dienstverband, vanaf 1 januari 2020 de datum van het reorganisatiebesluit gehanteerd.

De bijlage van de regeling is hierop aangepast.

2. Effecten

De onderhavige regeling brengt geen administratieve lasten met zich mee.

3. Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2020. Daarmee is voldaan aan de vaste-verandermomenten en de eis van publicatie twee maanden voor inwerkingtreding.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, K.H. Ollongren

Naar boven