Besluit van De Nederlandsche Bank N.V. (DNB) en de Stichting Autoriteit Financiële Markten (AFM) van 8 december 2017 tot wijziging van de Beleidsregel geschiktheid 2012

De Nederlandsche Bank N.V. en de Stichting Autoriteit Financiële Markten,

Gelet op de artikelen 3:8, 3:100, eerste lid, onderdeel b, 3:271, 4:3, vierde lid, Wet op het financieel toezicht (Wft) juncto artikel 2a Besluit Gedragstoezicht financiële ondernemingen (BGfo), 4:9, eerste lid, en 5:29, eerste lid, Wft; artikel 27, eerste en vierde lid, Verordening (EU) Nr. 909/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 23 juli 2014 betreffende de verbetering van de effectenafwikkeling in de Europese Unie, betreffende centrale effectenbewaarinstellingen en tot wijziging van Richtlijnen 98/26/EG en 2014/65/EU en Verordening (EU) nr. 236/2012 (CSDR); artikel 105, derde lid, van de Pensioenwet (Pw); artikel 110, derde lid, van de Wet verplichte beroepspensioenregeling (Wvb); de artikelen 14, derde lid, 29 en 30 van het Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling; en de artikelen 4, aanhef en onderdeel b, en 11, tweede lid, van de Wet toezicht trustkantoren (Wtt);

Besluiten tot het wijzigen van de gezamenlijke Beleidsregel geschiktheid 2012

Besluit:

ARTIKEL I

De Beleidsregel geschiktheid 2012 wordt als volgt gewijzigd:

A

De aanhef bij het besluit komt te luiden:

Gelet op de artikelen 3:8, 3:100, eerste lid, onderdeel b, 3:271, 4:3, vierde lid, Wet op het financieel toezicht (Wft) juncto artikel 2a Besluit Gedragstoezicht financiële ondernemingen (BGfo), 4:9, eerste lid, en 5:29, eerste lid, Wft; artikel 27, eerste en vierde lid, Verordening (EU) Nr. 909/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 23 juli 2014 betreffende de verbetering van de effectenafwikkeling in de Europese Unie, betreffende centrale effectenbewaarinstellingen en tot wijziging van Richtlijnen 98/26/EG en 2014/65/EU en Verordening (EU) nr. 236/2012 (CSDR); artikel 105, derde lid, van de Pensioenwet (Pw); artikel 110, derde lid, van de Wet verplichte beroepspensioenregeling (Wvb); de artikelen 14, derde lid, 29 en 30 van het Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling; en de artikelen 4, aanhef en onderdeel b, en 11, tweede lid, van de Wet toezicht trustkantoren (Wtt);

B

Artikel 1.1, onderdeel a komt te luiden:

a) beleidsbepaler:

een persoon die op grond van de Wet op het financieel toezicht, de Wet toezicht trustkantoren of de CSDR moet worden getoetst op geschiktheid, dan wel een persoon die op grond van de Pensioenwet of de Wet verplichte beroepspensioenregeling moet worden getoetst op deskundigheid;

C

Artikel 1.1, onderdeel c komt te luiden:

c) onderneming:

een financiële onderneming, gemengde financiële holding, financiële holding of verzekeringsholding met zetel in Nederland, pensioenfonds, beroepspensioenfonds, datarapporteringsdienstverlener, houder van een ontheffing als bedoeld in artikel 4:3, vierde lid, Wft, centrale effectenbewaarinstelling als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel 1, CSDR, of trustkantoor;

D

Artikel 1.1, onderdeel f komt te luiden:

f) onderneming in groep A:

aanbieder van beleggingsobjecten; bank; beroepspensioenfonds; centrale effectenbewaarinstelling als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel 1, CSDR; clearinginstelling; entiteit voor risico-acceptatie; financiële holding, gemengde financiële holding of verzekeringsholding met zetel in Nederland; financiële instelling; herverzekeraar; levensverzekeraar; marktexploitant; natura-uitvaartverzekeraar; onderlinge waarborgmaatschappij met verklaring; pensioenfonds; premiepensioeninstelling; of schadeverzekeraar;

E

Artikel 1.1, onderdeel g komt te luiden:

g) onderneming in groep B:

aanbieder van krediet, beheerder van beleggingsinstelling, beheerder van een icbe, beleggingsmaatschappij, icbe, beleggingsonderneming, bewaarder of bewaarder van een icbe; datarapporteringsdienstverlener;

ARTIKEL II

  • 1. Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin dit besluit wordt geplaatst.

  • 2. Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit 2017 tot wijziging Beleidsregel geschiktheid 2012.

    Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

TOELICHTING

Dit besluit tot wijziging van de Beleidsregel geschiktheid 2012 betreft een aanpassing van de Beleidsregel geschiktheid 2012 in het kader van het vergunningregime voor centrale effectenbewaarinstellingen dat op 1 april 2017 inwerking is getreden. Op 17 september 2014 is artikel 27, eerste en vierde lid, CSDR in werking getreden. Deze bepalingen zijn op dit moment reeds rechtstreeks van toepassing. Deze bepaling introduceert voor een centrale effectenbewaarinstelling dat de directie voldoende goede naam en ervaring heeft om voor de gezonde en prudente bedrijfsvoering van de centrale effectenbewaarinstelling te zorgen (artikel 27, eerste lid, CSDR). Als norm voor het leidinggevend orgaan is voorgeschreven dat dit orgaan bestaat uit geschikte leden die als voldoende betrouwbaar bekendstaan en een passende combinatie van vaardigheden, ervaring en kennis van de entiteit en van de markt hebben (artikel 27, vierde lid, CSDR).

De Wijziging van de Wet op het financieel toezicht en enige andere wetten ter implementatie van de richtlijn markten voor financiële instrumenten 2014 en van verordening nr. 600/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 betreffende markten voor financiële instrumenten en tot wijziging van verordening (EU) nr. 648/2012 (Wet implementatie richtlijn markten voor financiële instrumenten 2014) heeft tot gevolg dat een vergunningregime in werking treedt voor datarapporteringsdienstverleners en dat de beleidsbepalers van datarapporteringsdienstverleners op grond van artikel 4:9, eerste lid, Wft geschikt moeten zijn voor hun functie.

Met de voorgestelde wijziging van de Beleidsregel geschiktheid 2012 wordt beoogd te verduidelijken wat de AFM verstaat onder de norm geschiktheid voor beleidsbepalers van centrale effectenbewaarinstellingen en datarapporteringsdienstverleners en welke aspecten bij de toetsing in aanmerking worden genomen.

Artikelsgewijs

Artikel I

Onderdeel A

De aanhef bij het besluit is gewijzigd. Om de geschiktheid van de directie en het leidinggevend orgaan van de centrale effectenbewaarinstelling onder de werking van deze beleidsregel te brengen, is aan de opsomming van de grondslag voor de geschiktheidsnorm toegevoegd artikel 27, eerste en vierde lid, Verordening (EU) Nr. 909/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 23 juli 2014 betreffende de verbetering van de effectenafwikkeling in de Europese Unie, betreffende centrale effectenbewaarinstellingen en tot wijziging van Richtlijnen 98/26/EG en 2014/65/EU en Verordening (EU) nr. 236/2012- afgekort ‘CSDR’.

Voor wat betreft de geschiktheid van beleidsbepalers van datarapporteringsdienstverlener is het niet nodig een grondslag toe te voegen aan de bestaande opsomming. De datarapporteringsdienstverlener wordt immers toegevoegd aan artikel 4:9, eerste lid, Wft met de inwerkingtreding van de Wijziging van de Wet op het financieel toezicht en enige andere wetten ter implementatie van de richtlijn markten voor financiële instrumenten 2014 en van verordening nr. 600/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 betreffende markten voor financiële instrumenten en tot wijziging van verordening (EU) nr. 648/2012 (Wet implementatie richtlijn markten voor financiële instrumenten 2014).

Onderdeel B

Aan de definitie van ‘beleidsbepaler’ in artikel 1.1, onderdeel a, is de CSDR toegevoegd om de directie en het leidinggevend orgaan van een centrale effectenbewaarinstelling onder de werking van de beleidsregel te brengen. Beide hierboven genoemde normen uit artikel 27, eerste lid en vierde lid, CSDR moeten worden begrepen onder ‘geschiktheid’ als bedoeld in deze beleidsregel, waardoor de directieleden en leden van het leidinggevend orgaan beiden moeten worden begrepen onder ‘beleidsbepaler’ als bedoeld in deze beleidsregel.

Beleidsbepalers van datarapporteringsdienstverleners zijn personen die na de beoogde wijziging van de Wft op grond van artikel 4:9, eerste lid, Wft moeten worden getoetst op geschiktheid. Daarom is voor wat betreft de beleidsbepalers van een datarapporteringsdienstverlener geen aanpassing nodig van de definitie van beleidsbepaler in artikel 1.1.

Onderdeel C

Aan de definitie van ‘onderneming’ in artikel 1.1, onderdeel c, zijn zowel centrale effectenbewaarinstelling als datarapporteringsdienstverlener toegevoegd.

Onderdeel D

Aan de definitie van ‘onderneming in groep A’ in artikel 1.1, onderdeel f, is centrale effectenbewaarinstelling toegevoegd.

De centrale effectenbewaarinstelling is voor wat betreft de omvang van de marktimpact, de complexiteit, risicoprofiel en het toezicht (zowel prudentieel als gedragstoezicht) vergelijkbaar met marktexploitanten en clearinginstellingen. Daarnaast beschrijft de Europese wetgever de rol van de centrale effectenbewaarinstellingen in recital 2 van de CSDR als volgt:

‘Wegens hun sleutelpositie in het afwikkelingsproces zijn de door CSD’s geëxploiteerde systemen voor de afwikkeling van effectentransacties systeemrelevant voor de werking van de effectenmarkten. De door CSD’s geëxploiteerde effectenafwikkelingssystemen, die een belangrijke rol spelen in de systemen voor effectenhouderschap via welke de deelnemers aan die systemen de door de beleggers aangehouden effecten rapporteren, fungeren ook als een essentieel instrument om de integriteit van een uitgifte te controleren, in die zin dat onrechtmatige uitgiften van nieuwe of intrekking van bestaande effecten worden tegengegaan, wat van groot belang is voor het in stand houden van het beleggersvertrouwen. Bovendien zijn door CSD’s geëxploiteerde effectenafwikkelingssystemen nauw betrokken bij het aantrekken van zekerheden voor monetairbeleidtransacties alsook bij het aantrekken van zekerheden tussen kredietinstellingen en zijn zij bijgevolg belangrijke actoren bij het zekerheidsstellingsproces.’

Voorgaande geeft reden om centrale effectenbewaarinstelling net als clearinginstellingen en marktexploitanten in groep A van de beleidsregel te plaatsen. De opname van centrale effectenbewaarinstelling in groep A wordt mede gerechtvaardigd door het systeemrelevante karakter van de centrale effectenbewaarinstelling, de integriteit van de uitgifte van effecten en als belangrijke actor bij het zekerheidsstellingsproces.

Onderdeel E

Aan de definitie van ‘onderneming in groep B’ in artikel 1.1, onderdeel g, is datarapporteringsdienstverlener toegevoegd.

Vanwege de omvang, aard, complexiteit en het risicoprofiel is de datarapporteringsdienstverlener vergelijkbaar met de huidige ondernemingen in groep B. Datarapporteringsdienstverleners geven essentiële informatie door aan beleggingsondernemingen waar beleggers vervolgens op kunnen acteren. Anderzijds is er geen direct contact met beleggers; dat verloopt via de beleggingsonderneming. Datarapporteringsdienstverleners verlenen daarmee een belangrijke service aan beleggingsondernemingen, die reeds in groep B zijn opgenomen. De accuraatheid en integriteit van de essentiële informatie die een datarapporteringsdienstverlener via een beleggingsonderneming aan beleggers levert, vereist naast bestuurlijke en leidinggevende vaardigheden van de beleidsbepalers ook specifieke en algemene vakinhoudelijke kennis en aantoonbare kennis en ervaring met het aansturen van een integere en beheerste bedrijfsvoering. Het is dus van belang dat de beleidsbepalers van een datarapporteringsdienstverlener ter zake van deze onderwerpen, van toepassing voor beleidsbepalers van ondernemingen in groep B, geschikt zijn.

Dit samenstel van factoren rechtvaardigt opname van de datarapporteringsdienstverlener in groep B.

Naar boven