Samenwerkingsprotocol Commissariaat voor de Media en Agentschap Telecom

Partijen,

1. het Commissariaat voor de Media (hierna: ‘het Commissariaat’)

en

2. Agentschap Telecom (hierna: ‘AT’)

Overwegen het volgende:

  • dat een goede samenwerking tussen het Commissariaat en AT een efficiënte en doelgerichte vervulling van de aan hen opgedragen taken bevordert;

  • dat het Commissariaat op grond van de Mediawet 2008 belast is met de uitvoering van taken (waaronder de bestuursrechtelijke handhaving) die het zijn opgedragen bij of krachtens die wet;

  • dat AT op grond van het ‘Instellingsbesluit Agentschap Telecom’, ‘Besluit mandaat, volmacht en machtiging EZK 2017’, specifiek artikel 7 j° XVIII en het ‘Relatiestatuut Agentschap Telecom’ namens de Staatssecretaris onder meer taken uitvoert zoals beleidsvoorbereiding en -evaluatie, toelating en registratie, en toezicht en handhaving met betrekking tot frequentiegebruik;

  • dat het voor een effectieve bevordering van de naleving van wettelijke normen van belang is om de uitgangspunten van de uitvoering, het toezicht en de handhaving door het Commissariaat en AT zoveel mogelijk op elkaar af te stemmen;

  • dat dit samenwerkingsprotocol (hierna: protocol) voortkomt uit de gezamenlijke wens om de onderlinge relatie van het Commissariaat en AT bij de uitvoering van en het toezicht op en de handhaving van wetgeving ten aanzien van media-instellingen vast te leggen en daarover transparantie te betrachten.

Spreken het volgende af:

HOOFDSTUK 1. DOEL VAN HET SAMENWERKINGSPROTOCOL

Artikel 1. Doel

Het doel van dit protocol is om algemene uitgangspunten voor de onderlinge samenwerking en de uitwisseling van informatie tussen het Commissariaat en AT ten behoeve van ieders taken en verantwoordelijkheden vast te leggen.

HOOFDSTUK 2. ALGEMENE UITGANGSPUNTEN SAMENWERKING

Artikel 2. Algemene uitgangspunten

Het Commissariaat en AT spannen zich in voor een goede onderlinge samenwerking door onder meer tijdige en zorgvuldige uitwisseling van informatie (met inachtneming van de toepasselijke wetgeving inzake de uitwisseling van persoonsgegevens) om de effectiviteit van de uitvoering en het toezicht van een of beide organisatie(s) te versterken.

Artikel 3. Overleg

  • 3.1. Het Commissariaat en AT hebben in beginsel twee keer per jaar een regulier overleg.

  • 3.2. Het Commissariaat en het AT zullen daarnaast, wanneer de situatie dat naar het oordeel van partijen vereist, ad-hoc overleg voeren.

  • 3.3. Er vindt jaarlijks, of zoveel vaker als nodig is, een bestuurlijk overleg plaats waarin de bestuurders van het Commissariaat en AT de onderlinge samenwerking, de toepassing van onderhavig protocol en indien gewenst relevante ontwikkelingen op het werkterrein van beide organisaties bespreken.

Artikel 4. Contactpersonen

Het Commissariaat en AT benoemen ieder vanuit hun organisatie een contactpersoon die het aanspreekpunt is voor de toepassing van hetgeen is afgesproken in dit protocol.

HOOFDSTUK 3. INFORMEREN EN INFORMATIEVERSTREKKING

Artikel 5. Wederzijds informeren

  • 5.1 Het Commissariaat en AT spannen zich in om elkaar tijdig te informeren ten behoeve van het uitvoeren van onderzoeken naar verbondenheid in de zin van artikel 6:24 van de Mediawet en over andere aangelegenheden en signalen die van belang kunnen zijn voor de uitoefening van de wettelijke taken van de andere partij, voor zover wettelijke bepalingen en de effectiviteit van het (handhavings)optreden hieraan niet in de weg staan.

  • 5.2 Indien het Commissariaat of AT constateert dat beide organisaties tegen een bepaalde gedraging of samenstel van gedragingen handhavend kunnen optreden en/of dat gezamenlijk optreden gewenst is, neemt het Commissariaat respectievelijk AT hierover contact op met de andere partij om nadere werkafspraken te maken over de wijze van optreden in het desbetreffende geval.

  • 5.3 Het Commissariaat en AT informeren elkaar voor zover nodig voorafgaand over de externe communicatie die van belang is voor de taakuitvoering van de andere organisatie en stemmen deze voor zover nodig voorafgaand en zo spoedig mogelijk onderling af.

Artikel 6. Vertrouwelijkheid

Indien het Commissariaat of AT in het kader van de samenwerking de beschikking krijgt over informatie waarvan het Commissariaat of AT het vertrouwelijke karakter kent of redelijkerwijs moet vermoeden is het tot geheimhouding van die informatie gehouden, behoudens voor zover enig wettelijk voorschrift het Commissariaat of AT tot mededeling verplicht of uit zijn taak de noodzaak tot openbaarmaking voortvloeit.

Artikel 7. Overdracht relevante gegevens bij (nader) onderzoek en handhaving

  • 7.1 In het geval dat het Commissariaat dan wel AT afziet van het instellen van een (nader) onderzoek of handhavend optreden tegen een gedraging of samenstel van gedragingen in de zin van artikel 5 van dit protocol, treden partijen met elkaar in contact en zal die partij alle voor de zaak relevante gegevens uit een (lopend) onderzoek binnen een in onderling overleg vast te stellen termijn aan de andere partij overdragen, behoudens en voor zover enig wettelijk voorschrift zich daartegen verzet.

  • 7.2 Het Commissariaat en AT houden elkaar op de hoogte van de stand van zaken met betrekking tot de lopende onderzoeken en handhavingsprocedures.

Artikel 8. Verstrekken informatie aan media-instelling waarop onderzoek is gericht

De media-instelling wordt, indien hij reeds door het Commissariaat of AT over een lopend onderzoek in de zin van artikel 7 van dit protocol geïnformeerd is, in kennis gesteld van de overdracht van de zaak, tenzij het belang van het onderzoek zich daartegen verzet.

HOOFDSTUK 4. WERKAFSPRAKEN

Artikel 9. Nadere werkafspraken

Ter uitvoering van dit protocol kunnen het Commissariaat en AT nadere (werk)afspraken maken over onder meer de informatie-uitwisseling en samenwerking in het kader van:

  • a. het aanwijzen van lokale en regionale publieke media-instellingen;

  • b. het verlenen van toestemmingen aan commerciële media-instellingen;

  • c. het verlenen van toestemmingen voor het verzorgen van een evenementenzender als bedoeld in artikel 6.9 van de Mediawet;

  • d. het verlenen van machtigingen (AT) en toestemmingen (CvdM) voor het verzorgen van een omroepdienst in het openbaar lichaam Bonaire, Sint Eustatius of Saba en het toezicht op deze omroepinstellingen;

  • e. het toetsen van verbondenheid tussen commerciële radioomroepen;

  • f. de handhaving van bepalingen inzake de verbondenheid tussen commerciële radioomroepen;

  • g. de handhaving van de programmatische voorschriften en vergunningvoorschriften voor commerciële radioomroepen.

HOOFDSTUK 5. SLOTBEPALINGEN

Artikel 10. Wijziging van het protocol

  • 10.1 Zowel het Commissariaat als AT kan voorstellen indienen tot wijziging van dit protocol.

  • 10.2 Bij wijzigingen in de relevante regelgeving treden partijen in overleg over de vraag of deze wijzigingen moeten leiden tot aanpassing van dit protocol.

Artikel 11. Evaluatie en opzegging

  • 11.1 Het Commissariaat en AT evalueren gezamenlijk telkens na twee jaar, of eerder indien daartoe aanleiding bestaat, dit protocol en de uitvoering daarvan. Hierbij wordt in het bijzonder gekeken naar de praktische werkbaarheid van hetgeen in het protocol is vastgelegd en de wenselijkheid om dit protocol aan te passen of aan te vullen met in de praktijk gebleken nuttige werkafspraken.

  • 11.2 Zowel het Commissariaat als AT kan dit protocol door middel van een schriftelijke mededeling aan de andere partij opzeggen met inachtneming van een opzegtermijn van zes maanden.

Artikel 12. Onvoorziene omstandigheden

In onvoorziene gevallen waarin dit protocol niet voorziet, treden partijen met elkaar in contact en streven zij indien nodig naar het vinden van een oplossing.

Artikel 13. Inwerkingtreding

Dit protocol wordt in de Staatscourant gepubliceerd en treedt in werking met ingang van de dag na publicatie ervan in de Staatscourant.

Aldus overeengekomen en in tweevoud ondertekend te Amersfoort, 5 december 2017

het Commissariaat voor de Media M. de Cock Buning voorzitter

Agentschap Telecom P.A. Spijkerman directeur-hoofdinspecteur

Naar boven