Besluit van de Minister van Justitie en Veiligheid van 4 december 2017, nr. 2150851, houdende de wijziging van het Mandaatbesluit bevoegdheid tot beëdiging buitengewoon opsporingsambtenaar in verband met de uitbreiding van de mogelijkheid tot het verlenen van ondermandaat

De Minister van Justitie en Veiligheid;

Gelet op artikel 21, eerste lid, van het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar;

Besluit:

Het Mandaatbesluit bevoegdheid tot beëdiging buitengewoon opsporingsambtenaar wordt als volgt gewijzigd:

ARTIKEL I

A

Onder vernummering van het tweede en derde lid tot het derde en vierde lid wordt in artikel 2 een nieuw lid ingevoegd, luidende:

  • 2. In aanvulling op het eerste lid kan het hoofd van een onder de centrale overheid ressorterende landelijke dienst, bepalen dat het afnemen van de eden, verklaringen en beloften, bedoeld in artikel 20, eerste lid, van het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar, namens hem geschiedt in handen van zijn plaatsvervanger.

B

In artikel 2, derde lid wordt ‘tweede’ vervangen door ‘derde’.

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Het besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 4 december 2017

De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus

TOELICHTING

Op grond van artikel 21, eerste lid, Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar kan de bevoegdheid tot het afnemen van de eden, verklaringen en beloften, bedoeld in artikel 20, eerste lid van het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar gemandateerd worden aan de direct toezichthouder, dan wel indien de betreffende persoon behoort tot een dienst ressorterend onder een ministerie, aan het hoofd van die dienst.

In het Mandaatbesluit bevoegdheid tot beëdiging buitengewoon opsporingsambtenaar is in artikel 1, eerste lid aan de krachtens artikel 36, eerste en derde lid van het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar aangewezen direct toezichthouders, mandaat verleend van de bevoegdheid tot het afnemen van de eden, verklaringen en beloften, bedoeld in artikel 20, eerste lid, van dat Besluit. In artikel 2 is voorzien in de bevoegdheid voor de gemandateerde direct toezichthouders, zijnde de korpschef van politie, de in artikel 1, tweede lid genoemde hoofden van dienst en de Commandant van de Koninklijke Marechaussee, deze bevoegdheid door te mandateren aan de in dat artikel genoemde personen.

Op grond van artikel 36, derde lid onder b van het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar kan het hoofd van een onder de centrale overheid ressorterende landelijke dienst ook als direct toezichthouder worden aangewezen. Het huidige mandaatbesluit voorziet niet in de mogelijkheid voor het hoofd van een onder de centrale overheid ressorterende landelijke dienst, de bevoegdheid tot het afnemen van eden, verklaringen en beloften, door te mandateren. Omdat daartoe wel de wens bestaat, wordt met de in het onderhavige besluit voorgestelde wijziging in artikel 2 de mogelijkheid opgenomen voor het hoofd van een onder de centrale overheid ressorterende landelijke dienst de bevoegdheid door te geven aan zijn vaste plaatsvervanger.

’s-Gravenhage, 4 december 2017

De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus

Naar boven