De Minister van Justitie en Veiligheid;
Gelet op artikel 21, eerste lid, van het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar;
Besluit:
Het Mandaatbesluit bevoegdheid tot beëdiging buitengewoon opsporingsambtenaar wordt
als volgt gewijzigd:
ARTIKEL I
A
Onder vernummering van het tweede en derde lid tot het derde en vierde lid wordt in
artikel 2 een nieuw lid ingevoegd, luidende:
-
2. In aanvulling op het eerste lid kan het hoofd van een onder de centrale overheid
ressorterende landelijke dienst, bepalen dat het afnemen van de eden, verklaringen
en beloften, bedoeld in artikel 20, eerste lid, van het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar,
namens hem geschiedt in handen van zijn plaatsvervanger.
B
In artikel 2, derde lid wordt ‘tweede’ vervangen door ‘derde’.
ARTIKEL II
Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na datum van uitgifte van de Staatscourant
waarin zij wordt geplaatst.
’s-Gravenhage, 4 december 2017
De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus
TOELICHTING
Op grond van artikel 21, eerste lid, Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar kan
de bevoegdheid tot het afnemen van de eden, verklaringen en beloften, bedoeld in artikel
20, eerste lid van het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar gemandateerd worden
aan de direct toezichthouder, dan wel indien de betreffende persoon behoort tot een
dienst ressorterend onder een ministerie, aan het hoofd van die dienst.
In het Mandaatbesluit bevoegdheid tot beëdiging buitengewoon opsporingsambtenaar is
in artikel 1, eerste lid aan de krachtens artikel 36, eerste en derde lid van het
Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar aangewezen direct toezichthouders, mandaat
verleend van de bevoegdheid tot het afnemen van de eden, verklaringen en beloften,
bedoeld in artikel 20, eerste lid, van dat Besluit. In artikel 2 is voorzien in de
bevoegdheid voor de gemandateerde direct toezichthouders, zijnde de korpschef van
politie, de in artikel 1, tweede lid genoemde hoofden van dienst en de Commandant
van de Koninklijke Marechaussee, deze bevoegdheid door te mandateren aan de in dat
artikel genoemde personen.
Op grond van artikel 36, derde lid onder b van het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar
kan het hoofd van een onder de centrale overheid ressorterende landelijke dienst ook
als direct toezichthouder worden aangewezen. Het huidige mandaatbesluit voorziet niet
in de mogelijkheid voor het hoofd van een onder de centrale overheid ressorterende
landelijke dienst, de bevoegdheid tot het afnemen van eden, verklaringen en beloften,
door te mandateren. Omdat daartoe wel de wens bestaat, wordt met de in het onderhavige
besluit voorgestelde wijziging in artikel 2 de mogelijkheid opgenomen voor het hoofd
van een onder de centrale overheid ressorterende landelijke dienst de bevoegdheid
door te geven aan zijn vaste plaatsvervanger.
’s-Gravenhage, 4 december 2017
De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus