Regeling van de Minister van Economische Zaken en Klimaat van 11 december 2017, nr. WJZ / 17192975, tot wijziging van de Regeling nationale EZ-subsidies in verband met aanpassingen in de subsidiemodule PPS-toeslag onderzoek en innovatie betreffende de private bijdragen van algemeen nut beogende instellingen

De Minister van Economische Zaken en Klimaat,

Gelet op de artikelen 2, tweede lid, 5, en 26, eerste lid, van het Kaderbesluit nationale EZ-subsidies;

Besluit:

ARTIKEL I

De Regeling nationale EZ-subsidies wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 3.2.3, eerste lid, komt te luiden:

  • 1. De hoogte van de PPS-programmatoeslag bedraagt 25% van de som van:

    • a. de private bijdragen voor de samenwerkingsprojecten van het TKI-programma, en

    • b. de private bijdragen aan TKI-relevante onderzoeksopdrachten,

    die in het kalenderjaar, voorafgaand aan het kalenderjaar waarin de aanvraag van de PPS-programmatoeslag is ingediend, blijkens onderbouwing in de aanvraag aan onderzoeksinstellingen verschuldigd zijn geworden.

B

Na artikel 3.2.3 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 3.2.3a

  • 1. Voor de toepassing van artikel 3.2.3, eerste lid, worden ter bepaling van de hoogte van de PPS-programmatoeslag ook private bijdragen aan onderzoeksinstellingen voor onderzoek dat past binnen het TKI-programma, afkomstig van instellingen als bedoeld in artikel 5b, eerste lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, in aanmerking genomen tot ten hoogste een plafond van € 75.000.000 per openstellingsperiode voor alle TKI’s tezamen.

  • 2. Indien het totaal van de private bijdragen, bedoeld in het eerste lid, die in een openstellingsperiode door de TKI’s zijn opgevoerd in aanvragen voor PPS-programmatoeslag uitstijgt boven het plafond, bedoeld in het eerste lid, verdeelt de minister dit plafond naar evenredigheid over de TKI’s die private bijdragen als bedoeld in het eerste lid hebben opgevoerd.

  • 3. Bij de in het tweede lid bedoelde verdeling wordt het bedrag aan private bijdragen dat per TKI in een kalenderjaar in aanmerking wordt genomen, berekend overeenkomstig de formule

    (A / A-totaal) x Plafond, waarbij wordt verstaan onder:

    A: het totaal van de private bijdragen, bedoeld in het eerste lid, die door een TKI in een openstellingsperiode in een of meer aanvragen voor PPS-programmatoeslag zijn opgevoerd, tot een maximum van € 75.000.000;

    A-totaal: het bedrag dat wordt berekend door het als ‘A’ gedefinieerde totaal van elk van de TKI’s bij elkaar op te tellen;

    Plafond: het plafond, bedoeld in het eerste lid.

  • 4. Indien in een aanvraag voor PPS-programmatoeslag private bijdragen als bedoeld in het eerste lid als grondslag zijn opgevoerd ter bepaling van de hoogte van de PPS-programmatoeslag, geeft de minister een beschikking op de aanvraag uiterlijk 8 weken na de laatste dag van de openstellingsperiode waarin aanvragen voor PPS-programmatoeslagen kunnen worden ingediend.

C

Na artikel 3.2.10 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 3.2.10a

  • 1. Voor de toepassing van artikel 3.2.10, eerste lid, worden ter bepaling van de hoogte van de PPS-projecttoeslag ook private bijdragen aan onderzoeksinstellingen voor onderzoek dat past binnen het TKI-programma als bedoeld in artikel 3.2.2, afkomstig van instellingen als bedoeld in artikel 5b, eerste lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, in aanmerking genomen tot ten hoogste een plafond van € 8.000.000 per openstellingsperiode voor alle aanvragers van PPS-projecttoeslag tezamen.

  • 2. Indien het totaal van de private bijdragen, bedoeld in het eerste lid, die in de openstellingsperiode zijn opgevoerd in aanvragen voor PPS-projecttoeslag uitstijgt boven het plafond, bedoeld in het eerste lid, worden de private bijdragen in aanmerking genomen op volgorde van binnenkomst van de aanvragen voor PPS-projecttoeslag waarin deze private bijdragen zijn opgevoerd.

D

Artikel 3.2.16 vervalt.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2018.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 11 december 2017

De Minister van Economische Zaken en Klimaat, E.D. Wiebes

TOELICHTING

I. ALGEMEEN

1. Doel en aanleiding

Deze wijzigingsregeling voorziet in een wijziging van de subsidiemodule PPS-toeslag onderzoek en innovatie, die is opgenomen in de Regeling nationale EZ-subsidies. Deze wijziging betreft de wijze van verdeling van de PPS-toeslag gebaseerd op de private bijdragen van algemeen nut beogende instellingen (hierna: ‘ANBI-bijdragen’). In het verlengde daarvan is een specifieke beslistermijn opgenomen voor aanvragen voor PPS-programmatoeslag waarin ANBI-bijdragen zijn opgevoerd. Tot slot is een zuiver redactionele wijziging doorgevoerd in de module.

Er wordt momenteel nog onderzocht of aanpassing van het PPS-toeslagpercentage, vervat in de artikelen 3.2.3, eerste lid, en 3.2.10, eerste lid, mogelijk en opportuun is. Besluitvorming hierover en over eventuele andere aanpassingen van de regeling vindt begin 2018 plaats, na een integrale afweging van de relevante prioriteiten uit het regeerakkoord ‘Vertrouwen in de toekomst’ en de financiële middelen die daarin beschikbaar zijn gesteld.

2. Achtergronden wijziging subsidiemodule PPS-toeslag onderzoek en innovatie

De subsidiemodule PPS-toeslag onderzoek en innovatie is in 2013 geïntroduceerd met als doel de privaat-publieke samenwerking (PPS) binnen de zogenaamde topsectoren te versterken door een toeslag te verlenen op de private financiële bijdragen van bedrijven aan publiek gefinancierd onderzoek. De Topconsortia voor Kennis en Innovatie (TKI’s) kunnen toeslag aanvragen (I) op de voormelde private bijdragen die zijn verkregen in het jaar dat voorafgaat aan het jaar waarin de uitvoering van een bepaald TKI-programma plaatsvindt waarop de subsidieaanvraag ziet (programmatoeslag) of (II) meerjarige publiek-private samenwerkingsprojecten waarvan de private bijdragen al vast liggen (projecttoeslag). Dit laatste type toeslag kan ook worden aangevraagd door samenwerkingsverbanden, zonder tussenkomst van een TKI.

In 2014 is de mogelijkheid opgenomen om niet alleen private bijdragen van bedrijven, maar ook de private bijdragen van algemeen nut beogende instellingen (ANBI’s) aan onderzoeksorganisaties, voor onderzoek dat past binnen een TKI-programma, in aanmerking te laten komen als grondslag op basis waarvan PPS-toeslag wordt toegekend (zowel programmatoeslag als projecttoeslag). Deze ANBI-bijdragen worden meegenomen tot een maximum van € 75 miljoen per kalenderjaar voor alle TKI’s tezamen (het ANBI-plafond).

De afgelopen jaren is gebleken dat ANBI-aanvragen vrijwel geheel betrekking hadden op PPS-programmatoeslag. Dit komt voort uit het feit dat ANBI-bijdragen veelal worden gedaan aan onderzoek dat niet binnen een publiek-privaat samenwerkingsverband plaatsvindt. Voor de verkrijging van PPS-projecttoeslag is echter juist vereist dat alle private bijdragen die als grondslag in aanmerking zijn genomen, worden ingezet in een project van een publiek-privaat samenwerkingsverband. Voor ANBI-bijdragen ter verkrijging van programmatoeslag is het voldoende dat het een ANBI-bijdrage aan onderzoek is.

Verdeelsleutel ANBI-plafond programmatoeslag

Tot op heden is de ruimte onder het ANBI-plafond elk jaar ten volle benut op basis van het ‘first come, first served’-principe. Voor wat betreft PPS-programmatoeslag is geconstateerd dat een groot deel van het ANBI-plafond benut wordt voor een relatief beperkt aantal aanvragen van enkele TKI’s. Om voor alle TKI’s die ANBI-bijdragen als grondslag wensen op te voeren tot een evenredige verdeling te komen van de daartoe beschikbare ruimte onder het ANBI-plafond, en zo ANBI-bijdragen verder te stimuleren, is met deze wijzigingsregeling een verdeelsleutel geïntroduceerd voor verdeling van het ANBI-plafond voor PPS-programmatoeslag.

Per TKI wordt het relatieve aandeel in de totale som van ANBI-bijdragen die door de TKI’s in een openstellingsperiode zijn opgevoerd, in aanmerking genomen voor bepaling van de hoogte van de PPS-toeslag voor dat TKI. Bij het opvoeren van ANBI-grondslag in een openstellingsperiode wordt per TKI niet meer dan € 75 miljoen in aanmerking worden genomen. Toepassing van deze verdeelsleutel over een openstellingsperiode heeft tot gevolg dat RVO pas aan het eind van de openstellingsperiode kan beslissen op aanvragen voor PPS-programmatoeslag waarin ANBI-grondslag is opgevoerd. Dit betekent dat de beoordeling van RVO en vervolgens de verlening van PPS-programmatoeslag op de aanvraag in twee fasen geschiedt; eerst wordt beslist op aanvragen voor zover daarin de ‘gebruikelijke’ private bijdragen (artikel 3.2.3, eerste lid, van de Regeling nationale EZ-subsidies) als grondslag zijn opgevoerd, daarna wordt na sluiting van de openstellingsperiode beslist op (dat deel van) de aanvragen waarin ANBI-grondslag is opgevoerd, als alle ANBI-bijdragen van alle TKI’s zijn beoordeeld. In artikel 3.2.3a (nieuw), vierde lid, is de beslistermijn opgenomen voor aanvragen waarin ANBI-grondslag is opgevoerd.

Omdat bij PPS-projecttoeslag geen sprake is van onevenredigheid in de verdeling van het ANBI-plafond over de aanvragers, is een verdeelsleutel bij die vorm van toeslag niet aan de orde. Dat zou ook niet werkbaar zijn, omdat met het toekennen van PPS-projecttoeslag op aanvragen niet gewacht kan worden tot het einde van de openstellingsperiode. ANBI-grondslag op basis waarvan PPS-toeslag wordt toegekend, wordt immers gegenereerd door hetzelfde project waarvoor de PPS-projecttoeslag ook wordt ingezet. Het is van belang dat dat project na verlening zo spoedig mogelijk van start kan gaan met gebruikmaking van de verleende toeslag.

Twee ANBI-plafonds in plaats van één

Uit het voorgaande volgt dat er aldus sprake is van twee verdelingsmechanismen voor het ANBI-plafond: een verdeelsleutel naar evenredigheid voor PPS-programmatoeslag en verdeling op volgorde van binnenkomst van de aanvragen bij PPS-projecttoeslag. Daarbij dient op ANBI-aanvragen voor PPS-projecttoeslag binnen 8 weken na ontvangst van de aanvraag te worden beslist, en dient, zoals hierboven is toegelicht, op ANBI-aanvragen voor PPS-programmatoeslag binnen 8 weken na de sluiting van de openstellingsperiode te worden beslist. Dit verhoudt zich niet met één gezamenlijk ANBI-plafond voor beide vormen van toeslag. Met deze wijzigingsregeling is daarom een apart ANBI-plafond voor beide soorten toeslag geïntroduceerd, namelijk een ANBI-plafond van € 75 miljoen voor PPS-programmatoeslag, en een ANBI-plafond voor PPS-projecttoeslag van € 8 miljoen. Op die manier is het mogelijk gemaakt om ten aanzien van de ruimte onder het ANBI-plafond voor PPS-programmatoeslag een verdeelsleutel toe te passen, en de ruimte onder het ANBI-plafond voor aanvragen voor PPS-projecttoeslag als voorheen te verdelen naar volgorde van binnenkomst van de aanvragen.

3. Overgangsrecht

De periode voor indiening van aanvragen voor PPS-projecttoeslag (en daarmee ook voor de desbetreffende ANBI-aanvragen) is opengesteld met ingang van 20 november 2017. Dit moment ligt vóór de inwerkingtreding van deze wijzigingsregeling per 1 januari 2018. Voor gevallen als deze is artikel 5.4 van de Regeling nationale EZ-subsidies van belang. Daaruit vloeit in dit geval voort dat op aanvragen voor PPS-projecttoeslag die in de periode van 20 november 2017 tot 1 januari 2018 zijn ingediend, de Regeling nationale EZ-subsidies van toepassing blijft zoals deze luidde vóór 1 januari 2018.

4. Staatssteun

De subsidiemodule PPS-toeslag onderzoek en innovatie bevat staatssteun die wordt gerechtvaardigd door artikel 25 (wat betreft de samenwerkingsprojecten die bestaan uit fundamenteel of industrieel onderzoek, experimentele ontwikkeling of een combinatie daarvan) en artikel 28 (wat betreft innovatieadviesdiensten) van de algemene groepsvrijstellingsverordening.

De hierboven genoemde wijzigingen hebben geen gevolgen voor deze staatssteunrechtvaardiging.

Er is geen sprake van een wijziging of uitbreiding van de activiteiten waarvoor steun wordt verleend, noch hebben de wijzigingen invloed op de steunintensiteit. Ook laat de wijziging het vereiste van daadwerkelijke samenwerking als bedoeld in artikel 2, onderdeel 90, van de algemene groepsvrijstellingsverordening, onverlet.

Wat betreft deze subsidiemodule is vorig jaar kennisgeving gedaan aan de Europese Commissie. Het nummer van de kennisgeving is SA.47187 (wijziging van SA.42397) en de looptijd is tot en met 2020.

5. Regeldruk

De invoering van de verdeelsleutel voor het aanwenden van ANBI-bijdragen als grondslag voor PPS-programmatoeslag, en de met deze wijzigingsregeling geïntroduceerde specifieke beslistermijn voor aanvragen waarin ANBI-grondslagen zijn opgevoerd, vormen geen wijziging van informatieverplichtingen. Dit geldt ook voor de introductie van twee afzonderlijke ANBI-plafonds. Derhalve is geen sprake van een toe- of afname van de regeldruk bij de gebruikers van de subsidiemodule.

6. Vaste verandermomenten

De wijzigingen betreffende deze subsidiemodule treden in werking met ingang van 1 januari 2018. Daarmee wordt wat betreft de inwerkingtreding aangesloten bij het kabinetsbeleid betreffende de vaste verandermomenten, dat onder meer inhoudt dat ministeriële regelingen met ingang van de eerste dag van een kwartaal in werking treden. Wat betreft de bekendmaking van deze regeling wordt afgeweken van dit kabinetsbeleid voor zover dat bepaalt dat er minimaal twee maanden moeten zitten tussen het moment van publicatie en de inwerkingtreding van de regeling. Deze afwijking is echter gerechtvaardigd te achten, omdat de doelgroep gebaat is bij spoedige inwerkingtreding. Met deze wijzigingsregeling wordt het ANBI-plafond verruimd – van € 75 miljoen voor aanvragen voor PPS-programmatoeslag en PPS-projecttoeslag gezamenlijk, naar € 75 miljoen voor alleen PPS-programmatoeslag en € 8 miljoen voor PPS-projecttoeslag.

Wat betreft de invoering van de verdeelsleutel voor het ANBI-plafond voor PPS-programmatoeslag, heeft een kortere termijn tussen bekendmaking en inwerkingtreding van deze wijzigingsregeling geen negatieve gevolgen. De evenredige verdeling maakt dat TKI’s die voorheen geen ANBI-bijdragen meer konden opvoeren ter verkrijging van PPS-programmatoeslag omdat het ANBI-plafond was overschreden, door de verdeelsleutel alsnog mogelijkheden hebben om ANBI-bijdragen op te voeren en op basis daarvan toeslag te verkrijgen. Voor zover een individuele TKI als gevolg van de evenredige verdeling via de verdeelsleutel in vergelijking met voorheen relatief minder PPS-toeslag ontvangt (bij eenzelfde omvang van de ANBI-grondslag), geldt dat alle TKI’s tijdig, namelijk reeds op 29 september 2017 tijdens het TKI-directeurenoverleg, zijn geïnformeerd over de invoering van de verdeelsleutel en de effecten daarvan. Dit heeft ook niet geleid tot negatieve reacties vanuit de TKI’s. De afwijking van het VVM-beleid stuit derhalve ook in dat opzicht niet op enig beletsel.

II. ARTIKELEN

Artikel I, onderdeel A (artikel 3.2.3, eerste lid)

De passage ‘(...) die in het kalenderjaar, voorafgaand aan het kalenderjaar waarin de aanvraag van de PPS-programmatoeslag is ingediend, blijkens onderbouwing in de aanvraag aan onderzoeksinstellingen verschuldigd zijn geworden’ is eerder (bij de vaststelling van de nieuwe titel 3.2) aanvankelijk direct achter de tekst van onderdeel b opgenomen. Daardoor leek deze passage enkel betrekking te hebben op dat onderdeel. Bedoeld is echter de passage terug te laten slaan op zowel onderdeel a als onderdeel b, zoals ook vóór de aanpassing van titel 3.2 per 1 februari 2017 het geval was. De onderhavige wijziging strekt daartoe. Aldus sluit de tekst van de regeling aan op de vaste uitvoeringspraktijk.

Artikel I, onderdeel B (artikel 3.2.3a (nieuw))

Eerste lid

In dit lid wordt het mogelijk gemaakt om private bijdragen van ANBI’s aan onderzoeksinstellingen als grondslag op te voeren in de aanvraag voor PPS-programmatoeslag. Deze ANBI-grondslag wordt meegerekend in de bepaling van de hoogte van de PPS-programmatoeslag overeenkomstig artikel 3.2.3, eerste lid. Aldus komt dit eerste lid grotendeels overeen met het eerste lid van het vervallen artikel 3.2.16, eerste lid, met dien verstande dat dit lid voorziet in een specifiek ANBI-plafond voor PPS-programmatoeslag in plaats van een gezamenlijk plafond voor zowel PPS-programmatoeslag als PPS-projecttoeslag. De achtergronden hiervan zijn in het algemeen deel van de toelichting reeds uiteen gezet. Verder is er een enkele redactionele wijziging doorgevoerd ter verduidelijking.

Tweede lid

Uit dit lid volgt dat indien het totaal aan ANBI-bijdragen uitstijgt boven het ANBI-plafond, de aanvragen waarin ANBI-bijdragen zijn opgevoerd niet langer op volgorde van binnenkomst in aanmerking worden genomen bij de bepaling van de hoogte van de PPS-programmatoeslag, maar door toepassing van een verdeelsleutel naar evenredigheid. Daarbij geldt – op grond van het eerste lid – dat het totaal van deze ANBI-bijdragen in de aanvragen van elk van de TKI’s tezamen die in aanmerking worden genomen, niet mag uitstijgen boven het ANBI-plafond van € 75 miljoen. Zie voor een nadere uitwerking van het voorgaande het voorbeeld in de toelichting op de verdeelsleutel in het derde lid.

Uit dit tweede lid volgt voorts dat indien het totaal van de ANBI-bijdragen dat in een openstellingsperiode door de verschillende TKI’s wordt aangevraagd onder het ANBI-plafond blijft, in principe elk van deze ANBI-bijdragen in zijn geheel in aanmerking wordt genomen ter bepaling van de hoogte van de aangevraagde PPS-programmatoeslag. In een dergelijk geval verandert de tot op heden geldende praktijk derhalve niet.

Derde lid

Dit lid bevat de concrete verdeelsleutel, weergegeven in een formule, op basis waarvan ANBI-bijdragen die in aanvragen worden opgevoerd, naar evenredigheid in aanmerking worden genomen bij de bepaling van de hoogte van de PPS-programmatoeslag. Daarbij stelt dit lid een maximum (ad € 75 miljoen) aan de hoogte van de ANBI-bijdrage die wordt meegenomen als onderdeel van de ANBI-aanvraag van een bepaald TKI. Dit betekent dat indien een ANBI-bijdrage van € 150 miljoen wordt opgevoerd in een aanvraag, niet meer dan € 75 miljoen daarvan in aanmerking wordt genomen als ANBI-aanvraag van dat TKI. In feite wordt die ANBI-aanvraag van € 80 miljoen derhalve behandeld als ware het een ANBI-aanvraag van € 75 miljoen. Op deze gemaximeerde aanvraag en de (al dan niet gemaximeerde) ANBI-aanvragen van de overige TKI’s wordt vervolgens de verdeelsleutel toegepast.

Een voorbeeld ter verduidelijking. Stel dat er in een kalenderjaar drie TKI’s zijn die in hun aanvragen private bijdragen van ANBI’s opvoeren ter verkrijging van PPS-programmatoeslag: TKI 1 ad € 80 miljoen, TKI 2 ad € 25 miljoen en TKI 3 ad € 5 miljoen. Het gaat steeds om het totaal aan ANBI-aanvragen dat een TKI in een kalenderjaar heeft opgevoerd (via één of meerdere ANBI-aanvragen).

Allereerst moet worden nagegaan of honorering van deze ANBI-aanvragen in een kalenderjaar zou leiden tot een overschrijding van het ANBI-plafond. Immers, enkel bij een overschrijding wordt de verdeelsleutel toegepast. In het voorbeeld is duidelijk dat het ANBI-plafond wordt overschreden. In deze voorbeeldsituatie wordt zelfs alleen al door de ANBI-aanvraag van TKI 1 het ANBI-plafond overschreden. Er van uitgaande dat TKI 1 ook het eerste TKI is dat een ANBI-aanvraag indient, zou onder de oude regeling – gelet op het ANBI-plafond – enkel de ANBI-bijdrage die TKI 1 heeft opgevoerd, in aanmerking kunnen worden genomen tot € 75 miljoen. Dan zou dus enkel TKI 1 PPS-programmatoeslag kunnen verkrijgen op basis van deze € 75 miljoen aan ANBI-bijdragen. Voor TKI’s 2 en 3 was in die situatie onder de oude regeling geen ruimte meer om ANBI-bijdragen in de aanvraag mee te laten nemen ter verkrijging van PPS-programmatoeslag.

Toepassing van de verdeelsleutel maakt dit anders. Zoals uiteengezet in deze toelichting op dit lid, wordt de ANBI-aanvraag van TKI 1 ad € 80 miljoen ‘gemaximeerd’ en aldus behandeld als ware het een ANBI-aanvraag van € 75 miljoen. Dit maximeren is niet aan de orde ten aanzien van TKI’s 2 en 3, aangezien de ANBI-aanvragen van deze TKI’s elk minder dan € 75 miljoen betreffen. Vervolgens kan A-Totaal worden bepaald: 75+25+5 miljoen = € 105 miljoen.

Dit maakt dat per TKI als ANBI-grondslag wordt meegenomen bij de bepaling van de hoogte van de PPS-programmattoeslag (afgerond naar boven, formulebedragen in miljoenen):

TKI 1 (A=75 (niet 80)): 75/105 x75 = € 53.571.428,57 (van de opgevoerde € 80 miljoen);

TKI 2 (A=25): 25/105 x75 = € 17.857.142,86 (van de opgevoerde € 25 miljoen)

TKI 3 (A=5): 5/105 x75 = € 3.571.428,57 (van de opgevoerde € 5 miljoen).

Vierde lid

In het algemeen deel van deze toelichting is uiteengezet dat toepassing van de verdeelsleutel veronderstelt dat niet binnen de reguliere acht weken na ontvangst van de aanvraag, maar pas na sluiting van de openstellingsperiode kan worden beslist op de aanvragen waarin ANBI-grondslag is opgevoerd. Daarom voorziet het vierde lid van het nieuwe artikel 3.2.3a in een specifieke beslistermijn waarbinnen op dergelijke aanvragen moet worden beschikt. Voor zover mogelijk wordt ten aanzien onderdelen van aanvragen die géén betrekking hebben op ANBI-bijdragen eerder een beschikking gegeven omtrent verlening van PPS-programmatoeslag. Artikel 4:14 van de Algemene wet bestuursrecht blijft onverkort van toepassing. Dit betekent dat indien een beschikking alsnog niet binnen deze specifieke beslistermijn kan worden gegeven, de Minister (namens deze, de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO.nl)) dit binnen deze termijn aan de aanvrager meedeelt. Daarbij wordt een redelijke termijn genoemd waarbinnen de aanvrager de beschikking wel tegemoet kan zien.

Artikel I, onderdeel C (artikel 3.2.10a (nieuw))

In dit nieuwe artikel is een afzonderlijk ANBI-plafond van € 8 miljoen geïntroduceerd voor PPS-projecttoeslag. De achtergronden hiervan zijn toegelicht in paragraaf 2 van het algemeen deel van de toelichting.

Hoewel aanvragen voor PPS-projecttoeslag (en daarmee ook ANBI-aanvragen) betrekking hebben op projectbijdragen over meerdere jaren, volgt uit de onderhavige bepaling dat voor de toepassing van het ANBI-plafond het totaal aan ANBI-bijdragen dat wordt opgevoerd in de ANBI-aanvragen in de openstellingsperiode maatgevend is.

Uit het tweede lid volgt dat indien het totaal aan ANBI-bijdragen uitstijgt boven het ANBI-plafond, de aanvragen waarin ANBI-bijdragen zijn opgevoerd, op volgorde van binnenkomst in aanmerking worden genomen bij de bepaling van de hoogte van de PPS-projecttoeslag. Dit is niet anders dan onder de tot op heden geldende regeling het geval was ten aanzien van het toenmalige ANBI-plafond.

Artikel I, onderdeel D (artikel 3.2.16)

Artikel 3.2.16 bepaalde dat ANBI-bijdragen onder de in dat artikel genoemde voorwaarden als grondslag konden worden opgevoerd in aanvragen voor PPS-toeslag, dus zowel voor PPS-programmatoeslag als voor PPS-projecttoeslag. Daarbij gold één overkoepelend ANBI-plafond dat betrekking had op beide typen toeslag. Omdat de bepaling aldus op beide typen toeslagen betrekking had, was deze aan het eind van titel 3.2 gepositioneerd.

Zoals in het algemeen deel echter reeds is toegelicht, zijn thans echter afzonderlijke ANBI-plafonds ingevoerd voor PPS-programmatoeslag en PPS-projecttoeslag. Voor de verdeling van de ruimte onder de betreffende ANBI-plafonds gelden afzonderlijke maatstaven (verdeling naar evenredigheid versus verdeling naar volgorde van binnenkomst). Gelet op deze specifieke ANBI-systematiek per type PPS-toeslag zijn de (gewijzigde) ANBI-voorzieningen neergelegd in twee afzonderlijke nieuwe artikelen (artikelen 3.2.3a en 3.2.10a) en zijn deze artikelen opgenomen in de paragrafen in de Regeling nationale EZ-subsidies die betrekking hebben op het betreffende type PPS-toeslag. Artikel 3.2.16 is daarom vervallen.

Artikel II (inwerkingtreding)

Artikel I van deze wijzigingsregeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2018. In paragraaf 6 van het algemeen deel van de toelichting is aangegeven hoe deze publicatie en datum van inwerkingtreding zich verhouden tot het kabinetsbeleid betreffende de vaste verandermomenten.

De Minister van Economische Zaken en Klimaat, E.D. Wiebes

Naar boven