Regeling van de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat van 10 december 2017, nr. WJZ/17165515, tot wijziging van de Regeling nationale EZ-subsidies in verband met actualisering en verduidelijking van de seed capital subsidiemodule

De Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat,

Gelet op de artikelen 2, tweede lid, 4, 19, 25, 31 en 34 van het Kaderbesluit nationale EZ-subsidies;

Besluit:

ARTIKEL I

De Regeling nationale EZ-subsidies wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 3.10.1 wordt als volgt gewijzigd:

1. In de begripsbepaling ‘eerste commerciële verkoop’ wordt na ‘product- of dienstenmarkt’ ingevoegd: , met uitsluiting van beperkte verkopen om de markt te testen.

2. In de begripsbepaling ‘investeringsbudget’ wordt na ‘om de verkrijgprijs van participaties te voldoen’ ingevoegd: , bestaande uit de optelsom van de eigen bijdragen die zijn of worden ingebracht en het maximale bedrag van de geldlening, bedoeld in artikel 3.10.2, derde lid.

3. In de begripsbepalingen ‘participatie’ en ‘technostarter’ wordt ‘risicodragend kapitaal’ telkens vervangen door: risicokapitaal.

4. De begripsbepaling ‘startersfonds’ komt te luiden:

startersfonds:
  • a. kapitaalvennootschap, vennootschap met een afgescheiden vermogen, of rechtspersoon met een afgescheiden vermogen niet zijnde een vennootschap, ingericht naar het recht van één van de lidstaten van de Europese Unie;

  • b. die blijkens de akte waarbij zijn statuten zijn vastgesteld of blijkens de overeenkomst waarbij hij is ingesteld, uitsluitend tot doel heeft het verstrekken van risicokapitaal aan technostartersvennootschappen teneinde winst te behalen, en

  • c. waarin ten minste drie fondspartijen deelnemen respectievelijk samenwerken zonder dat twee of drie van hen tot dezelfde groep behoren en zonder dat één van hen een economisch of juridisch meerderheidsbelang in het fonds heeft;.

5. De begripsbepaling ‘verkrijgingprijs van een participatie’ wordt vervangen door:

verkrijgingprijs:

deel van het investeringsbudget waarvoor een startersfonds een participatie heeft verkregen.

6. In de alfabetische volgorde wordt een aantal begripsbepalingen ingevoegd, luidende:

eigen bijdragen:

geldelijke middelen die direct of indirect door de fondspartijen in een startersfonds zijn ingebracht en die door het startersfonds daadwerkelijk zijn of worden gebruikt voor het verkrijgen van participaties;

fondsbeheerder:

feitelijke uitvoerder van een fondsplan, zijnde het startersfonds of een door het startersfonds daartoe gecontracteerde derde;

fondspartij:

investeerder die eigen bijdragen inbrengt in een startersfonds en die tevens samen met de andere fondspartijen als direct of indirect aandeelhouder, hoofdelijk aansprakelijk vennoot, lid of oprichter een belang heeft in het startersfonds;.

B

Artikel 3.10.7, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel a, wordt ‘gedurende de investeringsperiode daadwerkelijk zal beschikken’ vervangen door: gedurende de fondsperiode daadwerkelijk beschikt.

2. In onderdeel b wordt ‘het beheer van de financier’ vervangen door: het beheer hiervan.

3. In onderdeel c, onder 2°, wordt ‘van de participaties die gedurende de investeringsperiode in één technostartersvennootschap worden verkregen’ vervangen door: van de participaties die gedurende de fondsperiode in één technostartersvennootschap wordt geïnvesteerd.

4. In onderdeel c, onder 3°, wordt ‘verkrijgt’ vervangen door: investeert.

5. In onderdeel c, onder 7°, wordt na ‘zodanig wordt beperkt dat’ ingevoegd ‘aan het einde van de fondsperiode’ en wordt ‘de participaties’ vervangen door ‘alle participaties’.

6. Onderdeel c, sub onderdeel 11°, komt te luiden:

  • 11°. de participaties verkregen worden in technostartersvennootschappen waaraan niet eerder door een participatiemaatschappij risicokapitaal in de vorm van aandelen of een aan eigen vermogen gelijk te stellen lening is verstrekt, behoudens indien:

    • deze participatiemaatschappij een financier is en voor zover het totaal aan verkrijgingsprijzen van de participaties die alle financiers gezamenlijk in de technostartersvennootschap investeren, niet boven € 3.500.000 uitkomt;

    • deze participatiemaatschappij naar het oordeel van de Minister niet in staat is nieuwe participaties in de technostartersvennootschap te verkrijgen, voor zover als gevolg van de nieuwe participatie door het startersfonds het totaal aan risicokapitaal in de vorm van aandelen of een aan eigen vermogen gelijk te stellen lening dat verstrekt is aan de technostartersvennootschap door alle participatiemaatschappijen en de financier gezamenlijk, niet boven € 3.500.000 uitkomt, of

    • deze participatiemaatschappij een informal investor is;.

C

Artikel 3.10.10, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel a wordt ‘tot het tijdstip, waarop’ vervangen door ‘totdat’ en wordt ‘gelijk is aan de eigen bijdrage voor de verkregen participaties’ vervangen door ‘gelijk is aan de eigen bijdragen voor de verkregen participaties, gemeten aan het einde van de fondsperiode’.

2. In onderdeel b wordt ‘vanaf het onder a bedoelde tijdstip tot het tijdstip dat’ vervangen door ‘vanaf het einde van periode A totdat’ en wordt na ‘opgenomen bedrag’ ingevoegd ‘, gemeten aan het einde van de fondsperiode’.

3. Onderdeel c komt te luiden:

  • c. periode C: vanaf het einde van periode B tot het einde van de fondsperiode.

D

Artikel 3.10.12a, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. De begripsbepaling ‘seed business angel fonds’ komt te luiden:

seed business angel fonds:
  • a. kapitaalvennootschap, vennootschap met een afgescheiden vermogen, of rechtspersoon met een afgescheiden vermogen niet zijnde een vennootschap, ingericht naar het recht van één van de lidstaten van de Europese Unie,

  • b. die blijkens de akte waarbij zijn statuten zijn vastgesteld of blijkens de overeenkomst waarbij hij is ingesteld uitsluitend tot doel heeft het verstrekken van risicokapitaal aan technostartersvennootschappen teneinde winst te behalen, en

  • c. waarin twee fondspartijen die informal investor zijn deelnemen respectievelijk samenwerken, zonder dat zij tot dezelfde groep behoren en zonder dat één van hen een economisch of juridisch meerderheidsbelang in het fonds heeft.

2. Er wordt in de alfabetische volgorde een aantal begripsbepalingen ingevoegd, luidende:

eigen bijdragen:

geldelijke middelen die door de fondspartijen in een seed business angel fonds zijn ingebracht en die door het seed business angels fonds daadwerkelijk zijn of worden gebruikt voor het verkrijgen van participaties;

fondspartij:

investeerder die eigen bijdragen inbrengt in een seed business angel fonds en die tevens samen met de andere fondspartij als aandeelhouder, hoofdelijk aansprakelijk vennoot, lid of oprichter een belang heeft in het seed business angel fonds;.

E

Artikel 3.10.12g, eerste lid, onderdeel c, wordt als volgt gewijzigd:

1. In sub onderdeel 4° wordt na ‘zodanig wordt beperkt dat’ ingevoegd ‘aan het eind van de fondsperiode’ en wordt ‘de participaties’ vervangen door ‘alle participaties’.

2. Sub onderdeel 9° komt te luiden:

  • 9°. de participaties verkregen worden in technostartersvennootschappen waaraan niet eerder door een andere participatiemaatschappij risicokapitaal in de vorm van aandelen of een aan eigen vermogen gelijk te stellen lening is verstrekt, behoudens indien deze participatiemaatschappij een informal investor is;.

F

Bijlage 3.10.1 wordt vervangen door de bijlage, opgenomen in de bijlage bij deze regeling.

G

Bijlage 3.10.2 wordt als volgt gewijzigd:

1. Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

a. In onderdeel d wordt na ‘vervreemdt of overdraagt’ ingevoegd: , genoemd in artikel 2, tweede lid.

b. In onderdeel e wordt na ‘product- of dienstenmarkt’ ingevoegd: , met uitsluiting van beperkte verkopen om de markt te testen.

c. Onderdeel f komt te luiden:

f. eigen bijdragen:

de geldelijke middelen die door de fondspartijen in het seed business angel fonds zijn ingebracht en die door het seed business angels fonds daadwerkelijk zijn of worden gebruikt voor het verkrijgen van participaties;.

d. Onderdeel g komt te luiden:

g. fondspartij:

een investeerder die eigen bijdragen inbrengt in het seed business angel fonds en die tevens samen met de andere fondspartij als aandeelhouder, hoofdelijk aansprakelijk vennoot, lid of oprichter een belang heeft in het seed business angel fonds;.

e. In onderdeel m wordt ‘de geldelijke middelen die door de fondspartijen bij wijze van eigen bijdrage zijn of worden ingebracht’ vervangen door: de eigen bijdragen die zijn of worden ingebracht.

f. In onderdeel n wordt na ‘nieuwe participaties’ ingevoegd: , genoemd in artikel 2, tweede lid.

g. In de onderdelen o, onder 2°, en r wordt ‘risicodragend kapitaal’ telkens vervangen door: risicokapitaal.

h. De onderdelen s tot en met x worden geletterd t tot en met y.

i. Na onderdeel r wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

  • s. participatiemaatschappij: kapitaalvennootschap, vennootschap met een afgescheiden vermogen, of rechtspersoon met een afgescheiden vermogen niet zijnde een vennootschap, ingericht naar het recht van één van de lidstaten van de Europese Unie, die blijkens zijn statuten of blijkens de overeenkomst waarbij hij is ingesteld tot doel heeft of mede tot doel heeft het verstrekken van risicokapitaal aan ondernemers teneinde winst te behalen;.

j. Onderdeel u (nieuw) komt te luiden:

  • u. seed business angel fonds:

    • 1°. kapitaalvennootschap, vennootschap met een afgescheiden vermogen, of rechtspersoon met een afgescheiden vermogen niet zijnde een vennootschap, ingericht naar het recht van één van de lidstaten van de Europese Unie,

    • 2°. die blijkens de akte waarbij zijn statuten zijn vastgesteld of blijkens de overeenkomst waarbij hij is ingesteld uitsluitend tot doel heeft het verstrekken van risicokapitaal aan technostartersvennootschappen teneinde winst te behalen, en

    • 3°. waarin twee fondspartijen die informal investor zijn deelnemen respectievelijk samenwerken, zonder dat zij tot dezelfde groep behoren en zonder dat één van hen een economisch of juridisch meerderheidsbelang in het fonds heeft;.

k. In onderdeel v (nieuw), onder 4°, wordt ‘risicodragend kapitaal’ vervangen door: risicokapitaal.

2. Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:

a. In het eerste lid wordt ‘een eigen bijdrage’ vervangen door: eigen bijdragen.

b. In het zevende lid wordt ‘eigen bijdrage’ vervangen door ‘eigen bijdragen’ en worden aan het slot twee zinnen toegevoegd, luidende ‘In het geval de Staat instemt met een verhoging van de eigen bijdragen wordt daartoe tussen de Staat, het seed business angel fonds en de fondspartijen een aanvullende overeenkomst gesloten. Hierin wordt onder meer opgenomen dat de percentages, bedoeld in artikel 4, derde lid, onderdelen a, b en c, bij de verhoging van de eigen bijdragen niet pro rata verlaagd zullen worden en dat na het eind van periode B het startersfonds eerst de extra eigen bijdragen aan de fondspartijen mag vergoeden uit de vanaf dat moment ontvangen inkomsten, voordat periode C met het daarbij behorende percentage, bedoeld in artikel 4, derde lid, onderdeel c, van toepassing wordt.’

3. In artikel 3, eerste lid, onderdeel c, en vierde lid, onderdeel b, onder 1°, wordt ‘eigen bijdrage’ telkens vervangen door: eigen bijdragen.

4. Artikel 4 wordt als volgt gewijzigd:

a. Het tweede lid wordt als volgt gewijzigd:

1°. In onderdeel a wordt ‘tot het tijdstip, waarop’ vervangen door ‘totdat’ en wordt ‘gelijk is aan de eigen bijdrage voor de verkregen participaties’ vervangen door ‘gelijk is aan de eigen bijdragen voor de verkregen participaties, gemeten aan het einde van de fondsperiode’.

2°. In onderdeel b wordt ‘vanaf het onder a bedoelde tijdstip tot het tijdstip dat’ vervangen door ‘vanaf het einde van periode A totdat’ en wordt na ‘opgenomen bedrag’ ingevoegd ‘, gemeten aan het einde van de fondsperiode’.

3°. Onderdeel c komt te luiden:

  • c. periode C: vanaf het einde van periode B tot het einde van de fondsperiode.

b. In het zesde lid wordt ‘de in artikel 2, tweede lid, genoemde termijn van de desinvesteringsperiode’ vervangen door: de desinvesteringsperiode.

c. In het achtste lid wordt ‘na verloop van de termijn, bedoeld in het zesde lid,’ vervangen door: voor verloop van de desinvesteringsperiode.

d. In het negende lid wordt na ‘een accountantsverklaring’ ingevoegd: inhoudende.

5. Artikel 5 wordt als volgt gewijzigd:

a. Het eerste lid wordt als volgt gewijzigd:

1°. In onderdeel d wordt na ‘zodanig beperkt dat’ ingevoegd ‘aan het eind van de fondsperiode’ en wordt ‘de participaties’ vervangen door ‘alle participaties’.

2°. In onderdeel f wordt na ‘rentabiliteits- en continuïteitsperspectieven’ ingevoegd: naar het oordeel van de Staat.

b. In het derde lid wordt ‘verkrijgt’ vervangen door: neemt.

c. Het vierde lid komt te luiden:

  • 4. Het seed business angel fonds neemt geen participatie in een technostartersvennootschap, indien een andere participatiemaatschappij aan deze vennootschap reeds risicokapitaal in de vorm van aandelen of een aan eigen vermogen gelijk te stellen lening verstrekt heeft, behoudens indien deze participatiemaatschappij een informal investor is.

d. In het vijfde lid wordt na ‘beide bedrijven’ ingevoegd: of personen.

6. In artikel 6, derde lid, wordt na ‘andere betrokkenen’ ingevoegd ‘bij het seed business angel fonds’ en wordt ‘dan wel indien’ vervangen door ‘dan wel dat’.

7. Artikel 7 wordt als volgt gewijzigd:

a. In het tweede lid vervalt ‘overigens’.

b. Het zevende lid komt te luiden:

  • 7. De Adviescommissie seed capital technostarters dan wel de Staat zal ten minste één- of tweejaarlijks gedurende de investeringsperiode de voortgang van het fondsplan bespreken met het seed business angel fonds. Gedurende de desinvesteringsperiode wordt ten minste eenmaal per twee jaar een voortgangsgesprek gevoerd met het seed business angel fonds door de Staat.

8. Artikel 8 wordt als volgt gewijzigd:

a. In het tweede lid wordt ‘een maand na afloop van een periode van zes maanden’ vervangen door: één maand na afloop van de eerste twee kwartalen van een boekjaar.

b. In het derde lid wordt ‘na afloop van een periode van twaalf maanden’ vervangen door: na afloop van een boekjaar.

c. Het zevende lid komt te luiden:

  • 7. De Staat heeft het recht op elk moment een audit te laten uitvoeren naar de nakoming van de bepalingen van deze overeenkomst van geldlening en uit titel 3.10 van de Regeling nationale EZ-subsidies door het seed business angel fonds. Het seed business angel fonds is gehouden mee te werken aan die audit door de Staat en verleent hierbij bij voorbaat de Staat of een door de Staat ingeschakelde derde volledige toegang tot zijn administratie. Het seed business angel fonds bedingt bij aanvang van de participatie dat de technostarter eveneens aan de audit meewerkt door de Staat en bij voorbaat de Staat of een door de Staat ingeschakelde derde toegang verleent tot alle documentatie die ziet op de verkrijging van de participatie en de betaling van de verkrijgingsprijs.

9. Artikel 9 wordt als volgt gewijzigd:

a. In het eerste lid wordt ‘iedere wijziging’ vervangen door: iedere voorgenomen wijziging.

b. In het derde lid wordt na ‘het aanbieden van een buitengerechtelijk akkoord aan crediteuren’ ingevoegd: of het overgaan tot ontbinding of beëindiging van de overeenkomst van samenwerking.

c. In het vierde lid wordt ‘hiermee heeft ingestemd’ vervangen door: hiermee schriftelijk heeft ingestemd.

10. Artikel 10 wordt als volgt gewijzigd:

a. Het opschrift komt te luiden:

Artikel 10. Opschorting, opzegging en boetebepaling

b. Onder vernummering van het eerste tot en met vierde lid tot tweede tot en met vijfde lid wordt een lid ingevoegd, luidende:

  • 1. De Staat is gerechtigd haar verplichtingen voortvloeiend uit deze overeenkomst van geldlening op te schorten conform het bepaalde in artikel 4:56 van de Algemene wet bestuursrecht.

c. In het tweede lid (nieuw) wordt in de aanhef ‘De staat is gerechtigd’ vervangen door ‘Onverminderd het bepaalde in het eerste lid, is de Staat gerechtigd’ en wordt in onderdeel e ‘is ontbonden’ vervangen door ‘wordt ontbonden of de overeenkomst van samenwerking wordt beëindigd’.

d. In het derde lid (nieuw) wordt ‘eerste lid’ vervangen door: tweede lid.

e. In het vierde lid (nieuw) wordt ‘artikel 5’ vervangen door: artikel 4.

f. In het vijfde lid (nieuw) wordt ‘eerste lid’ vervangen door ‘tweede lid’ en wordt ‘derde lid’ vervangen door: vierde lid.

g. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 6. Indien deze overeenkomst van geldlening conform het bepaalde in dit artikel door de Staat wordt opgezegd, sluiten de Staat, het seed business angel fonds en de fondspartijen een overeenkomst teneinde de wijze van afwikkeling van deze overeenkomst van geldlening vast te stellen.

11. In artikel 16 wordt ‘de fondspartijen’ vervangen door: het seed business angel fonds en de fondspartijen.

12. In artikel 19 wordt na ‘gelet op de artikelen’ ingevoegd ‘2, zevende lid,’ en wordt ‘15 en 16’ vervangen door ‘11, 15, 16 en 17’.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2018.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

's-Gravenhage, 10 december 2017

De Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat, M.C.G. Keijzer

BIJLAGE BEHORENDE BIJ ARTIKEL I, ONDERDEEL F

Bijlage 3.10.1, behorende bij artikel 3.10.11 van de Regeling nationale EZ-subsidies

Model geldleningsovereenkomst als bedoeld in artikel 30, vijfde lid, van het Kaderbesluit nationale EZ-subsidies

Overeenkomst tussen:

1. De Staat der Nederlanden, hierna te noemen: de Staat, vertegenwoordigd door de Minister van Economische Zaken en Klimaat;

2. ‘AANVRAGER_NAAM’, hierna te noemen: startersfonds;

in aanmerking nemende dat

de Minister van Economische Zaken en Klimaat bij brief met kenmerk ‘RVO KENMERK’, aan ‘AANVRAGER_NAAM’ een subsidie in de vorm van een geldlening heeft verleend ter grootte van maximaal € ‘DOSSIER_GECOMMITTEERD’ op grond van de Regeling nationale EZ-subsidies, titel 3.10,

Partijen zijn het volgende overeengekomen:

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze overeenkomst wordt verstaan onder:

a. achtergestelde vordering:

een vordering van het startersfonds ten laste van een technostartersvennootschap:

  • 1°. die het startersfonds heeft verkregen door in het kader van een participatie aan de technostartersvennootschap geld ter leen te verstrekken,

  • 2°. die met instemming van de crediteur een lagere rang inneemt dan alle andere, niet achtergestelde vorderingen op de debiteur als bedoeld in artikel 277, tweede lid, van boek 3 van het Burgerlijk Wetboek,

  • 3°. waarop de debiteur krachtens een daartoe strekkende bepaling in de akte van geldlening eerst verplicht is rente en aflossing te betalen nadat alle andere op dat moment bestaande niet achtergestelde vorderingen op de debiteur zijn voldaan,

  • 4°. terwijl ingevolge de vorenbedoelde akte van geldlening de crediteur afstand heeft gedaan van alle rechten tot verrekening van de rente en aflossing;

b. beheerskosten:

alle kosten die het startersfonds maakt voor het verkrijgen, behouden en beëindigen van participaties, met inbegrip van de kosten van begeleiding van technostartersvennootschappen, uitgezonderd de verkrijgingsprijs van de participaties;

c. converteerbare lening:

een geldlening, steeds resulterend in een achtergestelde vordering, van het startersfonds aan een technostartersvennootschap die door het startersfonds geconverteerd kan worden in aandelen in het kapitaal van de technostartersvennootschap;

d. desinvesteringsperiode:

de periode waarbinnen het startersfonds de participaties vervreemdt of overdraagt, genoemd in artikel 2, tweede lid;

e. eerste commerciële verkoop:

eerste verkoop door een onderneming op een product- of dienstenmarkt, met uitsluiting van beperkte verkopen om de markt te testen;

f. eigen bijdragen:

de geldelijke middelen die direct of indirect door de fondspartijen in het startersfonds zijn ingebracht en die door het startersfonds daadwerkelijk zijn of worden gebruikt voor het verkrijgen van participaties;

g. fondsbeheerder:

de feitelijke uitvoerder van het fondsplan, zijnde het startersfonds of een door het startersfonds daartoe gecontracteerde derde;

h. fondspartij:

een investeerder die eigen bijdragen inbrengt in het startersfonds en die tevens samen met de andere fondspartijen als direct of indirect aandeelhouder, hoofdelijk aansprakelijk vennoot, lid of oprichter een belang heeft in het startersfonds;

i. fondsperiode:

de periode bestaande uit de investeringsperiode en de desinvesteringsperiode, welke periodes gezamenlijk gelijk staan aan de looptijd van de lening, genoemd in artikel 2, eerste lid;

j. fondsplan:

een plan van het startersfonds tot uitvoering van een met elkaar samenhangend geheel van activiteiten die bestaan uit het verkrijgen, beheren en beëindigen van participaties en het begeleiden van de desbetreffende technostartersvennootschappen;

k. groep:

een economische eenheid, waarin organisatorisch zijn verbonden:

  • 1°. een natuurlijke persoon of rechtspersoon, die direct of indirect:

    • meer dan de helft van het geplaatste kapitaal verschaft aan,

    • volledig aansprakelijk vennoot is van, of

    • overwegende zeggenschap heeft over een of meer rechtspersonen of vennootschappen, en

  • 2°. laatstbedoelde rechtspersonen of vennootschappen;

l. informal investor:

een particulier die, al dan niet via een kapitaalvennootschap waarvan hij enig aandeelhouder is, voor eigen rekening en risico participeert en investeert in ondernemingen;

m. inkomsten:

alle op geld waardeerbare voordelen die het startersfonds heeft verkregen uit de participatie, waaronder dividend, rente, aflossingen, opties, de prijs waartegen de participatie is vervreemd, de prijs waartegen de participatie door de desbetreffende technostartersvennootschap is ingekocht of terugbetaald en de liquidatie-uitkering;

n. investeringsbudget:

de financiële middelen die het startersfonds beschikbaar heeft of zal hebben om de verkrijgingsprijs van de participaties te voldoen, bestaande uit de optelsom van de eigen bijdragen die zijn of worden ingebracht en het maximale bedrag van de geldlening;

o. investeringsperiode:

de periode gedurende welke het startersfonds activiteiten verricht ter verkrijging van nieuwe participaties, genoemd in artikel 2, tweede lid;

p. kapitaalvennootschap:
  • 1°. een vennootschap als bedoeld in artikel 1 van de Eerste Richtlijn 68/151/EEG van de Raad van 9 maart 1968 strekkende tot het coördineren van de waarborgen, welke in de Lid-Staten worden verlangd van de vennootschappen in de zin van de tweede alinea van artikel 58 van het Verdrag, om de belangen te beschermen zowel van de deelnemers in deze vennootschappen als van derden, zulks ten einde die waarborgen gelijkwaardig te maken (PB EG L 65), of

  • 2°. een kapitaalvennootschap die ten tijde van de eerste verstrekking van risicokapitaal op grond van deze regeling is ingericht naar het recht van één van de lidstaten van de Europese Unie, die rechtspersoonlijkheid bezit, een apart vermogen heeft dat bij uitsluiting voor de schulden van de vennootschap kan worden aangesproken en op grond van haar nationale wetgeving onderworpen is aan garantievoorwaarden, zoals bedoeld in Richtlijn 68/151/EEG van de Raad om de belangen van zowel deelgerechtigden als derden te beschermen;

q. maximale bedrag van de geldlening:

het maximale uit te lenen bedrag onder deze overeenkomst van geldlening, genoemd in artikel 2, eerste lid;

r. Minister:

de Minister van Economische Zaken en Klimaat;

s. participatie:

risicokapitaal in de vorm van:

  • 1°. aandelen in het kapitaal van een technostartersvennootschap die het startersfonds rechtstreeks van de technostartersvennootschap heeft verkregen ofwel tegen volstorting van die aandelen in geld ofwel door omzetting van een converteerbare lening,

  • 2°. aandelen in het kapitaal van een technostartersvennootschap als bedoeld onder 1° in combinatie met een achtergestelde vordering, of

  • 3°. een uit een converteerbare lening voortvloeiende achtergestelde vordering;

t. participatiemaatschappij:

kapitaalvennootschap, vennootschap met een afgescheiden vermogen, of rechtspersoon met een afgescheiden vermogen niet zijnde een vennootschap, ingericht naar het recht van één van de lidstaten van de Europese Unie, die blijkens zijn statuten of blijkens de overeenkomst waarbij hij is ingesteld tot doel heeft of mede tot doel heeft het verstrekken van risicokapitaal aan ondernemers teneinde winst te behalen;

u. referentierente:

de referentierentevoet, bedoeld in de mededeling van de Commissie over de methode waarmee de referentie- en disconteringspercentages worden vastgesteld (PbEU 2008, C 14), zoals laatstelijk vastgesteld voor Nederland, en vermeerderd met 4 procent;

v. startersfonds:
  • 1°. kapitaalvennootschap, vennootschap met een afgescheiden vermogen, of rechtspersoon met een afgescheiden vermogen niet zijnde een vennootschap, ingericht naar het recht van één van de lidstaten van de Europese Unie;

  • 2°. die blijkens de akte waarbij zijn statuten zijn vastgesteld of blijkens de overeenkomst waarbij hij is ingesteld, uitsluitend tot doel heeft het verstrekken van risicokapitaal aan technostartersvennootschappen teneinde winst te behalen, en

  • 3°. waarin ten minste drie fondspartijen deelnemen respectievelijk samenwerken zonder dat twee of drie van hen tot dezelfde groep behoren en zonder dat één van hen een economisch of juridisch meerderheidsbelang in het fonds heeft.

w. technostarter:

een rechtspersoon die een onderneming drijft:

  • 1°. die voor eigen rekening en risico producten, processen of diensten – niet zijnde adviezen – verkoopt en levert, die zijn gebaseerd op een nieuwe technische vinding of een nieuwe toepassing van bestaande technologie, of

  • 2°. die deel uitmaakt van één van de creatieve sectoren en die voor eigen rekening en risico producten, processen of diensten – niet zijnde adviezen – verkoopt en levert, die zijn gebaseerd op een nieuwe creatieve vinding of een nieuwe toepassing van een bestaande creatieve vinding, en

  • 3°. minder dan zeven jaar na haar eerste commerciële verkoop actief is op een markt, en

  • 4°. die ten tijde van de eerste verstrekking van risicokapitaal op grond van titel 3.10 van de Regeling nationale EZ-subsidies voldoet aan de definitie van middelgrote, kleine of micro-ondernemingen;

x. technostartersvennootschap:

een technostarter die:

  • 1°. een onderneming drijft in de vorm van een kapitaalvennootschap, en

  • 2°. zijn primaire bedrijfsactiviteiten in Nederland uitvoert,

    behoudens voor zover de onderneming behoort tot de economische sectoren van landbouw, visserij, aquacultuur of scheepsbouw of tot de EGKS-sectoren;

y. verkrijgingsprijs:

het deel van het investeringsbudget waarvoor het startersfonds een participatie heeft verkregen.

Artikel 2. Verstrekking lening
  • 1. De Staat verstrekt het startersfonds voor het verkrijgen van participaties een renteloze geldlening tot een maximaal bedrag van € ‘DOSSIER_GECOMMITTEERD’ met een looptijd van .... jaar, van ‘DOSSIER_AANVANG_DAT’ tot ‘einddatum fonds’ gegeven een investeringsbudget van € ‘BEGROTE_KOSTEN’. Het startersfonds levert voor het verkrijgen van participaties eigen bijdragen aan het investeringsbudget van € ‘BEDRAG_EIGEN_BIJDRAGE’, zijnde ‘PERCENTAGE’ procent van het investeringsbudget.

  • 2. De investeringsperiode loopt van ‘DOSSIER_AANVANG_DAT’ tot en met ‘DOSSIER_AANVANG DAT + maximaal 6 jaar’. De desinvesteringsperiode loopt van ‘DOSSIER_AANVANG DAT + maximaal 6 jaar’ tot en met ‘DOSSIER_OORSPR_EINDDAT’. De Staat kan de desinvesteringsperiode – en daarmee de fondsperiode – op verzoek van het startersfonds verlengen indien daarvoor zwaarwegende economische redenen zijn.

  • 3. Het startersfonds kan indien het een betaling dient te verrichten ter verkrijging van een participatie, bedragen onder deze overeenkomst van geldlening opnemen overeenkomstig het bepaalde in artikel 3 ter voldoening van de verkrijgingsprijs.

  • 4. Telkens indien het startersfonds inkomsten heeft verkregen uit een participatie boekt het een deel van deze inkomsten over aan de Staat, overeenkomstig het bepaalde in artikel 4.

  • 5. Het startersfonds is niet gehouden de uitstaande hoofdsom onder deze overeenkomst van geldlening af te lossen, anders dan door de overboekingen, bedoeld in het vierde lid.

  • 6. Het startersfonds dient zeker te stellen dat het geld dat de technostarter als gevolg van een participatie verkrijgt, uitsluitend wordt aangewend voor financiering van de verdere groei van de technostarter, en niet wordt gebruikt om bestaande financiële verplichtingen te herfinancieren.

  • 7. Het startersfonds kan, bij zwaarwegende economische redenen en na schriftelijke toestemming van de Staat, het totale investeringsbudget vergroten door de eigen bijdragen te verhogen. Dit kan alleen, indien alle fondspartijen pro rata meedoen met de verhoging. In het geval de Staat instemt met een verhoging van de eigen bijdragen wordt daartoe tussen de Staat, het startersfonds en de fondspartijen een aanvullende overeenkomst gesloten. Hierin wordt onder meer opgenomen dat de percentages, bedoeld in artikel 4, derde lid, onderdelen a, b en c, bij de verhoging van de eigen bijdragen niet pro rata verlaagd zullen worden en dat na het eind van periode B het startersfonds eerst de extra eigen bijdragen aan de fondspartijen mag vergoeden uit de vanaf dat moment ontvangen inkomsten, voordat periode C met het daarbij behorende percentage, bedoeld in artikel 4, derde lid, onderdeel c, van toepassing wordt.

Artikel 3. Opname van de lening
  • 1. Indien het startersfonds een participatie aangaat na de indiening van de aanvraag om subsidie op grond van paragraaf 3.10.2 van de Regeling nationale EZ-subsidies en over gaat of over is gegaan tot betaling aan de technostartersvennootschap van de verkrijgingsprijs, kan het startersfonds de Staat verzoeken om tot betaling onder deze overeenkomst van geldlening over te gaan, met in achtneming van het in dit artikel bepaalde en voor zover:

    • a. het totaal van de opgenomen bedragen onder deze overeenkomst van geldlening niet hoger is dan het maximale bedrag van de geldlening,

    • b. voldaan is aan de voorwaarden, bedoeld in artikel 5,

    • c. de verkrijgingsprijs van de participatie(s) in de desbetreffende technostartersvennootschap, berekend over een periode van twaalf maanden ten hoogste € 2.000.000 bedraagt; en

    • d. de verkrijgingsprijs voor het in artikel 2, eerste lid, bedoelde percentage wordt gefinancierd uit de eigen bijdragen.

  • 2. Het startersfonds doet het verzoek om betaling met gebruikmaking van een formulier, overeenkomstig een model dat als bijlage 1 bij deze overeenkomst van geldlening is gevoegd, onder bijvoeging van de overeenkomst tot verkrijging van de participatie en van andere bescheiden als bedoeld in dat model.

  • 3. De Staat verricht de betaling binnen twee weken na ontvangst van het verzoek om betaling, onder de voorwaarden dat:

    • a. de Staat van oordeel is dat het startersfonds heeft voldaan aan alle ingevolge deze overeenkomst van geldlening voor hem geldende verplichtingen. Het startersfonds voldoet in ieder geval niet aan deze verplichtingen, indien sprake is van faillietverklaring van, het verlenen van surseance van betaling aan of het van toepassing verklaren van de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen op het startersfonds, dan wel een verzoek daartoe bij de rechtbank is ingediend of sprake is van het aanbieden van een buitengerechtelijk akkoord aan crediteuren, en

    • b. uiterlijk twee weken na betaling door de Staat een bewijs wordt verstrekt waaruit blijkt dat het startersfonds de verkrijgingsprijs betaald heeft, waarbij het in artikel 2, eerste lid, bedoelde percentage is gefinancierd uit de eigen bijdragen.

  • 4. De Staat bericht het startersfonds na afloop van de investeringsperiode, welk bedrag op grond van deze overeenkomst van geldlening is opgenomen. Gedurende de desinvesteringsperiode mag het startersfonds de participaties uitbreiden die verkregen zijn gedurende de investeringsperiode, met in achtneming van het bepaalde in deze overeenkomst van geldlening.

Artikel 4. Overboeking van inkomsten uit participaties
  • 1. Indien het startersfonds inkomsten heeft, wordt daarvan het rechtmatige deel overgeboekt aan de Staat:

    • a. indien dit rechtmatige deel gelijk of meer is dan € 20.000, binnen één maand;

    • b. indien dit rechtmatige deel minder is dan € 20.000, binnen één maand nadat € 20.000 is overschreden, doch in ieder geval

    • c. éénmaal per half kalenderjaar.

  • 2. Het deel van de inkomsten dat aan de Staat wordt overgeboekt, verschilt al naar gelang de inkomsten worden ontvangen in één van de volgende perioden:

    • a. periode A: vanaf het tot stand komen van deze overeenkomst van geldlening totdat het totaal van de door het startersfonds uit de participaties verkregen inkomsten na aftrek van het totaal van de aan de Staat overgeboekte bedragen gelijk is aan de eigen bijdragen voor de verkregen participaties, gemeten aan het einde van de fondsperiode;

    • b. periode B: vanaf het einde van periode A totdat het totaal van de aan de Staat overgeboekte bedragen gelijk is aan het totaal op grond van deze overeenkomst van geldlening opgenomen bedrag, gemeten aan het einde van de fondsperiode;

    • c. periode C: vanaf het einde van periode B tot het einde van de fondsperiode.

  • 3. Het deel van de inkomsten dat aan de Staat wordt overgeboekt, is

    • a. in periode A: 20 procent van de inkomsten;

    • b. in periode B: 50 procent van de inkomsten;

    • c. in periode C: 20 procent van de inkomsten.

De percentages, bedoeld in de onderdelen a, b en c, worden naar rato verlaagd, indien het maximale bedrag van de geldlening minder dan de helft van het investeringsbudget uitmaakt.

  • 4. De Staat kan de hoogte van het deel van de inkomsten, bedoeld in het derde lid, per periode A, B en C afwijkend vaststellen, indien het startersfonds in strijd heeft gehandeld met hetgeen in deze overeenkomst van geldlening of in de Regeling nationale EZ-subsidies is bepaald.

  • 5. Telkens indien het startersfonds een bedrag overboekt aan de Staat, informeert het de Staat over de aard van de inkomsten met gebruikmaking van een formulier, overeenkomstig een model, dat als bijlage 2 bij deze overeenkomst van geldlening is gevoegd, onder bijvoeging van bescheiden als genoemd in het model, waaronder in geval van inkomsten uit vervreemding van de participatie de overeenkomst tot vervreemding van de participatie.

  • 6. Indien het startersfonds inkomsten heeft uit een participatie die niet bestaan uit een geldsom, maakt het deze inkomsten te gelde voor het verloop van de desinvesteringsperiode.

  • 7. Zodra de in het zesde lid bedoelde inkomsten te gelde zijn gemaakt, boekt het startersfonds het in overeenstemming met het in het derde lid bepaalde deel van deze gelden over aan de Staat.

  • 8. Indien de in het zesde lid bedoelde inkomsten naar hun aard niet direct te gelde gemaakt kunnen worden, worden deze inkomsten voor verloop van de desinvesteringsperiode gewaardeerd aan de hand van een taxatie van twee door de Staat goedgekeurde onafhankelijke deskundigen. Na de waardebepaling boekt het startersfonds het in overeenstemming met het in het derde lid bepaalde deel van deze inkomsten over aan de Staat.

  • 9. Op verzoek van de Staat verstrekt het startersfonds een accountantsverklaring inhoudende dat het startersfonds bij de verkrijging, het bezit of de vervreemding van de participatie waaruit inkomsten aan de Staat zijn overgeboekt, in overeenstemming met deze overeenkomst van geldlening heeft gehandeld.

Artikel 5. Verkrijging van participaties
  • 1. Het startersfonds hanteert bij het verkrijgen van participaties in technostartersvennootschappen de volgende voorwaarden:

    • a. de participaties worden verkregen gedurende een investeringsperiode van ten hoogste zes jaar, en worden vervreemd gedurende een desinvesteringsperiode van ten hoogste zes jaar;

    • b. de totale verkrijgingsprijs van de participaties die gedurende de fondsperiode in één technostartersvennootschap wordt geïnvesteerd, bedraagt ten minste € 100.000 en ten hoogste € 3.500.000;

    • c. de gemiddelde totale verkrijgingsprijs van de participaties die een startersfonds gedurende de fondsperiode per technostartersvennootschap investeert, bedraagt over alle technostartersvennootschappen genomen ten hoogste € 1.200.000;

    • d. de relatieve omvang van achtergestelde vorderingen wordt zodanig beperkt dat aan het eind van de fondsperiode ten hoogste 50 procent van het totaal van de verkrijgingsprijs van alle participaties betrekking heeft op achtergestelde vorderingen;

    • e. voor achtergestelde vorderingen wordt een rente bedongen die ten minste gelijk is aan de referentierente;

    • f. de participaties worden verkregen in technostartersvennootschappen waarvan de rentabiliteits- en continuïteitsperspectieven naar het oordeel van de Staat ten minste redelijk zijn;

    • g. bij de beslissing van het startersfonds inzake de verkrijging van een participatie wordt rekening gehouden met het ondernemingsplan van de desbetreffende technostartersvennootschap.

  • 2. Bij of in verband met het verkrijgen van een participatie verstrekt het startersfonds geen andere goederen dan geld.

  • 3. Het startersfonds neemt geen participatie in een technostartersvennootschap, indien in de voorafgaande periode van twaalf maanden meer middelen aan de technostartersvennootschap zijn onttrokken ten behoeve van derden dan noodzakelijk voor een redelijk te achten bedrijfsvoering, dan wel een verplichting tot een zodanige onttrekking is aangegaan.

  • 4. Het startersfonds neemt geen participatie in een technostartersvennootschap, indien een andere participatiemaatschappij aan deze vennootschap reeds risicokapitaal in de vorm van aandelen of een aan eigen vermogen gelijk te stellen lening verstrekt heeft, behoudens indien:

    • a. deze participatiemaatschappij een ander startersfonds is en voor zover het totaal aan verkrijgingsprijzen van de participaties die de startersfondsen gezamenlijk in de technostartersvennootschap investeren, niet boven de € 3.500.000,- uitkomt;

    • b. deze participatiemaatschappij naar het oordeel van de Staat niet in staat is nieuwe participaties in de technostartersvennootschap te verkrijgen, voor zover als gevolg van de nieuwe participatie door het startersfonds het totaal aan risicokapitaal in de vorm van aandelen of een aan eigen vermogen gelijk te stellen lening dat verstrekt is aan de technostartersvennootschap door alle participatiemaatschappijen en het startersfonds gezamenlijk, niet boven de € 3.500.000,- uitkomt; of

    • c. deze participatiemaatschappij een informal investor is.

  • 5. Het startersfonds verkrijgt of behoudt geen participatie in de vennootschap van een technostarter indien een fondspartij, de fondsbeheerder of diens medewerkers, bestuurders of andere betrokkenen bij het startersfonds een bedrijf uitoefent dat gelijk of verwant is aan het bedrijf van de technostarter, terwijl tussen beide bedrijven of personen een afnemers- of een aandeelhoudersrelatie bestaat.

  • 6. Het startersfonds verricht geen andere activiteiten dan de uitvoering van het fondsplan.

Artikel 6. Vervreemding van participaties
  • 1. Het startersfonds vervreemdt een participatie niet eerder dan twee jaar na de verkrijging ervan, tenzij de Staat desgevraagd met een vervreemding binnen deze termijn heeft ingestemd.

  • 2. Het startersfonds draagt er zorg voor dat een vervreemding van een participatie gebeurt tegen een marktconforme prijs.

  • 3. Indien het startersfonds een participatie geheel of voor een deel vervreemdt aan één van zijn fondspartijen, de fondsbeheerder of diens medewerkers, bestuurders of andere betrokkenen bij het startersfonds, draagt het er zorg voor dat ten minste een derde deel van de participatie wordt vervreemd aan onafhankelijke derden dan wel dat de prijs waartegen de vervreemding plaatsvindt, gebaseerd is op een taxatie van twee door de Staat goedgekeurde onafhankelijke deskundigen.

  • 4. Het startersfonds staat er voor in dat indien een technostartersvennootschap waarin een participatie is verkregen een activa/passiva transactie verricht waarbij de verkrijger één van de fondspartijen, fondsbeheerder of diens medewerkers, bestuurders of anderen betrokkenen bij het startersfonds is, ten minste een derde deel van de participatie wordt vervreemd aan onafhankelijke derden dan wel dat de prijs waartegen de vervreemding plaatsvindt, gebaseerd is op een taxatie van twee door de Staat goedgekeurde onafhankelijke deskundigen.

Artikel 7. Fondsbeheer algemeen
  • 1. Het startersfonds garandeert dat gedurende de fondsperiode de kwaliteit en de tijdsbesteding van het fondsbeheer in overeenstemming zijn met hetgeen is aangegeven in het fondsplan.

  • 2. Het startersfonds voert het fondsplan uit, voert daarbij een actief en winstgericht beleid voor het verkrijgen, behouden en beëindigen van participaties en begeleidt in dat kader technostartersvennootschappen waarin een participatie is verkregen. Het startersfonds houdt hierbij rekening met het belang van de Staat als verstrekker van de geldlening.

  • 3. Het startersfonds hanteert een expliciete gedragslijn om het ontstaan van belangenverstrengeling te voorkomen en neemt ook de in dit verband noodzakelijke maatregelen.

  • 4. Desgewenst kan een door de Minister daartoe gemachtigde persoon als toehoorder deelnemen aan een overleg van een orgaan van het startersfonds over de uitvoering van het fondsplan.

  • 5. Het startersfonds staat er voor in dat de fondspartijen, de fondsbeheerder of diens medewerkers, bestuurders of andere betrokkenen bij het startersfonds gedurende de fondsperiode geen vervolginvesteringen doen in participaties van het startersfonds buiten het startersfonds om, tenzij hiervoor schriftelijke toestemming door de Staat is gegeven.

  • 6. Het startersfonds staat er voor in dat fondspartijen, de fondsbeheerder of diens medewerkers, bestuurders of andere betrokkenen bij het startersfonds geen medewerking verlenen aan investeringen door een ander dan het startersfonds in een technostartersvennootschap waarin het startersfonds een participatie heeft verkregen, indien deze investeringen niet tegen marktconforme voorwaarden plaatsvinden.

  • 7. Het startersfonds bedingt van technostarters die in verband met participaties worden geadviseerd of begeleid, geen vergoeding voor deze advisering respectievelijk begeleiding die hoger is dan hetgeen in de markt gebruikelijk is.

  • 8. Het startersfonds richt het beheer zodanig in dat de jaarlijkse beheerskosten ten hoogste 5 procent van het investeringsbudget bedragen.

  • 9. De fondsbeheerder verkrijgt voor zijn werkzaamheden in het kader van de uitvoering van het fondsplan een beloning die afhankelijk is van zijn individuele prestatie. Hiertoe wordt tussen het startersfonds en de fondspartijen of tussen het startersfonds, de fondspartijen en de externe fondsbeheerder een overeenkomst gesloten.

  • 10. De Adviescommissie seed capital technostarters dan wel de Staat zal ten minste één- of tweejaarlijks gedurende de investeringsperiode de voortgang van het fondsplan bespreken met het startersfonds en waar van toepassing tevens met de externe fondsbeheerder hierover spreken. Gedurende de desinvesteringsperiode wordt ten minste eenmaal per twee jaar een voortgangsgesprek gevoerd met het startersfonds en waar van toepassing met de externe fondsbeheerder door de Staat.

Artikel 8. Administratie, rapportageverplichtingen en informatieverstrekking
  • 1. Het startersfonds draagt ervoor zorg dat een administratie wordt gevoerd die zodanig is ingericht, dat daaruit te allen tijde op eenvoudige en duidelijke wijze gegevens kunnen worden afgelezen over de verkrijging, het beheer en de vervreemding van participaties, over de inkomsten uit deze participaties, over de ondernemingsresultaten van de desbetreffende technostarters en over de kosten van het fondsbeheer.

  • 2. Het startersfonds informeert de Staat steeds binnen één maand na afloop van de eerste twee kwartalen van een boekjaar schriftelijk:

    • a. over de voorstellen voor participaties die in de voorafgaande periode van zes maanden zijn ontvangen van technostartersvennootschappen en over de besluitvorming die hierover bij het startersfonds heeft plaatsgevonden;

    • b. over de voortgang, inkomsten en vervreemding met betrekking tot de participaties onder beheer.

  • 3. Het startersfonds brengt steeds binnen zes maanden na afloop van een boekjaar aan de Staat schriftelijk verslag uit over de uitvoering van het fondsplan, met in het bijzonder een overzicht van de verkregen en de vervreemde participaties, de verkrijgingsprijzen per participatie met daarbij een uitsplitsing van de verhouding van eigen bijdragen en opnamen onder deze overeenkomst van geldlening, de bij een technostarter in rekening gebrachte beheerskosten en de inkomsten, welk verslag vergezeld gaat van een controleverklaring, inclusief eventuele managementletters, die is opgesteld overeenkomstig een model dat als bijlage 3 bij deze overeenkomst van geldlening is gevoegd, en met gebruikmaking van een controleprotocol dat als bijlage 4 bij deze overeenkomst van geldlening is gevoegd.

  • 4. Na afloop van de looptijd van deze overeenkomst van geldlening brengt het startersfonds binnen een door de Staat te stellen termijn een eindverslag uit omtrent de uitvoering en de resultaten van het fondsplan.

  • 5. De Staat bericht het startersfonds na afloop van de looptijd van deze overeenkomst van geldlening of het startersfonds naar zijn oordeel bij het verkrijgen en vervreemden van participaties in overeenstemming met deze overeenkomst van geldlening heeft gehandeld.

  • 6. Het startersfonds verstrekt desgevraagd en op elk moment alle gegevens en bescheiden aan de Staat over het beheer van het fonds, de verkregen participaties en de voorgenomen wijzigingen, bedoeld in artikel 9.

  • 7. De Staat heeft het recht op elk moment een audit te laten uitvoeren naar de nakoming van de bepalingen van deze overeenkomst van geldlening en uit titel 3.10 van de Regeling nationale EZ-subsidies door het startersfonds. Het startersfonds is gehouden mee te werken aan die audit door de Staat en verleent hierbij bij voorbaat de Staat of een door de Staat ingeschakelde derde volledige toegang tot zijn administratie. Het startersfonds bedingt bij aanvang van de participatie dat de technostarter eveneens aan de audit meewerkt door de Staat en bij voorbaat de Staat of een door de Staat ingeschakelde derde toegang verleent tot alle documentatie die ziet op de verkrijging van de participatie en de betaling van de verkrijgingsprijs.

Artikel 9. Melding en instemming bij wijziging fondsplan en zeggenschap
  • 1. Het startersfonds meldt onverwijld schriftelijk aan de Staat iedere voorgenomen wijziging in het fondsplan en/of de uitvoering daarvan, waaronder begrepen wijzigingen in het fondsbeheer, de begroting, de planning, de uitvoering en financiering van de activiteiten, alsmede iedere niet naleving van de verplichtingen in deze overeenkomst van geldlening en overige omstandigheden die van wezenlijke invloed kunnen zijn op de uitvoering en naleving van deze overeenkomst van geldlening.

  • 2. Het startersfonds meldt onverwijld schriftelijk aan de Staat iedere wijziging in de directe of indirecte zeggenschap over het startersfonds, de fondspartijen of de fondsbeheerder, dan wel een voornemen daartoe.

  • 3. Het startersfonds meldt onverwijld schriftelijk aan de Staat ieder voornemen, bestuursbesluit of aandeelhoudersbesluit van het startersfonds of een van de fondspartijen, de fondsbeheerder, bestuurders of andere betrokkenen bij het startersfonds aangaande de indiening bij de rechtbank van een (eigen) verzoek tot verlening van surseance van betaling, een (eigen) verzoek tot faillietverklaring of een (eigen) verzoek tot van toepassing verklaring van de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen of het aanbieden van een buitengerechtelijk akkoord aan crediteuren of het over gaan tot ontbinding of beëindiging van de overeenkomst van samenwerking.

  • 4. Het startersfonds voert tijdens de looptijd van deze overeenkomst van geldlening geen wijziging als bedoeld in het eerste en tweede lid van dit artikel door, tenzij de Staat desgevraagd hiermee schriftelijk heeft ingestemd.

Artikel 10. Extern fondsbeheerder
  • 1. In de gevallen waarin het startersfonds een externe fondsbeheerder heeft ingeschakeld, dient deze externe fondsbeheerder, gelet op artikel 19, deze overeenkomst mede te ondertekenen en is deze gehouden:

    • a. de verplichtingen van het startersfonds na te komen, zoals opgenomen in de artikelen 2, zesde en zevende lid, 5, 6, 7, 8, 9, 11, 12, 13, 16 en 17; en

    • b. diens medewerkers te verplichten eveneens te handelen conform het bepaalde in het eerste lid, onderdeel a.

  • 2. De inschakeling van een externe fondsbeheerder door het startersfonds laat onverlet de eigen verantwoordelijkheid en aansprakelijkheid van het startersfonds voor de nakoming van alle bepalingen uit deze overeenkomst en uit titel 3.10 van de Regeling nationale EZ-subsidies.

Artikel 11. Belangenverstrengeling

Het startersfonds verklaart dat het een ‘right of first refusal’ heeft ten aanzien van investeringsproposities met betrekking tot technostarters.

Artikel 12. Opschorting, opzegging en boetebepaling
  • 1. De Staat is gerechtigd haar verplichtingen voortvloeiend uit deze overeenkomst van geldlening op te schorten conform het bepaalde in artikel 4:56 van de Algemene wet bestuursrecht.

  • 2. Onverminderd het bepaalde in het eerste lid, is de Staat gerechtigd deze overeenkomst van geldlening schriftelijk (partieel) op te zeggen, indien:

    • a. de Minister de subsidiebeschikking ter uitvoering waarvan deze overeenkomst van geldlening is gesloten wijzigt of intrekt;

    • b. het startersfonds tekortschiet of voldoende aannemelijk is dat het startersfonds tekort zal schieten bij de nakoming van één van zijn verplichtingen uit hoofde van deze overeenkomst van geldlening;

    • c. het aantal fondspartijen dat niet behoort tot dezelfde groep of enige andere onderlinge zakelijke of familiaire betrokkenheid kent, kleiner is geworden dan drie, behoudens voor zover de Staat desgevraagd hiermee heeft ingestemd;

    • d. ten aanzien van het startersfonds of een van de fondspartijen, fondsbeheerder, bestuurders, of andere betrokkenen bij het startersfonds een (eigen) verzoek bij de rechtbank is ingediend tot verlening van surseance van betaling, een (eigen) verzoek tot faillietverklaring of een verzoek tot van toepassing verklaring van de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen of een buitengerechtelijk akkoord aan crediteuren wordt aangeboden;

    • e. het startersfonds wordt ontbonden of de overeenkomst van samenwerking wordt beëindigd;

    • f. titel 3.10 van de Regeling nationale EZ-subsidies niet langer verenigbaar is met de regels van de Europese Unie ten aanzien van staatssteun.

  • 3. Een opzegging op grond van het tweede lid, onderdelen b en c, geschiedt uitsluitend nadat de Staat het startersfonds op de hoogte heeft gesteld van het voornemen tot opzegging en nadat deze in de gelegenheid is gesteld om een tekortschieten dat hersteld kan worden te herstellen binnen een redelijke termijn, tenzij nakoming reeds blijvend onmogelijk is.

  • 4. Als gevolg van een opzegging kan het startersfonds geen aanspraak meer maken op rechten uit hoofde van deze overeenkomst van geldlening en kan de Staat van het startersfonds het totale bedrag dat hij overeenkomstig artikel 3 aan het startersfonds heeft betaald, verminderd met het bedrag dat het startersfonds overeenkomstig artikel 4 aan hem heeft overgeboekt, direct opeisen.

  • 5. Bij een opzegging als bedoeld in het tweede lid, onderdeel b, kan de Staat, bovenop het onder het vierde lid bedoelde bedrag, een boete van 50 procent van dat bedrag in rekening brengen.

  • 6. Indien deze overeenkomst van geldlening conform het bepaalde in dit artikel door de Staat wordt opgezegd, sluiten de Staat, het startersfonds en de fondspartijen een overeenkomst teneinde de wijze van afwikkeling van deze overeenkomst van geldlening vast te stellen.

Artikel 13. Geschillen
  • 1. Ieder geschil ten aanzien van deze overeenkomst van geldlening zal bij uitsluiting worden voorgelegd aan de daartoe bevoegde rechter in het arrondissement Den Haag.

  • 2. Op deze overeenkomst van geldlening is Nederlands recht van toepassing.

Artikel 14. Adressering schriftelijke stukken

Schriftelijke stukken ter uitvoering van deze overeenkomst van geldlening bestemd voor de onder 1 gemelde partij worden gericht aan:

Rijksdienst voor Ondernemend Nederland

Afdeling Kredieten, Garanties en Risicokapitaal (KGR)

Postbus 93144

2509 AC Den Haag

Schriftelijke stukken ter uitvoering van deze overeenkomst van geldlening bestemd voor de onder 2 gemelde partij worden gericht aan:

(Naam startersfonds)

(Adres startersfonds)

Artikel 15. Betalingen

Alle betalingen in verband met deze overeenkomst van geldlening door het startersfonds geschieden door overmaking van de betreffende bedragen naar het door de Minister ter beschikking gestelde bankrekeningnummer onder vermelding van ‘projectnummer SEED...’.

Artikel 16. Documenten

Door ondertekening van deze overeenkomst van geldlening verklaren het startersfonds en de fondspartijen dat zij alle relevante documenten met betrekking tot de investeringswijze en financiële uitvoering van het startersfonds hebben overlegd aan de Staat en eventuele toekomstige relevante documenten ter goedkeuring zullen voorleggen aan de Staat.

Artikel 17. Rechtsgeldigheid

Deze overeenkomst van geldlening gaat boven enige andere overeenkomst tussen en met de partijen in het startersfonds.

Artikel 18. Expiratie

Indien het startersfonds op ‘DATUM’ aan alle verplichtingen uit hoofde van deze overeenkomst van geldlening heeft voldaan hoeft het overeenkomstig artikel 2, vijfde lid, de dan uitstaande hoofdsom niet af te lossen. Indien op deze datum sprake is van een uitstaande hoofdsom, dient het startersfonds een schriftelijk verzoek in bij de Staat tot kwijtschelding van het resterende bedrag van de lening.

Artikel 19. Inwerkingtreding

Deze overeenkomst van geldlening treedt in werking door de ondertekening daarvan door het startersfonds en de fondspartijen, die deze overeenkomst van geldlening mede ondertekenen gelet op de artikelen 2, zevende lid, 5, vijfde lid, 6, derde en vierde lid, 7, vijfde, zesde en negende lid, 9, 11, 12, 13, 16 en 17 en, indien van toepassing, de externe fondsbeheerder, die deze overeenkomst van geldlening mede ondertekent gelet op artikel 10.

Aldus is overeengekomen en in tweevoud ondertekend te .......... op 00 MAAND JAAR

De Staat der Nederlanden

namens deze: de Minister van Economische Zaken en Klimaat,

namens deze: (naam bevoegde ambtenaar)

Plaats: .........

Handtekening: .........

Naam: .........

‘AANVRAGER_NAAM’

(na(a)m(en) bevoegd(e) perso(o)n(en))

Plaats:

Handtekening:

Naam:

[Medeondertekening in verband met het bepaalde in artikel 19

‘Externe fondsbeheerder_NAAM’

(na(a)m(en) bevoegd(e) perso(o)n(en))

Plaats:

Handtekening:

Naam:]

Medeondertekening in verband met het bepaalde in artikel 19

‘Fondspartij 1_NAAM’

(na(a)m(en) bevoegd(e) perso(o)n(en))

Plaats:

Handtekening:

Naam:

‘Fondspartij 2_NAAM’

(na(a)m(en) bevoegd(e) perso(o)n(en))

Plaats:

Handtekening:

Naam:

‘Fondspartij 3_NAAM’

(na(a)m(en) bevoegd(e) perso(o)n(en))

Plaats:

Handtekening:

Naam:

TOELICHTING

I. ALGEMEEN

1. Inleiding

1.1 Achtergrond

De subsidiemodule seed capital technostarters, opgenomen in titel 3.10 van de Regeling nationale EZ-subsidies (hierna: RNES), beoogt het economische klimaat voor beginnende ondernemingen in Nederland die technisch of creatief innovatief van aard zijn (de zogenoemde technostarters) te verbeteren. Het ontbreken van voldoende risicokapitaal in de vroege levensfase, ook wel equity gap genoemd, vormt een belemmering voor technostarters om hun activiteiten te financieren. Kapitaalverschaffers investeren niet snel in technostarters omdat de risico’s groot zijn en er sprake is van een informatieasymmetrie tussen kapitaalverschaffers en de technostarters. Als onderdeel van het Actieprogramma TechnoPartner is daarom in 2005 de seed capital subsidiemodule ingevoerd. Dit instrument ziet erop toe dat de onderkant van de Nederlandse risicokapitaalmarkt gestimuleerd en gemobiliseerd wordt om investeringen te doen in technostarters. Hiertoe wordt door de Minister van Economische Zaken en Klimaat (hierna: de Minister) een lening verstrekt aan investeringsfondsen (startersfondsen en seed business angel fondsen) die participaties verkrijgen in technostarters. Om het gebruik van dit instrument te bevorderen, wordt de risicorendementsverhouding verbeterd door het hanteren van gunstige terugbetalingsverhoudingen voor de inkomsten uit investeringen in technostarters.

Met de seed capital subsidiemodule kunnen startersfondsen, ter hoogte van maximaal 50 procent van het investeringsbudget, een lening van maximaal € 6.000.000 krijgen waarmee zij kunnen participeren in technostarters voor bedragen tussen € 100.000 en maximaal € 3.500.000. De gemiddelde verkrijgingsprijs dient daarbij maximaal € 1.200.000 te zijn.

In aanvulling op de seed capital subsidiemodule is in 2017 de seed business angel faciliteit geïntroduceerd (Stcrt. 2017, 36700) naar aanleiding van signalen dat het voor technostarters nog altijd moeilijk is om tijdens de vroege levensfase aan financiering te komen. Met de seed business angel faciliteit kan een seed business angel fonds, bestaande uit twee business angels (informal investors), een lening van maximaal € 1.000.000 krijgen, zijnde wederom maximaal 50 procent van het totale investeringsbudget. Hiermee kan het seed business angel fonds in technostarters participeren voor bedragen tussen € 50.000 en € 500.000. De gemiddelde verkrijgingsprijs dient daarbij maximaal € 350.000 te zijn. Deze bedragen zijn een stuk lager dan de bedragen bij startersfondsen, omdat de investeringen in een eerdere fase plaatsvinden, waardoor de kapitaalbehoefte lager is. Hiermee wordt geborgd dat de seed business angels fondsen en startersfondsen zoveel mogelijk complementair aan elkaar zijn. Zo is het mogelijk dat nadat een seed business angel fonds heeft geïnvesteerd in een technostarter, startersfondsen aanvullend in de volgende levensfase van de technostarter kunnen investeren.

Bij een positieve beschikking op een aanvraag die is ingediend gedurende een openstellingsperiode van de subsidiemodule seed capital technostarters, wordt een overeenkomst van geldlening tussen de Staat en het betreffende fonds gesloten. In deze overeenkomst wordt een aantal afspraken vastgelegd met betrekking tot het verloop van de subsidierelatie, zoals de wijze waarop uitbetalingen voor concrete participaties plaatsvinden, de vaststelling van de hoofdsom na afloop van de fondsperiode en de wijze van terugbetaling. Met deze privaatrechtelijke vormgeving is het mogelijk meerzijdige afspraken vast te leggen en zodoende betere waarborgen voor de overheid als financier in te bouwen dan via publiekrechtelijke vormgeving mogelijk is. Hiermee kan de overheid ook optreden als gewone schuldeiser, indien een fonds onverhoopt failliet zou gaan. In de bijlagen 3.10.1 en 3.10.2 bij de RNES zijn de model geldleningovereenkomsten opgenomen voor startersfondsen respectievelijk seed business angels fondsen. Deze model geldleningsovereenkomsten zijn grotendeels gelijk, maar waar nodig zijn de bepalingen in de model geldleningsovereenkomst voor seed business angel fondsen aangepast om aan te sluiten op de specifieke kenmerken van deze fondsen.

1.2 Aanleiding en doel

Bij de invoering van de seed business angel faciliteit is de model geldleningsovereenkomst van de startersfondsen (bijlage 3.10.1) als uitgangspunt genomen voor de model geldleningsovereenkomst voor seed business angel fondsen (bijlage 3.10.2). Naast bepaalde aanpassingen om aan te sluiten op de specifieke kenmerken van seed business angel fondsen, is de model geldleningsovereenkomst voor seed business angel fondsen ten opzichte van de model geldleningsovereenkomst voor startersfondsen nader verduidelijkt. Met de onderhavige wijziging van de seed capital subsidiemodule worden dezelfde verduidelijkingen in de model geldleningsovereenkomst voor de startersfondsen doorgevoerd. Daarnaast is van de gelegenheid gebruik gemaakt om de model geldleningsovereenkomst voor startersfondsen te actualiseren en nog een aantal andere tekstuele verduidelijkingen aan te brengen. Omwille van de leesbaarheid is ervoor gekozen om de bijlage opnieuw vast te stellen.

De verduidelijkingen hebben onder meer betrekking op de overboeking van de inkomsten uit participaties, de voorwaarden voor verkrijging van participaties en de voorwaarden voor het opnemen van geldbedragen onder de overeenkomst van geldlening. De bepalingen in de model geldleningsovereenkomst zijn geactualiseerd naar aanleiding van opgedane ervaringen in de praktijk om zo beter aan te sluiten op de wijze waarop startersfondsen worden ingericht en hoe deze worden beheerd. Met de wijzigingen kunnen nu ook stichtingen en coöperaties als juridische vorm voor een startersfonds gekozen worden en kunnen investeerders de eigen bijdragen via een houdstermaatschappij inbrengen in het startersfonds. Ook zijn er aanvullende bepalingen opgenomen voor het geval het startersfonds een externe fondsbeheerder inschakelt. Met de onderhavige wijzigingsregeling sluit de subsidiemodule nog beter aan op de actuele praktijk van investeringen in technostarters door startersfondsen.

De bepalingen in de model geldleningsovereenkomst en de wijzigingen die aangebracht zijn ten opzichte van het eerdere model, worden verder toegelicht in de artikelsgewijze toelichting. Waar nodig zijn deze wijzigingen ook opgenomen in de bepalingen van titel 3.10 van de RNES en in de model geldleningsovereenkomst voor de seed business angel fondsen.

2. Staatssteun

Deze wijzigingsregeling van de subsidiemodule seed capital technostarters is verenigbaar met de Europese regels betreffende staatssteun. De subsidie die op grond van deze titel wordt verstrekt, is aan te merken als staatssteun in de zin van artikel 107 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie. Deze staatsteun is echter geoorloofd op grond van artikel 21 (risicofinancieringssteun) van de algemene groepsvrijstellingsverordening (AGVV) als bedoeld in artikel 1.1 van de RNES. De subsidiemodule seed capital technostarters en deze wijziging daarvan voldoen aan de voorwaarden van artikel 21 en hoofdstuk I van de AGVV. De subsidiemodule is al eerder ter kennisneming aan de Europese Commissie gezonden, conform artikel 11, onder a, van de AGVV.

3. Regeldruk

Er is een nieuwe bepaling opgenomen in de model geldleningsovereenkomst voor startersfondsen (bijlage 3.10.1) die gevolgen heeft voor de regeldruk voor startersfondsen. Het betreft het op ieder moment desgevraagd door de Staat verstrekken van informatie over het beheer van het startersfonds. De kans hierop wordt geschat op 1 op 25 fondsen, waarbij de kosten naar schatting gelijk zijn aan de kosten van een reguliere vaststelling.

Ervan uitgaande dat er jaarlijks 4 fondsen worden toegekend bij 8 aanvragen, voor een looptijd van 5 jaar, inclusief de kosten van de nieuwe bepaling, en met een fondsdoorlooptijd van 12 jaar, zijn de kosten voor regeldruk voor startersfondsen naar schatting € 2.129 per fonds per jaar.

De regeldruk voor business angel fondsen is ongewijzigd. De bovengenoemde bepaling over het verstrekken van informatie is bij de invoering van de business angel faciliteit al opgenomen in de model geldleningsovereenkomst voor seed business angel fondsen. Deze bepaling is dus al in de berekening van de regeldruk voor seed business angel fondsen meegenomen (Stcrt. 2017, 36700).

4. Uitvoering

De subsidiemodule wordt namens de Minister uitgevoerd door Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO). Gedurende de openstellingsperiodes kunnen aanvragen voor subsidies ingediend worden door startersfondsen en seed business angel fondsen. Voor beide soorten fondsen gelden aparte openstellingsperiodes en aparte subsidieplafonds. Een aanvraag voor een subsidie op grond van de subsidiemodule seed capital technostarters kan ingediend worden met gebruikmaking van een middel dat door de Minister ter beschikking wordt gesteld (artikel 19, eerste lid, van het Kaderbesluit nationale EZ-subsidies). In 2018 zal RVO een digitaal systeem invoeren waardoor het mogelijk wordt om aanvragen voor subsidie onder de seed capital subsidiemodule digitaal in te dienen. Hoewel digitale indiening niet verplicht is, geniet deze wijze van indienen de voorkeur, aangezien alle eventuele verder communicatie en rapportages tussen het fonds en RVO dan via dit systeem zullen gaan verlopen.

II. ARTIKELEN

Artikel I, onderdeel A (artikel 3.10.1)

Met onderdeel A wordt een aantal begripsbepalingen gewijzigd en toegevoegd in artikel 3.10.1, conform de wijziging van de model geldleningsovereenkomst voor startersfondsen (bijlage 3.10.1). Met de aanpassing van het begrip startersfonds en de toevoeging van het begrip fondspartij is mogelijk gemaakt dat startersfondsen ook de vorm van coöperaties en stichtingen kunnen hebben en is tevens mogelijk gemaakt dat fondspartijen via een houdstermaatschappij hun eigen bijdragen inbrengen.

De aanpassingen worden verder toegelicht in de toelichting bij artikel 1 van de model geldleningsovereenkomst, zoals opgenomen in artikel I, onderdeel F, van deze toelichting.

Artikel I, onderdeel B (artikel 3.10.7, eerste lid)

Met dit onderdeel is ten eerste een aantal tekstuele verduidelijkingen doorgevoerd in de afwijzingsgronden voor de startersfondsen. Daarnaast is onderdeel c, onder 11°, aangepast, zodat deze in lijn is met de bepaling die is opgenomen in de model geldleningsovereenkomst. Ook is een aantal wijzigingen gedaan ter verduidelijking van de bepaling. De aanpassingen worden nader toegelicht in de toelichting bij artikel 5 van de model geldleningsovereenkomst, zoals opgenomen in artikel I, onderdeel F, van deze toelichting.

Artikel I, onderdeel C (artikel 3.10.10, eerste lid)

In artikel 3.10.10 zijn de terugbetalingsverhoudingen voor fondsen opgenomen. Hierbij wordt een onderscheid gemaakt in perioden met een daaraan gerelateerd overboekingspercentage. Ter verduidelijking worden de beschrijvingen van de periodes A, B en C, iets aangepast. Voor de bepaling van de periodes en daarmee de terugbetalingen is een meting aan het eind van de fondsperiode leidend van het totaal van de door het startersfonds uit de participaties verkregen inkomsten en overgeboekte bedragen aan de Staat. Een nadere toelichting hierop wordt gegeven in de toelichting bij artikel 4 van de model geldleningsovereenkomst, opgenomen in artikel I, onderdeel F.

Artikel I, onderdeel D (artikel 3.10.12a, eerste lid)

Artikel 3.10.12a bevat de begripsbepalingen die specifiek voor de seed business angel fondsen van belang zijn. Het begrip seed business angel fonds is aangepast, zodat ook coöperaties en stichtingen hieronder kunnen vallen. Daarnaast worden twee begripsbepalingen toegevoegd, namelijk van fondspartij en eigen bijdragen. Dit zijn begrippen die ook opgenomen zijn in de algemene begripsbepalingen, maar die voor seed business angel fondsen anders luiden, omdat het bij seed business angel fondsen niet mogelijk is dat de fondspartijen (de informal investors) de middelen via een houdstermaatschappij inbrengen.

Artikel I, onderdeel E (artikel 3.10.12g, eerste lid, onderdeel c)

Met dit onderdeel is een aantal tekstuele verduidelijkingen doorgevoerd in de afwijzingsgronden voor seed business angel fondsen.

Artikel I, onderdeel F (bijlage 3.10.1)

Met dit onderdeel is het model voor de overeenkomst van geldlening voor startersfondsen, zoals thans opgenomen in bijlage 3.10.1 bij de RNES, vervangen door het model opgenomen in de bijlage bij deze wijzigingsregeling. Hieronder wordt het model voor de overeenkomst van geldlening artikelsgewijs toegelicht en worden de belangrijkste wijzigingen nader toegelicht.

Artikel 1. Begripsbepalingen

In dit artikel zijn de definities opgenomen die van belang zijn voor de overeenkomst van geldlening. Ten opzichte van het eerdere model is een aantal definities ter verduidelijking aangepast of toegevoegd. Ten eerste betreft het een aantal wijzigingen die al doorgevoerd waren in de regeling en bijlage 3.10.2 (model geldleningsovereenkomst voor seed business angel fondsen).

Zo is bij de definitie van achtergestelde vordering (onderdeel a) de rang van de achtergestelde vordering nader verduidelijkt. Verder zijn de termen fondsperiode en desinvesteringsperiode toegevoegd waardoor, in samenhang gelezen met de wijziging van artikel 3, vierde lid, verduidelijkt is dat gedurende de investeringsperiode het activiteiten betreft in het kader van het verkrijgen van nieuwe participaties en dat gedurende de desinvesteringsperiode vervolginvesteringen mogen worden gedaan in bestaande participaties. In het kader van een participatie is de term converteerbare lening toegevoegd. Dit maakt het voor startersfondsen mogelijk om bij de aanvang van de participatie te investeren via een converteerbare lening. Deze converteerbare lening dient uiterlijk aan het eind van de fondsperiode ook daadwerkelijk geconverteerd te worden naar een aandelenbelang in de betreffende technostarter. De definitie van investeringsbudget is aangepast om te verduidelijken dat zowel de eigen bijdragen als het maximale bedrag van de geldlening onderdeel uitmaken van het investeringsbudget. Het maximale bedrag van de geldlening is daarbij als definitie toegevoegd.

Ter actualisering is daarnaast een aantal andere definities aangepast of toegevoegd. In de definitie van eerste commerciële verkoop is een uitzondering toegevoegd, om zo volledig aan te sluiten op de bestaande definitie in de AGVV.

Om beter rekening te houden met de wijze waarop een startersfonds wordt beheerd is een nieuwe definitie voor fondsbeheerder toegevoegd. De fondsbeheerder is de feitelijke uitvoerder van het fondsplan. Dit kan het startersfonds zelf zijn, maar in de praktijk blijkt vaak dat een startersfonds een derde partij contracteert die de rol van fondsbeheerder op zich neemt (externe fondsbeheerder). Daarom is een nieuw artikel 10 in de model geldleningsovereenkomst opgenomen, waarin een aantal verplichtingen aan een eventuele externe fondsbeheerder opgelegd wordt. De externe fondsbeheerder tekent bij de overeenkomst van geldlening mee voor het bepaalde in artikel 10. Een externe fondsbeheerder kan overigens tevens een fondspartij zijn indien deze geldelijke middelen inbrengt. In de praktijk is het gebruikelijk dat een externe fondsbeheerder mee investeert om zo ‘skin in the game’ te hebben. Dit is vaak wenselijk om te borgen dat de belangen tussen investeerder en fondsbeheerder op een lijn liggen. Dit wordt eveneens geborgd doordat de externe fondsbeheerder een resultaatafhankelijke beloning dient te krijgen (artikel 7, negende lid).

De definities voor fondspartij, startersfonds en eigen bijdragen zijn aangepast om beter aan te sluiten bij de wijze waarop een startersfonds in de praktijk wordt ingericht. Ten eerste vallen per 1 januari 2018 ook coöperaties en stichtingen onder de definitie van participatiemaatschappij, zoals opgenomen in het Kaderbesluit nationale EZ-subsidies. Daarom wordt ook de definitie voor startersfonds aangepast om mogelijk te maken dat coöperaties en stichtingen als juridische vorm voor een startersfonds kunnen worden gekozen. In de definitie van fondspartij wordt daarom naast aandeelhouder of hoofdelijk aansprakelijk vennoot ook gesproken over een ‘lid’ of ‘oprichter’ met een belang in het startersfonds. Dit kan overigens nooit een meerderheidsbelang zijn. In onderdeel 3 van de begripsbepaling startersfonds is namelijk opgenomen dat geen van de fondspartijen een meerderheidsbelang mag hebben. Dit betekent niet alleen dat geen enkele fondspartij een juridisch meerderheidsbelang mag hebben, maar ook dat geen enkele fondspartij een meerderheid van de financiering mag hebben verstrekt (economisch meerderheidsbelang). Ter verduidelijking is daarom ingevoegd dat het moet gaan om een ‘juridisch of economisch’ meerderheidsbelang.

De definitie van fondspartij en startersfonds zijn daarnaast aangepast vanwege de wens uit de investeringspraktijk om de mogelijkheid te bieden een fondspartij te laten investeren in het startersfonds via een houdstermaatschappij, die op haar beurt enig aandeelhouder is in het startersfonds. Daarom is het nu mogelijk dat een fondspartij als indirecte aandeelhouder de eigen bijdragen via een houdstermaatschappij kan inbrengen in het startersfonds. De definitie van eigen bijdragen is eveneens geactualiseerd om beter op bovengenoemde constructie aan te sluiten. Doordat gesproken wordt over middelen die ‘direct of indirect’ door de fondspartijen worden ingebracht, is wederom ruimte geboden voor de mogelijkheid dat de eigen bijdragen van de fondspartijen via een houdstermaatschappij in het startersfonds gebracht worden.

Tot slot is nog de definitie van participatiemaatschappij toegevoegd. In artikel vijf, vierde lid, is namelijk opgenomen dat een startersfonds niet mag investeren in een technostartersvennootschap waarin al door een participatiemaatschappij is geïnvesteerd, behoudens een aantal in dat lid genoemde gevallen. Om te verduidelijken wat een participatiemaatschappij is, is deze begripsbepaling toegevoegd. De begripsbepaling is overgenomen uit het Kaderbesluit nationale EZ-subsidies.

Artikel 2. Verstrekking lening

Dit artikel bevat de kern van de overeenkomst van geldlening, waarbij een aantal aanpassingen is gemaakt ter verduidelijking. Als gebruikelijk kan de verkrijger van de geldlening op bepaalde momenten bedragen van het geleende bedrag opnemen ter verkrijging van participaties. De renteloze lening is daarbij gesteld op een maximaal bedrag. Daarbij dient het startersfonds eigen bijdragen te leveren conform het opgegeven percentage van het investeringsbudget. Deze eigen bijdragen kunnen eventueel op basis van het gestelde in het zevende lid worden verhoogd.

In het tweede lid wordt de mogelijkheid geboden om de looptijd van de lening te verlengen. Uitgangspunt is dat de lening in beginsel een looptijd van ten hoogste twaalf jaar kent, waarvan maximaal zes jaar voor de investeringsperiode en maximaal zes jaar voor desinvesteringsperiode. Het is echter denkbaar dat een startersfonds nog niet alle participaties heeft kunnen vervreemden aan het einde van de looptijd van de lening. Indien er sprake is van zwaarwegende economische belangen waarom de participaties nog niet kunnen worden vervreemd, kan de Staat de desinvesteringsperiode, en daarmee de looptijd van de lening, verlengen. Het startersfonds dient voor een verlenging een gemotiveerd verzoek bij de Staat in. In dit verzoek dient onder andere het proces waarmee men tot vervreemding van de participaties wenst te komen te worden onderbouwd.

In het derde lid is bepaald dat het startersfonds alleen bedragen kan opnemen ter verkrijging van een participatie overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.

Met het vierde en vijfde lid is bepaald dat de verkrijger van de geldlening geen rente of aflossing verschuldigd is anders dan de overboekingen aan de Staat van een bepaald deel van de inkomsten uit een participatie. Het staat daarbij van tevoren niet vast hoe hoog het bedrag is dat de Staat op deze wijze ontvangt. Het kan derhalve lager maar ook hoger zijn dan de geleende geldsom.

In het zesde lid is nader verduidelijkt dat de door het startersfonds opgenomen bedragen enkel voor de verdere groei van de technostarters gebruikt kunnen worden en dat het startersfonds hierop dient toe te zien. Het is nadrukkelijk niet toegestaan dat een technostarter de via het startersfonds verkregen middelen inzet ter herfinanciering van bestaande financiële verplichtingen.

Het zevende lid is geactualiseerd en ziet erop toe dat het startersfonds onder de aangegeven voorwaarden haar eigen bijdragen zou kunnen verhogen ten opzichte van de oorspronkelijke aanvraag. Dit kan alleen bij zwaarwegende economische omstandigheden en na goedkeuring door de Staat. Denk hierbij aan een situatie waarin extra financiering voor een participatie benodigd is en het startersfonds geen middelen meer heeft om dit kunnen realiseren. In een dergelijk geval zouden de eigen bijdragen verhoogd kunnen worden om de financiering mogelijk te maken. Hiertoe zal altijd vooraf toestemming aan de Staat dienen te worden gevraagd. Indien de Staat instemt met een verhoging van de eigen bijdragen, wordt een aanvullende overeenkomst gesloten tussen de Staat, het startersfonds en de fondspartijen. Hierin wordt in ieder geval opgenomen dat de percentages van de terugbetalingsverhouding van de inkomsten, zoals gedefinieerd in artikel 4, derde lid, onderdelen a, b en c, in een dergelijke situatie niet veranderen. Dat wil zeggen dat de formules die worden toegepast bij het verdelen van de inkomsten tussen het startersfonds en de Staat, niet zullen wijzigen. Daarnaast wordt in deze overeenkomst in ieder geval opgenomen dat het startersfonds de extra eigen bijdragen die door de fondspartijen worden ingelegd wel eerst mag verrekenen na het einde van periode B, dat wil zeggen nadat de lening aan de Staat volledig is afgelost, voordat periode C met het daarbij behorende percentage, bedoeld in artikel 4, derde lid, onderdeel c, van toepassing wordt. Deze tussenperiode wordt ingebouwd, zodat een catch up voor de fondspartijen plaatsvindt.

Artikel 3. Opname van de lening

In dit artikel is opgenomen op welke manier en onder welke voorwaarden geldopnames door het startersfonds plaats kunnen vinden. Dit artikel is op een aantal punten verduidelijkt.

In het eerste lid is opgenomen wanneer een startersfonds de Staat kan verzoeken over te gaan tot betaling. Een van de voorwaarden is dat de verkrijgingsprijs van de participatie(s) in een technostartersvennootschap, berekend over een periode van 12 maanden, hoogstens € 2 miljoen kan bedragen. Dit draagt bij aan een gefaseerde opbouw van een participatie in een technostarter.

Op grond van het tweede lid dient het startersfonds bij opname van een bedrag onder de geldlening kenbaar te maken dat de betreffende participatie kan worden aangemerkt als een participatie die voldoet aan de voorwaarden uit de overeenkomst van geldlening. In de overeenkomst wordt gesproken over een formulier dat als bijlage bij de overeenkomst is gevoegd. Zoals ook in het algemeen deel van deze toelichting is opgenomen, wordt medio 2018 een digitaal systeem voor aanlevering van gegevens ingevoerd. Bij voorkeur dient derhalve gebruik te worden gemaakt van een digitaal formulier. In het derde lid zijn de voorwaarden opgenomen waaronder de Staat de betaling verricht. Zo dient er een stortingsbewijs van de verkrijgingsprijs van de participatie te worden overlegd.

In het vierde lid is opgenomen dat het startersfonds in de desinvesteringsperiode de participaties die verkregen zijn in de investeringsperiode, mag uitbreiden. Door deze bepaling wordt voorkomen dat de verdere groei van een technostarter belemmerd wordt enkel omdat de investeringsperiode al is afgelopen.

Artikel 4. Overboeking van inkomsten uit participaties

In deze bepaling is het regime voor overboeking van inkomsten uit participaties aan de Staat uitgewerkt. Hierbij wordt een onderscheid gemaakt in perioden met een daaraan gerelateerd overboekingspercentage. Het opdelen van de terugbetaling van inkomsten naar verschillende periodes, draagt bij aan het verbeteren van de risico-rendementsverhouding voor startersfondsen.

Dit percentage bedraagt ingevolge het derde lid in de perioden A, B en C respectievelijk 20 procent, 50 procent en 20 procent, indien het bedrag van de geldlening de helft van het investeringsbudget uitmaakt. Deze percentages dienen echter naar rato te worden verlaagd, indien de geldlening minder dan de helft van het investeringsbudget uitmaakt. De hoogte van de vergoeding kan afwijkend worden vastgesteld door de Minister, indien het seed business angel fonds in strijd heeft gehandeld met hetgeen in de regeling of in de overeenkomst tot geldlening is bepaald (vierde lid). Ter verduidelijking zijn de bepalingen met betrekking tot de terugbetalingsverhoudingen in de drie periodes A, B en C aangepast ten opzichte van het eerdere model.

Op grond van het eerste lid is bepaald wanneer de overboeking van het rechtmatige deel van de inkomsten, zijnde het deel dat conform het derde lid aan de Staat moet worden overgemaakt, dient plaats te vinden. Een uitzondering geldt voor inkomsten die niet direct op geld waardeerbaar zijn, zoals opties. Het rechtmatige deel van deze inkomsten dient op een later tijdstip, maar vóór verloop van de looptijd van de overeenkomst van geldlening, te worden overgeboekt aan de Staat (zie het zesde, zevende en achtste lid).

In het tweede lid worden de terugbetalingsverhoudingen in de drie periodes A, B en C uiteengezet. Aan de bepalingen is ter verduidelijking ‘gemeten aan het eind van de fondsperiode’ toegevoegd. Leidend voor de bepaling van de periodes en daarmee de terugbetalingen is namelijk een meting aan het eind van de fondsperiode van het totaal van de door het startersfonds uit de participaties verkregen inkomsten en overgeboekte bedragen aan de Staat. Het startersfonds moet echter wel tussentijds, conform het bepaalde in het eerste lid, het rechtmatige deel van de inkomsten overboeken aan de Staat. Daarom wordt in eerste instantie het van toepassing zijnde terugbetalingsregime berekend op het moment van ontvangstdatum van de inkomsten. Hierdoor kan het voorkomen dat een startersfonds dat relatief snel een succesvolle vervreemding van een participatie weet te realiseren, op dat moment naar een volgende periode doorschuift waardoor een ander terugbetalingsregime van toepassing wordt. Bij aanvullende opnames onder de lening van de Staat kan het dan voorkomen dat de eerder toepasselijke periode herleeft conform artikel 4, tweede en derde lid. In de dagelijkse praktijk zal dit mogelijk aan de orde kunnen zijn in periode C met een terugval naar periode B, maar een terugval van periode B naar periode A is ook mogelijk.

Uiteindelijk wordt aan het einde van fondsperiode definitief vastgesteld welk terugbetalingsregime op welke inkomsten van toepassing is, aan de hand van de daadwerkelijke hoogte van de geldlening en de som van inkomsten van het startersfonds. Dit kan betekenen dat er aan het eind van de fondsperiode correcties in de terugbetaling gedaan dienen te worden. Deze werkwijze zorgt er uiteindelijk voor dat alle startersfondsen naar verhouding evenredig afdragen aan de Staat.

De terugbetalingsverhoudingen voor startersfondsen zijn hieronder schematisch weergegeven.

Artikel 5. Verkrijging van participaties

In dit artikel zijn de randvoorwaarden opgenomen voor het verkrijgen van participaties in technostarters. Voordat het startersfonds een participatie verkrijgt, dient het na te gaan of aan deze randvoorwaarden wordt voldaan. In het fondsplan dient te worden aangeduid hoe het fonds deze beoordeling zal doen.

Op grond van het eerste lid, onderdeel a, kunnen na de investeringsperiode van zes jaar geen nieuwe participaties meer worden verkregen. Er kan op grond van artikel 3, vierde lid, in de desinvesteringsperiode nog wel worden door geïnvesteerd in reeds eerder verkregen participaties. Voor alle participaties geldt dat zij vervreemd dienen te worden uiterlijk voor het einde van de desinvesteringsperiode. De totale verkrijgingsprijs van de participaties in een technostarter gedurende de fondsperiode is maximaal € 3.500.000 (eerste lid, onderdeel b). Het eerste lid, onderdeel c, gaat in op de maximale gemiddelde verkrijgingsprijs per participatie. Onderdeel d geeft de mogelijkheid dat de omvang van een achtergestelde vordering in het totaal van de verkrijgingsprijs per participatie meer dan 50 procent kan zijn, zolang de totale omvang van alle achtergestelde vorderingen van het totaal van de verkrijgingsprijs van alle participaties ten hoogste 50 procent is. Dit wordt gemeten aan het eind van de fondsperiode.

Ingevolge het tweede lid kunnen participaties alleen tegen betaling van een geldsom worden verkregen. Op deze wijze wordt de transparantie van het participatiebeleid en de uitvoerbaarheid van deze subsidiemodule bevorderd.

Op grond van het derde lid kan het startersfonds geen participaties verkrijgen, indien in de afgelopen twaalf maanden meer middelen aan de technostartersvennootschap zijn onttrokken dan noodzakelijk voor een redelijk te achten bedrijfsvoering. Op deze wijze wordt verhinderd dat de participatie, waarbij de geldlening van de Staat wordt gebruikt, in strijd met artikel 2, zesde lid, feitelijk dient als herfinanciering van een bestaande vordering of reeds uitgegeven aandelen.

Het vierde lid bevat randvoorwaarden om te voldoen aan de doelstelling van het seed capital instrument om uitsluitend de 'equity gap' bij de technostarter weg te nemen met het aanbieden van risicokapitaal. Hierdoor kan een startersfonds niet participeren in een technostarter indien een andere participatiemaatschappij reeds geparticipeerd heeft in de technostarter. Het gaat hierbij om dezelfde soort investeringen als de participaties die startersfondsen verkrijgen: namelijk risicokapitaal in de vorm van aandelen of een aan eigen vermogen gelijk te stellen lening, zoals een converteerbare lening. Bij het laatste zal het gaan om leningen die in aandelen kunnen worden geconverteerd.

Ter verduidelijking is er een aantal wijzigingen aangebracht in dit lid. Een startersfonds mag alleen in een technostarter investeren waar een ander startersfonds (dat eveneens subsidie heeft gekregen op grond van titel 3.10 van de Regeling nationale EZ-subsidies) reeds een participatie in heeft verkregen, indien het totaal van de verkrijgingsprijzen van de participaties die in de technostarter zijn geïnvesteerd, niet boven de € 3.500.000 uit komt. Dit maximumbedrag geldt voor alle startersfondsen gezamenlijk. Indien een andere participatiefonds (niet zijnde een startersfonds) reeds in een technostarter hebben geparticipeerd, mag een startersfonds alleen nog een participatie nemen in deze technostarter, indien deze participatiemaatschappij naar het oordeel van de Staat geen nieuwe participatie in de technostarter kan verkrijgen en het totaal aan participaties dat verstrekt is aan deze technostarter, niet boven de € 3.500.000 uit komt. Ook hier geldt het maximumbedrag voor alle participatiemaatschappijen (waaronder ook de startersfondsen) gezamenlijk. Bij de uitzondering voor een informal investor in onderdeel c kan het ook gaan om twee of drie informal investors die gezamenlijk investeren.

Het vijfde lid beoogt te voorkomen dat er onheldere relaties tussen het startersfonds en de technostarter ontstaan als gevolg van reeds bestaande zakelijke relaties tussen de technostarter en betrokkenen bij het startersfonds. Als betrokkenen kunnen hier worden beschouwd degenen die een rol spelen bij de besluitvorming over participaties, zoals de fondsbeheerder, aandeelhouders en adviseurs. De Staat wil voorkomen dat er op welke wijze dan ook sprake kan zijn van een (indirecte) vorm van belangenverstrengeling.

Artikel 6. Vervreemding van participaties

Dit artikel ziet erop toe dat dat de vervreemding van participaties gebeurt op een wijze waarbij de belangen van de Staat geborgd zijn. Een vervreemding binnen twee jaar is niet gebruikelijk en daarbij bestaat het risico dat dit gebeurt ten koste van de technostarter. Daarom is een vervreemding binnen twee jaar in beginsel niet toegestaan, tenzij de Staat hiermee heeft ingestemd. Verder dient voorkomen te worden dat bij de vervreemding sprake is van een belangenverstrengeling van het startersfonds of diens betrokkenen, waardoor een marktconforme prijs niet gerealiseerd wordt bij de vervreemding. Het derde en vierde lid van het artikel zien er dan ook op toe dat indien er vervreemding van een participatie dan wel een activa/passiva transactie plaatsvindt aan betrokkenen van het startersfonds, er aanvullende eisen gesteld worden om de marktconformiteit van de prijs te garanderen. Dit omvat het betrekken van onafhankelijke derden in de vervreemding van een participatie, dan wel het taxeren van de participatie door onafhankelijke deskundigen, die goedgekeurd zijn door de Staat.

Artikel 7. Fondsbeheer algemeen

In dit artikel wordt ingegaan op de vereisten die worden gesteld aan het fondsbeheer. Dit fondsbeheer kan, zoals blijkt uit de definitie van fondsbeheerder, uitgevoerd worden door het startersfonds zelf of een daartoe ingeschakelde derde (een externe fondsbeheerder). De externe fondsbeheerder tekent, gelet op artikel 19, mee bij deze overeenkomst en is op grond van artikel 10 gehouden de verplichtingen uit onder meer dit artikel na te komen. Van belang is dat het beheer wordt uitgevoerd zoals staat beschreven in het fondsplan, dat bij de aanvraag is ingediend. Hierbij kan niet worden afgeweken van de in het fondsplan beschreven kwaliteit of tijdsbesteding. Bij uitvoering van het fondsplan dient het startersfonds een actief en winstgericht beleid uit te voeren waarbij rekening wordt gehouden met het belang van de Staat. Verder gaat dit artikel in op het voorkomen van belangenverstrengeling bij betrokkenen van het startersfonds. Een voorbeeld van belangenverstrengeling en de mogelijke gevolgen daarvan is de situatie waarin een fondsbeheerder van een startersfonds die tevens fondsbeheerder is van een andere participatiemaatschappij, participaties van het ene naar het andere fonds overdraagt tegen kunstmatige prijzen, waardoor het startersfonds benadeeld wordt.

In het vierde lid is aangegeven dat de Minister, indien daar aanleiding toe is, een persoon kan machtigen een overleg van een orgaan van het startersfonds bij te wonen over de uitvoering van het fondsplan.

Het vijfde lid, dat nieuw is toegevoegd overeenkomstig de model geldleningsovereenkomst voor de seed business angel fondsen, voorziet er in dat een betrokkene bij het startersfonds geen vervolginvesteringen doet in participaties van het startersfonds buiten het startersfonds om (een zogenaamde ‘no further indebtness’ clausule).

Met de bepalingen in het zesde en zevende lid inzake vervreemding en advisering wordt voorkomen dat men het vereiste van marktconformiteit door tussenkomst van derden kan ontwijken. In het zevende lid is aangegeven dat een startersfonds een vergoeding in rekening mag brengen voor het begeleiden en adviseren van technostarters. Echter, dit kan alleen indien dit ook specifiek is beschreven in het fondsplan. Verder mag het tarief dat voor deze begeleiding en advisering in rekening wordt gebracht niet hoger zijn dan in de markt gebruikelijk. Bij startersfondsen wordt uitgegaan van tarieven die gebruikelijk zijn voor fondsmanagementactiviteiten en bijvoorbeeld geen tarieven, zoals die gelden voor commerciële consultancy of corporate finance activiteiten of organisaties.

In het tiende lid wordt ingegaan op de rol van de Adviescommissie of de Staat bij het controleren of het fondsplan als zodanig wordt uitgevoerd door het startersfonds dan wel de externe fondsbeheerder. Zo zal de voortgang tijdens de investeringsperiode ten minste één- of tweejaarlijks worden besproken. Dit kan vaker indien de Staat dit nodig acht of als hier aanleiding voor is.

Artikel 8. Administratie, rapportageverplichtingen en informatieverstrekking

In dit artikel wordt ingegaan op de administratieverplichtingen van het startersfonds en de informatieverstrekking tussen het startersfonds en de Staat. Op grond van het eerste lid dient het startersfonds een administratie te voeren die zodanig is ingericht dat daaruit te allen tijde op eenvoudige en duidelijke wijze gegevens kunnen worden afgelezen over de verkrijging, het beheer en de vervreemding van participaties, over de inkomsten uit deze participaties, over de ondernemingsresultaten van de desbetreffende technostarters en over de kosten van het beheer. De kosten van het beheer in deze zin zijn breder dan de kosten bedoeld in de definitie ‘beheerskosten’, hieronder vallen namelijk – anders dan de definitie die betrekking heeft op de kosten voor het verkrijgen, behouden en beëindigen van participaties – alle kosten die een startersfonds maakt met betrekking tot het beheren van het fonds, bijvoorbeeld ook accountantskosten en juridische kosten. Met de in het tweede, derde en vierde lid bedoelde verslaglegging kan de Staat de uitvoering van het fondsplan beoordelen. Naast de verantwoording die per participatie plaatsvindt, kan de Staat aan de hand van de jaarlijkse verslaglegging, die vergezeld gaat van een accountantsverklaring, bepalen of het startersfonds bij het verkrijgen, beheren en vervreemden van participaties de in de overeenkomst bepaalde verplichtingen in acht neemt.

In het zesde en zevende lid staan de verplichtingen die het startersfonds heeft ten aanzien van de Staat om alle gewenste informatie met betrekking tot het startersfonds te leveren indien de Staat hierom verzoekt. Indien de Staat het wenselijk acht, kan zij een audit op de administratie uitvoeren of uit laten voeren bij zowel het startersfonds als bij de technostarters. Hiertoe is het van belang dat een startersfonds bij het aangaan van een participatie bedingt dat een technostarter zal meewerken aan een eventuele audit.

Artikel 9. Melding en instemming bij wijziging fondsplan en zeggenschap

De bepalingen in dit artikel zien erop toe dat voorkomen wordt dat de belangen van de Staat als verstrekker van de geldlening aan het startersfonds kunnen worden geschaad door een wijziging van het fondsplan of een wijziging in de directe of indirecte zeggenschap over het startersfonds, gedurende de looptijd van de lening. Voorgenomen wijzigingen dienen vooraf en gemotiveerd voorgelegd te worden aan de Staat (eerste en tweede lid). De wijzigingen mogen alleen doorgevoerd worden indien de Staat hiermee schriftelijk heeft ingestemd (vierde lid). Hierbij dient te worden opgemerkt, dat met een wijziging nooit zal worden ingestemd indien afbreuk wordt gedaan aan de doelstellingen van en of wijze van uitvoering van het fondsplan. Omdat het subsidieplafond wordt verdeeld onder de subsidieaanvragers door rangschikking van de subsidieaanvragen en het bijbehorende fondsplan (een zogenaamde tender), kan het niet zo zijn dat een startersfonds na toekenning van de subsidie door het indienen van een verzoek tot wijziging een ander fondsplan zou kunnen uitvoeren dan ingediend in de tender.

Artikel 10. Extern fondsbeheer

Zoals al eerder in de toelichting bij de artikelen 1 en 7 is opgemerkt, kan het startersfonds een externe fondsbeheerder inschakelen. In de overeenkomst van geldlening worden alle verplichtingen opgelegd aan het startersfonds, maar in het geval van een externe fondsbeheerder is het ook belangrijk dat deze gebonden is aan een groot aantal bepalingen uit deze overeenkomst. Daarom is dit artikel toegevoegd aan overeenkomst van geldlening, waarin de verplichtingen zijn opgenomen die tevens gelden voor de externe fondsbeheerder en waarvoor de externe fondsbeheerder de overeenkomst van geldlening mede ondertekent. Zo gelden onder meer de verplichtingen van het startersfonds met betrekking tot onder meer het fondsbeheer en de administratie eveneens voor de externe fondsbeheerder (eerste lid, onderdeel a). De externe fondsbeheerder dient zijn medewerkers dezelfde verplichtingen op te leggen (eerste lid, onderdeel b). Overigens blijft een startersfonds als subsidieontvanger en partij bij de overeenkomst van geldlening ook bij inschakeling van een externe fondsbeheerder altijd zelf verantwoordelijk en aansprakelijk voor het naleven van de bepalingen uit de overeenkomst van geldlening en uit titel 3.10 van de RNES (tweede lid).

Artikel 11. Belangenverstrengeling

Dit artikel gaat in op het voorkomen van belangenverstrengeling bij betrokkenen van het startersfonds inzake investeringen in een technostarter. Het starterfonds dient te zorgen dat het een right of first refusal heeft voor investeringsproposities met betrekking tot technostarters. Ook de externe fondsbeheerder en de fondspartijen worden hieraan gebonden via de artikelen 10 en 19. Hiermee wordt geborgd dat interessante investeringsproposities altijd worden voorgelegd aan het startersfonds. Zo wordt voorkomen dat een fondspartij of externe fondsbeheerder zo’n investeringspropositie voor zichzelf houdt en alleen de minder interessante investeringsproposities aandraagt, dit wordt ook wel ‘cherry picking’ genoemd.

Artikel 12. Opzegging en boetebepaling

Op grond van artikel 4:56 van de Algemene wet bestuursrecht heeft een bestuursorgaan de mogelijkheid om betaling van subsidie of voorschotten stop te zetten indien er een ernstig vermoeden is dat er grond is voor intrekking of wijziging. Ter verduidelijking is daarom in de overeenkomst van geldlening opgenomen dat de Staat dan haar verplichtingen voortvloeiend uit de overeenkomst kan opschorten (eerste lid). Overigens is opschorting conform artikel 4:56 van de Algemene wet bestuursrecht slechts mogelijk voor maximaal 13 weken. De opschortingsbevoegdheid is dus een tijdelijke, conservatoire maatregel.

Onder bepaalde omstandigheden heeft de Staat tevens de mogelijkheid de overeenkomst met het startersfonds (gedeeltelijk) op te zeggen (tweede lid). Deze opzeggingsmogelijkheid staat los van de mogelijkheid tot opschorting conform het eerste lid. Onder andere kan opzegging plaatsvinden indien het startersfonds zijn verplichtingen uit hoofde van de overeenkomst van geldlening niet nakomt (tweede lid, onderdeel b). Daarnaast is opzegging door de Staat mogelijk indien de status van het startersfonds is gewijzigd, hetzij doordat het aantal fondspartijen lager is geworden dan het minimum, hetzij indien faillissement of een vergelijkbare voorziening van het startersfonds is aangevraagd, hetzij bij ontbinding van het startersfonds (tweede lid, onderdelen c, d en e). Ten slotte kan de Staat de overeenkomst opzeggen, indien deze als gevolg van Europeesrechtelijke ontwikkelingen niet langer in overeenstemming zou zijn met de regels van de Europese Unie ten aanzien van staatsteun (tweede lid, onderdeel f). In dat geval kunnen bestaande verplichtingen immers niet in alle gevallen gecontinueerd worden.

Voor zover deze opzeggingsgronden verband houden of verband kunnen houden met een tekortkoming die hersteld kan worden, biedt de Staat hiervoor de gelegenheid aan het startersfonds (derde lid). Het vierde en vijfde lid zien erop toe dat bij opzegging de Staat in elk geval aanspraak kan maken op terugbetaling van de onder de lening opgenomen bedragen, vermeerderd met eventueel een boete van 50 procent ingeval van wanbeheer.

Bij opzegging van de overeenkomst van geldlening wordt er conform het zesde lid een vaststellingsovereenkomst opgesteld tussen de Staat, het startersfonds en de fondspartijen waarin wordt vastgesteld hoe de overeenkomst van geldlening dient te worden afgewikkeld. Dit is al staande praktijk, maar is ter verduidelijking hier als zesde lid toegevoegd.

Artikel 19 Inwerkingtreding en ondertekening

De ondertekening van de overeenkomst van geldlening is geactualiseerd, zodat het startersfonds tekent voor de gehele overeenkomst van geldlening en de fondspartijen en een eventuele externe fondsbeheerder tevens mee tekenen voor de voor de desbetreffende partij relevante artikelen en bepalingen uit de overeenkomst van geldlening.

Artikel I, onderdeel G (bijlage 3.10.2)

Bijlage 3.10.2 bevat de model geldleningsovereenkomst voor de seed business angel fondsen. In dit model zijn dezelfde wijzigingen doorgevoerd als in de model geldleningsovereenkomst voor reguliere startersfondsen, voor zover deze van toepassing zijn op seed business angel fondsen. Zo zijn de aanpassingen in de model geldleningsovereenkomst voor startersfondsen waardoor het voor fondspartijen mogelijk wordt om via een houdstermaatschappij te investeren, niet opgenomen in de model geldleningsovereenkomst voor seed business angel fondsen, omdat deze situatie zich niet voordoet bij seed business angel fondsen. Hetzelfde geldt voor de aanpassingen met betrekking tot de externe fondsbeheerder. Deze zijn niet in de model geldleningsovereenkomst voor de seed business angel fondsen doorgevoerd, omdat informal investors zelf het fondsmanagement vormen bij een seed business angel fonds.

Artikel II

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2018, een vast verandermoment. Met publicatie minder dan twee maanden voordien wordt afgeweken van het beleid inzake vaste verandermomenten, zoals opgenomen in aanwijzing 174 van de Aanwijzingen voor de regelgeving. Deze afwijking is gerechtvaardigd, daar de doelgroepen gebaat zijn bij een spoedige inwerkingtreding.

De Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat, M.C.G. Keijzer

Naar boven