BIJLAGE BEHORENDE BIJ ARTIKEL I, ONDERDEEL F
Bijlage 3.10.1, behorende bij artikel 3.10.11 van de Regeling nationale EZ-subsidies
Model geldleningsovereenkomst als bedoeld in artikel 30, vijfde lid, van het Kaderbesluit
nationale EZ-subsidies
Overeenkomst tussen:
1. De Staat der Nederlanden, hierna te noemen: de Staat, vertegenwoordigd door de
Minister van Economische Zaken en Klimaat;
2. ‘AANVRAGER_NAAM’, hierna te noemen: startersfonds;
in aanmerking nemende dat
de Minister van Economische Zaken en Klimaat bij brief met kenmerk ‘RVO KENMERK’,
aan ‘AANVRAGER_NAAM’ een subsidie in de vorm van een geldlening heeft verleend ter
grootte van maximaal € ‘DOSSIER_GECOMMITTEERD’ op grond van de Regeling nationale
EZ-subsidies, titel 3.10,
Partijen zijn het volgende overeengekomen:
Artikel 1. Begripsbepalingen
In deze overeenkomst wordt verstaan onder:
- a. achtergestelde vordering:
-
een vordering van het startersfonds ten laste van een technostartersvennootschap:
-
1°. die het startersfonds heeft verkregen door in het kader van een participatie aan de
technostartersvennootschap geld ter leen te verstrekken,
-
2°. die met instemming van de crediteur een lagere rang inneemt dan alle andere, niet
achtergestelde vorderingen op de debiteur als bedoeld in artikel 277, tweede lid,
van boek 3 van het Burgerlijk Wetboek,
-
3°. waarop de debiteur krachtens een daartoe strekkende bepaling in de akte van geldlening
eerst verplicht is rente en aflossing te betalen nadat alle andere op dat moment bestaande
niet achtergestelde vorderingen op de debiteur zijn voldaan,
-
4°. terwijl ingevolge de vorenbedoelde akte van geldlening de crediteur afstand heeft
gedaan van alle rechten tot verrekening van de rente en aflossing;
- b. beheerskosten:
-
alle kosten die het startersfonds maakt voor het verkrijgen, behouden en beëindigen
van participaties, met inbegrip van de kosten van begeleiding van technostartersvennootschappen,
uitgezonderd de verkrijgingsprijs van de participaties;
- c. converteerbare lening:
-
een geldlening, steeds resulterend in een achtergestelde vordering, van het startersfonds
aan een technostartersvennootschap die door het startersfonds geconverteerd kan worden
in aandelen in het kapitaal van de technostartersvennootschap;
- d. desinvesteringsperiode:
-
de periode waarbinnen het startersfonds de participaties vervreemdt of overdraagt,
genoemd in artikel 2, tweede lid;
- e. eerste commerciële verkoop:
-
eerste verkoop door een onderneming op een product- of dienstenmarkt, met uitsluiting
van beperkte verkopen om de markt te testen;
- f. eigen bijdragen:
-
de geldelijke middelen die direct of indirect door de fondspartijen in het startersfonds
zijn ingebracht en die door het startersfonds daadwerkelijk zijn of worden gebruikt
voor het verkrijgen van participaties;
- g. fondsbeheerder:
-
de feitelijke uitvoerder van het fondsplan, zijnde het startersfonds of een door het
startersfonds daartoe gecontracteerde derde;
- h. fondspartij:
-
een investeerder die eigen bijdragen inbrengt in het startersfonds en die tevens samen
met de andere fondspartijen als direct of indirect aandeelhouder, hoofdelijk aansprakelijk
vennoot, lid of oprichter een belang heeft in het startersfonds;
- i. fondsperiode:
-
de periode bestaande uit de investeringsperiode en de desinvesteringsperiode, welke
periodes gezamenlijk gelijk staan aan de looptijd van de lening, genoemd in artikel
2, eerste lid;
- j. fondsplan:
-
een plan van het startersfonds tot uitvoering van een met elkaar samenhangend geheel
van activiteiten die bestaan uit het verkrijgen, beheren en beëindigen van participaties
en het begeleiden van de desbetreffende technostartersvennootschappen;
- k. groep:
-
een economische eenheid, waarin organisatorisch zijn verbonden:
-
1°. een natuurlijke persoon of rechtspersoon, die direct of indirect:
-
– meer dan de helft van het geplaatste kapitaal verschaft aan,
-
– volledig aansprakelijk vennoot is van, of
-
– overwegende zeggenschap heeft over een of meer rechtspersonen of vennootschappen,
en
-
2°. laatstbedoelde rechtspersonen of vennootschappen;
- l. informal investor:
-
een particulier die, al dan niet via een kapitaalvennootschap waarvan hij enig aandeelhouder
is, voor eigen rekening en risico participeert en investeert in ondernemingen;
- m. inkomsten:
-
alle op geld waardeerbare voordelen die het startersfonds heeft verkregen uit de participatie,
waaronder dividend, rente, aflossingen, opties, de prijs waartegen de participatie
is vervreemd, de prijs waartegen de participatie door de desbetreffende technostartersvennootschap
is ingekocht of terugbetaald en de liquidatie-uitkering;
- n. investeringsbudget:
-
de financiële middelen die het startersfonds beschikbaar heeft of zal hebben om de
verkrijgingsprijs van de participaties te voldoen, bestaande uit de optelsom van de
eigen bijdragen die zijn of worden ingebracht en het maximale bedrag van de geldlening;
- o. investeringsperiode:
-
de periode gedurende welke het startersfonds activiteiten verricht ter verkrijging
van nieuwe participaties, genoemd in artikel 2, tweede lid;
- p. kapitaalvennootschap:
-
-
1°. een vennootschap als bedoeld in artikel 1 van de Eerste Richtlijn 68/151/EEG van de
Raad van 9 maart 1968 strekkende tot het coördineren van de waarborgen, welke in de
Lid-Staten worden verlangd van de vennootschappen in de zin van de tweede alinea van
artikel 58 van het Verdrag, om de belangen te beschermen zowel van de deelnemers in
deze vennootschappen als van derden, zulks ten einde die waarborgen gelijkwaardig
te maken (PB EG L 65), of
-
2°. een kapitaalvennootschap die ten tijde van de eerste verstrekking van risicokapitaal
op grond van deze regeling is ingericht naar het recht van één van de lidstaten van
de Europese Unie, die rechtspersoonlijkheid bezit, een apart vermogen heeft dat bij
uitsluiting voor de schulden van de vennootschap kan worden aangesproken en op grond
van haar nationale wetgeving onderworpen is aan garantievoorwaarden, zoals bedoeld
in Richtlijn 68/151/EEG van de Raad om de belangen van zowel deelgerechtigden als
derden te beschermen;
- q. maximale bedrag van de geldlening:
-
het maximale uit te lenen bedrag onder deze overeenkomst van geldlening, genoemd in
artikel 2, eerste lid;
- r. Minister:
-
de Minister van Economische Zaken en Klimaat;
- s. participatie:
-
risicokapitaal in de vorm van:
-
1°. aandelen in het kapitaal van een technostartersvennootschap die het startersfonds
rechtstreeks van de technostartersvennootschap heeft verkregen ofwel tegen volstorting
van die aandelen in geld ofwel door omzetting van een converteerbare lening,
-
2°. aandelen in het kapitaal van een technostartersvennootschap als bedoeld onder 1° in
combinatie met een achtergestelde vordering, of
-
3°. een uit een converteerbare lening voortvloeiende achtergestelde vordering;
- t. participatiemaatschappij:
-
kapitaalvennootschap, vennootschap met een afgescheiden vermogen, of rechtspersoon
met een afgescheiden vermogen niet zijnde een vennootschap, ingericht naar het recht
van één van de lidstaten van de Europese Unie, die blijkens zijn statuten of blijkens
de overeenkomst waarbij hij is ingesteld tot doel heeft of mede tot doel heeft het
verstrekken van risicokapitaal aan ondernemers teneinde winst te behalen;
- u. referentierente:
-
de referentierentevoet, bedoeld in de mededeling van de Commissie over de methode
waarmee de referentie- en disconteringspercentages worden vastgesteld (PbEU 2008,
C 14), zoals laatstelijk vastgesteld voor Nederland, en vermeerderd met 4 procent;
- v. startersfonds:
-
-
1°. kapitaalvennootschap, vennootschap met een afgescheiden vermogen, of rechtspersoon
met een afgescheiden vermogen niet zijnde een vennootschap, ingericht naar het recht
van één van de lidstaten van de Europese Unie;
-
2°. die blijkens de akte waarbij zijn statuten zijn vastgesteld of blijkens de overeenkomst
waarbij hij is ingesteld, uitsluitend tot doel heeft het verstrekken van risicokapitaal
aan technostartersvennootschappen teneinde winst te behalen, en
-
3°. waarin ten minste drie fondspartijen deelnemen respectievelijk samenwerken zonder
dat twee of drie van hen tot dezelfde groep behoren en zonder dat één van hen een
economisch of juridisch meerderheidsbelang in het fonds heeft.
- w. technostarter:
-
een rechtspersoon die een onderneming drijft:
-
1°. die voor eigen rekening en risico producten, processen of diensten – niet zijnde adviezen
– verkoopt en levert, die zijn gebaseerd op een nieuwe technische vinding of een nieuwe
toepassing van bestaande technologie, of
-
2°. die deel uitmaakt van één van de creatieve sectoren en die voor eigen rekening en
risico producten, processen of diensten – niet zijnde adviezen – verkoopt en levert,
die zijn gebaseerd op een nieuwe creatieve vinding of een nieuwe toepassing van een
bestaande creatieve vinding, en
-
3°. minder dan zeven jaar na haar eerste commerciële verkoop actief is op een markt, en
-
4°. die ten tijde van de eerste verstrekking van risicokapitaal op grond van titel 3.10
van de Regeling nationale EZ-subsidies voldoet aan de definitie van middelgrote, kleine
of micro-ondernemingen;
- x. technostartersvennootschap:
-
een technostarter die:
-
1°. een onderneming drijft in de vorm van een kapitaalvennootschap, en
-
2°. zijn primaire bedrijfsactiviteiten in Nederland uitvoert,
behoudens voor zover de onderneming behoort tot de economische sectoren van landbouw,
visserij, aquacultuur of scheepsbouw of tot de EGKS-sectoren;
- y. verkrijgingsprijs:
-
het deel van het investeringsbudget waarvoor het startersfonds een participatie heeft
verkregen.
Artikel 2. Verstrekking lening
-
1. De Staat verstrekt het startersfonds voor het verkrijgen van participaties een renteloze
geldlening tot een maximaal bedrag van € ‘DOSSIER_GECOMMITTEERD’ met een looptijd
van .... jaar, van ‘DOSSIER_AANVANG_DAT’ tot ‘einddatum fonds’ gegeven een investeringsbudget
van € ‘BEGROTE_KOSTEN’. Het startersfonds levert voor het verkrijgen van participaties
eigen bijdragen aan het investeringsbudget van € ‘BEDRAG_EIGEN_BIJDRAGE’, zijnde ‘PERCENTAGE’
procent van het investeringsbudget.
-
2. De investeringsperiode loopt van ‘DOSSIER_AANVANG_DAT’ tot en met ‘DOSSIER_AANVANG
DAT + maximaal 6 jaar’. De desinvesteringsperiode loopt van ‘DOSSIER_AANVANG DAT +
maximaal 6 jaar’ tot en met ‘DOSSIER_OORSPR_EINDDAT’. De Staat kan de desinvesteringsperiode
– en daarmee de fondsperiode – op verzoek van het startersfonds verlengen indien daarvoor
zwaarwegende economische redenen zijn.
-
3. Het startersfonds kan indien het een betaling dient te verrichten ter verkrijging
van een participatie, bedragen onder deze overeenkomst van geldlening opnemen overeenkomstig
het bepaalde in artikel 3 ter voldoening van de verkrijgingsprijs.
-
4. Telkens indien het startersfonds inkomsten heeft verkregen uit een participatie boekt
het een deel van deze inkomsten over aan de Staat, overeenkomstig het bepaalde in
artikel 4.
-
5. Het startersfonds is niet gehouden de uitstaande hoofdsom onder deze overeenkomst
van geldlening af te lossen, anders dan door de overboekingen, bedoeld in het vierde
lid.
-
6. Het startersfonds dient zeker te stellen dat het geld dat de technostarter als gevolg
van een participatie verkrijgt, uitsluitend wordt aangewend voor financiering van
de verdere groei van de technostarter, en niet wordt gebruikt om bestaande financiële
verplichtingen te herfinancieren.
-
7. Het startersfonds kan, bij zwaarwegende economische redenen en na schriftelijke toestemming
van de Staat, het totale investeringsbudget vergroten door de eigen bijdragen te verhogen.
Dit kan alleen, indien alle fondspartijen pro rata meedoen met de verhoging. In het
geval de Staat instemt met een verhoging van de eigen bijdragen wordt daartoe tussen
de Staat, het startersfonds en de fondspartijen een aanvullende overeenkomst gesloten.
Hierin wordt onder meer opgenomen dat de percentages, bedoeld in artikel 4, derde
lid, onderdelen a, b en c, bij de verhoging van de eigen bijdragen niet pro rata verlaagd
zullen worden en dat na het eind van periode B het startersfonds eerst de extra eigen
bijdragen aan de fondspartijen mag vergoeden uit de vanaf dat moment ontvangen inkomsten,
voordat periode C met het daarbij behorende percentage, bedoeld in artikel 4, derde
lid, onderdeel c, van toepassing wordt.
Artikel 3. Opname van de lening
-
1. Indien het startersfonds een participatie aangaat na de indiening van de aanvraag
om subsidie op grond van paragraaf 3.10.2 van de Regeling nationale EZ-subsidies en
over gaat of over is gegaan tot betaling aan de technostartersvennootschap van de
verkrijgingsprijs, kan het startersfonds de Staat verzoeken om tot betaling onder
deze overeenkomst van geldlening over te gaan, met in achtneming van het in dit artikel
bepaalde en voor zover:
-
a. het totaal van de opgenomen bedragen onder deze overeenkomst van geldlening niet hoger
is dan het maximale bedrag van de geldlening,
-
b. voldaan is aan de voorwaarden, bedoeld in artikel 5,
-
c. de verkrijgingsprijs van de participatie(s) in de desbetreffende technostartersvennootschap,
berekend over een periode van twaalf maanden ten hoogste € 2.000.000 bedraagt; en
-
d. de verkrijgingsprijs voor het in artikel 2, eerste lid, bedoelde percentage wordt
gefinancierd uit de eigen bijdragen.
-
2. Het startersfonds doet het verzoek om betaling met gebruikmaking van een formulier,
overeenkomstig een model dat als bijlage 1 bij deze overeenkomst van geldlening is
gevoegd, onder bijvoeging van de overeenkomst tot verkrijging van de participatie
en van andere bescheiden als bedoeld in dat model.
-
3. De Staat verricht de betaling binnen twee weken na ontvangst van het verzoek om betaling,
onder de voorwaarden dat:
-
a. de Staat van oordeel is dat het startersfonds heeft voldaan aan alle ingevolge deze
overeenkomst van geldlening voor hem geldende verplichtingen. Het startersfonds voldoet
in ieder geval niet aan deze verplichtingen, indien sprake is van faillietverklaring
van, het verlenen van surseance van betaling aan of het van toepassing verklaren van
de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen op het startersfonds, dan wel een
verzoek daartoe bij de rechtbank is ingediend of sprake is van het aanbieden van een
buitengerechtelijk akkoord aan crediteuren, en
-
b. uiterlijk twee weken na betaling door de Staat een bewijs wordt verstrekt waaruit
blijkt dat het startersfonds de verkrijgingsprijs betaald heeft, waarbij het in artikel
2, eerste lid, bedoelde percentage is gefinancierd uit de eigen bijdragen.
-
4. De Staat bericht het startersfonds na afloop van de investeringsperiode, welk bedrag
op grond van deze overeenkomst van geldlening is opgenomen. Gedurende de desinvesteringsperiode
mag het startersfonds de participaties uitbreiden die verkregen zijn gedurende de
investeringsperiode, met in achtneming van het bepaalde in deze overeenkomst van geldlening.
Artikel 4. Overboeking van inkomsten uit participaties
-
1. Indien het startersfonds inkomsten heeft, wordt daarvan het rechtmatige deel overgeboekt
aan de Staat:
-
a. indien dit rechtmatige deel gelijk of meer is dan € 20.000, binnen één maand;
-
b. indien dit rechtmatige deel minder is dan € 20.000, binnen één maand nadat € 20.000
is overschreden, doch in ieder geval
-
c. éénmaal per half kalenderjaar.
-
2. Het deel van de inkomsten dat aan de Staat wordt overgeboekt, verschilt al naar gelang
de inkomsten worden ontvangen in één van de volgende perioden:
-
a. periode A: vanaf het tot stand komen van deze overeenkomst van geldlening totdat het
totaal van de door het startersfonds uit de participaties verkregen inkomsten na aftrek
van het totaal van de aan de Staat overgeboekte bedragen gelijk is aan de eigen bijdragen
voor de verkregen participaties, gemeten aan het einde van de fondsperiode;
-
b. periode B: vanaf het einde van periode A totdat het totaal van de aan de Staat overgeboekte
bedragen gelijk is aan het totaal op grond van deze overeenkomst van geldlening opgenomen
bedrag, gemeten aan het einde van de fondsperiode;
-
c. periode C: vanaf het einde van periode B tot het einde van de fondsperiode.
-
3. Het deel van de inkomsten dat aan de Staat wordt overgeboekt, is
-
a. in periode A: 20 procent van de inkomsten;
-
b. in periode B: 50 procent van de inkomsten;
-
c. in periode C: 20 procent van de inkomsten.
De percentages, bedoeld in de onderdelen a, b en c, worden naar rato verlaagd, indien
het maximale bedrag van de geldlening minder dan de helft van het investeringsbudget
uitmaakt.
-
4. De Staat kan de hoogte van het deel van de inkomsten, bedoeld in het derde lid, per
periode A, B en C afwijkend vaststellen, indien het startersfonds in strijd heeft
gehandeld met hetgeen in deze overeenkomst van geldlening of in de Regeling nationale
EZ-subsidies is bepaald.
-
5. Telkens indien het startersfonds een bedrag overboekt aan de Staat, informeert het
de Staat over de aard van de inkomsten met gebruikmaking van een formulier, overeenkomstig
een model, dat als bijlage 2 bij deze overeenkomst van geldlening is gevoegd, onder
bijvoeging van bescheiden als genoemd in het model, waaronder in geval van inkomsten
uit vervreemding van de participatie de overeenkomst tot vervreemding van de participatie.
-
6. Indien het startersfonds inkomsten heeft uit een participatie die niet bestaan uit
een geldsom, maakt het deze inkomsten te gelde voor het verloop van de desinvesteringsperiode.
-
7. Zodra de in het zesde lid bedoelde inkomsten te gelde zijn gemaakt, boekt het startersfonds
het in overeenstemming met het in het derde lid bepaalde deel van deze gelden over
aan de Staat.
-
8. Indien de in het zesde lid bedoelde inkomsten naar hun aard niet direct te gelde gemaakt
kunnen worden, worden deze inkomsten voor verloop van de desinvesteringsperiode gewaardeerd
aan de hand van een taxatie van twee door de Staat goedgekeurde onafhankelijke deskundigen.
Na de waardebepaling boekt het startersfonds het in overeenstemming met het in het
derde lid bepaalde deel van deze inkomsten over aan de Staat.
-
9. Op verzoek van de Staat verstrekt het startersfonds een accountantsverklaring inhoudende
dat het startersfonds bij de verkrijging, het bezit of de vervreemding van de participatie
waaruit inkomsten aan de Staat zijn overgeboekt, in overeenstemming met deze overeenkomst
van geldlening heeft gehandeld.
Artikel 5. Verkrijging van participaties
-
1. Het startersfonds hanteert bij het verkrijgen van participaties in technostartersvennootschappen
de volgende voorwaarden:
-
a. de participaties worden verkregen gedurende een investeringsperiode van ten hoogste
zes jaar, en worden vervreemd gedurende een desinvesteringsperiode van ten hoogste
zes jaar;
-
b. de totale verkrijgingsprijs van de participaties die gedurende de fondsperiode in
één technostartersvennootschap wordt geïnvesteerd, bedraagt ten minste € 100.000 en
ten hoogste € 3.500.000;
-
c. de gemiddelde totale verkrijgingsprijs van de participaties die een startersfonds
gedurende de fondsperiode per technostartersvennootschap investeert, bedraagt over
alle technostartersvennootschappen genomen ten hoogste € 1.200.000;
-
d. de relatieve omvang van achtergestelde vorderingen wordt zodanig beperkt dat aan het
eind van de fondsperiode ten hoogste 50 procent van het totaal van de verkrijgingsprijs
van alle participaties betrekking heeft op achtergestelde vorderingen;
-
e. voor achtergestelde vorderingen wordt een rente bedongen die ten minste gelijk is
aan de referentierente;
-
f. de participaties worden verkregen in technostartersvennootschappen waarvan de rentabiliteits-
en continuïteitsperspectieven naar het oordeel van de Staat ten minste redelijk zijn;
-
g. bij de beslissing van het startersfonds inzake de verkrijging van een participatie
wordt rekening gehouden met het ondernemingsplan van de desbetreffende technostartersvennootschap.
-
2. Bij of in verband met het verkrijgen van een participatie verstrekt het startersfonds
geen andere goederen dan geld.
-
3. Het startersfonds neemt geen participatie in een technostartersvennootschap, indien
in de voorafgaande periode van twaalf maanden meer middelen aan de technostartersvennootschap
zijn onttrokken ten behoeve van derden dan noodzakelijk voor een redelijk te achten
bedrijfsvoering, dan wel een verplichting tot een zodanige onttrekking is aangegaan.
-
4. Het startersfonds neemt geen participatie in een technostartersvennootschap, indien
een andere participatiemaatschappij aan deze vennootschap reeds risicokapitaal in
de vorm van aandelen of een aan eigen vermogen gelijk te stellen lening verstrekt
heeft, behoudens indien:
-
a. deze participatiemaatschappij een ander startersfonds is en voor zover het totaal
aan verkrijgingsprijzen van de participaties die de startersfondsen gezamenlijk in
de technostartersvennootschap investeren, niet boven de € 3.500.000,- uitkomt;
-
b. deze participatiemaatschappij naar het oordeel van de Staat niet in staat is nieuwe
participaties in de technostartersvennootschap te verkrijgen, voor zover als gevolg
van de nieuwe participatie door het startersfonds het totaal aan risicokapitaal in
de vorm van aandelen of een aan eigen vermogen gelijk te stellen lening dat verstrekt
is aan de technostartersvennootschap door alle participatiemaatschappijen en het startersfonds
gezamenlijk, niet boven de € 3.500.000,- uitkomt; of
-
c. deze participatiemaatschappij een informal investor is.
-
5. Het startersfonds verkrijgt of behoudt geen participatie in de vennootschap van een
technostarter indien een fondspartij, de fondsbeheerder of diens medewerkers, bestuurders
of andere betrokkenen bij het startersfonds een bedrijf uitoefent dat gelijk of verwant
is aan het bedrijf van de technostarter, terwijl tussen beide bedrijven of personen
een afnemers- of een aandeelhoudersrelatie bestaat.
-
6. Het startersfonds verricht geen andere activiteiten dan de uitvoering van het fondsplan.
Artikel 6. Vervreemding van participaties
-
1. Het startersfonds vervreemdt een participatie niet eerder dan twee jaar na de verkrijging
ervan, tenzij de Staat desgevraagd met een vervreemding binnen deze termijn heeft
ingestemd.
-
2. Het startersfonds draagt er zorg voor dat een vervreemding van een participatie gebeurt
tegen een marktconforme prijs.
-
3. Indien het startersfonds een participatie geheel of voor een deel vervreemdt aan één
van zijn fondspartijen, de fondsbeheerder of diens medewerkers, bestuurders of andere
betrokkenen bij het startersfonds, draagt het er zorg voor dat ten minste een derde
deel van de participatie wordt vervreemd aan onafhankelijke derden dan wel dat de
prijs waartegen de vervreemding plaatsvindt, gebaseerd is op een taxatie van twee
door de Staat goedgekeurde onafhankelijke deskundigen.
-
4. Het startersfonds staat er voor in dat indien een technostartersvennootschap waarin
een participatie is verkregen een activa/passiva transactie verricht waarbij de verkrijger
één van de fondspartijen, fondsbeheerder of diens medewerkers, bestuurders of anderen
betrokkenen bij het startersfonds is, ten minste een derde deel van de participatie
wordt vervreemd aan onafhankelijke derden dan wel dat de prijs waartegen de vervreemding
plaatsvindt, gebaseerd is op een taxatie van twee door de Staat goedgekeurde onafhankelijke
deskundigen.
Artikel 7. Fondsbeheer algemeen
-
1. Het startersfonds garandeert dat gedurende de fondsperiode de kwaliteit en de tijdsbesteding
van het fondsbeheer in overeenstemming zijn met hetgeen is aangegeven in het fondsplan.
-
2. Het startersfonds voert het fondsplan uit, voert daarbij een actief en winstgericht
beleid voor het verkrijgen, behouden en beëindigen van participaties en begeleidt
in dat kader technostartersvennootschappen waarin een participatie is verkregen. Het
startersfonds houdt hierbij rekening met het belang van de Staat als verstrekker van
de geldlening.
-
3. Het startersfonds hanteert een expliciete gedragslijn om het ontstaan van belangenverstrengeling
te voorkomen en neemt ook de in dit verband noodzakelijke maatregelen.
-
4. Desgewenst kan een door de Minister daartoe gemachtigde persoon als toehoorder deelnemen
aan een overleg van een orgaan van het startersfonds over de uitvoering van het fondsplan.
-
5. Het startersfonds staat er voor in dat de fondspartijen, de fondsbeheerder of diens
medewerkers, bestuurders of andere betrokkenen bij het startersfonds gedurende de
fondsperiode geen vervolginvesteringen doen in participaties van het startersfonds
buiten het startersfonds om, tenzij hiervoor schriftelijke toestemming door de Staat
is gegeven.
-
6. Het startersfonds staat er voor in dat fondspartijen, de fondsbeheerder of diens medewerkers,
bestuurders of andere betrokkenen bij het startersfonds geen medewerking verlenen
aan investeringen door een ander dan het startersfonds in een technostartersvennootschap
waarin het startersfonds een participatie heeft verkregen, indien deze investeringen
niet tegen marktconforme voorwaarden plaatsvinden.
-
7. Het startersfonds bedingt van technostarters die in verband met participaties worden
geadviseerd of begeleid, geen vergoeding voor deze advisering respectievelijk begeleiding
die hoger is dan hetgeen in de markt gebruikelijk is.
-
8. Het startersfonds richt het beheer zodanig in dat de jaarlijkse beheerskosten ten
hoogste 5 procent van het investeringsbudget bedragen.
-
9. De fondsbeheerder verkrijgt voor zijn werkzaamheden in het kader van de uitvoering
van het fondsplan een beloning die afhankelijk is van zijn individuele prestatie.
Hiertoe wordt tussen het startersfonds en de fondspartijen of tussen het startersfonds,
de fondspartijen en de externe fondsbeheerder een overeenkomst gesloten.
-
10. De Adviescommissie seed capital technostarters dan wel de Staat zal ten minste één-
of tweejaarlijks gedurende de investeringsperiode de voortgang van het fondsplan bespreken
met het startersfonds en waar van toepassing tevens met de externe fondsbeheerder
hierover spreken. Gedurende de desinvesteringsperiode wordt ten minste eenmaal per
twee jaar een voortgangsgesprek gevoerd met het startersfonds en waar van toepassing
met de externe fondsbeheerder door de Staat.
Artikel 8. Administratie, rapportageverplichtingen en informatieverstrekking
-
1. Het startersfonds draagt ervoor zorg dat een administratie wordt gevoerd die zodanig
is ingericht, dat daaruit te allen tijde op eenvoudige en duidelijke wijze gegevens
kunnen worden afgelezen over de verkrijging, het beheer en de vervreemding van participaties,
over de inkomsten uit deze participaties, over de ondernemingsresultaten van de desbetreffende
technostarters en over de kosten van het fondsbeheer.
-
2. Het startersfonds informeert de Staat steeds binnen één maand na afloop van de eerste
twee kwartalen van een boekjaar schriftelijk:
-
a. over de voorstellen voor participaties die in de voorafgaande periode van zes maanden
zijn ontvangen van technostartersvennootschappen en over de besluitvorming die hierover
bij het startersfonds heeft plaatsgevonden;
-
b. over de voortgang, inkomsten en vervreemding met betrekking tot de participaties onder
beheer.
-
3. Het startersfonds brengt steeds binnen zes maanden na afloop van een boekjaar aan
de Staat schriftelijk verslag uit over de uitvoering van het fondsplan, met in het
bijzonder een overzicht van de verkregen en de vervreemde participaties, de verkrijgingsprijzen
per participatie met daarbij een uitsplitsing van de verhouding van eigen bijdragen
en opnamen onder deze overeenkomst van geldlening, de bij een technostarter in rekening
gebrachte beheerskosten en de inkomsten, welk verslag vergezeld gaat van een controleverklaring,
inclusief eventuele managementletters, die is opgesteld overeenkomstig een model dat
als bijlage 3 bij deze overeenkomst van geldlening is gevoegd, en met gebruikmaking
van een controleprotocol dat als bijlage 4 bij deze overeenkomst van geldlening is
gevoegd.
-
4. Na afloop van de looptijd van deze overeenkomst van geldlening brengt het startersfonds
binnen een door de Staat te stellen termijn een eindverslag uit omtrent de uitvoering
en de resultaten van het fondsplan.
-
5. De Staat bericht het startersfonds na afloop van de looptijd van deze overeenkomst
van geldlening of het startersfonds naar zijn oordeel bij het verkrijgen en vervreemden
van participaties in overeenstemming met deze overeenkomst van geldlening heeft gehandeld.
-
6. Het startersfonds verstrekt desgevraagd en op elk moment alle gegevens en bescheiden
aan de Staat over het beheer van het fonds, de verkregen participaties en de voorgenomen
wijzigingen, bedoeld in artikel 9.
-
7. De Staat heeft het recht op elk moment een audit te laten uitvoeren naar de nakoming
van de bepalingen van deze overeenkomst van geldlening en uit titel 3.10 van de Regeling
nationale EZ-subsidies door het startersfonds. Het startersfonds is gehouden mee te
werken aan die audit door de Staat en verleent hierbij bij voorbaat de Staat of een
door de Staat ingeschakelde derde volledige toegang tot zijn administratie. Het startersfonds
bedingt bij aanvang van de participatie dat de technostarter eveneens aan de audit
meewerkt door de Staat en bij voorbaat de Staat of een door de Staat ingeschakelde
derde toegang verleent tot alle documentatie die ziet op de verkrijging van de participatie
en de betaling van de verkrijgingsprijs.
Artikel 9. Melding en instemming bij wijziging fondsplan en zeggenschap
-
1. Het startersfonds meldt onverwijld schriftelijk aan de Staat iedere voorgenomen wijziging
in het fondsplan en/of de uitvoering daarvan, waaronder begrepen wijzigingen in het
fondsbeheer, de begroting, de planning, de uitvoering en financiering van de activiteiten,
alsmede iedere niet naleving van de verplichtingen in deze overeenkomst van geldlening
en overige omstandigheden die van wezenlijke invloed kunnen zijn op de uitvoering
en naleving van deze overeenkomst van geldlening.
-
2. Het startersfonds meldt onverwijld schriftelijk aan de Staat iedere wijziging in de
directe of indirecte zeggenschap over het startersfonds, de fondspartijen of de fondsbeheerder,
dan wel een voornemen daartoe.
-
3. Het startersfonds meldt onverwijld schriftelijk aan de Staat ieder voornemen, bestuursbesluit
of aandeelhoudersbesluit van het startersfonds of een van de fondspartijen, de fondsbeheerder,
bestuurders of andere betrokkenen bij het startersfonds aangaande de indiening bij
de rechtbank van een (eigen) verzoek tot verlening van surseance van betaling, een
(eigen) verzoek tot faillietverklaring of een (eigen) verzoek tot van toepassing verklaring
van de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen of het aanbieden van een buitengerechtelijk
akkoord aan crediteuren of het over gaan tot ontbinding of beëindiging van de overeenkomst
van samenwerking.
-
4. Het startersfonds voert tijdens de looptijd van deze overeenkomst van geldlening geen
wijziging als bedoeld in het eerste en tweede lid van dit artikel door, tenzij de
Staat desgevraagd hiermee schriftelijk heeft ingestemd.
Artikel 10. Extern fondsbeheerder
-
1. In de gevallen waarin het startersfonds een externe fondsbeheerder heeft ingeschakeld,
dient deze externe fondsbeheerder, gelet op artikel 19, deze overeenkomst mede te
ondertekenen en is deze gehouden:
-
a. de verplichtingen van het startersfonds na te komen, zoals opgenomen in de artikelen
2, zesde en zevende lid, 5, 6, 7, 8, 9, 11, 12, 13, 16 en 17; en
-
b. diens medewerkers te verplichten eveneens te handelen conform het bepaalde in het
eerste lid, onderdeel a.
-
2. De inschakeling van een externe fondsbeheerder door het startersfonds laat onverlet
de eigen verantwoordelijkheid en aansprakelijkheid van het startersfonds voor de nakoming
van alle bepalingen uit deze overeenkomst en uit titel 3.10 van de Regeling nationale
EZ-subsidies.
Artikel 11. Belangenverstrengeling
Het startersfonds verklaart dat het een ‘right of first refusal’ heeft ten aanzien
van investeringsproposities met betrekking tot technostarters.
Artikel 12. Opschorting, opzegging en boetebepaling
-
1. De Staat is gerechtigd haar verplichtingen voortvloeiend uit deze overeenkomst van
geldlening op te schorten conform het bepaalde in artikel 4:56 van de Algemene wet
bestuursrecht.
-
2. Onverminderd het bepaalde in het eerste lid, is de Staat gerechtigd deze overeenkomst
van geldlening schriftelijk (partieel) op te zeggen, indien:
-
a. de Minister de subsidiebeschikking ter uitvoering waarvan deze overeenkomst van geldlening
is gesloten wijzigt of intrekt;
-
b. het startersfonds tekortschiet of voldoende aannemelijk is dat het startersfonds tekort
zal schieten bij de nakoming van één van zijn verplichtingen uit hoofde van deze overeenkomst
van geldlening;
-
c. het aantal fondspartijen dat niet behoort tot dezelfde groep of enige andere onderlinge
zakelijke of familiaire betrokkenheid kent, kleiner is geworden dan drie, behoudens
voor zover de Staat desgevraagd hiermee heeft ingestemd;
-
d. ten aanzien van het startersfonds of een van de fondspartijen, fondsbeheerder, bestuurders,
of andere betrokkenen bij het startersfonds een (eigen) verzoek bij de rechtbank is
ingediend tot verlening van surseance van betaling, een (eigen) verzoek tot faillietverklaring
of een verzoek tot van toepassing verklaring van de schuldsaneringsregeling natuurlijke
personen of een buitengerechtelijk akkoord aan crediteuren wordt aangeboden;
-
e. het startersfonds wordt ontbonden of de overeenkomst van samenwerking wordt beëindigd;
-
f. titel 3.10 van de Regeling nationale EZ-subsidies niet langer verenigbaar is met de
regels van de Europese Unie ten aanzien van staatssteun.
-
3. Een opzegging op grond van het tweede lid, onderdelen b en c, geschiedt uitsluitend
nadat de Staat het startersfonds op de hoogte heeft gesteld van het voornemen tot
opzegging en nadat deze in de gelegenheid is gesteld om een tekortschieten dat hersteld
kan worden te herstellen binnen een redelijke termijn, tenzij nakoming reeds blijvend
onmogelijk is.
-
4. Als gevolg van een opzegging kan het startersfonds geen aanspraak meer maken op rechten
uit hoofde van deze overeenkomst van geldlening en kan de Staat van het startersfonds
het totale bedrag dat hij overeenkomstig artikel 3 aan het startersfonds heeft betaald,
verminderd met het bedrag dat het startersfonds overeenkomstig artikel 4 aan hem heeft
overgeboekt, direct opeisen.
-
5. Bij een opzegging als bedoeld in het tweede lid, onderdeel b, kan de Staat, bovenop
het onder het vierde lid bedoelde bedrag, een boete van 50 procent van dat bedrag
in rekening brengen.
-
6. Indien deze overeenkomst van geldlening conform het bepaalde in dit artikel door de
Staat wordt opgezegd, sluiten de Staat, het startersfonds en de fondspartijen een
overeenkomst teneinde de wijze van afwikkeling van deze overeenkomst van geldlening
vast te stellen.
Artikel 13. Geschillen
-
1. Ieder geschil ten aanzien van deze overeenkomst van geldlening zal bij uitsluiting
worden voorgelegd aan de daartoe bevoegde rechter in het arrondissement Den Haag.
-
2. Op deze overeenkomst van geldlening is Nederlands recht van toepassing.
Artikel 14. Adressering schriftelijke stukken
Schriftelijke stukken ter uitvoering van deze overeenkomst van geldlening bestemd
voor de onder 1 gemelde partij worden gericht aan:
Rijksdienst voor Ondernemend Nederland
Afdeling Kredieten, Garanties en Risicokapitaal (KGR)
Postbus 93144
2509 AC Den Haag
Schriftelijke stukken ter uitvoering van deze overeenkomst van geldlening bestemd
voor de onder 2 gemelde partij worden gericht aan:
(Naam startersfonds)
(Adres startersfonds)
Artikel 15. Betalingen
Alle betalingen in verband met deze overeenkomst van geldlening door het startersfonds
geschieden door overmaking van de betreffende bedragen naar het door de Minister ter
beschikking gestelde bankrekeningnummer onder vermelding van ‘projectnummer SEED...’.
Artikel 16. Documenten
Door ondertekening van deze overeenkomst van geldlening verklaren het startersfonds
en de fondspartijen dat zij alle relevante documenten met betrekking tot de investeringswijze
en financiële uitvoering van het startersfonds hebben overlegd aan de Staat en eventuele
toekomstige relevante documenten ter goedkeuring zullen voorleggen aan de Staat.
Artikel 17. Rechtsgeldigheid
Deze overeenkomst van geldlening gaat boven enige andere overeenkomst tussen en met
de partijen in het startersfonds.
Artikel 18. Expiratie
Indien het startersfonds op ‘DATUM’ aan alle verplichtingen uit hoofde van deze overeenkomst
van geldlening heeft voldaan hoeft het overeenkomstig artikel 2, vijfde lid, de dan
uitstaande hoofdsom niet af te lossen. Indien op deze datum sprake is van een uitstaande
hoofdsom, dient het startersfonds een schriftelijk verzoek in bij de Staat tot kwijtschelding
van het resterende bedrag van de lening.
Artikel 19. Inwerkingtreding
Deze overeenkomst van geldlening treedt in werking door de ondertekening daarvan door
het startersfonds en de fondspartijen, die deze overeenkomst van geldlening mede ondertekenen
gelet op de artikelen 2, zevende lid, 5, vijfde lid, 6, derde en vierde lid, 7, vijfde,
zesde en negende lid, 9, 11, 12, 13, 16 en 17 en, indien van toepassing, de externe
fondsbeheerder, die deze overeenkomst van geldlening mede ondertekent gelet op artikel
10.
Aldus is overeengekomen en in tweevoud ondertekend te .......... op 00 MAAND JAAR
De Staat der Nederlanden
namens deze: de Minister van Economische Zaken en Klimaat,
namens deze: (naam bevoegde ambtenaar)
Plaats: .........
Handtekening: .........
Naam: .........
‘AANVRAGER_NAAM’
(na(a)m(en) bevoegd(e) perso(o)n(en))
Plaats:
Handtekening:
Naam:
[Medeondertekening in verband met het bepaalde in artikel 19
‘Externe fondsbeheerder_NAAM’
(na(a)m(en) bevoegd(e) perso(o)n(en))
Plaats:
Handtekening:
Naam:]
Medeondertekening in verband met het bepaalde in artikel 19
‘Fondspartij 1_NAAM’
(na(a)m(en) bevoegd(e) perso(o)n(en))
Plaats:
Handtekening:
Naam:
‘Fondspartij 2_NAAM’
(na(a)m(en) bevoegd(e) perso(o)n(en))
Plaats:
Handtekening:
Naam:
‘Fondspartij 3_NAAM’
(na(a)m(en) bevoegd(e) perso(o)n(en))
Plaats:
Handtekening:
Naam:
TOELICHTING
I. ALGEMEEN
1. Inleiding
1.1 Achtergrond
De subsidiemodule seed capital technostarters, opgenomen in titel 3.10 van de Regeling
nationale EZ-subsidies (hierna: RNES), beoogt het economische klimaat voor beginnende
ondernemingen in Nederland die technisch of creatief innovatief van aard zijn (de
zogenoemde technostarters) te verbeteren. Het ontbreken van voldoende risicokapitaal
in de vroege levensfase, ook wel equity gap genoemd, vormt een belemmering voor technostarters
om hun activiteiten te financieren. Kapitaalverschaffers investeren niet snel in technostarters
omdat de risico’s groot zijn en er sprake is van een informatieasymmetrie tussen kapitaalverschaffers
en de technostarters. Als onderdeel van het Actieprogramma TechnoPartner is daarom
in 2005 de seed capital subsidiemodule ingevoerd. Dit instrument ziet erop toe dat
de onderkant van de Nederlandse risicokapitaalmarkt gestimuleerd en gemobiliseerd
wordt om investeringen te doen in technostarters. Hiertoe wordt door de Minister van
Economische Zaken en Klimaat (hierna: de Minister) een lening verstrekt aan investeringsfondsen
(startersfondsen en seed business angel fondsen) die participaties verkrijgen in technostarters.
Om het gebruik van dit instrument te bevorderen, wordt de risicorendementsverhouding
verbeterd door het hanteren van gunstige terugbetalingsverhoudingen voor de inkomsten
uit investeringen in technostarters.
Met de seed capital subsidiemodule kunnen startersfondsen, ter hoogte van maximaal
50 procent van het investeringsbudget, een lening van maximaal € 6.000.000 krijgen
waarmee zij kunnen participeren in technostarters voor bedragen tussen € 100.000 en
maximaal € 3.500.000. De gemiddelde verkrijgingsprijs dient daarbij maximaal € 1.200.000
te zijn.
In aanvulling op de seed capital subsidiemodule is in 2017 de seed business angel
faciliteit geïntroduceerd (Stcrt. 2017, 36700) naar aanleiding van signalen dat het voor technostarters nog altijd moeilijk is
om tijdens de vroege levensfase aan financiering te komen. Met de seed business angel
faciliteit kan een seed business angel fonds, bestaande uit twee business angels (informal
investors), een lening van maximaal € 1.000.000 krijgen, zijnde wederom maximaal 50
procent van het totale investeringsbudget. Hiermee kan het seed business angel fonds
in technostarters participeren voor bedragen tussen € 50.000 en € 500.000. De gemiddelde
verkrijgingsprijs dient daarbij maximaal € 350.000 te zijn. Deze bedragen zijn een
stuk lager dan de bedragen bij startersfondsen, omdat de investeringen in een eerdere
fase plaatsvinden, waardoor de kapitaalbehoefte lager is. Hiermee wordt geborgd dat
de seed business angels fondsen en startersfondsen zoveel mogelijk complementair aan
elkaar zijn. Zo is het mogelijk dat nadat een seed business angel fonds heeft geïnvesteerd
in een technostarter, startersfondsen aanvullend in de volgende levensfase van de
technostarter kunnen investeren.
Bij een positieve beschikking op een aanvraag die is ingediend gedurende een openstellingsperiode
van de subsidiemodule seed capital technostarters, wordt een overeenkomst van geldlening
tussen de Staat en het betreffende fonds gesloten. In deze overeenkomst wordt een
aantal afspraken vastgelegd met betrekking tot het verloop van de subsidierelatie,
zoals de wijze waarop uitbetalingen voor concrete participaties plaatsvinden, de vaststelling
van de hoofdsom na afloop van de fondsperiode en de wijze van terugbetaling. Met deze
privaatrechtelijke vormgeving is het mogelijk meerzijdige afspraken vast te leggen
en zodoende betere waarborgen voor de overheid als financier in te bouwen dan via
publiekrechtelijke vormgeving mogelijk is. Hiermee kan de overheid ook optreden als
gewone schuldeiser, indien een fonds onverhoopt failliet zou gaan. In de bijlagen
3.10.1 en 3.10.2 bij de RNES zijn de model geldleningovereenkomsten opgenomen voor
startersfondsen respectievelijk seed business angels fondsen. Deze model geldleningsovereenkomsten
zijn grotendeels gelijk, maar waar nodig zijn de bepalingen in de model geldleningsovereenkomst
voor seed business angel fondsen aangepast om aan te sluiten op de specifieke kenmerken
van deze fondsen.
1.2 Aanleiding en doel
Bij de invoering van de seed business angel faciliteit is de model geldleningsovereenkomst
van de startersfondsen (bijlage 3.10.1) als uitgangspunt genomen voor de model geldleningsovereenkomst
voor seed business angel fondsen (bijlage 3.10.2). Naast bepaalde aanpassingen om
aan te sluiten op de specifieke kenmerken van seed business angel fondsen, is de model
geldleningsovereenkomst voor seed business angel fondsen ten opzichte van de model
geldleningsovereenkomst voor startersfondsen nader verduidelijkt. Met de onderhavige
wijziging van de seed capital subsidiemodule worden dezelfde verduidelijkingen in
de model geldleningsovereenkomst voor de startersfondsen doorgevoerd. Daarnaast is
van de gelegenheid gebruik gemaakt om de model geldleningsovereenkomst voor startersfondsen
te actualiseren en nog een aantal andere tekstuele verduidelijkingen aan te brengen.
Omwille van de leesbaarheid is ervoor gekozen om de bijlage opnieuw vast te stellen.
De verduidelijkingen hebben onder meer betrekking op de overboeking van de inkomsten
uit participaties, de voorwaarden voor verkrijging van participaties en de voorwaarden
voor het opnemen van geldbedragen onder de overeenkomst van geldlening. De bepalingen
in de model geldleningsovereenkomst zijn geactualiseerd naar aanleiding van opgedane
ervaringen in de praktijk om zo beter aan te sluiten op de wijze waarop startersfondsen
worden ingericht en hoe deze worden beheerd. Met de wijzigingen kunnen nu ook stichtingen
en coöperaties als juridische vorm voor een startersfonds gekozen worden en kunnen
investeerders de eigen bijdragen via een houdstermaatschappij inbrengen in het startersfonds.
Ook zijn er aanvullende bepalingen opgenomen voor het geval het startersfonds een
externe fondsbeheerder inschakelt. Met de onderhavige wijzigingsregeling sluit de
subsidiemodule nog beter aan op de actuele praktijk van investeringen in technostarters
door startersfondsen.
De bepalingen in de model geldleningsovereenkomst en de wijzigingen die aangebracht
zijn ten opzichte van het eerdere model, worden verder toegelicht in de artikelsgewijze
toelichting. Waar nodig zijn deze wijzigingen ook opgenomen in de bepalingen van titel
3.10 van de RNES en in de model geldleningsovereenkomst voor de seed business angel
fondsen.
2. Staatssteun
Deze wijzigingsregeling van de subsidiemodule seed capital technostarters is verenigbaar
met de Europese regels betreffende staatssteun. De subsidie die op grond van deze
titel wordt verstrekt, is aan te merken als staatssteun in de zin van artikel 107
van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie. Deze staatsteun is echter
geoorloofd op grond van artikel 21 (risicofinancieringssteun) van de algemene groepsvrijstellingsverordening
(AGVV) als bedoeld in artikel 1.1 van de RNES. De subsidiemodule seed capital technostarters
en deze wijziging daarvan voldoen aan de voorwaarden van artikel 21 en hoofdstuk I
van de AGVV. De subsidiemodule is al eerder ter kennisneming aan de Europese Commissie
gezonden, conform artikel 11, onder a, van de AGVV.
3. Regeldruk
Er is een nieuwe bepaling opgenomen in de model geldleningsovereenkomst voor startersfondsen
(bijlage 3.10.1) die gevolgen heeft voor de regeldruk voor startersfondsen. Het betreft
het op ieder moment desgevraagd door de Staat verstrekken van informatie over het
beheer van het startersfonds. De kans hierop wordt geschat op 1 op 25 fondsen, waarbij
de kosten naar schatting gelijk zijn aan de kosten van een reguliere vaststelling.
Ervan uitgaande dat er jaarlijks 4 fondsen worden toegekend bij 8 aanvragen, voor
een looptijd van 5 jaar, inclusief de kosten van de nieuwe bepaling, en met een fondsdoorlooptijd
van 12 jaar, zijn de kosten voor regeldruk voor startersfondsen naar schatting € 2.129
per fonds per jaar.
De regeldruk voor business angel fondsen is ongewijzigd. De bovengenoemde bepaling
over het verstrekken van informatie is bij de invoering van de business angel faciliteit
al opgenomen in de model geldleningsovereenkomst voor seed business angel fondsen.
Deze bepaling is dus al in de berekening van de regeldruk voor seed business angel
fondsen meegenomen (Stcrt. 2017, 36700).
4. Uitvoering
De subsidiemodule wordt namens de Minister uitgevoerd door Rijksdienst voor Ondernemend
Nederland (RVO). Gedurende de openstellingsperiodes kunnen aanvragen voor subsidies
ingediend worden door startersfondsen en seed business angel fondsen. Voor beide soorten
fondsen gelden aparte openstellingsperiodes en aparte subsidieplafonds. Een aanvraag
voor een subsidie op grond van de subsidiemodule seed capital technostarters kan ingediend
worden met gebruikmaking van een middel dat door de Minister ter beschikking wordt
gesteld (artikel 19, eerste lid, van het Kaderbesluit nationale EZ-subsidies). In
2018 zal RVO een digitaal systeem invoeren waardoor het mogelijk wordt om aanvragen
voor subsidie onder de seed capital subsidiemodule digitaal in te dienen. Hoewel digitale
indiening niet verplicht is, geniet deze wijze van indienen de voorkeur, aangezien
alle eventuele verder communicatie en rapportages tussen het fonds en RVO dan via
dit systeem zullen gaan verlopen.
II. ARTIKELEN
Artikel I, onderdeel A (artikel 3.10.1)
Met onderdeel A wordt een aantal begripsbepalingen gewijzigd en toegevoegd in artikel
3.10.1, conform de wijziging van de model geldleningsovereenkomst voor startersfondsen
(bijlage 3.10.1). Met de aanpassing van het begrip startersfonds en de toevoeging
van het begrip fondspartij is mogelijk gemaakt dat startersfondsen ook de vorm van
coöperaties en stichtingen kunnen hebben en is tevens mogelijk gemaakt dat fondspartijen
via een houdstermaatschappij hun eigen bijdragen inbrengen.
De aanpassingen worden verder toegelicht in de toelichting bij artikel 1 van de model
geldleningsovereenkomst, zoals opgenomen in artikel I, onderdeel F, van deze toelichting.
Artikel I, onderdeel B (artikel 3.10.7, eerste lid)
Met dit onderdeel is ten eerste een aantal tekstuele verduidelijkingen doorgevoerd
in de afwijzingsgronden voor de startersfondsen. Daarnaast is onderdeel c, onder 11°,
aangepast, zodat deze in lijn is met de bepaling die is opgenomen in de model geldleningsovereenkomst.
Ook is een aantal wijzigingen gedaan ter verduidelijking van de bepaling. De aanpassingen
worden nader toegelicht in de toelichting bij artikel 5 van de model geldleningsovereenkomst,
zoals opgenomen in artikel I, onderdeel F, van deze toelichting.
Artikel I, onderdeel C (artikel 3.10.10, eerste lid)
In artikel 3.10.10 zijn de terugbetalingsverhoudingen voor fondsen opgenomen. Hierbij
wordt een onderscheid gemaakt in perioden met een daaraan gerelateerd overboekingspercentage.
Ter verduidelijking worden de beschrijvingen van de periodes A, B en C, iets aangepast.
Voor de bepaling van de periodes en daarmee de terugbetalingen is een meting aan het
eind van de fondsperiode leidend van het totaal van de door het startersfonds uit
de participaties verkregen inkomsten en overgeboekte bedragen aan de Staat. Een nadere
toelichting hierop wordt gegeven in de toelichting bij artikel 4 van de model geldleningsovereenkomst,
opgenomen in artikel I, onderdeel F.
Artikel I, onderdeel D (artikel 3.10.12a, eerste lid)
Artikel 3.10.12a bevat de begripsbepalingen die specifiek voor de seed business angel
fondsen van belang zijn. Het begrip seed business angel fonds is aangepast, zodat
ook coöperaties en stichtingen hieronder kunnen vallen. Daarnaast worden twee begripsbepalingen
toegevoegd, namelijk van fondspartij en eigen bijdragen. Dit zijn begrippen die ook
opgenomen zijn in de algemene begripsbepalingen, maar die voor seed business angel
fondsen anders luiden, omdat het bij seed business angel fondsen niet mogelijk is
dat de fondspartijen (de informal investors) de middelen via een houdstermaatschappij
inbrengen.
Artikel I, onderdeel E (artikel 3.10.12g, eerste lid, onderdeel c)
Met dit onderdeel is een aantal tekstuele verduidelijkingen doorgevoerd in de afwijzingsgronden
voor seed business angel fondsen.
Artikel I, onderdeel F (bijlage 3.10.1)
Met dit onderdeel is het model voor de overeenkomst van geldlening voor startersfondsen,
zoals thans opgenomen in bijlage 3.10.1 bij de RNES, vervangen door het model opgenomen
in de bijlage bij deze wijzigingsregeling. Hieronder wordt het model voor de overeenkomst
van geldlening artikelsgewijs toegelicht en worden de belangrijkste wijzigingen nader
toegelicht.
Artikel 1. Begripsbepalingen
In dit artikel zijn de definities opgenomen die van belang zijn voor de overeenkomst
van geldlening. Ten opzichte van het eerdere model is een aantal definities ter verduidelijking
aangepast of toegevoegd. Ten eerste betreft het een aantal wijzigingen die al doorgevoerd
waren in de regeling en bijlage 3.10.2 (model geldleningsovereenkomst voor seed business
angel fondsen).
Zo is bij de definitie van achtergestelde vordering (onderdeel a) de rang van de achtergestelde
vordering nader verduidelijkt. Verder zijn de termen fondsperiode en desinvesteringsperiode
toegevoegd waardoor, in samenhang gelezen met de wijziging van artikel 3, vierde lid,
verduidelijkt is dat gedurende de investeringsperiode het activiteiten betreft in
het kader van het verkrijgen van nieuwe participaties en dat gedurende de desinvesteringsperiode
vervolginvesteringen mogen worden gedaan in bestaande participaties. In het kader
van een participatie is de term converteerbare lening toegevoegd. Dit maakt het voor
startersfondsen mogelijk om bij de aanvang van de participatie te investeren via een
converteerbare lening. Deze converteerbare lening dient uiterlijk aan het eind van
de fondsperiode ook daadwerkelijk geconverteerd te worden naar een aandelenbelang
in de betreffende technostarter. De definitie van investeringsbudget is aangepast
om te verduidelijken dat zowel de eigen bijdragen als het maximale bedrag van de geldlening
onderdeel uitmaken van het investeringsbudget. Het maximale bedrag van de geldlening
is daarbij als definitie toegevoegd.
Ter actualisering is daarnaast een aantal andere definities aangepast of toegevoegd.
In de definitie van eerste commerciële verkoop is een uitzondering toegevoegd, om
zo volledig aan te sluiten op de bestaande definitie in de AGVV.
Om beter rekening te houden met de wijze waarop een startersfonds wordt beheerd is
een nieuwe definitie voor fondsbeheerder toegevoegd. De fondsbeheerder is de feitelijke
uitvoerder van het fondsplan. Dit kan het startersfonds zelf zijn, maar in de praktijk
blijkt vaak dat een startersfonds een derde partij contracteert die de rol van fondsbeheerder
op zich neemt (externe fondsbeheerder). Daarom is een nieuw artikel 10 in de model
geldleningsovereenkomst opgenomen, waarin een aantal verplichtingen aan een eventuele
externe fondsbeheerder opgelegd wordt. De externe fondsbeheerder tekent bij de overeenkomst
van geldlening mee voor het bepaalde in artikel 10. Een externe fondsbeheerder kan
overigens tevens een fondspartij zijn indien deze geldelijke middelen inbrengt. In
de praktijk is het gebruikelijk dat een externe fondsbeheerder mee investeert om zo
‘skin in the game’ te hebben. Dit is vaak wenselijk om te borgen dat de belangen tussen
investeerder en fondsbeheerder op een lijn liggen. Dit wordt eveneens geborgd doordat
de externe fondsbeheerder een resultaatafhankelijke beloning dient te krijgen (artikel
7, negende lid).
De definities voor fondspartij, startersfonds en eigen bijdragen zijn aangepast om
beter aan te sluiten bij de wijze waarop een startersfonds in de praktijk wordt ingericht.
Ten eerste vallen per 1 januari 2018 ook coöperaties en stichtingen onder de definitie
van participatiemaatschappij, zoals opgenomen in het Kaderbesluit nationale EZ-subsidies.
Daarom wordt ook de definitie voor startersfonds aangepast om mogelijk te maken dat
coöperaties en stichtingen als juridische vorm voor een startersfonds kunnen worden
gekozen. In de definitie van fondspartij wordt daarom naast aandeelhouder of hoofdelijk
aansprakelijk vennoot ook gesproken over een ‘lid’ of ‘oprichter’ met een belang in
het startersfonds. Dit kan overigens nooit een meerderheidsbelang zijn. In onderdeel
3 van de begripsbepaling startersfonds is namelijk opgenomen dat geen van de fondspartijen
een meerderheidsbelang mag hebben. Dit betekent niet alleen dat geen enkele fondspartij
een juridisch meerderheidsbelang mag hebben, maar ook dat geen enkele fondspartij
een meerderheid van de financiering mag hebben verstrekt (economisch meerderheidsbelang).
Ter verduidelijking is daarom ingevoegd dat het moet gaan om een ‘juridisch of economisch’
meerderheidsbelang.
De definitie van fondspartij en startersfonds zijn daarnaast aangepast vanwege de
wens uit de investeringspraktijk om de mogelijkheid te bieden een fondspartij te laten
investeren in het startersfonds via een houdstermaatschappij, die op haar beurt enig
aandeelhouder is in het startersfonds. Daarom is het nu mogelijk dat een fondspartij
als indirecte aandeelhouder de eigen bijdragen via een houdstermaatschappij kan inbrengen
in het startersfonds. De definitie van eigen bijdragen is eveneens geactualiseerd
om beter op bovengenoemde constructie aan te sluiten. Doordat gesproken wordt over
middelen die ‘direct of indirect’ door de fondspartijen worden ingebracht, is wederom
ruimte geboden voor de mogelijkheid dat de eigen bijdragen van de fondspartijen via
een houdstermaatschappij in het startersfonds gebracht worden.
Tot slot is nog de definitie van participatiemaatschappij toegevoegd. In artikel vijf,
vierde lid, is namelijk opgenomen dat een startersfonds niet mag investeren in een
technostartersvennootschap waarin al door een participatiemaatschappij is geïnvesteerd,
behoudens een aantal in dat lid genoemde gevallen. Om te verduidelijken wat een participatiemaatschappij
is, is deze begripsbepaling toegevoegd. De begripsbepaling is overgenomen uit het
Kaderbesluit nationale EZ-subsidies.
Artikel 2. Verstrekking lening
Dit artikel bevat de kern van de overeenkomst van geldlening, waarbij een aantal aanpassingen
is gemaakt ter verduidelijking. Als gebruikelijk kan de verkrijger van de geldlening
op bepaalde momenten bedragen van het geleende bedrag opnemen ter verkrijging van
participaties. De renteloze lening is daarbij gesteld op een maximaal bedrag. Daarbij
dient het startersfonds eigen bijdragen te leveren conform het opgegeven percentage
van het investeringsbudget. Deze eigen bijdragen kunnen eventueel op basis van het
gestelde in het zevende lid worden verhoogd.
In het tweede lid wordt de mogelijkheid geboden om de looptijd van de lening te verlengen.
Uitgangspunt is dat de lening in beginsel een looptijd van ten hoogste twaalf jaar
kent, waarvan maximaal zes jaar voor de investeringsperiode en maximaal zes jaar voor
desinvesteringsperiode. Het is echter denkbaar dat een startersfonds nog niet alle
participaties heeft kunnen vervreemden aan het einde van de looptijd van de lening.
Indien er sprake is van zwaarwegende economische belangen waarom de participaties
nog niet kunnen worden vervreemd, kan de Staat de desinvesteringsperiode, en daarmee
de looptijd van de lening, verlengen. Het startersfonds dient voor een verlenging
een gemotiveerd verzoek bij de Staat in. In dit verzoek dient onder andere het proces
waarmee men tot vervreemding van de participaties wenst te komen te worden onderbouwd.
In het derde lid is bepaald dat het startersfonds alleen bedragen kan opnemen ter
verkrijging van een participatie overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.
Met het vierde en vijfde lid is bepaald dat de verkrijger van de geldlening geen rente
of aflossing verschuldigd is anders dan de overboekingen aan de Staat van een bepaald
deel van de inkomsten uit een participatie. Het staat daarbij van tevoren niet vast
hoe hoog het bedrag is dat de Staat op deze wijze ontvangt. Het kan derhalve lager
maar ook hoger zijn dan de geleende geldsom.
In het zesde lid is nader verduidelijkt dat de door het startersfonds opgenomen bedragen
enkel voor de verdere groei van de technostarters gebruikt kunnen worden en dat het
startersfonds hierop dient toe te zien. Het is nadrukkelijk niet toegestaan dat een
technostarter de via het startersfonds verkregen middelen inzet ter herfinanciering
van bestaande financiële verplichtingen.
Het zevende lid is geactualiseerd en ziet erop toe dat het startersfonds onder de
aangegeven voorwaarden haar eigen bijdragen zou kunnen verhogen ten opzichte van de
oorspronkelijke aanvraag. Dit kan alleen bij zwaarwegende economische omstandigheden
en na goedkeuring door de Staat. Denk hierbij aan een situatie waarin extra financiering
voor een participatie benodigd is en het startersfonds geen middelen meer heeft om
dit kunnen realiseren. In een dergelijk geval zouden de eigen bijdragen verhoogd kunnen
worden om de financiering mogelijk te maken. Hiertoe zal altijd vooraf toestemming
aan de Staat dienen te worden gevraagd. Indien de Staat instemt met een verhoging
van de eigen bijdragen, wordt een aanvullende overeenkomst gesloten tussen de Staat,
het startersfonds en de fondspartijen. Hierin wordt in ieder geval opgenomen dat de
percentages van de terugbetalingsverhouding van de inkomsten, zoals gedefinieerd in
artikel 4, derde lid, onderdelen a, b en c, in een dergelijke situatie niet veranderen.
Dat wil zeggen dat de formules die worden toegepast bij het verdelen van de inkomsten
tussen het startersfonds en de Staat, niet zullen wijzigen. Daarnaast wordt in deze
overeenkomst in ieder geval opgenomen dat het startersfonds de extra eigen bijdragen
die door de fondspartijen worden ingelegd wel eerst mag verrekenen na het einde van
periode B, dat wil zeggen nadat de lening aan de Staat volledig is afgelost, voordat
periode C met het daarbij behorende percentage, bedoeld in artikel 4, derde lid, onderdeel
c, van toepassing wordt. Deze tussenperiode wordt ingebouwd, zodat een catch up voor
de fondspartijen plaatsvindt.
Artikel 3. Opname van de lening
In dit artikel is opgenomen op welke manier en onder welke voorwaarden geldopnames
door het startersfonds plaats kunnen vinden. Dit artikel is op een aantal punten verduidelijkt.
In het eerste lid is opgenomen wanneer een startersfonds de Staat kan verzoeken over
te gaan tot betaling. Een van de voorwaarden is dat de verkrijgingsprijs van de participatie(s)
in een technostartersvennootschap, berekend over een periode van 12 maanden, hoogstens
€ 2 miljoen kan bedragen. Dit draagt bij aan een gefaseerde opbouw van een participatie
in een technostarter.
Op grond van het tweede lid dient het startersfonds bij opname van een bedrag onder
de geldlening kenbaar te maken dat de betreffende participatie kan worden aangemerkt
als een participatie die voldoet aan de voorwaarden uit de overeenkomst van geldlening.
In de overeenkomst wordt gesproken over een formulier dat als bijlage bij de overeenkomst
is gevoegd. Zoals ook in het algemeen deel van deze toelichting is opgenomen, wordt
medio 2018 een digitaal systeem voor aanlevering van gegevens ingevoerd. Bij voorkeur
dient derhalve gebruik te worden gemaakt van een digitaal formulier. In het derde
lid zijn de voorwaarden opgenomen waaronder de Staat de betaling verricht. Zo dient
er een stortingsbewijs van de verkrijgingsprijs van de participatie te worden overlegd.
In het vierde lid is opgenomen dat het startersfonds in de desinvesteringsperiode
de participaties die verkregen zijn in de investeringsperiode, mag uitbreiden. Door
deze bepaling wordt voorkomen dat de verdere groei van een technostarter belemmerd
wordt enkel omdat de investeringsperiode al is afgelopen.
Artikel 4. Overboeking van inkomsten uit participaties
In deze bepaling is het regime voor overboeking van inkomsten uit participaties aan
de Staat uitgewerkt. Hierbij wordt een onderscheid gemaakt in perioden met een daaraan
gerelateerd overboekingspercentage. Het opdelen van de terugbetaling van inkomsten
naar verschillende periodes, draagt bij aan het verbeteren van de risico-rendementsverhouding
voor startersfondsen.
Dit percentage bedraagt ingevolge het derde lid in de perioden A, B en C respectievelijk
20 procent, 50 procent en 20 procent, indien het bedrag van de geldlening de helft
van het investeringsbudget uitmaakt. Deze percentages dienen echter naar rato te worden
verlaagd, indien de geldlening minder dan de helft van het investeringsbudget uitmaakt.
De hoogte van de vergoeding kan afwijkend worden vastgesteld door de Minister, indien
het seed business angel fonds in strijd heeft gehandeld met hetgeen in de regeling
of in de overeenkomst tot geldlening is bepaald (vierde lid). Ter verduidelijking
zijn de bepalingen met betrekking tot de terugbetalingsverhoudingen in de drie periodes
A, B en C aangepast ten opzichte van het eerdere model.
Op grond van het eerste lid is bepaald wanneer de overboeking van het rechtmatige
deel van de inkomsten, zijnde het deel dat conform het derde lid aan de Staat moet
worden overgemaakt, dient plaats te vinden. Een uitzondering geldt voor inkomsten
die niet direct op geld waardeerbaar zijn, zoals opties. Het rechtmatige deel van
deze inkomsten dient op een later tijdstip, maar vóór verloop van de looptijd van
de overeenkomst van geldlening, te worden overgeboekt aan de Staat (zie het zesde,
zevende en achtste lid).
In het tweede lid worden de terugbetalingsverhoudingen in de drie periodes A, B en
C uiteengezet. Aan de bepalingen is ter verduidelijking ‘gemeten aan het eind van
de fondsperiode’ toegevoegd. Leidend voor de bepaling van de periodes en daarmee de
terugbetalingen is namelijk een meting aan het eind van de fondsperiode van het totaal
van de door het startersfonds uit de participaties verkregen inkomsten en overgeboekte
bedragen aan de Staat. Het startersfonds moet echter wel tussentijds, conform het
bepaalde in het eerste lid, het rechtmatige deel van de inkomsten overboeken aan de
Staat. Daarom wordt in eerste instantie het van toepassing zijnde terugbetalingsregime
berekend op het moment van ontvangstdatum van de inkomsten. Hierdoor kan het voorkomen
dat een startersfonds dat relatief snel een succesvolle vervreemding van een participatie
weet te realiseren, op dat moment naar een volgende periode doorschuift waardoor een
ander terugbetalingsregime van toepassing wordt. Bij aanvullende opnames onder de
lening van de Staat kan het dan voorkomen dat de eerder toepasselijke periode herleeft
conform artikel 4, tweede en derde lid. In de dagelijkse praktijk zal dit mogelijk
aan de orde kunnen zijn in periode C met een terugval naar periode B, maar een terugval
van periode B naar periode A is ook mogelijk.
Uiteindelijk wordt aan het einde van fondsperiode definitief vastgesteld welk terugbetalingsregime
op welke inkomsten van toepassing is, aan de hand van de daadwerkelijke hoogte van
de geldlening en de som van inkomsten van het startersfonds. Dit kan betekenen dat
er aan het eind van de fondsperiode correcties in de terugbetaling gedaan dienen te
worden. Deze werkwijze zorgt er uiteindelijk voor dat alle startersfondsen naar verhouding
evenredig afdragen aan de Staat.
De terugbetalingsverhoudingen voor startersfondsen zijn hieronder schematisch weergegeven.
Artikel 5. Verkrijging van participaties
In dit artikel zijn de randvoorwaarden opgenomen voor het verkrijgen van participaties
in technostarters. Voordat het startersfonds een participatie verkrijgt, dient het
na te gaan of aan deze randvoorwaarden wordt voldaan. In het fondsplan dient te worden
aangeduid hoe het fonds deze beoordeling zal doen.
Op grond van het eerste lid, onderdeel a, kunnen na de investeringsperiode van zes
jaar geen nieuwe participaties meer worden verkregen. Er kan op grond van artikel
3, vierde lid, in de desinvesteringsperiode nog wel worden door geïnvesteerd in reeds
eerder verkregen participaties. Voor alle participaties geldt dat zij vervreemd dienen
te worden uiterlijk voor het einde van de desinvesteringsperiode. De totale verkrijgingsprijs
van de participaties in een technostarter gedurende de fondsperiode is maximaal € 3.500.000
(eerste lid, onderdeel b). Het eerste lid, onderdeel c, gaat in op de maximale gemiddelde
verkrijgingsprijs per participatie. Onderdeel d geeft de mogelijkheid dat de omvang
van een achtergestelde vordering in het totaal van de verkrijgingsprijs per participatie
meer dan 50 procent kan zijn, zolang de totale omvang van alle achtergestelde vorderingen
van het totaal van de verkrijgingsprijs van alle participaties ten hoogste 50 procent
is. Dit wordt gemeten aan het eind van de fondsperiode.
Ingevolge het tweede lid kunnen participaties alleen tegen betaling van een geldsom
worden verkregen. Op deze wijze wordt de transparantie van het participatiebeleid
en de uitvoerbaarheid van deze subsidiemodule bevorderd.
Op grond van het derde lid kan het startersfonds geen participaties verkrijgen, indien
in de afgelopen twaalf maanden meer middelen aan de technostartersvennootschap zijn
onttrokken dan noodzakelijk voor een redelijk te achten bedrijfsvoering. Op deze wijze
wordt verhinderd dat de participatie, waarbij de geldlening van de Staat wordt gebruikt,
in strijd met artikel 2, zesde lid, feitelijk dient als herfinanciering van een bestaande
vordering of reeds uitgegeven aandelen.
Het vierde lid bevat randvoorwaarden om te voldoen aan de doelstelling van het seed
capital instrument om uitsluitend de 'equity gap' bij de technostarter weg te nemen
met het aanbieden van risicokapitaal. Hierdoor kan een startersfonds niet participeren
in een technostarter indien een andere participatiemaatschappij reeds geparticipeerd
heeft in de technostarter. Het gaat hierbij om dezelfde soort investeringen als de
participaties die startersfondsen verkrijgen: namelijk risicokapitaal in de vorm van
aandelen of een aan eigen vermogen gelijk te stellen lening, zoals een converteerbare
lening. Bij het laatste zal het gaan om leningen die in aandelen kunnen worden geconverteerd.
Ter verduidelijking is er een aantal wijzigingen aangebracht in dit lid. Een startersfonds
mag alleen in een technostarter investeren waar een ander startersfonds (dat eveneens
subsidie heeft gekregen op grond van titel 3.10 van de Regeling nationale EZ-subsidies)
reeds een participatie in heeft verkregen, indien het totaal van de verkrijgingsprijzen
van de participaties die in de technostarter zijn geïnvesteerd, niet boven de € 3.500.000
uit komt. Dit maximumbedrag geldt voor alle startersfondsen gezamenlijk. Indien een
andere participatiefonds (niet zijnde een startersfonds) reeds in een technostarter
hebben geparticipeerd, mag een startersfonds alleen nog een participatie nemen in
deze technostarter, indien deze participatiemaatschappij naar het oordeel van de Staat
geen nieuwe participatie in de technostarter kan verkrijgen en het totaal aan participaties
dat verstrekt is aan deze technostarter, niet boven de € 3.500.000 uit komt. Ook hier
geldt het maximumbedrag voor alle participatiemaatschappijen (waaronder ook de startersfondsen)
gezamenlijk. Bij de uitzondering voor een informal investor in onderdeel c kan het
ook gaan om twee of drie informal investors die gezamenlijk investeren.
Het vijfde lid beoogt te voorkomen dat er onheldere relaties tussen het startersfonds
en de technostarter ontstaan als gevolg van reeds bestaande zakelijke relaties tussen
de technostarter en betrokkenen bij het startersfonds. Als betrokkenen kunnen hier
worden beschouwd degenen die een rol spelen bij de besluitvorming over participaties,
zoals de fondsbeheerder, aandeelhouders en adviseurs. De Staat wil voorkomen dat er
op welke wijze dan ook sprake kan zijn van een (indirecte) vorm van belangenverstrengeling.
Artikel 6. Vervreemding van participaties
Dit artikel ziet erop toe dat dat de vervreemding van participaties gebeurt op een
wijze waarbij de belangen van de Staat geborgd zijn. Een vervreemding binnen twee
jaar is niet gebruikelijk en daarbij bestaat het risico dat dit gebeurt ten koste
van de technostarter. Daarom is een vervreemding binnen twee jaar in beginsel niet
toegestaan, tenzij de Staat hiermee heeft ingestemd. Verder dient voorkomen te worden
dat bij de vervreemding sprake is van een belangenverstrengeling van het startersfonds
of diens betrokkenen, waardoor een marktconforme prijs niet gerealiseerd wordt bij
de vervreemding. Het derde en vierde lid van het artikel zien er dan ook op toe dat
indien er vervreemding van een participatie dan wel een activa/passiva transactie
plaatsvindt aan betrokkenen van het startersfonds, er aanvullende eisen gesteld worden
om de marktconformiteit van de prijs te garanderen. Dit omvat het betrekken van onafhankelijke
derden in de vervreemding van een participatie, dan wel het taxeren van de participatie
door onafhankelijke deskundigen, die goedgekeurd zijn door de Staat.
Artikel 7. Fondsbeheer algemeen
In dit artikel wordt ingegaan op de vereisten die worden gesteld aan het fondsbeheer.
Dit fondsbeheer kan, zoals blijkt uit de definitie van fondsbeheerder, uitgevoerd
worden door het startersfonds zelf of een daartoe ingeschakelde derde (een externe
fondsbeheerder). De externe fondsbeheerder tekent, gelet op artikel 19, mee bij deze
overeenkomst en is op grond van artikel 10 gehouden de verplichtingen uit onder meer
dit artikel na te komen. Van belang is dat het beheer wordt uitgevoerd zoals staat
beschreven in het fondsplan, dat bij de aanvraag is ingediend. Hierbij kan niet worden
afgeweken van de in het fondsplan beschreven kwaliteit of tijdsbesteding. Bij uitvoering
van het fondsplan dient het startersfonds een actief en winstgericht beleid uit te
voeren waarbij rekening wordt gehouden met het belang van de Staat. Verder gaat dit
artikel in op het voorkomen van belangenverstrengeling bij betrokkenen van het startersfonds.
Een voorbeeld van belangenverstrengeling en de mogelijke gevolgen daarvan is de situatie
waarin een fondsbeheerder van een startersfonds die tevens fondsbeheerder is van een
andere participatiemaatschappij, participaties van het ene naar het andere fonds overdraagt
tegen kunstmatige prijzen, waardoor het startersfonds benadeeld wordt.
In het vierde lid is aangegeven dat de Minister, indien daar aanleiding toe is, een
persoon kan machtigen een overleg van een orgaan van het startersfonds bij te wonen
over de uitvoering van het fondsplan.
Het vijfde lid, dat nieuw is toegevoegd overeenkomstig de model geldleningsovereenkomst
voor de seed business angel fondsen, voorziet er in dat een betrokkene bij het startersfonds
geen vervolginvesteringen doet in participaties van het startersfonds buiten het startersfonds
om (een zogenaamde ‘no further indebtness’ clausule).
Met de bepalingen in het zesde en zevende lid inzake vervreemding en advisering wordt
voorkomen dat men het vereiste van marktconformiteit door tussenkomst van derden kan
ontwijken. In het zevende lid is aangegeven dat een startersfonds een vergoeding in
rekening mag brengen voor het begeleiden en adviseren van technostarters. Echter,
dit kan alleen indien dit ook specifiek is beschreven in het fondsplan. Verder mag
het tarief dat voor deze begeleiding en advisering in rekening wordt gebracht niet
hoger zijn dan in de markt gebruikelijk. Bij startersfondsen wordt uitgegaan van tarieven
die gebruikelijk zijn voor fondsmanagementactiviteiten en bijvoorbeeld geen tarieven,
zoals die gelden voor commerciële consultancy of corporate finance activiteiten of
organisaties.
In het tiende lid wordt ingegaan op de rol van de Adviescommissie of de Staat bij
het controleren of het fondsplan als zodanig wordt uitgevoerd door het startersfonds
dan wel de externe fondsbeheerder. Zo zal de voortgang tijdens de investeringsperiode
ten minste één- of tweejaarlijks worden besproken. Dit kan vaker indien de Staat dit
nodig acht of als hier aanleiding voor is.
Artikel 8. Administratie, rapportageverplichtingen en informatieverstrekking
In dit artikel wordt ingegaan op de administratieverplichtingen van het startersfonds
en de informatieverstrekking tussen het startersfonds en de Staat. Op grond van het
eerste lid dient het startersfonds een administratie te voeren die zodanig is ingericht
dat daaruit te allen tijde op eenvoudige en duidelijke wijze gegevens kunnen worden
afgelezen over de verkrijging, het beheer en de vervreemding van participaties, over
de inkomsten uit deze participaties, over de ondernemingsresultaten van de desbetreffende
technostarters en over de kosten van het beheer. De kosten van het beheer in deze
zin zijn breder dan de kosten bedoeld in de definitie ‘beheerskosten’, hieronder vallen
namelijk – anders dan de definitie die betrekking heeft op de kosten voor het verkrijgen,
behouden en beëindigen van participaties – alle kosten die een startersfonds maakt
met betrekking tot het beheren van het fonds, bijvoorbeeld ook accountantskosten en
juridische kosten. Met de in het tweede, derde en vierde lid bedoelde verslaglegging
kan de Staat de uitvoering van het fondsplan beoordelen. Naast de verantwoording die
per participatie plaatsvindt, kan de Staat aan de hand van de jaarlijkse verslaglegging,
die vergezeld gaat van een accountantsverklaring, bepalen of het startersfonds bij
het verkrijgen, beheren en vervreemden van participaties de in de overeenkomst bepaalde
verplichtingen in acht neemt.
In het zesde en zevende lid staan de verplichtingen die het startersfonds heeft ten
aanzien van de Staat om alle gewenste informatie met betrekking tot het startersfonds
te leveren indien de Staat hierom verzoekt. Indien de Staat het wenselijk acht, kan
zij een audit op de administratie uitvoeren of uit laten voeren bij zowel het startersfonds
als bij de technostarters. Hiertoe is het van belang dat een startersfonds bij het
aangaan van een participatie bedingt dat een technostarter zal meewerken aan een eventuele
audit.
Artikel 9. Melding en instemming bij wijziging fondsplan en zeggenschap
De bepalingen in dit artikel zien erop toe dat voorkomen wordt dat de belangen van
de Staat als verstrekker van de geldlening aan het startersfonds kunnen worden geschaad
door een wijziging van het fondsplan of een wijziging in de directe of indirecte zeggenschap
over het startersfonds, gedurende de looptijd van de lening. Voorgenomen wijzigingen
dienen vooraf en gemotiveerd voorgelegd te worden aan de Staat (eerste en tweede lid).
De wijzigingen mogen alleen doorgevoerd worden indien de Staat hiermee schriftelijk
heeft ingestemd (vierde lid). Hierbij dient te worden opgemerkt, dat met een wijziging
nooit zal worden ingestemd indien afbreuk wordt gedaan aan de doelstellingen van en
of wijze van uitvoering van het fondsplan. Omdat het subsidieplafond wordt verdeeld
onder de subsidieaanvragers door rangschikking van de subsidieaanvragen en het bijbehorende
fondsplan (een zogenaamde tender), kan het niet zo zijn dat een startersfonds na toekenning
van de subsidie door het indienen van een verzoek tot wijziging een ander fondsplan
zou kunnen uitvoeren dan ingediend in de tender.
Artikel 10. Extern fondsbeheer
Zoals al eerder in de toelichting bij de artikelen 1 en 7 is opgemerkt, kan het startersfonds
een externe fondsbeheerder inschakelen. In de overeenkomst van geldlening worden alle
verplichtingen opgelegd aan het startersfonds, maar in het geval van een externe fondsbeheerder
is het ook belangrijk dat deze gebonden is aan een groot aantal bepalingen uit deze
overeenkomst. Daarom is dit artikel toegevoegd aan overeenkomst van geldlening, waarin
de verplichtingen zijn opgenomen die tevens gelden voor de externe fondsbeheerder
en waarvoor de externe fondsbeheerder de overeenkomst van geldlening mede ondertekent.
Zo gelden onder meer de verplichtingen van het startersfonds met betrekking tot onder
meer het fondsbeheer en de administratie eveneens voor de externe fondsbeheerder (eerste
lid, onderdeel a). De externe fondsbeheerder dient zijn medewerkers dezelfde verplichtingen
op te leggen (eerste lid, onderdeel b). Overigens blijft een startersfonds als subsidieontvanger
en partij bij de overeenkomst van geldlening ook bij inschakeling van een externe
fondsbeheerder altijd zelf verantwoordelijk en aansprakelijk voor het naleven van
de bepalingen uit de overeenkomst van geldlening en uit titel 3.10 van de RNES (tweede
lid).
Artikel 11. Belangenverstrengeling
Dit artikel gaat in op het voorkomen van belangenverstrengeling bij betrokkenen van
het startersfonds inzake investeringen in een technostarter. Het starterfonds dient
te zorgen dat het een right of first refusal heeft voor investeringsproposities met
betrekking tot technostarters. Ook de externe fondsbeheerder en de fondspartijen worden
hieraan gebonden via de artikelen 10 en 19. Hiermee wordt geborgd dat interessante
investeringsproposities altijd worden voorgelegd aan het startersfonds. Zo wordt voorkomen
dat een fondspartij of externe fondsbeheerder zo’n investeringspropositie voor zichzelf
houdt en alleen de minder interessante investeringsproposities aandraagt, dit wordt
ook wel ‘cherry picking’ genoemd.
Artikel 12. Opzegging en boetebepaling
Op grond van artikel 4:56 van de Algemene wet bestuursrecht heeft een bestuursorgaan
de mogelijkheid om betaling van subsidie of voorschotten stop te zetten indien er
een ernstig vermoeden is dat er grond is voor intrekking of wijziging. Ter verduidelijking
is daarom in de overeenkomst van geldlening opgenomen dat de Staat dan haar verplichtingen
voortvloeiend uit de overeenkomst kan opschorten (eerste lid). Overigens is opschorting
conform artikel 4:56 van de Algemene wet bestuursrecht slechts mogelijk voor maximaal
13 weken. De opschortingsbevoegdheid is dus een tijdelijke, conservatoire maatregel.
Onder bepaalde omstandigheden heeft de Staat tevens de mogelijkheid de overeenkomst
met het startersfonds (gedeeltelijk) op te zeggen (tweede lid). Deze opzeggingsmogelijkheid
staat los van de mogelijkheid tot opschorting conform het eerste lid. Onder andere
kan opzegging plaatsvinden indien het startersfonds zijn verplichtingen uit hoofde
van de overeenkomst van geldlening niet nakomt (tweede lid, onderdeel b). Daarnaast
is opzegging door de Staat mogelijk indien de status van het startersfonds is gewijzigd,
hetzij doordat het aantal fondspartijen lager is geworden dan het minimum, hetzij
indien faillissement of een vergelijkbare voorziening van het startersfonds is aangevraagd,
hetzij bij ontbinding van het startersfonds (tweede lid, onderdelen c, d en e). Ten
slotte kan de Staat de overeenkomst opzeggen, indien deze als gevolg van Europeesrechtelijke
ontwikkelingen niet langer in overeenstemming zou zijn met de regels van de Europese
Unie ten aanzien van staatsteun (tweede lid, onderdeel f). In dat geval kunnen bestaande
verplichtingen immers niet in alle gevallen gecontinueerd worden.
Voor zover deze opzeggingsgronden verband houden of verband kunnen houden met een
tekortkoming die hersteld kan worden, biedt de Staat hiervoor de gelegenheid aan het
startersfonds (derde lid). Het vierde en vijfde lid zien erop toe dat bij opzegging
de Staat in elk geval aanspraak kan maken op terugbetaling van de onder de lening
opgenomen bedragen, vermeerderd met eventueel een boete van 50 procent ingeval van
wanbeheer.
Bij opzegging van de overeenkomst van geldlening wordt er conform het zesde lid een
vaststellingsovereenkomst opgesteld tussen de Staat, het startersfonds en de fondspartijen
waarin wordt vastgesteld hoe de overeenkomst van geldlening dient te worden afgewikkeld.
Dit is al staande praktijk, maar is ter verduidelijking hier als zesde lid toegevoegd.
Artikel 19 Inwerkingtreding en ondertekening
De ondertekening van de overeenkomst van geldlening is geactualiseerd, zodat het startersfonds
tekent voor de gehele overeenkomst van geldlening en de fondspartijen en een eventuele
externe fondsbeheerder tevens mee tekenen voor de voor de desbetreffende partij relevante
artikelen en bepalingen uit de overeenkomst van geldlening.
Artikel I, onderdeel G (bijlage 3.10.2)
Bijlage 3.10.2 bevat de model geldleningsovereenkomst voor de seed business angel
fondsen. In dit model zijn dezelfde wijzigingen doorgevoerd als in de model geldleningsovereenkomst
voor reguliere startersfondsen, voor zover deze van toepassing zijn op seed business
angel fondsen. Zo zijn de aanpassingen in de model geldleningsovereenkomst voor startersfondsen
waardoor het voor fondspartijen mogelijk wordt om via een houdstermaatschappij te
investeren, niet opgenomen in de model geldleningsovereenkomst voor seed business
angel fondsen, omdat deze situatie zich niet voordoet bij seed business angel fondsen.
Hetzelfde geldt voor de aanpassingen met betrekking tot de externe fondsbeheerder.
Deze zijn niet in de model geldleningsovereenkomst voor de seed business angel fondsen
doorgevoerd, omdat informal investors zelf het fondsmanagement vormen bij een seed
business angel fonds.
Artikel II
Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2018, een vast verandermoment.
Met publicatie minder dan twee maanden voordien wordt afgeweken van het beleid inzake
vaste verandermomenten, zoals opgenomen in aanwijzing 174 van de Aanwijzingen voor
de regelgeving. Deze afwijking is gerechtvaardigd, daar de doelgroepen gebaat zijn
bij een spoedige inwerkingtreding.
De Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat, M.C.G. Keijzer