Staatscourant van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Raad voor de Rechtspraak | Staatscourant 2017, 70367 | Interne regelingen |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Raad voor de Rechtspraak | Staatscourant 2017, 70367 | Interne regelingen |
Voor u ligt het Procesreglement verzoekschriftprocedures familiezaken gerechtshoven.
Dit procesreglement vindt zijn oorsprong in een initiatief van het Project procesreglementen, dat onderdeel uitmaakt van het Programma Civiele Sectoren en is ontwikkeld door een door dit project geïnitieerde en door het Landelijk Overleg van de Voorzitters van de Familiesectoren-Hoven (LOVF-H) gefaciliteerde werkgroep, in samenspraak met de Nederlandse Orde van Advocaten. Op 12 oktober 2007 heeft het LOVF-H het procesreglement goedgekeurd, waarna alle gerechtshoven het procesreglement als eigen reglement hebben vastgesteld.
In de vierde versie zijn een groot aantal artikelen aangepast in verband met de invoering van het Rekestenjournaal gerechtshoven. In de vijfde versie zijn een aantal artikelen – onder andere artikel 1.1.10 – aangepast naar aanleiding van suggesties vanuit de gerechten en de praktijk. In de zesde versie zijn in verband met recente uitspraken van de Hoge Raad de artikelen 1.1.4 en 1.1.5 aangepast. In de zevende versie zijn een aantal artikelen – te weten de artikelen 1.1.4, 1.1.10, 1.1.11, 1.1.12, 1.2.8 en 2.6.3 – aangepast naar aanleiding van suggesties vanuit de gerechten en de praktijk, dan wel nieuwe rechtspraak van de Hoge Raad. In de achtste versie zijn een aantal artikelen – artikelen 1.1.10 en 1.2.6 – aangepast. Het LOVF-hoven heeft de achtste versie in november 2017 goedgekeurd, waarna de besturen van de gerechtshoven, na verkregen groen licht van het dagelijks bestuur van de presidentenvergadering, deze versie hebben geaccordeerd.
Het reglement en de wijzigingen daarvan zijn steeds gepubliceerd in de Staatscourant.
Met het ontwikkelen van het procesreglement is beoogd een verdere bijdrage te leveren aan het harmoniseren van de werkwijze en werkprocessen van de verschillende gerechtshoven in verzoekschriftprocedures in familiezaken. Hierbij is het belang van de justitiabele vooropgesteld. Daarnaast is gestreefd naar een zo goed mogelijke interne werkbaarheid en, waar mogelijk, naar verkorting van de doorlooptijden.
Mocht u de gedrukte uitgave van het procesreglement raadplegen, dan maken wij u erop attent dat dit niet het brondocument is. Vanwege de wijzigingen die met enige regelmaat in de tekst worden aangebracht, is het brondocument, behalve in de Staatscourant, te vinden op de website https://www.rechtspraak.nl/Voor-advocaten-en-juristen/Reglementen-procedures-en-formulieren/Civiel/Familie-en-jeugdrecht/Paginas/default.aspx. Op de website staat altijd de meest recente versie van dit reglement, inclusief de inhoud van de hyperlinks die in de gedrukte versie niet is weergegeven.
Achtste versie, januari 2018
Dit reglement bevat, in aanvulling op de wettelijke bepalingen, regels voor verzoekschriftprocedures in familiezaken bij de gerechtshoven, hierna te noemen de hoven. Deze regels gelden voor zover daarvan in het Bijzonder deel niet wordt afgeweken.
In dit reglement wordt/worden onder “de belanghebbende” of “belanghebbenden” ook verzoeker(s) in hoger beroep begrepen, tenzij anders aangegeven.
Met “andere belanghebbende” of “andere belanghebbenden” wordt iedere belanghebbende met uitzondering van verzoeker(s) in hoger beroep bedoeld.
Met “overige belanghebbende” of “overige belanghebbenden” wordt iedere belanghebbende met uitzondering van de indiener van het betreffende (geding)stuk bedoeld.
a. Journaal Civiel Gerechtshoven met betrekking tot de rekesten (hierna: Rekestenjournaal): een voor advocaten door middel van het internet toegankelijke weergave van het op rekestenadministratie verhandelde;
b. V-formulier: een formulier dat beschikbaar is in Rekestenjournaal, voor het aankondigen van zaakshandelingen en voor berichten die een voorstel, verzoek, opgave of mededeling betreffende de procesvoering in een zaak bevatten.
Een beroepschrift, een verzoekschrift in hoger beroep, een verweerschrift in hoger beroep en de overige stukken worden als volgt ingediend:
– door toezending per post aan de griffie van het hof {hyperlink benaming griffie en postadres}, of
– door afgifte aan de balie van de griffie van het hof {hyperlink adres hof}.
De advocaat die deze stukken indient, doet dat onder bijvoeging van het daarvoor bestemde en behoorlijk ingevulde V-formulier.
Stukken kunnen ook per telefax aan de griffie van het hof worden toegezonden {hyperlink benaming griffie en telefaxnummers}, onder bijvoeging van het daarvoor bestemde en behoorlijk ingevulde V-formulier. Na indiening per fax worden de stukken terstond nagezonden per post of afgegeven aan de balie.
Indien een hof meerdere locaties heeft, worden de stukken ingediend bij de griffie van de locatie waar de zaak in behandeling is of zal komen {hyperlink zaaksverdelingsreglementen}.
Indiening van stukken per e-mail is niet mogelijk.
De griffie is op werkdagen telefonisch bereikbaar van 8.30 tot 17.00 uur {hyperlink telefoonnummers}.
De ontvangst van processtukken wordt alleen bevestigd, indien de indiener de processtukken aan de balie van de griffie van het hof afgeeft of indien hij een ontvangstbevestiging met voldoende gefrankeerde antwoordenvelop bijvoegt.
Een partij die wordt bijgestaan door een advocaat gebruikt voor het aankondigen van een zaakshandeling of een aan het hof gericht bericht bij voorkeur een daartoe bestemd en behoorlijk ingevuld V-formulier, toe te zenden per e-mail aan de daarvoor opengestelde e-mailbox van de desbetreffende griffie {hyperlink e-mailadressen}. Ook het hof kan door middel van Rekestenjournaal aan partijen mededelingen doen.
De aankondiging van een zaakshandeling en het bericht aan het hof kunnen ook onder bijvoeging van het daarvoor bestemde en behoorlijk ingevulde V-formulier per telefax aan het hof worden toegezonden.
De advocaat van een partij die zich in een zaak wil stellen of zich aan een zaak wil onttrekken, geeft daarvan bericht aan het hof met behulp van een behoorlijk ingevuld formulier V2.
Een bericht aan het hof houdende overeenstemming tussen partijen, referte aan het oordeel van het hof of instemming met het standpunt van (een) overige belanghebbende(n) wordt gedaan met behulp van een behoorlijk ingevuld formulier V9.
De afzender stuurt van alle berichten en stukken gericht aan het hof, met uitzondering van het beroepschrift en het verweerschrift, tegelijkertijd een kopie aan de overige belanghebbenden. Uit het bericht blijkt dat hieraan is voldaan.
Processtukken worden niet ongevraagd aan minderjarigen gestuurd en desgevraagd slechts met inachtneming van artikel 811 lid 1 en onder d Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv).
De door een partij overgelegde processtukken, waaronder begrepen het procesdossier in eerste aanleg, worden deugdelijk gebundeld en voorzien van uitstekende tabbladen, bij voorkeur van papier/karton, ter onderscheiding van de afzonderlijke processtukken. Een inventarislijst wordt bijgevoegd.
Indien een belanghebbende zich op stukken beroept, worden (kopieën van) deze stukken als bijlagen overgelegd. Alle bijlagen worden (door)genummerd en er wordt een overzicht gegeven van de bijlagen. Indien deze belanghebbende in eerste aanleg al (een) bijlage(n) heeft overgelegd, worden de in hoger beroep over te leggen bijlagen doorgenummerd.
Indien een bewijsstuk in een buitenlandse taal wordt overgelegd, wordt daarvan direct bij indiening op duidelijke wijze melding gemaakt, bij voorkeur in het daarvoor bestemde V-formulier, en wordt daarbij tevens vermeld in welke taal het bewijsstuk is gesteld en of een vertaling is bijgevoegd.
Het overleggen van een vertaling van een bewijsstuk is in beginsel niet noodzakelijk indien de bewijsstuk is gesteld in de Engelse, Duitse of Franse taal. Het hof kan een vertaling verlangen, indien het dat nodig of wenselijk acht voor de behandeling van de zaak, mede gelet op de belangen van de overige belanghebbenden.
Een vertaling is in beginsel wel noodzakelijk indien een bewijsstuk is gesteld in een andere buitenlandse taal dan in de Engelse, Duitse of Franse taal.
Het hof kan bepalen dat een vertaling wordt overgelegd die is opgemaakt en ondertekend door een beëdigd vertaler.
Het verschuldigde griffierecht dient binnen vier weken te zijn betaald vanaf de indiening van het verzoekschrift respectievelijk het verweerschrift. De zaak wordt aangehouden zolang verzoeker in hoger beroep de betaling niet heeft verricht en de termijn van vier weken nog loopt. Indien blijkt dat verzoeker in hoger beroep het griffierecht niet tijdig heeft voldaan, wordt de zaak twee weken aangehouden voor het alsnog betalen van het griffierecht. Indien verzoeker in hoger beroep het griffierecht binnen die termijn alsnog heeft voldaan, volgt geen niet-ontvankelijkheid van verzoeker wegens het niet-tijdig voldoen van het griffierecht.
Indien verzoeker in hoger beroep het griffierecht niet binnen die termijn alsnog heeft voldaan, stelt het hof een termijn van twee weken:
– voor verzoeker in hoger beroep, om zich schriftelijk uit te laten over het niet tijdig voldoen van het verschuldigde griffierecht en over de toepassing van de hardheidsclausule (artikel 282a leden 2 en 4 Rv), en
– voor andere belanghebbenden, om schriftelijk mee te delen of zij incidenteel hoger beroep wensen in te stellen.
Het hof beslist zo spoedig mogelijk.
Zolang een andere belanghebbende het verschuldigde griffierecht niet heeft voldaan, betrekt het hof diens verweerschrift niet bij zijn beslissing op het verzoek.
Met toepassing van de hardheidsclausule als bedoeld in artikel 282a lid 4 Rv is in de volgende zaken wel griffierecht verschuldigd, maar wordt de zaak niet aangehouden in afwachting van de betaling van het verschuldigde griffierecht:
– zaken betreffende alsnog uitvoerbaarverklaring bij voorraad van een beschikking;
– zaken betreffende schorsing tenuitvoerlegging van een beschikking;
– zaken betreffende voorlopige voorzieningen als bedoeld in artikel 822 Rv;
– zaken waarvan het spoedeisende karakter zich tegen aanhouding verzet.
Met toepassing van de hardheidsclausule als bedoeld in artikel 282a lid 4 Rv is in zaken betreffende gezag, verblijfplaats, omgang, informatie en consultatie ten aanzien van minderjarigen, in zaken betreffende curatele, onderbewindstelling ter bescherming van meerderjarigen en mentorschap ten behoeve van meerderjarigen als bedoeld in boek 1, afdeling 16, 19 en 20 van het Burgerlijk Wetboek (BW), alsmede in de internationale kinderontvoeringszaken wel griffierecht verschuldigd, maar wordt de zaak niet aangehouden in afwachting van de betaling van het verschuldigde griffierecht en wordt aan de niet-tijdige volledige betaling ook niet de processuele consequentie van niet-ontvankelijkheid in het verzoek verbonden.
Indien een voor de zaak geldende toevoeging is verleend, wordt de toevoeging in kopie bij het beroepschrift of het verweerschrift in hoger beroep gevoegd.
Indien een toevoeging is aangevraagd maar nog niet of nog niet definitief is verleend, wordt een kopie van de aanvraag bij het beroepschrift of het verweerschrift in hoger beroep gevoegd en wordt in de kop daarvan vermeld dat een toevoeging is aangevraagd.
Indien de Raad voor Rechtsbijstand een verklaring heeft afgegeven waaruit blijkt dat het inkomen niet meer bedraagt dan de bedragen als bedoeld in artikel 35 van de Wet op de rechtsbijstand, wordt de verklaring in kopie bij het beroepschrift of het verweerschrift in hoger beroep gevoegd.
Een beroepschrift wordt ingediend en ondertekend door een advocaat en kan niet “i/o” door een ander dan een advocaat worden ondertekend, tenzij de wet een andere mogelijkheid biedt.
De verzoeker in hoger beroep voegt bij het beroepschrift een behoorlijk ingevuld formulier V1.
Het beroepschrift en de bijgevoegde stukken worden in meervoud ingediend: vijf exemplaren voor het hof en één exemplaar voor iedere andere belanghebbende. Het hof zorgt voor verzending naar iedere andere belanghebbende.
Het beroepschrift wordt ter griffie ingeschreven en krijgt een zaaknummer.
Aan de verzoeker(s) in hoger beroep wordt een ontvangstbevestiging met vermelding van het zaaknummer toegezonden.
Het beroepschrift vermeldt:
– de voornamen, naam en woonplaats of, bij gebreke van een woonplaats in Nederland, het werkelijk verblijf van de verzoeker(s) in hoger beroep en de naam en het adres van de behandelend advocaat in hoger beroep, en
– de naam en woonplaats van hen die in eerste aanleg in de procedure zijn verschenen of bij name zijn opgeroepen en de naam en het adres van hun advocaat in eerste aanleg, en
– in zaken betreffende minderjarigen: de naam en de voornamen en, voor zover bekend, de woonplaats en de werkelijke verblijfplaats van de minderjarige(n), en
– een duidelijke omschrijving van het verzoek in hoger beroep en de gronden waarop het berust, en
– indien van toepassing: de mededeling dat vóór of tijdens de procedure in eerste aanleg een mediation heeft plaatsgehad.
Onverminderd het bepaalde in artikel 1.1.10 worden bij het beroepschrift alle stukken uit de eerste aanleg gevoegd, waaronder het proces-verbaal van de mondelinge behandeling.
De processtukken in eerste aanleg worden voorzien van genummerde tabbladen, bij voorkeur van papier/karton. Een overzicht van deze processtukken met een met deze tabbladen corresponderende nummering wordt bijgevoegd.
Zolang een beroepschrift niet in het vereiste aantal en niet compleet, dat wil zeggen voorzien van de stukken uit de eerste aanleg, is ontvangen, wordt aan de andere belanghebbende(n) door de griffie slechts medegedeeld dat hoger beroep is ingesteld en dat, zodra de stukken compleet en in voldoende aantallen zijn ontvangen, de zaak in behandeling zal worden genomen.
Indien het hof het beroepschrift niet in het vereiste aantal of niet compleet heeft ontvangen, wordt aan verzoeker(s) in hoger beroep medegedeeld dat de gelegenheid wordt geboden de stukken alsnog binnen een door het hof te bepalen termijn te completeren dan wel in voldoende aantallen aan het hof te doen toekomen. Indien completering of aanlevering in het vereiste aantal dan nog steeds achterwege blijft, wordt de zaak geplaatst op een zitting ter beoordeling van de ontvankelijkheid van het verzoek in hoger beroep.
Eerst nadat de zaak in behandeling is genomen, begint de verweertermijn te lopen. Indien alleen het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg ontbreekt, wordt de zaak niettemin als compleet aangemerkt.
Indien het verzoek in hoger beroep wordt ingetrokken, wordt verzoeker in hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek.
Een mededeling aan het hof houdende intrekking van het verzoek in hoger beroep wordt gedaan met behulp van een behoorlijk ingevuld formulier V4.
Iedere belanghebbende kan een verweerschrift in hoger beroep indienen, waarbij incidenteel hoger beroep kan worden ingesteld. Het verweerschrift in hoger beroep wordt ingediend en ondertekend door een advocaat en kan niet “i/o” door een ander dan een advocaat worden ondertekend, tenzij de wet een andere mogelijkheid biedt.
De belanghebbende voegt bij het verweerschrift of bij het verweerschrift tevens houdende incidenteel hoger beroep een behoorlijk ingevuld formulier V3.
Het hof geeft het einde van de verweertermijn op bij doorzending van het beroepschrift dan wel het verweerschrift in hoger beroep, tevens houdende incidenteel hoger beroep. De termijn beloopt zes weken.
Een verweerschrift in hoger beroep en de bijgevoegde stukken worden in meervoud ingediend: vijf exemplaren voor het hof en één exemplaar voor iedere overige belanghebbende. Het hof zorgt voor verzending naar de overige belanghebbende(n).
Aan de indieners(s) van het verweerschrift wordt een ontvangstbevestiging met vermelding van het zaaknummer toegezonden
Een verweerschrift in hoger beroep vermeldt:
– voornamen, naam en woonplaats of, bij gebreke van een woonplaats in Nederland, het werkelijk verblijf van de verweerder in hoger beroep en de naam en het adres van de behandelend advocaat, en
– een omschrijving van het verweer en de gronden waarop het berust.
Het hof bepaalt dag en tijdstip van de mondelinge behandeling, tenzij het aanstonds een beschikking geeft waarbij het zich onbevoegd verklaart of het verzoek toewijst. Belanghebbenden die door een advocaat worden bijgestaan, worden opgeroepen voor de zitting door middel van een mededeling in Rekestenjournaal en ontvangen daarnaast een schriftelijke oproep. Belanghebbenden die niet door een advocaat worden bijgestaan, ontvangen een schriftelijke oproep.
Er heeft in beginsel slechts één mondelinge behandeling plaats.
Het hof kan tijdens de mondelinge behandeling met de belanghebbenden de mogelijkheden van mediation bespreken als het de zaak hiertoe geëigend acht.
Een partij die voorziet dat in haar zaak een zitting zal worden bepaald waarbij haar aanwezigheid is vereist, kan op voorhand verhinderdata schriftelijk aan het hof opgeven door middel van een behoorlijk ingevuld formulier V7. Met de opgegeven verhinderdata wordt zoveel mogelijk rekening gehouden.
Voor de mondelinge behandeling van het verzoek in hoger beroep wordt de bij het hof gebruikelijke tijd gereserveerd {hyperlink gebruikelijke tijden}.
De mondelinge behandeling dient vooral ertoe om aan de belanghebbende(n) vragen te stellen.
Advocaten hebben een korte spreektijd van ten hoogste tien minuten.
Een belanghebbende legt de stukken waarop hij zich wenst te beroepen, zo spoedig mogelijk over. Uiterlijk op de tiende kalenderdag voorafgaand aan de mondelinge behandeling kunnen nog stukken worden overgelegd, mits in vijfvoud en met toezending in kopie aan iedere overige belanghebbende.
Op stukken die nadien worden overgelegd en op stukken waarvan tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat zij niet door iedere overige belanghebbende zijn ontvangen en tegen overlegging waarvan bezwaar is gemaakt, wordt geen acht geslagen, tenzij het hof anders beslist.
Omvangrijke stukken die zonder noodzaak op of vlak voor de tiende kalenderdag voorafgaand aan de mondelinge behandeling worden overgelegd, kunnen als in strijd met de goede procesorde buiten beschouwing worden gelaten.
De belanghebbende voegt bij de in te dienen stukken een behoorlijk ingevuld formulier V6.
Tijdens de mondelinge behandeling kan een belanghebbende of zijn advocaat een notitie van hooguit twee bladzijden, A4-formaat en enkelzijdig beschreven, voordragen en overleggen, met inachtneming van de in artikel 1.4.3 genoemde korte spreektijd.
Indien een belanghebbende de Nederlandse taal niet (voldoende) machtig is, draagt deze, dan wel zijn advocaat, zorg voor een tolk.
Na afloop van de mondelinge behandeling kunnen geen stukken meer worden overgelegd, tenzij het hof tijdens de mondelinge behandeling een belanghebbende daartoe de gelegenheid heeft gegeven. In het laatste geval wordt tevens medegedeeld binnen welke termijn deze stukken en de eventuele reactie hierop bij het hof moeten zijn ingekomen. De belanghebbende voegt bij de in te dienen stukken een behoorlijk ingevuld formulier V6.
– Een verzoek om uitstel van de mondelinge behandeling dat schriftelijk is gedaan binnen twee weken na de oproeping, wordt in beginsel ingewilligd.
– Een later verzoek om uitstel wordt slechts ingewilligd indien er naar het oordeel van het hof sprake is van een klemmende reden die voldoende aannemelijk is gemaakt. Dit latere verzoek om uitstel vermeldt de klemmende reden en ook of alle belanghebbenden instemmen met het uitstel.
Lopende schikkingonderhandelingen zijn geen klemmende reden voor uitstel. Belanghebbenden mogen wegens schikkingsonderhandelingen wel gezamenlijk afzien van een mondelinge behandeling in ruil voor de bevoegdheid binnen een door hen voor te stellen termijn van enkele maanden nog eenmaal schriftelijk mee te delen wat zij voor de beslissing van belang achten.
Het verzoek om uitstel vermeldt de verhinderdata van alle belanghebbenden.
Het uitstelverzoek van een belanghebbende die wordt bijgestaan door een advocaat wordt gedaan met behulp van een behoorlijk ingevuld formulier V5. Een belanghebbende die niet wordt bijgestaan door een advocaat doet het verzoek om uitstel schriftelijk aan het hof, onder gelijktijdige toezending van een kopie van dit verzoek aan de overige belanghebbenden.
De beslissing op het verzoek om uitstel wordt aan belanghebbenden die worden bijgestaan door een advocaat bekendgemaakt door middel van een mededeling in Rekestenjournaal en wordt aan belanghebbenden die niet door een advocaat worden bijgestaan in beginsel schriftelijk medegedeeld.
Een mededeling aan het hof dat wordt afgezien van een mondelinge behandeling wordt gedaan met behulp van een behoorlijk ingevuld formulier V9.
De uitspraak wordt gedaan op een vaste dag, tenzij het hof anders bepaalt {hyperlink vaste uitspraakdagen en uitspraaktermijnen}.
In zaken waarin een mondelinge behandeling heeft plaatsgehad, wordt in beginsel binnen de volgende termijnen en op de volgende dagen uitspraak gedaan: {hyperlink naar hyperlink vaste uitspraakdagen en uitspraaktermijnen}. In spoedeisende zaken wordt zo mogelijk eerder uitspraak gedaan.
Vervroeging of aanhouding van de uitspraak wordt onder vermelding van een nieuwe datum aan de belanghebbenden medegedeeld. Aan belanghebbenden die worden bijgestaan door een advocaat wordt de nieuwe datum bekendgemaakt door middel van een mededeling in Rekestenjournaal.
Op zaken betreffende alimentatie zijn de bepalingen in hoofdstuk 1 Algemeen Deel van overeenkomstige toepassing, behoudens indien en voor zover daarvan in deze paragraaf wordt afgeweken.
Indien de behoefte of de draagkracht van (één van) de belanghebbenden wordt betwist, wordt de volgende financiële informatie overgelegd:
a. van werknemers en uitkeringsgerechtigden: de meest recente jaaropgave en de drie meest recente loonopgaven en/of uitkeringsspecificaties;
b. van een zelfstandige: stukken die inzicht geven in de financiële positie van de ondernemer en zijn onderneming, waaronder die betreffende de bedrijfsvoering in de laatste jaren, zoals in ieder geval de drie laatst vastgestelde jaarrekeningen (waaronder de balans, de winst- en verliesrekening, de toelichting en het kasstroomoverzicht), recente concept- en tussentijdse financiële overzichten, belastingaangiften en -aanslagen en stukken waarmee hij zijn verwachtingen voor de toekomst kan onderbouwen, zoals prognoses;
c. de meest recente aangifte inkomstenbelasting, indien gedaan, met de bijbehorende aanslag;
d. een specificatie van het eventuele kindgebonden budget;
e. een specificatie van de woonlasten met bewijsstukken, waaronder een bewijsstuk van de eventuele huurtoeslag;
f. bewijsstukken van de eventuele schuld(en) en opgave van de restantschuld(en) en restantlooptijd, alsmede opgave wanneer en waarvoor deze schuld(en) is (zijn) aangegaan en bewijsstukken van de aflossing van die schulden;
g. een bewijsstuk en specificatie van de premie Zorgverzekeringswet en van de eventuele zorgtoeslag;
h. bewijsstukken van andere posten die in geschil zijn;
i. de relevante financiële gegevens van de eventuele nieuwe partner van de alimentatieplichtige;
j. een draagkrachtberekening met alle daaraan ten grondslag liggende stukken, voor zover hiervoor nog niet genoemd;
k. een berekening van het (gezins)inkomen en het kindgebonden budget waarvan moet worden uitgegaan ten behoeve van de berekening van de behoefte, met alle daaraan ten grondslag liggende stukken, voor zover hiervoor nog niet genoemd;
l. bij kinderalimentatie: een berekening van de draagkracht van de verzorgende ouder en de eventuele onderhoudsplichtige stiefouder, met bewijsstukken, waaronder de relevante financiële gegevens van de eventuele stiefouder;
m. een convenant, voor zover aanwezig.
Indien het een wijzigingsverzoek betreft, wordt tevens overgelegd de onder a. tot en met l. bedoelde financiële informatie over de periode waarover wijziging wordt verzocht.Belanghebbenden voegen bij de hiervoor bedoelde informatie het daarvoor bestemde en behoorlijk ingevulde V-formulier.
In alimentatiezaken waarin de alimentatie ten behoeve van een minderjarige van zestien jaar en ouder aan de orde is, wordt deze minderjarige in de gelegenheid gesteld zijn mening schriftelijk kenbaar te maken. Aan de belanghebbenden wordt geen kopie verstrekt van de brief van de minderjarige.
Tijdens de mondelinge behandeling deelt het hof kort en zakelijk mee wat de minderjarige heeft geschreven.
Op zaken betreffende bijstandsverhaal zijn de bepalingen in hoofdstuk 1 (Algemeen Deel) van overeenkomstige toepassing, behoudens indien en voor zover daarvan in deze paragraaf wordt afgeweken.
In bijstandsverhaalzaken worden bij het beroepschrift ten minste de volgende stukken overgelegd:
a. indien de gemeente verhaal zoekt:
– de stukken uit de eerste aanleg, waaronder het besluit tot verhaal van de gemeente en het besluit tot verhaal in rechte;
– indien van toepassing: het besluit van burgemeester en wethouders tot het instellen van hoger beroep;
– indien de draagkracht wordt betwist: de in artikel 2.1.2 onder a. tot en met m. genoemde financiële informatie;
b. indien de gemeente verhaal zoekt in afwijking van een rechterlijke alimentatiebeschikking:
– de onder a. genoemde stukken, voor zover van toepassing;
– een kopie van die alimentatiebeschikking;
c. indien het betreft een verzoek tot wijziging van een eerdere rechterlijke verhaalsbeschikking:
– de onder a. genoemde stukken, voor zover van toepassing;
– een kopie van die eerdere verhaalsbeschikking;
d. indien het betreft verzet tegen verhaal overeenkomstig een rechterlijke alimentatiebeschikking:
– de onder a. genoemde stukken, voor zover van toepassing;
– een kopie van die alimentatiebeschikking.
(alleen van toepassing bij het gerechtshof Den Haag)
Op zaken betreffende de internationale ontvoering van kinderen zijn de bepalingen in hoofdstuk 1 (Algemeen Deel) van overeenkomstige toepassing, behoudens indien en voor zover daarvan in deze paragraaf wordt afgeweken.
Van het beroepschrift, het verweerschrift in hoger beroep en de bijgevoegde stukken worden vijf exemplaren voor het hof, één exemplaar voor de raad voor de kinderbescherming en één exemplaar voor iedere andere belanghebbende ingediend. Het hof zorgt voor verzending aan de raad voor de kinderbescherming en aan ieder andere belanghebbende.
Bij de indiening van het beroepschrift geeft de advocaat van de verzoeker in hoger beroep de verhinderdata van zijn zijde en de verhinderdata van de zijde van iedere andere belanghebbende op over de periode van twee weken volgend op de datum van indiening van het beroepschrift.
In afwijking van het bepaalde in artikel 1.3.2 bepaalt het hof binnen welke termijn een verweerschrift moet worden ingediend. Het bepaalde in artikel 2.3.2 is van overeenkomstige toepassing.
In afwijking van het bepaalde in artikel 1.4.4 kunnen ook binnen de in dit artikel genoemde termijn van tien kalenderdagen nog stukken worden ingediend die van belang zijn en niet eerder konden worden ingediend.
In aanvulling op het bepaalde in artikel 1.1.8 wordt een kopie van de in dit artikel bedoelde stukken ook aan de raad voor de kinderbescherming toegestuurd.
Het hof bepaalt per omgaande een mondelinge behandeling en verzendt de oproepingen per fax en per post aan de advocaat van de verzoeker in hoger beroep en aan de advocaat van de andere belanghebbenden, tenzij een andere belanghebbende niet langer wordt bijgestaan door een advocaat. In dit laatste geval bepaalt het hof de wijze van oproeping aan deze andere belanghebbende.
Het hof zal zoveel mogelijk rekening houden met de opgegeven verhinderdata die overeenkomstig artikel 2.3.3 bij het beroepschrift zijn opgegeven. Uitgangspunt daarbij is dat een mondelinge behandeling zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk binnen twee weken na indiening van het beroepschrift zal plaatsvinden en dat de opgave verhinderdata dit uitgangspunt in beginsel niet zal mogen beletten.
Een verzoek om uitstel van de mondelinge behandeling wordt slechts ingewilligd indien dit per omgaande na de oproeping voor de mondelinge behandeling is gedaan en naar het oordeel van het hof sprake is van een klemmende reden die voldoende aannemelijk is gemaakt. Het verzoek vermeldt de verhinderdata van alle betrokkenen voor de volgende twee weken.Het uitstelverzoek van een belanghebbende die wordt bijgestaan door een advocaat wordt gedaan met behulp van een behoorlijk ingevuld formulier V5. Een belanghebbende die niet wordt bijgestaan door een advocaat doet dit verzoek schriftelijk aan het hof, onder gelijktijdige toezending van een kopie van dat verzoek aan de overige belanghebbenden.
De beslissing op het verzoek om uitstel wordt aan belanghebbenden die worden bijgestaan door een advocaat bekendgemaakt door middel van een mededeling in Rekestenjournaal en wordt aan belanghebbenden die niet door een advocaat worden bijgestaan bij brief medegedeeld.
Indien een minderjarige op grond van internationale regelgeving in de gelegenheid moet worden gesteld zijn mening kenbaar te maken, gebeurt dit overeenkomstig het bepaalde in artikel 2.4.9. Ongeacht de leeftijd zal het hof de minderjarige die in staat is tot een redelijke waardering van zijn belangen, horen.
Op jeugdzaken zijn de bepalingen in hoofdstuk 1 (Algemeen Deel) van overeenkomstige toepassing, behoudens indien en voor zover daarvan in deze paragraaf wordt afgeweken.
Onder jeugdzaken worden verstaan zaken betreffende gezag, verblijfplaats, omgang, informatie en consultatie ten aanzien van minderjarigen, alsmede maatregelen van kinderbescherming.
In jeugdzaken worden van het beroepschrift, het verweerschrift in hoger beroep en de bijgevoegde stukken vijf exemplaren voor het hof, één exemplaar voor de raad voor de kinderbescherming en één exemplaar voor iedere overige belanghebbende ingediend. Het hof zorgt voor verzending.
Het bepaalde in artikel 1.2.7 is niet van toepassing in zaken betreffende een maatregel van kinderbescherming.
In afwijking van het bepaalde in artikel 1.3.2 is in zaken betreffende een maatregel van kinderbescherming de verweertermijn in beginsel drie weken.
In afwijking van het bepaalde in artikel 1.4.4 kunnen in zaken betreffende een maatregel van kinderbescherming ook binnen de in dit artikel genoemde termijn van tien kalenderdagen nog stukken worden overgelegd die van belang zijn en niet eerder konden worden ingediend.
In aanvulling op het bepaalde in artikel 1.1.8 wordt een kopie van de in dit artikel bedoelde stukken ook aan de raad voor kinderbescherming toegestuurd.
Een verzoek om uitstel van de mondelinge behandeling wordt slechts ingewilligd indien naar het oordeel van het hof sprake is van een klemmende reden die voldoende aannemelijk is gemaakt.
Het verzoek wordt per omgaande na de oproeping voor de mondelinge behandeling gedaan, onder vermelding van de verhinderdata van alle betrokkenen.
Het uitstelverzoek van een belanghebbende die wordt bijgestaan door een advocaat wordt gedaan met behulp van een behoorlijk ingevuld formulier V5. Een belanghebbende die niet wordt bijgestaan door een advocaat doet dit verzoek schriftelijk aan het hof, onder gelijktijdige toezending van een kopie van dat verzoek aan de overige belanghebbenden.
De beslissing op het verzoek om uitstel wordt aan belanghebbenden die worden bijgestaan door een advocaat bekendgemaakt door middel van een mededeling in Rekestenjournaal en wordt aan belanghebbenden die niet door een advocaat worden bijgestaan bij brief medegedeeld.
Een minderjarige van twaalf jaar en ouder wordt in de gelegenheid gesteld zijn mening mondeling of schriftelijk kenbaar te maken. Aan de belanghebbenden wordt geen kopie verstrekt van de brief van de minderjarige.
Het hof kan een minderjarige jonger dan twaalf jaar horen. De minderjarige wordt buiten de mondelinge behandeling gehoord. Van dit verhoor wordt geen proces-verbaal opgemaakt.
Tijdens de mondelinge behandeling deelt het hof kort en zakelijk mee wat de minderjarige heeft verklaard.
In zaken betreffende gesloten jeugdzorg als bedoeld in Hoofdstuk IVA van de Wet op de jeugdzorg dient de jeugdige te worden gehoord conform artikel 29f van die wet.
Op zaken betreffende de verdeling van een huwelijksgoederengemeenschap zijn de bepalingen in hoofdstuk 1 (Algemeen Deel) van overeenkomstige toepassing, behoudens indien en voor zover daarvan in deze paragraaf wordt afgeweken.
Bij verdeling van een huwelijksgoederengemeenschap worden ten minste de volgende gegevens verschaft:
– een voorstel voor de te hanteren peildatum voor de omvang van de gemeenschap en voor de te hanteren peildatum voor de waardering van de afzonderlijke bestanddelen ervan;
– een overzicht van de omvang van de gemeenschap en de waarde van de verschillende bestanddelen op de voorgestelde peildatum;
– indien verschil van mening bestaat over de waarde van een of meer bestanddelen van de gemeenschap: een voorstel voor de wijze waarop de waarde moet worden vastgesteld, vergezeld van een voorstel voor (een) eventueel te benoemen taxateur(s);
– een voorstel tot verdeling.
Belanghebbenden voegen bij de hiervoor bedoelde informatie het daarvoor bestemde en behoorlijk ingevulde V-formulier.
Bij afwikkeling van huwelijkse voorwaarden worden ten minste de volgende gegevens verschaft:
– een kopie van de huwelijkse voorwaarden;
– een overzicht van eventueel te verrekenen vermogensbestanddelen met bewijsstukken;
– een voorstel tot afwikkeling.
Voor zover sprake is van gemeenschappelijke vermogensbestanddelen is het bepaalde in artikel 2.5.2 van overeenkomstige toepassing.
Belanghebbenden voegen bij de hiervoor bedoelde informatie het daarvoor bestemde en behoorlijk ingevulde V-formulier.
Op onderstaande zaken zijn de bepalingen in hoofdstuk 1 (Algemeen Deel) van overeenkomstige toepassing, behoudens indien en voor zover daarvan in deze paragraaf wordt afgeweken.
Indien van een beschikking ook hoger beroep is ingesteld van de echtscheidingsbeslissing, kan het hof naar aanleiding van een daartoe strekkend gemotiveerd verzoek van een belanghebbende besluiten op korte termijn een mondelinge behandeling te bepalen, waarbij alleen het hoger beroep tegen de uitgesproken echtscheiding zal worden behandeld. Daarbij komt alleen de ontvankelijkheid van dat deel van het hoger beroep aan de orde. De overige in hoger beroep aan de orde gestelde onderwerpen zullen op een later tijdstip worden behandeld.
Een verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening als bedoeld in artikel 223 Rv, een verzoek tot uitvoerbaarverklaring bij voorraad van (een deel van) de beschikking waarvan beroep of een verzoek tot schorsing van de in de beschikking waarvan beroep bepaalde uitvoerbaarheid bij voorraad, wordt met voorrang behandeld. Hierop wordt bij afzonderlijke beschikking beslist, nadat wederhoor heeft plaatsgehad.
Een dergelijk verzoek dient duidelijk kenbaar te worden gedaan, hetzij bij afzonderlijk verzoekschrift, hetzij door vermelding in de kop van het beroepschrift of verweerschrift in hoger beroep, dan wel door daarop in een begeleidende brief uitdrukkelijk te wijzen.
De verzoeker voegt bij het verzoek tot (schorsing van de) uitvoerbaar bij voorraadverklaring een behoorlijk ingevuld formulier V1.
Een verklaring van non-appel wordt slechts afgegeven indien uit het petitum van het beroepschrift blijkt dat geen hoger beroep wordt ingesteld tegen de echtscheiding zelf. In geval van onduidelijkheid wordt een akte van berusting verlangd.
De verzoeker voegt bij zijn verzoek tot afgifte van een verklaring van non-appel een behoorlijk ingevuld formulier V8.
Indien de hoofdzaak bij het hof aanhangig is, kan het hof worden verzocht voorlopige voorzieningen te treffen voor zover die nog niet eerder zijn getroffen. Om proceseconomische redenen kan ook wijziging van een voorlopige voorziening die de rechtbank heeft gegeven, worden verzocht indien het hoger beroep van de hoofdzaak bij het hof aanhangig is en voldoende samenhang bestaat tussen de voorziening waarvan wijziging wordt verzocht en de hoofdzaak. Een dergelijk verzoek wordt in beginsel binnen drie weken na indiening van het verzoek behandeld. De hoofdzaak wordt met inachtneming van de gebruikelijke termijnen afgehandeld.
De verzoeker voegt bij het verzoek tot het treffen van voorlopige voorzieningen een behoorlijk ingevuld formulier V1.
Bij dit reglement horen bijlagen. De bijlagen zijn te vinden in de digitale versie die wordt gepubliceerd op www.rechtspraak.nl.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2017-70367.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.