Regeling van de Minister van Economische Zaken en Klimaat van 11 december 2017, nr. WJZ/17185818, tot wijziging van de Regeling handel in emissierechten in verband met de uitbreiding van de reikwijdte van de accreditatieverplichting voor verificateurs en de verhoging van de vergoeding voor het onderhouden van een rekening

De Minister van Economische Zaken en Klimaat,

Gelet op de artikelen 16.29 en 16.45 van de Wet milieubeheer;

Besluit:

ARTIKEL I

De Regeling handel in emissierechten wordt als volgt gewijzigd:

A

Na artikel 37 wordt een aanduiding van een paragraaf ingevoegd, luidende:

§ 3.2a. Regels met betrekking tot verificatie van aan te leveren gegevens

B

Aan artikel 41 wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 5. De verificateur is geaccrediteerd voor de verificatie van overeenkomstig Besluit 2011/278/EU verstrekte, anders dan de in artikel 33 bedoelde gegevens van een inrichting, mits hij voor de activiteiten van de inrichting ook is geaccrediteerd als bedoeld in het eerste lid.

C

In artikel 51, tweede lid, wordt ‘€ 200’ vervangen door: € 400.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2019, met uitzondering van artikel I, onderdeel C, dat in werking treedt met ingang van 1 januari 2018.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

's-Gravenhage, 11 december 2017

De Minister van Economische Zaken en Klimaat, E.D. Wiebes

TOELICHTING

1. Algemeen

De onderhavige wijziging van de Regeling handel in emissierechten (hierna: de Regeling) dient ter uitvoering van het Besluit 2011/278/EU en Verordening (EU) 600/2012 (verificatie en accreditatie emissiehandel). In Besluit 2011/278/EU zijn geharmoniseerde regels opgenomen voor de kosteloze toewijzing van emissierechten. Op grond hiervan moeten de gegevens die bedrijven aanleveren om in aanmerking te komen voor kosteloze toewijzing worden geverifieerd.

2. Artikel I onder A en B

In artikel 8 van Besluit 2011/278/EU is geregeld aan welke eisen de verificateur moet voldoen. Artikel 8 stelt niet de eis dat de verificateur voor deze werkzaamheden is geaccrediteerd. In Verordening (EU) 600/2012 zijn de activiteiten waarvoor een verificateur kan worden geaccrediteerd uitgebreid met activiteitengroep 98. Deze activiteitengroep betreft activiteiten die verband houden met de verificatie van gegevens die inrichtingen aanleveren met het oog op de toewijzing van emissierechten. De overige activiteitengroepen hebben betrekking op de verificatie van emissieverslagen, waarvoor wel accreditatie is vereist.

In Nederland is bij de voorbereidingen van de derde handelsperiode ervoor gekozen om accreditatie in activiteitengroep 98 nog niet verplicht te stellen omdat na publicatie van de toewijzingsregels onvoldoende tijd was om nog accreditatieschema’s op te stellen. Om die reden is toen in het eerste lid van artikel 41 van de Regeling handel in emissierechten (hierna: de Regeling) vooralsnog geregeld dat een verificateur die geaccrediteerd is voor de verificatie van emissiegegevens de verificatie kan verzorgen van gegevens die inrichtingen indienen om in aanmerking te komen voor de toewijzing van emissierechten. Inmiddels hebben in Europees verband de nationale accreditatie-instanties accreditatie-eisen uitgewerkt voor activiteitengroep 98. Accreditatie voor de verificatie van gegevens die ten grondslag liggen aan de toewijzing van emissierechten is daardoor thans, anders dan ten tijde van de wijziging van de Regeling van 14 december 2012, mogelijk.

Het is ook wenselijk dat de verificatie van gegevens die bedrijven aanleveren om gratis emissierechten te verkrijgen onder accreditatie gebeurt. De kwaliteit van deze gegevens is van groot belang: met de kosteloze toewijzing van emissierechten in de vierde handelsperiode is in Nederland naar schatting 1,5 tot 3 miljard Euro gemoeid, afhankelijk van de prijs van het emissierecht. Daarnaast volgt uit de ervaringen tot dusverre dat er wat betreft de kwaliteit van de verificatie van toewijzingsgegevens ruimte is voor verbetering. Accreditatie is het aangewezen instrument om de kwaliteit van de verificatie te borgen. Deze accreditatie-eis vloeit weliswaar niet voort uit Unierecht, maar een aanzienlijk deel van de lidstaten eist in zoverre accreditatie. Bovendien wordt volgens het kabinetsstandpunt conformiteitsbeoordeling en accreditatie1 in regelgeving bij een keuze voor het instrument van verificatie in beginsel geëist dat de verificateur zijn deskundigheid, onpartijdigheid en onafhankelijkheid aantoont door middel van accreditatie.

Aangezien accreditatie het sluitstuk is van een betrouwbare verificatie van gegevens zijn geen alternatieven overwogen. Uiteraard vindt flankerend aan de keuze voor verificatie en accreditatie voorlichting aan bedrijven plaats over de toewijzingsregels. In de voorbereiding van deze wijziging heeft afstemming plaatsgevonden met de Raad voor Accreditatie en zijn de verificateurs geïnformeerd over het voornemen accreditatie te verlangen.

Het was aanvankelijk de bedoeling om accreditatie te verlangen voor gegevens die worden aangeleverd bij meldingen en nieuwkomersaanvragen in de huidige handelsperiode. Inmiddels is ook de datacollectie voor de vierde handelsperiode in zicht gekomen die naar verwachting eind 2018, begin 2019 van start gaat.

Accreditatie voor activiteitengroep 98 is een uitbreiding van de accreditatie voor de verificatie van emissieverslagen. Verificateurs mogen daarom alleen verificaties van toewijzingsgegevens uitvoeren in een activiteitengroep, waarvoor zij al geaccrediteerd zijn voor de verificatie van emissieverslagen.

Met het vastleggen van deze accreditatie-eis, is de accreditatie evenwel nog geen feit. Er is daarom tot 1 januari 2019 een overgangsperiode ingebouwd waarin verificateurs uitbreiding van hun accreditatie kunnen aanvragen met activiteitengroep 98 en waarin de accreditatieprocedure kan worden doorlopen.

3. Artikel I onder C

Met de wijziging van artikel 51 van de Regeling wordt bepaald dat de vergoeding voor het onderhouden van een persoonstegoed- of handelsrekening als bedoeld in artikel 18 van de Verordening EU-register handel in emissierechten of een Kyotorekening wordt verhoogd. Geconstateerd is dat gelet op sterke toename van de door de Nederlandse Emissieautoriteit te verrichten werkzaamheden per rekening de huidige vergoeding bij lange na niet kostendekkend is. Ook ligt het niveau van de huidige vergoeding substantieel lager dan in veel andere lidstaten.

4. Regeldruk

Bij de voorbereiding van deze wijziging van de Regeling is aandacht besteed aan de werkbaarheid in de praktijk. De Raad voor Accreditatie zal aan elke verificatie-instelling die accreditatie aanvraagt, naar verwachting betreft het een aantal van vijf verificatie-instellingen, een bedrag van rond € 8.000 in rekening brengen. De eenmalige regeldrukkosten voor de verificatie-instellingen bedraagt daarmee dus € 40.000. Dit bedrag dient ter dekking van de kosten van de Raad voor Accreditatie van het doorlopen van de accreditatieprocedure bestaande uit een documentenbeoordeling, een kantoorbeoordeling en een bijwoning.

Naast de vergoeding die de verificatieinstellingen moeten betalen aan de Raad voor accreditatie, zullen zij ook tijd kwijt zijn aan het doorlopen van de aanvraagprocedure en aan het kantoorbezoek van en controle door de Raad voor Accreditatie van de gevolgde procedures bij de uitvoering van een verificatie. De tijdsbesteding hiervan wordt geschat op zeven mensdagen per verificatieinstelling. Dit leidt tot eenmalige regeldrukkosten tussen de € 4.300 en € 8.750. Aangezien het accreditatiecertificaat drie jaar geldig is, komt dit neer op een bedrag van ongeveer € 1.433 en € 2.917 per jaar.

Na de vervaldatum vindt een herbeoordeling plaats. Daarvoor is geen vergoeding verschuldigd die specifiek ziet op de scope-uitbreiding, omdat deze onderdeel is geworden van de scope die in zijn geheel wordt herbeoordeeld. De verhoging van de vergoeding voor het onderhouden van een persoonstegoed-, handels- of Kyotorekening naar € 400 betekent een extra bijdrage van € 200 per jaar voor de betrokken rekeninghouders. Het gaat om 275 rekeningen, wat neerkomt op een totale verhoging van de kosten van € 55.000 per jaar.

5. Internetconsultatie

Uit de internetconsultatie van de voorgenomen wijziging van de Regeling kwam naar voren dat de daarin opgenomen datum van 1 juli 2018 waarop verificateurs voor de verificatie van toewijzingsgegevens geaccrediteerd dienen te zijn te ambitieus werd bevonden. Om deze reden wordt de datum waarop verificateurs voor de verificatie van toewijzingsgegevens geaccrediteerd dienen te zijn, bepaald op 1 januari 2019.

Voorts kwam uit de internetconsultatie naar voren dat de verhoging van de vergoeding voor het onderhouden van een persoonstegoed-, handels- of Kyotorekening niet goed werd begrepen. Ter nadere toelichting het volgende. Het openen en onderhouden van een rekening die verplicht dient te worden gebruikt door deelnemers aan het EU ETS is voor rekeninghouders kosteloos. Deze wijziging ziet uitsluitend op de vergoeding voor de vrijwillige rekeningen. De vergoeding voor het onderhouden van een persoonstegoed-, handels- of Kyotorekening is in tien jaar tijd niet verhoogd, terwijl de administratieve kosten voor de NEa door verhoogde eisen voorvloeiend uit fraude, anti-witwas- en terrorismeregelgeving sterk zijn toegenomen. De administratieve kosten van het onderhouden van een rekening bedragen inmiddels gemiddeld ongeveer € 600 per jaar. Het openen van een rekening brengt voor de NEa gemiddeld € 800 aan administratiekosten met zich mee. De kosten van het openen van een rekening worden niet bij aanvragers in rekening gebracht. Dat niet alle kosten worden doorberekend, vloeit voort uit de doelstelling de handel in emissierechten te bevorderen. In vergelijking met andere lidstaten, is de vergoeding die in Nederland voor het onderhouden van een personeelstegoed-, handels- of Kyotorekening is verschuldigd, ook na verhoging, laag.

6. Inwerkingtreding

Ten aanzien van artikel I, onderdeel C, wordt van de in het systeem van vaste verandermomenten opgenomen minimale invoeringstermijn van twee maanden tussen publicatie en inwerkingtreding afgeweken. De doelgroep van deze regeling is al bekend met de wijziging. De wijziging treedt met ingang van 1 januari 2018 in werking omdat artikel 51, tweede lid, van de Regeling betrekking heeft op kalenderjaren. De afwijking is gebaseerd op de eerste uitzonderingsgrond voor afwijking van de vaste verandermomenten, genoemd in de brief van 11 december 2009 van de Minister van Justitie aan de Tweede Kamer (Kamerstukken II 2009/10, 29 515, nr. 309).

De Minister van Economische Zaken en Klimaat, E.D. Wiebes


X Noot
1

Kamerstukken II 2015/16, 29 304, nr. 6.

Naar boven