TOELICHTING
1. Algemeen
De onderhavige wijziging van de Regeling handel in emissierechten (hierna: de Regeling)
dient ter uitvoering van het Besluit 2011/278/EU en Verordening (EU) 600/2012 (verificatie
en accreditatie emissiehandel). In Besluit 2011/278/EU zijn geharmoniseerde regels
opgenomen voor de kosteloze toewijzing van emissierechten. Op grond hiervan moeten
de gegevens die bedrijven aanleveren om in aanmerking te komen voor kosteloze toewijzing
worden geverifieerd.
2. Artikel I onder A en B
In artikel 8 van Besluit 2011/278/EU is geregeld aan welke eisen de verificateur moet
voldoen. Artikel 8 stelt niet de eis dat de verificateur voor deze werkzaamheden is
geaccrediteerd. In Verordening (EU) 600/2012 zijn de activiteiten waarvoor een verificateur
kan worden geaccrediteerd uitgebreid met activiteitengroep 98. Deze activiteitengroep
betreft activiteiten die verband houden met de verificatie van gegevens die inrichtingen
aanleveren met het oog op de toewijzing van emissierechten. De overige activiteitengroepen
hebben betrekking op de verificatie van emissieverslagen, waarvoor wel accreditatie
is vereist.
In Nederland is bij de voorbereidingen van de derde handelsperiode ervoor gekozen
om accreditatie in activiteitengroep 98 nog niet verplicht te stellen omdat na publicatie
van de toewijzingsregels onvoldoende tijd was om nog accreditatieschema’s op te stellen.
Om die reden is toen in het eerste lid van artikel 41 van de Regeling handel in emissierechten
(hierna: de Regeling) vooralsnog geregeld dat een verificateur die geaccrediteerd
is voor de verificatie van emissiegegevens de verificatie kan verzorgen van gegevens
die inrichtingen indienen om in aanmerking te komen voor de toewijzing van emissierechten.
Inmiddels hebben in Europees verband de nationale accreditatie-instanties accreditatie-eisen
uitgewerkt voor activiteitengroep 98. Accreditatie voor de verificatie van gegevens
die ten grondslag liggen aan de toewijzing van emissierechten is daardoor thans, anders
dan ten tijde van de wijziging van de Regeling van 14 december 2012, mogelijk.
Het is ook wenselijk dat de verificatie van gegevens die bedrijven aanleveren om gratis
emissierechten te verkrijgen onder accreditatie gebeurt. De kwaliteit van deze gegevens
is van groot belang: met de kosteloze toewijzing van emissierechten in de vierde handelsperiode
is in Nederland naar schatting 1,5 tot 3 miljard Euro gemoeid, afhankelijk van de
prijs van het emissierecht. Daarnaast volgt uit de ervaringen tot dusverre dat er
wat betreft de kwaliteit van de verificatie van toewijzingsgegevens ruimte is voor
verbetering. Accreditatie is het aangewezen instrument om de kwaliteit van de verificatie
te borgen. Deze accreditatie-eis vloeit weliswaar niet voort uit Unierecht, maar een
aanzienlijk deel van de lidstaten eist in zoverre accreditatie. Bovendien wordt volgens
het kabinetsstandpunt conformiteitsbeoordeling en accreditatie1 in regelgeving bij een keuze voor het instrument van verificatie in beginsel geëist
dat de verificateur zijn deskundigheid, onpartijdigheid en onafhankelijkheid aantoont
door middel van accreditatie.
Aangezien accreditatie het sluitstuk is van een betrouwbare verificatie van gegevens
zijn geen alternatieven overwogen. Uiteraard vindt flankerend aan de keuze voor verificatie
en accreditatie voorlichting aan bedrijven plaats over de toewijzingsregels. In de
voorbereiding van deze wijziging heeft afstemming plaatsgevonden met de Raad voor
Accreditatie en zijn de verificateurs geïnformeerd over het voornemen accreditatie
te verlangen.
Het was aanvankelijk de bedoeling om accreditatie te verlangen voor gegevens die worden
aangeleverd bij meldingen en nieuwkomersaanvragen in de huidige handelsperiode. Inmiddels
is ook de datacollectie voor de vierde handelsperiode in zicht gekomen die naar verwachting
eind 2018, begin 2019 van start gaat.
Accreditatie voor activiteitengroep 98 is een uitbreiding van de accreditatie voor
de verificatie van emissieverslagen. Verificateurs mogen daarom alleen verificaties
van toewijzingsgegevens uitvoeren in een activiteitengroep, waarvoor zij al geaccrediteerd
zijn voor de verificatie van emissieverslagen.
Met het vastleggen van deze accreditatie-eis, is de accreditatie evenwel nog geen
feit. Er is daarom tot 1 januari 2019 een overgangsperiode ingebouwd waarin verificateurs
uitbreiding van hun accreditatie kunnen aanvragen met activiteitengroep 98 en waarin
de accreditatieprocedure kan worden doorlopen.
3. Artikel I onder C
Met de wijziging van artikel 51 van de Regeling wordt bepaald dat de vergoeding voor
het onderhouden van een persoonstegoed- of handelsrekening als bedoeld in artikel
18 van de Verordening EU-register handel in emissierechten of een Kyotorekening wordt
verhoogd. Geconstateerd is dat gelet op sterke toename van de door de Nederlandse
Emissieautoriteit te verrichten werkzaamheden per rekening de huidige vergoeding bij
lange na niet kostendekkend is. Ook ligt het niveau van de huidige vergoeding substantieel
lager dan in veel andere lidstaten.
4. Regeldruk
Bij de voorbereiding van deze wijziging van de Regeling is aandacht besteed aan de
werkbaarheid in de praktijk. De Raad voor Accreditatie zal aan elke verificatie-instelling
die accreditatie aanvraagt, naar verwachting betreft het een aantal van vijf verificatie-instellingen,
een bedrag van rond € 8.000 in rekening brengen. De eenmalige regeldrukkosten voor
de verificatie-instellingen bedraagt daarmee dus € 40.000. Dit bedrag dient ter dekking
van de kosten van de Raad voor Accreditatie van het doorlopen van de accreditatieprocedure
bestaande uit een documentenbeoordeling, een kantoorbeoordeling en een bijwoning.
Naast de vergoeding die de verificatieinstellingen moeten betalen aan de Raad voor
accreditatie, zullen zij ook tijd kwijt zijn aan het doorlopen van de aanvraagprocedure
en aan het kantoorbezoek van en controle door de Raad voor Accreditatie van de gevolgde
procedures bij de uitvoering van een verificatie. De tijdsbesteding hiervan wordt
geschat op zeven mensdagen per verificatieinstelling. Dit leidt tot eenmalige regeldrukkosten
tussen de € 4.300 en € 8.750. Aangezien het accreditatiecertificaat drie jaar geldig
is, komt dit neer op een bedrag van ongeveer € 1.433 en € 2.917 per jaar.
Na de vervaldatum vindt een herbeoordeling plaats. Daarvoor is geen vergoeding verschuldigd
die specifiek ziet op de scope-uitbreiding, omdat deze onderdeel is geworden van de
scope die in zijn geheel wordt herbeoordeeld. De verhoging van de vergoeding voor
het onderhouden van een persoonstegoed-, handels- of Kyotorekening naar € 400 betekent
een extra bijdrage van € 200 per jaar voor de betrokken rekeninghouders. Het gaat
om 275 rekeningen, wat neerkomt op een totale verhoging van de kosten van € 55.000
per jaar.
5. Internetconsultatie
Uit de internetconsultatie van de voorgenomen wijziging van de Regeling kwam naar
voren dat de daarin opgenomen datum van 1 juli 2018 waarop verificateurs voor de verificatie
van toewijzingsgegevens geaccrediteerd dienen te zijn te ambitieus werd bevonden.
Om deze reden wordt de datum waarop verificateurs voor de verificatie van toewijzingsgegevens
geaccrediteerd dienen te zijn, bepaald op 1 januari 2019.
Voorts kwam uit de internetconsultatie naar voren dat de verhoging van de vergoeding
voor het onderhouden van een persoonstegoed-, handels- of Kyotorekening niet goed
werd begrepen. Ter nadere toelichting het volgende. Het openen en onderhouden van
een rekening die verplicht dient te worden gebruikt door deelnemers aan het EU ETS
is voor rekeninghouders kosteloos. Deze wijziging ziet uitsluitend op de vergoeding
voor de vrijwillige rekeningen. De vergoeding voor het onderhouden van een persoonstegoed-,
handels- of Kyotorekening is in tien jaar tijd niet verhoogd, terwijl de administratieve
kosten voor de NEa door verhoogde eisen voorvloeiend uit fraude, anti-witwas- en terrorismeregelgeving
sterk zijn toegenomen. De administratieve kosten van het onderhouden van een rekening
bedragen inmiddels gemiddeld ongeveer € 600 per jaar. Het openen van een rekening
brengt voor de NEa gemiddeld € 800 aan administratiekosten met zich mee. De kosten
van het openen van een rekening worden niet bij aanvragers in rekening gebracht. Dat
niet alle kosten worden doorberekend, vloeit voort uit de doelstelling de handel in
emissierechten te bevorderen. In vergelijking met andere lidstaten, is de vergoeding
die in Nederland voor het onderhouden van een personeelstegoed-, handels- of Kyotorekening
is verschuldigd, ook na verhoging, laag.
6. Inwerkingtreding
Ten aanzien van artikel I, onderdeel C, wordt van de in het systeem van vaste verandermomenten
opgenomen minimale invoeringstermijn van twee maanden tussen publicatie en inwerkingtreding
afgeweken. De doelgroep van deze regeling is al bekend met de wijziging. De wijziging
treedt met ingang van 1 januari 2018 in werking omdat artikel 51, tweede lid, van
de Regeling betrekking heeft op kalenderjaren. De afwijking is gebaseerd op de eerste
uitzonderingsgrond voor afwijking van de vaste verandermomenten, genoemd in de brief
van 11 december 2009 van de Minister van Justitie aan de Tweede Kamer (Kamerstukken
II 2009/10, 29 515, nr. 309).
De Minister van Economische Zaken en Klimaat, E.D. Wiebes