De Minister voor Medische Zorg,
Handelende in overeenstemming met de Minister van Financiën en de Minister van Sociale
Zaken en Werkgelegenheid;
Gelet op de artikelen 42, tweede en derde lid, 43, derde lid, 45, derde en vierde
lid, van de Zorgverzekeringswet en artikel 10.1.3 van de Wet langdurige zorg;
Besluit:
ARTIKEL I
De Regeling zorgverzekering wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 5.2 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt ‘2017’ vervangen door ‘2018’ en ‘€ 53.701,00’ vervangen door:
€ 54.614,00.
2. Het tweede, derde en vierde lid komen te luiden:
-
2. Het bedrag, bedoeld in artikel 42, derde lid, van de Zorgverzekeringswet, dat voor
de heffing van de inkomensafhankelijke bijdrage per loontijdvak ten hoogste in aanmerking
wordt genomen, wordt voor het jaar 2018 vastgesteld op:
Loontijdvak
|
Maximaal bijdrageloon
|
Dag
|
€ 210,05
|
Week
|
€ 1.050,26
|
Vier weken
|
€ 4.201,07
|
Maand
|
€ 4.551,16
|
Kwartaal
|
€ 13.653,50
|
Jaar
|
€ 54.614,00
|
-
3. In afwijking van het tweede lid wordt het bedrag, bedoeld in artikel 42, derde lid,
van de Zorgverzekeringswet, dat voor de heffing van de inkomensafhankelijke bijdrage
per loontijdvak ten hoogste in aanmerking wordt genomen, voor werknemers als bedoeld
in artikel 6.2, eerste lid, onderdeel a, van de Uitvoeringsregeling loonbelasting
2011 vastgesteld op:
Loontijdvak
|
Maximaal bijdrageloon
|
Dag
|
€ 237,45
|
Week
|
€ 1.187,26
|
Vier weken
|
€ 4.749,04
|
Maand
|
€ 5.144,98
|
Kwartaal
|
€ 15.436,40
|
-
4. In afwijking van het tweede lid wordt het bedrag, bedoeld in artikel 42, derde lid,
van de Zorgverzekeringswet, dat voor de heffing van de inkomensafhankelijke bijdrage
per loontijdvak ten hoogste in aanmerking wordt genomen, voor werknemers als bedoeld
in artikel 6.2, eerste lid, onderdeel b, van de Uitvoeringsregeling loonbelasting
2011 vastgesteld op:
Loontijdvak
|
Maximaal bijdrageloon
|
Dag
|
€ 222,91
|
Week
|
€ 1.114,57
|
Vier weken
|
€ 4.458,28
|
Maand
|
€ 4.830,10
|
Kwartaal
|
€ 14.490,31
|
B
In artikel 5.3, eerste lid, wordt ‘2017’ vervangen door: 2018.
C
Artikel 5.4 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste en vierde lid wordt ‘6,65’ vervangen door: 6,90.
2. In het tweede en vijfde lid wordt ‘5,40’ vervangen door: 5,65.
3. Het derde lid, onderdeel b, alsmede de aanduiding ‘a.’ voor onderdeel a en de dubbele
punt aan het slot van de aanhef vervallen.
D
In artikel 5.5 wordt ‘2017’ vervangen door: 2018.
ARTIKEL II
In artikel 10.1a, eerste lid, van de Regeling langdurige zorg vervalt ‘op verzoek’.
ARTIKEL III
Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2018.
TOELICHTING
Algemeen
Met de onderhavige wijzigingsregeling wordt de Regeling zorgverzekering op de volgende
punten gewijzigd:
-
− aanpassing van het maximum bijdrage-inkomen dat voor de heffing van de inkomensafhankelijke
bijdrage (IAB) voor de Zorgverzekeringswet (Zvw) in aanmerking wordt genomen (op jaarbasis
en voor de diverse loontijdvakken);
-
− aanpassing van de percentages IAB Zvw overeenkomstig de begroting (Financieel Beeld
Zorg) 2018;
-
− schrapping van een uitgewerkte bepaling die het percentage IAB Zvw tijdelijk op nihil
stelde bij uitkeringen van partneralimentatie.
Tevens wordt in de Regeling langdurige zorg een tekstuele aanpassing aangebracht.
Deze wijzigingen hebben geen gevolgen voor de regeldruk. Het betreft hier namelijk
een jaarlijkse wijziging van bedragen en percentages op grond van de Zvw waarvan betrokkenen
elk jaar kennis nemen. Voorts zijn de eenmalige kennisnemingskosten ten aanzien van
het schrappen van voornoemde uitgewerkte bepaling nagenoeg nihil, aangezien de tijdelijkheid
van de bepaling reeds bekend is sinds de inwerkingtreding ervan.
Artikelsgewijs
Artikel I, onderdelen A, B, C, eerste en tweede lid, en D
Het bijdrageloon, bedoeld in artikel 42 van de Zvw, dat voor heffing van de IAB ten
hoogste in aanmerking wordt genomen, bedraagt voor het jaar 2018 € 54.614,00 (artikel
I, onderdeel A, eerste lid). Dit bedrag is gelijk aan het bij en krachtens artikel
17, eerste lid, eerste volzin, van de Wet financiering sociale verzekeringen (Wfsv)
voor het jaar 2018 geregelde maximumpremieloon voor de werknemersverzekeringen. Artikel
I, onderdeel A, tweede lid, regelt het maximaal in aanmerking te nemen loon per loontijdvak.
Het percentage aan IAB dat inhoudingsplichtigen ingevolge artikel 45, eerste lid,
van de Zvw over het loon van hun werknemers verschuldigd zijn (hoge percentage), stijgt
van 6,65 in 2017 naar 6,90 in 2018. Ook het percentage aan IAB dat verzekeringsplichtigen
ingevolge artikel 45, tweede lid, van de Zvw over hun bijdrage-inkomen verschuldigd
zijn (lage percentage) stijgt. Namelijk van 5,40 in 2017 naar 5,65 in 2018.
De stijging van beide percentages met 0,25 procentpunt wordt door verschillende factoren
veroorzaakt.
Allereerst is de reserveafbouw bij zorgverzekeraars € 1,0 miljard lager uitgevallen
dan waar zorgverzekeraars van uit gingen bij de premiestelling voor 2017. Dit slaat
voor de helft neer in een hogere IAB. Hierdoor stijgt de IAB met 0,15 procentpunt.
Een andere reden van de stijging is gelegen in de daling van de tijdelijke rijksbijdrage
Hervorming Langdurige Zorg van € 0,9 miljard in 2017 naar € 0,5 miljard in 2018. Hierdoor
stijgt de IAB met 0,07 procentpunt.
Voorts hebben zorgverzekeraars hun premie in 2017 ruim € 49 hoger vastgesteld dan
eerder geraamd in de rijksbegroting voor 2017. De nominale premie is daardoor in 2017
hoger uitgekomen dan resulteert uit de 50/50-verhouding. Dit wordt rechtgetrokken
door een stijging van de IAB met 0,04 procentpunt.
Ook leiden ontwikkelingen in de bedrijfskosten van zorgverzekeraars tot kleine bijstellingen.
Bijgevolg stijgt de IAB met ongeveer 0,05 procentpunt.
De IAB wordt wel weer naar beneden bijgesteld door ontwikkelingen van de overige baten
bij het Zorgverzekeringsfonds. Dit heeft een lichte daling van de IAB met 0,01 procentpunt
tot gevolg. Tevens vallen de zorguitgaven van zorgverzekeraars € 2,4 miljard hoger
uit dan in 2017 is geraamd. Deze uitgavenstijging leidt tot een stijging van de noodzakelijke
IAB-opbrengsten. Echter vanwege de toename van de IAB-grondslag is er sprake van een
lichte daling van de IAB met 0,05 procentpunt.
Artikel I, onderdeel C, derde lid
Artikel 5.4, derde lid, onderdeel b, van de Regeling zorgverzekering regelt dat –
als uitzondering op de geldende IAB percentages – over partneralimentatie geen IAB
is verschuldigd voor zover deze partneralimentatie ook in 2005 is genoten. Het percentage
over deze alimentatie-uitkeringen is derhalve op nihil gesteld. Deze uitzondering
is sinds 1 januari 2006 van kracht om nadelige koopkrachteffecten te voorkomen voor
de categorie van personen die deze alimentatie ontvangen. De uitzondering heeft een
tijdelijk karakter omdat deze alimentatie-uitkeringen gedurende ten hoogste twaalf
jaar worden verstrekt. Per 1 januari 2018 zijn deze 12 jaren verstreken. De uitzondering
in artikel 5.4, derde lid, onderdeel b, van de Regeling zorgverzekering is derhalve
uitgewerkt en kan vervallen.
Artikel II
De wijziging in artikel 10.1a van de Regeling langdurige zorg betreft een tekstuele
correctie. Hiermee wordt de bepaling gelijk getrokken met artikel 6.8 van de Regeling
zorgverzekering.
De Minister voor Medische Zorg, B.J. Bruins