Besluit van de Staatsecretaris van Justitie en Veiligheid van 28 november 2017, nummer WBV 2017/13, houdende wijziging van de Vreemdelingencirculaire 2000

DE STAATSSECRETARIS VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID,

Gelet op de Vreemdelingenwet 2000, het Vreemdelingenbesluit 2000 en het Voorschrift Vreemdelingen 2000;

Besluit:

ARTIKEL I

De Vreemdelingencirculaire 2000 wordt als volgt gewijzigd:

A

Paragraaf B1/8.2.2 Vreemdelingencirculaire 2000 komt te luiden:

8.2.2. Bewijsmiddelen erkenning als referent

De IND beschouwt een uittreksel uit het handelsregister als bewijsmiddel:

  • van inschrijving in het handelsregister van de rechtspersoon/ onderneming van de referent die om erkenning verzoekt; en

  • dat sprake is van een faillissement of surseance van betaling ten aanzien van de referent die om erkenning verzoekt.

Als de referent, die om erkenning verzoekt, niet inschrijvingsplichtig is in het handelsregister op grond van de Handelsregisterwet 2007, beschouwt de IND de betreffende uitspraak van de rechtbank als bewijsmiddel dat sprake is van het in surseance van betaling of faillissement verkeren van de referent.

Erkenning als referent voor uitwisselingsjongeren

De IND beschouwt een uittreksel uit het handelsregister waaruit dat blijkt als bewijsmiddel dat de referent een culturele doelstelling nastreeft.

De IND beschouwt een door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid goedgekeurd uitwisselingsprogramma als bewijsmiddel dat de referent een goedgekeurd uitwisselingsprogramma uitvoert.

Erkenning als referent voor tijdelijke arbeid in loondienst

Als een uitzendbureau om erkenning als referent verzoekt, beschouwt de IND een bewijs van inschrijving in het Register normering arbeid als aanvullend bewijsmiddel dat de betrouwbaarheid van de referent voldoende is gewaarborgd.

Erkenning als referent voor tijdelijke en reguliere arbeid en Kennis en talent

Als een startende vestiging van een bedrijf dat onderdeel uitmaakt van een buitenlands bedrijf verzoekt om erkenning als referent, beschouwt de IND een verklaring van bekendheid van (een onderdeel van) de Netherlands Foreign Investment Agency (hierna: NFIA) als bewijsmiddel dat de continuïteit en solvabiliteit van de referent voldoende is gewaarborgd.

Als een onderneming zich bezighoudt met arbeidsbemiddeling of het beschikbaar stellen van arbeidskrachten en om erkenning als referent verzoekt, beschouwt de IND een bewijs van inschrijving in het Register normering arbeid als aanvullend bewijsmiddel dat de betrouwbaarheid van de referent voldoende is gewaarborgd.

Erkenning als referent voor een religieuze of levensbeschouwelijke organisatie

Op grond van artikel 2a Vw, juncto artikel 1.15 en 3.31, tweede lid, Vb, juncto artikel 1.10 VV beschouwt de IND een uittreksel uit het handelsregister als bewijsmiddel dat de referent rechtspersoonlijkheid heeft.

Zelfstandige onderdelen van een kerkgenootschap die deel uitmaken van een koepelorganisatie met rechtspersoonlijkheid en erkenning als referent aanvragen moeten bescheiden overleggen waaruit blijkt dat zij onderdeel vormen van een koepelorganisatie.

De IND beschouwt als bewijsmiddel waaruit moet blijken dat de continuïteit en solvabiliteit voldoende zijn gewaarborgd:

  • een verklaring over het betalingsgedrag door de Belastingdienst; en

  • een door een accountant goedgekeurde jaarrekening van het afgesloten boekjaar; of

  • een rapport van bevindingen van een accountant over de continuïteit en solvabiliteit van de organisatie; of

  • een bankverklaring.

Continuïteit en solvabiliteit

De IND beschouwt als bewijsmiddel ten behoeve van de adviesaanvraag bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (zie paragraaf B1/2.3 Vc) voor de beoordeling van de continuïteit en solvabiliteit van een startende onderneming of rechtspersoon als bedoeld in artikel 1.13, tweede lid, VV een ondernemingsplan, aangevuld met bijvoorbeeld:

  • kopieën van onderzoeken, artikelen, verklaringen van branchedeskundigen, waaruit bijzonderheden en/of meerwaarde van product en/of dienst blijken;

  • bewijsstukken zoals kopieën van marktonderzoeken, opdrachtovereenkomsten, ontvangen orders en volledige (omvang in tijdsduur en bedrag) intentieverklaringen, CV’s, referenties, diploma’s;

  • (prognoses van) jaarrekeningen. Als een bank een onderneming financiert via een bedrijfskrediet of als de overheid (mede)financiert via kredietregelingen of subsidieregelingen, bewijsstukken waaruit dit blijkt;

  • (prognoses van) exploitatieoverzichten. Die moeten sporen met de marktpotentie (met name marktanalyse). In het geval van realisaties zijn ter ondersteuning van de jaarrekening onderbouwingen nodig in de vorm van BTW-aangiftes en BTW-beschikkingen;

  • liquiditeitsprognoses. Die moeten overeenkomen met de prognoses van de exploitatieoverzichten.

Als op grond van artikel 1.13, tweede lid, onderdeel a, VV geen ondernemingsplan is vereist overlegt de aanvrager een verklaring van betalingsgedrag, als bedoeld in hetzelfde artikel.

Op grond van artikel 1.13, tweede lid, onderdelen b, c, d, VV is geen ondernemingsplan vereist. De aanvrager overlegt in dat geval de in de betreffende onderdelen genoemde bewijsmiddelen (indien van toepassing) en aanvullende bewijsmiddelen als bijvoorbeeld akten en/of statuten.

Als er twijfel bestaat of de continuïteit en solvabiliteit van de onderneming voldoende is gewaarborgd, beschouwt de IND het in artikel 1.13, vierde lid, VV gestelde als bewijsmiddel ten behoeve van de adviesaanvraag bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland.

B

Paragraaf B5/2.3 Vreemdelingencirculaire 2000 komt te luiden:

2.3. Bewijsmiddelen

De IND beschouwt een advies van het UWV dat ten behoeve van de vreemdeling is afgegeven als bewijsmiddel dat:

  • met de aanwezigheid van de vreemdeling in Nederland een wezenlijk Nederlands belang wordt gediend; en

  • dat de vreemdeling zelfstandig en duurzaam beschikt over voldoende middelen van bestaan.

Arbeid in loondienst

De IND beschouwt als bewijsmiddel voor de adviesaanvraag bij het UWV in ieder geval:

  • de bijlage Gegevens arbeidsplaats, inclusief een arbeidsovereenkomst;

  • de bijlage Gegevens eerder verblijf en toekomstig woonadres in Nederland.

In de hieronder genoemde specifieke gevallen beschouwt de IND verder als bewijsmiddel:

  • Goederen leveren door en aan buitenlands bedrijf:

    • de bijlage Gegevens levering goederen.

  • Kunst en cultuur:

    • de bijlage Gegevens musicus/artiest in topsegment.

  • Geestelijke bedienaar:

    • de bijlage Gegevens geestelijke bedienaar.

  • Arbeid in loondienst overig:

    • de bijlage Gegevens vacaturevoorziening.

Geestelijk bedienaren

De IND beschouwt als bewijsmiddel waaruit moet blijken dat de continuïteit en solvabiliteit van de religieuze of levensbeschouwelijke organisatie in Nederland voldoende zijn gewaarborgd:

  • een verklaring over het betalingsgedrag door de Belastingdienst; en

  • een door een accountant goedgekeurde jaarrekening van het afgesloten boekjaar; of

  • een rapport van bevindingen van een accountant over de continuïteit en solvabiliteit van de organisatie; of

  • een bankverklaring.

Afwachten van herstel en hervatting van arbeid in loondienst aan boord van een Nederlands zeeschip of mijnbouwinstallatie op het continentaal plat

De IND beschouwt als bewijsmiddel dat de vreemdeling een arbeidsverleden aan boord van een Nederlands zeeschip of op het continentaal plat heeft:

  • een arbeidsovereenkomst; en

  • een werkgeversverklaring.

De IND beschouwt een toekenningsbeschikking van de uitkeringsinstantie op grond van de ZW als bewijsmiddel waaruit moet blijken dat de vreemdeling:

  • uit hoofde van zijn dienstbetrekking op grond van een door Nederland gesloten sociaal zekerheidsverdrag verzekerd is of is geweest voor de Nederlandse sociale verzekeringen; en

  • recht heeft op een uitkering op grond van de ZW, die niet in het land van herkomst geldend kan worden gemaakt.

Het doorbrengen van verlof als de vreemdeling werkzaam is aan boord van een Nederlands zeeschip

De IND beschouwt een kopie van het monsterboekje als bewijsmiddel waaruit moet blijken dat de vreemdeling:

  • een arbeidsverleden aan boord van een Nederlands zeeschip heeft van ten minste zeven jaar, waarin de totale duur van de onderbrekingen van de arbeid niet langer is dan achttien maanden;

  • tijdens dat arbeidsverleden de verlofperioden geheel in Nederland heeft doorgebracht.

De IND beschouwt als bewijsmiddel waaruit moet blijken dat de vreemdeling op het moment van indiening van de aanvraag voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd gedurende ten minste nog één jaar beschikt over een arbeidsplaats aan boord van een Nederlands schip, waarmee hij zelfstandig en duurzaam over voldoende middelen van bestaan beschikt:

  • een arbeidsovereenkomst; en

  • een werkgeversverklaring.

Het doorbrengen van verlof als de vreemdeling werkzaam is op een mijnbouwinstallatie op het continentaal plat

De IND beschouwt als bewijsmiddel waaruit moet blijken dat de vreemdeling op het moment van indiening van de aanvraag voor een verblijfsvergunning gedurende ten minste nog een jaar beschikt over een arbeidsplaats op een mijnbouwinstallatie op het continentaal plat, waarmee hij zelfstandig en duurzaam over voldoende middelen van bestaan beschikt:

  • een arbeidsovereenkomst; en

  • een werkgeversverklaring.

Het zoeken van arbeid in loondienst aan boord van een Nederlands zeeschip of op een mijnbouwinstallatie op het continentaal plat

De IND beschouwt als bewijsmiddel waaruit moet blijken dat de vreemdeling een ononderbroken arbeidsverleden van ten minste zeven jaar aan boord van een Nederlands zeeschip of op een mijnbouwinstallatie op het continentaal plat heeft:

  • een arbeidsovereenkomst; en

  • een werkgeversverklaring.

De IND beschouwt een toekenningsbeschikking van de uitkeringsinstantie op grond van de WW als bewijsmiddel waaruit moet blijken dat de vreemdeling:

  • uit hoofde van zijn dienstbetrekking op grond van een door Nederland gesloten sociaal zekerheidsverdrag verzekerd is of is geweest voor de Nederlandse sociale verzekeringen; en

  • recht heeft op een uitkering op grond van de WW en dat deze niet in het land van herkomst geldend kan worden gemaakt.

Regeling internationaal handelsverkeer

De IND beschouwt als bewijsmiddel waaruit moet blijken dat de vreemdeling tijdelijk arbeid verricht in het kader van de Regeling internationaal handelsverkeer:

  • een beschikking van het UWV waaruit blijkt dat het traject voldoet aan de voorwaarden van de Regeling internationaal handelsverkeer, zoals neergelegd in artikel 1k van de BuWav; en

  • een bewijs van aanmelding van de vreemdeling bij het UWV.

Intra-concern uitzendingen

De IND beschouwt een TWV die ten behoeve van de vreemdeling aan de referent is verleend als bewijsmiddel dat:

  • met de aanwezigheid van de vreemdeling een wezenlijk Nederlands belang wordt gediend; en

  • dat de vreemdeling zelfstandig en duurzaam beschikt over voldoende middelen van bestaan.

Arbeid op grond van een zetelovereenkomst

De IND beschouwt een verklaring van het Ministerie van BuZa als bewijsmiddel waaruit moet blijken dat de vreemdeling onder de werking valt van de Zetelovereenkomst tussen het Internationaal Strafhof en het Gastland of onder de werking valt van de brief van 21 december 2007 van de Permanente Vertegenwoordiging van het Koninkrijk der Nederlanden bij de Verenigde Naties behorend bij het Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Verenigde Naties betreffende de Zetel van het Speciale Tribunaal voor Libanon.

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 2018.

Dit besluit zal (met de toelichting) in de Staatscourant worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 28 november 2017

De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, namens deze, J.C. Goet Directeur-generaal Migratie

TOELICHTING

Met ingang van 1 april 2017 (WBV 2017/3) is in hoofdstuk B5/2.3 opgenomen wat de IND als bewijsmiddelen beschouwt waaruit moet blijken dat de continuïteit en solvabiliteit van de religieuze of levensbeschouwelijke organisatie in Nederland voldoende zijn gewaarborgd. Hierbij is (onder andere) bepaald dat bij een aanvraag GVVA voor het verrichten van arbeid voor een religieuze of levensbeschouwelijke organisatie een door een accountant middels een controleverklaring goedgekeurde jaarrekening van het afgesloten boekjaar moet worden overgelegd. De reden hiervoor is dat met een dergelijke verklaring de accountant de jaarrekening inhoudelijk heeft beoordeeld, en daarmee of de jaarrekening een goede weergave is van financiële situatie van de organisatie. De controleverklaring geeft een met zekere mate van zekerheid getrouw beeld van de werkelijkheid.

In de praktijk is evenwel gebleken dat het in veel gevallen voor religieuze of levensbeschouwelijke organisaties niet mogelijk is om een jaarrekening met controleverklaring over te leggen -met name wanneer de organisaties klein van omvang zijn en er geringe functiescheiding is van het bestuur-, en dat organisaties ook met behoorlijke kosten worden geconfronteerd voor het laten opstellen van een controleverklaring. Deze kosten staan niet in verhouding tot het doel van het vragen van een controleverklaring, namelijk het verkrijgen van (zoveel mogelijk) zekerheid over de juistheid van de jaarrekening. Daar komt bij dat religieuze of levensbeschouwelijke organisaties naast een door een accountant goedgekeurde jaarrekening ook een verklaring van de Belastingdienst over het betalingsgedrag als bedoeld in artikel 1.1.12 van de Leidraad Invordering 2008 moeten overleggen, ter beoordeling van de (historie van de) belasting- en premieafdracht van de organisatie.

Om bovengenoemde redenen komt met deze wijziging de voorwaarde dat de jaarrekening moet zijn goedgekeurd middels een controleverklaring te vervallen, en wordt voor wat betreft de over te leggen bewijsmiddelen door een religieuze of levensbeschouwelijke organisatie aangesloten bij de bewijsmiddelen die deze organisaties moeten overleggen bij een aanvraag voor erkenning als referent, ter beoordeling van de continuïteit en solvabiliteit (B1/8.2.2). Immers ook bij een aanvraag voor erkenning als referent zijn continuïteit en solvabiliteit van de aanvrager belangrijke toetsingscriteria en in de praktijk is niet gebleken dat de gegevens die de aanvrager daarvoor moet overleggen onvoldoende zijn voor een adequate beoordeling. Onder een door een accountant goedgekeurde jaarrekening wordt verstaan: een jaarrekening die door een accountant is beoordeeld middels een controle-, beoordelings- of samenstellingsverklaring.

Verder worden in hoofdstuk B5/2.3 en B1/8.2.2 een bankverklaring of een rapport van feitelijke bevindingen van een accountant over de continuïteit en solvabiliteit van de organisatie opgenomen als alternatieve bewijsmiddelen voor een door een accountant goedgekeurde jaarrekening. Immers aan de hand van een rapport van feitelijke bevindingen of een bankverklaring meent de IND afdoende in staat te zijn een oordeel te geven over de continuïteit en solvabiliteit van de desbetreffende religieuze of levensbeschouwelijke organisatie.

De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, namens deze, J.C. Goet Directeur-generaal Migratie

Naar boven