Regeling van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 21 december 2017, nr. WJZ/17163456, houdende een wijziging van de Uitvoeringsregeling Meststoffenwet in verband met de aanpassing van diverse excretieforfaits

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

Gelet op artikel 12, derde lid, van de Meststoffenwet en de artikelen 28, tweede lid, onderdeel b, en 70, eerste lid, van het Uitvoeringsbesluit Meststoffenwet;

Besluit:

ARTIKEL I

De Uitvoeringsregeling Meststoffenwet wordt als volgt gewijzigd:

A

In tabel I, van bijlage D, komt voor de diersoort Capra hircus (geit), diernummer 600, de tabel te luiden:

Melkgeiten (alle vrouwelijke geiten die ten minste eenmaal hebben gelammerd, inclusief pasgeboren lammeren en geslachtsrijpe bokken)

600

Alle

0,76

10,2

4,3b

Voetnoot b komt te luiden:

b Ingeval van melkgeiten gehouden op door SKAL als biologisch gecertificeerde bedrijven is het getal 4,1 in plaats van 4,3.

B

Tabel I, van bijlage I, komt te luiden als volgt:

Tabel I behorende bij de artikelen 84 t/m 91

Diersoort/omschrijving

 

Mestcode

kg

stikstof

per ton

kg

fosfaat

per ton

Rundvee

vaste mest

10

6,4

3,2

 

drijfmest behalve van vleeskalveren

14

4,0

1,5

 

gier en filtraat na mestscheiding

11

3,9

1,4

 

koek na mestscheiding

13

16,9

9,8

 

bewerkte kalvergier

17

4,2

5,0

 

vleeskalveren, wit vlees

18

3,2

1,2

 

vleeskalveren, rosévlees

19

5,5

2,2

Kalkoenen

mest, alle systemen

23

30,1

22,9

Kippen

drijfmest

30

9,9

6,2

 

deeppitstal, kanalenstal

31

24,3

22,1

 

mestband

32

26,0

20,9

 

mestband + nadroog

33

32,6

26,3

 

geheel of gedeeltelijk strooiselstal (incl. volièrestal/scharrelstal)

35

26,8

24,9

Vleeskuikens en parelhoenders

mest, alle systemen

39

31,3

15,4

Varkens

vaste mest

40

8,1

8,0

 

drijfmest fokzeugen, incl. biggen, opfokzeugen/-beren, dekberen

46

3,8

2,4

 

gier en filtraat na mestscheiding

41

1,5

0,6

 

koek na mestscheiding

43

25,7

21,4

 

drijfmest vleesvarkens

50

6,4

3,8

Schapen

mest, alle systemen

56

8,5

4,7

Geiten

drijfmest

60

4,8

2,5

 

vaste mest

61

9,1

4,8

Nertsen

vaste mest

75

27,7

45,7

 

drijfmest

76

7,9

3,1

Eenden

vaste mest

80

9,7

9,4

 

drijfmest

81

5,8

3,8

Konijnen

vaste mest

90

11,3

11,7

 

drijfmest met ds< 2,5%

91

4,3

3,6

 

drijfmest

92

4,4

3,0

Paarden

vaste mest

25

4,8

2,5

Ezels

vaste mest

26

5,0

3,0

Pony’s

vaste mest

27

4,7

3,2

Herten

vaste mest

95

7,1

5,3

Waterbuffels

mest, alle systemen

96

4,1

2,1

Knobbelgans

vaste mest

97

8,9

8,1

Grauwe gans

vaste mest

98

8,9

8,1

Fazanten en patrijzen

vaste mest

99

32,6

17,7

Struisvogels, emoes en nandoes

vaste mest

100

23,1

18,7

Vleesduif

vaste mest

101

23,1

18,7

Bruine rat

vaste mest

102

11,9

11,7

Tamme muis

vaste mest

103

11,9

11,7

Cavia

vaste mest

104

11,9

11,7

Goudhamster

vaste mest

105

11,9

11,7

Gerbil

vaste mest

106

11,9

11,7

C

In tabel II, van bijlage I, komt voor de categorie Champost de tabel te luiden:

Champost

110

7,0

3,9

D

Bijlage J komt te luiden als volgt:

BIJLAGE J

gewas

Opbrengst

(ton ds/ha)

Opbrengst

(ton product/ha)

Stikstof-gehalte

(kg stikstof/ton ds)

Fosfaat-gehalte

(kg fosfaat/

ton ds)

Stikstof-gehalte (kg stikstof/ton vers product)

Fosfaat-gehalte

(kg fosfaat/ton

vers product)

Snijmaïs

16,1

44,6

11,3

4,5

4,0

1,6

Maïskolvenschroot

7,8

14,0

14,4

5,7

7,6

3,0

Corncob

mix (100% spil)

7,9

15,0

15,5

6,9

8,1

3,6

Corncob

mix (25% spil)

7,9

12,4

15,0

6,9

9,5

4,3

Korrelmaïs

7,9

9,1

12,2

5,5

10,5

4,8

Gehele plant silage

8,8

10,5

17,6

6,9

5,7

2,2

Tarwe

7,6

8,8

17,9

6,4

15,4

5,5

Erwten

5,5

6,5

32,5

8,5

28,1

7,3

Gerst

5,9

6,8

16,0

7,1

13,9

6,2

Aardappelen (vers)

9,9

49,1

16,8

4,6

3,4

0,9

Aardappelen (kuil)

*

*

10,4

4,6

3,3

1,5

Appelen

*

*

4,2

1,6

0,7

0,3

Graanstro (rogge)

3,6

4,3

4,6

2,3

3,9

1,9

Graanstro (tarwe)

3,5

4,1

6,6

2,1

5,8

1,8

Grashooi

*

*

21,1

6,2

17,8

5,2

Graskuil

*

*

27,9

9,4

12,4

4,2

Graszaad

stro

*

*

9,9

4,4

8,5

3,7

Rogge

3,3

3,8

15,5

7,1

13,5

6,2

Uien

6,0

51,0

21,6

6,9

2,5

0,8

Voederbieten

15,5

100,0

12,5

4,6

1,7

0,6

Witlof

wortelen

**

**

8,2

5,7

1,2

0,9

kaaswei

   

37,0

24,4

1,3

0,9

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2018.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 21 december 2017

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J. Schouten

TOELICHTING

Deze regeling wijzigt de Uitvoeringsregeling Meststoffenwet (hierna: Urm) in verband met de actualisatie van forfaits in bijlage D, I en J. In bijlage D wordt het forfait voor melkgeiten geactualiseerd. Bijlage I en J worden in zijn geheel geactualiseerd.

Wat zijn forfaits?

De in Bijlage D weergegeven excretieforfaits geven weer hoeveel nutriënten dieren produceren. De in bijlage I weergegeven forfaits geven weer wat het gemiddelde mineralengehalte in afgevoerde mest is per mestsoort. De in bijlage J weergegeven forfaits geven weer wat het gemiddelde nutriëntengehalte is van verschillende soorten diervoeder. Op basis van forfaits wordt gecontroleerd of veehouders genoeg dierlijke meststoffen van het bedrijf hebben afgevoerd om binnen de gebruiksnormen te blijven voor de landbouwgronden die bij het bedrijf in gebruik zijn en of bedrijven voldoende mestopslagcapaciteit hebben.

Bijlage D Fosfaatforfait gangbare melkgeiten

Naar aanleiding van signalen van vertegenwoordigers van de geitenhouderijsector en Nevedi zijn de berekeningen van het melkgeitenfosfaatforfait in bijlage D tegen het licht gehouden. Het is gebleken dat er actuelere cijfers beschikbaar zijn over het fosfaatgehalte in het voer dat deze dieren krijgen. Het fosfaatgehalte blijkt significant lager te zijn. Daarom zijn lagere excretieforfaits gerechtvaardigd. Omdat deze gegevens te laat beschikbaar kwamen om hierover een gedegen advies aan de Commissie Deskundigen Meststoffenwet (CDM) te vragen wordt dit forfait dit jaar ambtshalve verlaagd, waarbij een veilige marge wordt aangehouden. Bij een volgende actualisering van de Uitvoeringsregeling Meststoffenwet zal dit forfait definitief worden vastgesteld op basis van advies hierover door de CDM.

Bijlage I Forfaitaire mineralengehalten in dierlijke mest

De CDM heeft een advies opgesteld over de wenselijkheid om Bijlage I van de Urm te actualiseren. De vorige actualisatie door de CDM dateert van mei 2014.

Het voorstel voor actualisatie van de forfaitaire mineralengehalten in dierlijke mest is opgesteld op basis van de meest recente gegevens van mesttransporten, zoals geregistreerd bij RVO.nl.

De CDM stelt voor om de mediane waarden te gebruiken voor het afleiden van de forfaits in bijlage I van de Uitvoeringsregeling van de Meststoffenwet. Mediane waarden zijn te prefereren boven gemiddelde waarden, omdat mediane waarden minder worden beïnvloed door uitschieters in analyseresultaten.

Het advies van CDM is overgenomen. De mestsoorten waarvoor de CDM geen advies heeft gegeven blijven hetzelfde forfait houden.

Bijlage J Forfaitaire opbrengst en mineralengehalten ruwvoer en enkelvoudig diervoer

De CDM heeft een advies opgesteld over wenselijkheid om Bijlage J van de Urm te actualiseren. De vorige actualisatie door de CDM dateert van mei 2014.

Het voorstel voor actualisatie van Bijlage J is opgesteld op basis van de meest recente statistische gegevens. Voor een aantal voeders zijn kleine wijzingen voorgesteld.

Het advies van CDM is overgenomen.

Regeldruk

De uitvoerende instantie is voor de onderhavige regels de Rijksdienst voor ondernemend Nederland (verder: RVO.nl). In het kader hiervan verricht RVO.nl administratieve controles voor de toepassing van de gebruiksnormen en wordt hierop via inspecties toegezien door de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (verder: NVWA) en door de politie. De politie beperkt zich daarbij tot ‘heterdaad’-feiten wat betreft het uitrijden van dierlijke mest in de maand augustus. Uitbreiding van de capaciteit of de rol van de NVWA, RVO.nl of de politie is zeker niet aan de orde.

Uit de wijzigingen in de forfaits vloeien geen veranderingen door in regeldruk voor de houders van de dieren.

Overige Bedrijfseffecten

De betere aansluiting van de forfaitaire waarden op de praktijk kan leiden tot een andere hoeveelheid mest die verwerkt of buiten het eigen bedrijf geplaatst moet worden, hetgeen leidt tot een afname of toename van de bedrijfskosten afhankelijk van of het forfait naar boven of beneden wordt bijgesteld.

In het geval van de wijziging van het fosfaatforfait voor melkgeiten is er door de sector zelf gevraagd om een spoedige aanpassing van de forfaits, omdat de nieuwe forfaits beter aansluiten op de praktijk.

Consultatie

De kennisgeving van het ontwerp van deze regeling is gepubliceerd in de Staatscourant. Het ontwerp is ter inzage gelegd en op www.internetconsultatie.nl geplaatst waarbij eenieder in de gelegenheid is gesteld zijn zienswijze over het ontwerp naar voren te brengen. Op het ontwerp van deze regeling zijn reacties ontvangen van: Cumela en SMG (Stichting Mestverwerking Gelderland).

Cumela geeft aan dat de voorgestelde waarden in bijlage I voor dikke fracties van gescheiden runder- en varkensmest op of zeer nabij de maximale waarde die met mestscheiding bereikt kan worden liggen. In de praktijk worden ook veel scheidingstechnieken gebruikt die de technisch maximaal haalbare gehaltes bij lange na niet kunnen halen. Daarmee is de conclusie gerechtvaardigd dat in deze gevallen er geen sprake is van enkele (of wel 20%) van de monsters die extreem hoog zijn, maar dat bij waarschijnlijk veel meer analyses er geen vertrouwen is dat die overeenkomen met de feitelijke mineraleninhoud van de dikke fractie. In dat geval is gebruikmaken van de mediaan dus geen goede maatstaf voor het vaststellen van een forfaitaire waarde.

Aangezien recent wordt gewerkt met onafhankelijke monsternemers stelt Cumela voor om eerst een jaar lang te meten en de forfaits op basis van deze onafhankelijke metingen vast te stellen.

SMG geeft over gescheiden rundermest aan dat de voorgestelde waarden mogelijk wel kloppen, omdat de afgevoerde mest van SMG deze waarden ook bereikt en individuele boeren hier mogelijk ook toe in staat zijn.

Nu onduidelijkheid bestaat over of de voorgestelde waarden wel of niet juist zijn, wordt het voorstel van Cumela overgenomen. De forfaits voor deze twee mestsoorten met mestcodes 13 en 43 blijven daarom ongewijzigd tot er voldoende onafhankelijke monsters beschikbaar zijn om deze cijfers goed te kunnen vaststellen.

SMG heeft daarnaast gereageerd op de voorgestelde forfaits voor bewerkte kalvergier. Hiervan wordt aangegeven dat de gemeten gehaltes in dit product een trend laten zien die niet tot zijn recht komt in de voorgestelde forfaits. SMG stelt daarom voor om de gemeten gehaltes per jaar te gebruiken voor het vaststellen van nieuwe forfaits.

Bij het vaststellen van nieuwe forfaits wordt gebruik gemaakt van gemeten gegevens over drie jaar. Dit wordt gedaan om de forfaits zo stabiel mogelijk te houden en schommelingen te voorkomen. Hierover wordt een onafhankelijk advies uitgebracht door de CDM. Aan deze werkwijze wordt vastgehouden. Als de door SMG geschetste trend doorzet zal dit bij de volgende actualisering van de forfaits tot uiting komen. Voor deze actualisering wordt vastgehouden aan het advies van CDM. In praktijk zal dit voor SMG geen grote gevolgen hebben, omdat partijen bewerkte kalvergier altijd bemonsterd en geanalyseerd worden. De forfaits worden alleen dan gebruikt indien in dat proces onvolkomenheden zijn opgetreden.

Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2018.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J. Schouten

Naar boven