De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
Gelet op artikel 12, derde lid, van de Meststoffenwet en de artikelen 28, tweede lid,
onderdeel b, en 70, eerste lid, van het Uitvoeringsbesluit Meststoffenwet;
Besluit:
ARTIKEL I
De Uitvoeringsregeling Meststoffenwet wordt als volgt gewijzigd:
A
In tabel I, van bijlage D, komt voor de diersoort Capra hircus (geit), diernummer
600, de tabel te luiden:
|
Melkgeiten (alle vrouwelijke geiten die ten minste eenmaal hebben gelammerd, inclusief
pasgeboren lammeren en geslachtsrijpe bokken)
|
600
|
Alle
|
0,76
|
10,2
|
4,3b
|
–
|
Voetnoot b komt te luiden:
b Ingeval van melkgeiten gehouden op door SKAL als biologisch gecertificeerde bedrijven
is het getal 4,1 in plaats van 4,3.
B
Tabel I, van bijlage I, komt te luiden als volgt:
Tabel I behorende bij de artikelen 84 t/m 91
|
Diersoort/omschrijving
|
|
Mestcode
|
kg
stikstof
per ton
|
kg
fosfaat
per ton
|
|
Rundvee
|
vaste mest
|
10
|
6,4
|
3,2
|
| |
drijfmest behalve van vleeskalveren
|
14
|
4,0
|
1,5
|
| |
gier en filtraat na mestscheiding
|
11
|
3,9
|
1,4
|
| |
koek na mestscheiding
|
13
|
16,9
|
9,8
|
| |
bewerkte kalvergier
|
17
|
4,2
|
5,0
|
| |
vleeskalveren, wit vlees
|
18
|
3,2
|
1,2
|
| |
vleeskalveren, rosévlees
|
19
|
5,5
|
2,2
|
|
Kalkoenen
|
mest, alle systemen
|
23
|
30,1
|
22,9
|
|
Kippen
|
drijfmest
|
30
|
9,9
|
6,2
|
| |
deeppitstal, kanalenstal
|
31
|
24,3
|
22,1
|
| |
mestband
|
32
|
26,0
|
20,9
|
| |
mestband + nadroog
|
33
|
32,6
|
26,3
|
| |
geheel of gedeeltelijk strooiselstal (incl. volièrestal/scharrelstal)
|
35
|
26,8
|
24,9
|
|
Vleeskuikens en parelhoenders
|
mest, alle systemen
|
39
|
31,3
|
15,4
|
|
Varkens
|
vaste mest
|
40
|
8,1
|
8,0
|
| |
drijfmest fokzeugen, incl. biggen, opfokzeugen/-beren, dekberen
|
46
|
3,8
|
2,4
|
| |
gier en filtraat na mestscheiding
|
41
|
1,5
|
0,6
|
| |
koek na mestscheiding
|
43
|
25,7
|
21,4
|
| |
drijfmest vleesvarkens
|
50
|
6,4
|
3,8
|
|
Schapen
|
mest, alle systemen
|
56
|
8,5
|
4,7
|
|
Geiten
|
drijfmest
|
60
|
4,8
|
2,5
|
| |
vaste mest
|
61
|
9,1
|
4,8
|
|
Nertsen
|
vaste mest
|
75
|
27,7
|
45,7
|
| |
drijfmest
|
76
|
7,9
|
3,1
|
|
Eenden
|
vaste mest
|
80
|
9,7
|
9,4
|
| |
drijfmest
|
81
|
5,8
|
3,8
|
|
Konijnen
|
vaste mest
|
90
|
11,3
|
11,7
|
| |
drijfmest met ds< 2,5%
|
91
|
4,3
|
3,6
|
| |
drijfmest
|
92
|
4,4
|
3,0
|
|
Paarden
|
vaste mest
|
25
|
4,8
|
2,5
|
|
Ezels
|
vaste mest
|
26
|
5,0
|
3,0
|
|
Pony’s
|
vaste mest
|
27
|
4,7
|
3,2
|
|
Herten
|
vaste mest
|
95
|
7,1
|
5,3
|
|
Waterbuffels
|
mest, alle systemen
|
96
|
4,1
|
2,1
|
|
Knobbelgans
|
vaste mest
|
97
|
8,9
|
8,1
|
|
Grauwe gans
|
vaste mest
|
98
|
8,9
|
8,1
|
|
Fazanten en patrijzen
|
vaste mest
|
99
|
32,6
|
17,7
|
|
Struisvogels, emoes en nandoes
|
vaste mest
|
100
|
23,1
|
18,7
|
|
Vleesduif
|
vaste mest
|
101
|
23,1
|
18,7
|
|
Bruine rat
|
vaste mest
|
102
|
11,9
|
11,7
|
|
Tamme muis
|
vaste mest
|
103
|
11,9
|
11,7
|
|
Cavia
|
vaste mest
|
104
|
11,9
|
11,7
|
|
Goudhamster
|
vaste mest
|
105
|
11,9
|
11,7
|
|
Gerbil
|
vaste mest
|
106
|
11,9
|
11,7
|
C
In tabel II, van bijlage I, komt voor de categorie Champost de tabel te luiden:
D
Bijlage J komt te luiden als volgt:
BIJLAGE J
|
gewas
|
Opbrengst
(ton ds/ha)
|
Opbrengst
(ton product/ha)
|
Stikstof-gehalte
(kg stikstof/ton ds)
|
Fosfaat-gehalte
(kg fosfaat/
ton ds)
|
Stikstof-gehalte (kg stikstof/ton vers product)
|
Fosfaat-gehalte
(kg fosfaat/ton
vers product)
|
|
Snijmaïs
|
16,1
|
44,6
|
11,3
|
4,5
|
4,0
|
1,6
|
|
Maïskolvenschroot
|
7,8
|
14,0
|
14,4
|
5,7
|
7,6
|
3,0
|
|
Corncob
mix (100% spil)
|
7,9
|
15,0
|
15,5
|
6,9
|
8,1
|
3,6
|
|
Corncob
mix (25% spil)
|
7,9
|
12,4
|
15,0
|
6,9
|
9,5
|
4,3
|
|
Korrelmaïs
|
7,9
|
9,1
|
12,2
|
5,5
|
10,5
|
4,8
|
|
Gehele plant silage
|
8,8
|
10,5
|
17,6
|
6,9
|
5,7
|
2,2
|
|
Tarwe
|
7,6
|
8,8
|
17,9
|
6,4
|
15,4
|
5,5
|
|
Erwten
|
5,5
|
6,5
|
32,5
|
8,5
|
28,1
|
7,3
|
|
Gerst
|
5,9
|
6,8
|
16,0
|
7,1
|
13,9
|
6,2
|
|
Aardappelen (vers)
|
9,9
|
49,1
|
16,8
|
4,6
|
3,4
|
0,9
|
|
Aardappelen (kuil)
|
*
|
*
|
10,4
|
4,6
|
3,3
|
1,5
|
|
Appelen
|
*
|
*
|
4,2
|
1,6
|
0,7
|
0,3
|
|
Graanstro (rogge)
|
3,6
|
4,3
|
4,6
|
2,3
|
3,9
|
1,9
|
|
Graanstro (tarwe)
|
3,5
|
4,1
|
6,6
|
2,1
|
5,8
|
1,8
|
|
Grashooi
|
*
|
*
|
21,1
|
6,2
|
17,8
|
5,2
|
|
Graskuil
|
*
|
*
|
27,9
|
9,4
|
12,4
|
4,2
|
|
Graszaad
stro
|
*
|
*
|
9,9
|
4,4
|
8,5
|
3,7
|
|
Rogge
|
3,3
|
3,8
|
15,5
|
7,1
|
13,5
|
6,2
|
|
Uien
|
6,0
|
51,0
|
21,6
|
6,9
|
2,5
|
0,8
|
|
Voederbieten
|
15,5
|
100,0
|
12,5
|
4,6
|
1,7
|
0,6
|
|
Witlof
wortelen
|
**
|
**
|
8,2
|
5,7
|
1,2
|
0,9
|
|
kaaswei
|
|
|
37,0
|
24,4
|
1,3
|
0,9
|
ARTIKEL II
Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2018.
TOELICHTING
Deze regeling wijzigt de Uitvoeringsregeling Meststoffenwet (hierna: Urm) in verband
met de actualisatie van forfaits in bijlage D, I en J. In bijlage D wordt het forfait
voor melkgeiten geactualiseerd. Bijlage I en J worden in zijn geheel geactualiseerd.
Wat zijn forfaits?
De in Bijlage D weergegeven excretieforfaits geven weer hoeveel nutriënten dieren
produceren. De in bijlage I weergegeven forfaits geven weer wat het gemiddelde mineralengehalte
in afgevoerde mest is per mestsoort. De in bijlage J weergegeven forfaits geven weer
wat het gemiddelde nutriëntengehalte is van verschillende soorten diervoeder. Op basis
van forfaits wordt gecontroleerd of veehouders genoeg dierlijke meststoffen van het
bedrijf hebben afgevoerd om binnen de gebruiksnormen te blijven voor de landbouwgronden
die bij het bedrijf in gebruik zijn en of bedrijven voldoende mestopslagcapaciteit
hebben.
Bijlage D Fosfaatforfait gangbare melkgeiten
Naar aanleiding van signalen van vertegenwoordigers van de geitenhouderijsector en
Nevedi zijn de berekeningen van het melkgeitenfosfaatforfait in bijlage D tegen het
licht gehouden. Het is gebleken dat er actuelere cijfers beschikbaar zijn over het
fosfaatgehalte in het voer dat deze dieren krijgen. Het fosfaatgehalte blijkt significant
lager te zijn. Daarom zijn lagere excretieforfaits gerechtvaardigd. Omdat deze gegevens
te laat beschikbaar kwamen om hierover een gedegen advies aan de Commissie Deskundigen
Meststoffenwet (CDM) te vragen wordt dit forfait dit jaar ambtshalve verlaagd, waarbij
een veilige marge wordt aangehouden. Bij een volgende actualisering van de Uitvoeringsregeling
Meststoffenwet zal dit forfait definitief worden vastgesteld op basis van advies hierover
door de CDM.
Bijlage I Forfaitaire mineralengehalten in dierlijke mest
De CDM heeft een advies opgesteld over de wenselijkheid om Bijlage I van de Urm te
actualiseren. De vorige actualisatie door de CDM dateert van mei 2014.
Het voorstel voor actualisatie van de forfaitaire mineralengehalten in dierlijke mest
is opgesteld op basis van de meest recente gegevens van mesttransporten, zoals geregistreerd
bij RVO.nl.
De CDM stelt voor om de mediane waarden te gebruiken voor het afleiden van de forfaits
in bijlage I van de Uitvoeringsregeling van de Meststoffenwet. Mediane waarden zijn
te prefereren boven gemiddelde waarden, omdat mediane waarden minder worden beïnvloed
door uitschieters in analyseresultaten.
Het advies van CDM is overgenomen. De mestsoorten waarvoor de CDM geen advies heeft
gegeven blijven hetzelfde forfait houden.
Bijlage J Forfaitaire opbrengst en mineralengehalten ruwvoer en enkelvoudig diervoer
De CDM heeft een advies opgesteld over wenselijkheid om Bijlage J van de Urm te actualiseren.
De vorige actualisatie door de CDM dateert van mei 2014.
Het voorstel voor actualisatie van Bijlage J is opgesteld op basis van de meest recente
statistische gegevens. Voor een aantal voeders zijn kleine wijzingen voorgesteld.
Het advies van CDM is overgenomen.
Regeldruk
De uitvoerende instantie is voor de onderhavige regels de Rijksdienst voor ondernemend
Nederland (verder: RVO.nl). In het kader hiervan verricht RVO.nl administratieve controles
voor de toepassing van de gebruiksnormen en wordt hierop via inspecties toegezien
door de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (verder: NVWA) en door de politie.
De politie beperkt zich daarbij tot ‘heterdaad’-feiten wat betreft het uitrijden van
dierlijke mest in de maand augustus. Uitbreiding van de capaciteit of de rol van de
NVWA, RVO.nl of de politie is zeker niet aan de orde.
Uit de wijzigingen in de forfaits vloeien geen veranderingen door in regeldruk voor
de houders van de dieren.
Overige Bedrijfseffecten
De betere aansluiting van de forfaitaire waarden op de praktijk kan leiden tot een
andere hoeveelheid mest die verwerkt of buiten het eigen bedrijf geplaatst moet worden,
hetgeen leidt tot een afname of toename van de bedrijfskosten afhankelijk van of het
forfait naar boven of beneden wordt bijgesteld.
In het geval van de wijziging van het fosfaatforfait voor melkgeiten is er door de
sector zelf gevraagd om een spoedige aanpassing van de forfaits, omdat de nieuwe forfaits
beter aansluiten op de praktijk.
Consultatie
De kennisgeving van het ontwerp van deze regeling is gepubliceerd in de Staatscourant.
Het ontwerp is ter inzage gelegd en op www.internetconsultatie.nl geplaatst waarbij eenieder in de gelegenheid is gesteld zijn zienswijze over het
ontwerp naar voren te brengen. Op het ontwerp van deze regeling zijn reacties ontvangen
van: Cumela en SMG (Stichting Mestverwerking Gelderland).
Cumela geeft aan dat de voorgestelde waarden in bijlage I voor dikke fracties van
gescheiden runder- en varkensmest op of zeer nabij de maximale waarde die met mestscheiding
bereikt kan worden liggen. In de praktijk worden ook veel scheidingstechnieken gebruikt
die de technisch maximaal haalbare gehaltes bij lange na niet kunnen halen. Daarmee
is de conclusie gerechtvaardigd dat in deze gevallen er geen sprake is van enkele
(of wel 20%) van de monsters die extreem hoog zijn, maar dat bij waarschijnlijk veel
meer analyses er geen vertrouwen is dat die overeenkomen met de feitelijke mineraleninhoud
van de dikke fractie. In dat geval is gebruikmaken van de mediaan dus geen goede maatstaf
voor het vaststellen van een forfaitaire waarde.
Aangezien recent wordt gewerkt met onafhankelijke monsternemers stelt Cumela voor
om eerst een jaar lang te meten en de forfaits op basis van deze onafhankelijke metingen
vast te stellen.
SMG geeft over gescheiden rundermest aan dat de voorgestelde waarden mogelijk wel
kloppen, omdat de afgevoerde mest van SMG deze waarden ook bereikt en individuele
boeren hier mogelijk ook toe in staat zijn.
Nu onduidelijkheid bestaat over of de voorgestelde waarden wel of niet juist zijn,
wordt het voorstel van Cumela overgenomen. De forfaits voor deze twee mestsoorten
met mestcodes 13 en 43 blijven daarom ongewijzigd tot er voldoende onafhankelijke
monsters beschikbaar zijn om deze cijfers goed te kunnen vaststellen.
SMG heeft daarnaast gereageerd op de voorgestelde forfaits voor bewerkte kalvergier.
Hiervan wordt aangegeven dat de gemeten gehaltes in dit product een trend laten zien
die niet tot zijn recht komt in de voorgestelde forfaits. SMG stelt daarom voor om
de gemeten gehaltes per jaar te gebruiken voor het vaststellen van nieuwe forfaits.
Bij het vaststellen van nieuwe forfaits wordt gebruik gemaakt van gemeten gegevens
over drie jaar. Dit wordt gedaan om de forfaits zo stabiel mogelijk te houden en schommelingen
te voorkomen. Hierover wordt een onafhankelijk advies uitgebracht door de CDM. Aan
deze werkwijze wordt vastgehouden. Als de door SMG geschetste trend doorzet zal dit
bij de volgende actualisering van de forfaits tot uiting komen. Voor deze actualisering
wordt vastgehouden aan het advies van CDM. In praktijk zal dit voor SMG geen grote
gevolgen hebben, omdat partijen bewerkte kalvergier altijd bemonsterd en geanalyseerd
worden. De forfaits worden alleen dan gebruikt indien in dat proces onvolkomenheden
zijn opgetreden.
Inwerkingtreding
Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2018.
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J. Schouten