Regeling van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 27 november 2017, 2017-0000185697, tot wijziging Subsidieregeling ESF 2014–2020 i.v.m. nieuw tijdvak Geïntegreerde territoriale investeringen

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Gelet op de artikelen 3, eerste lid, en 5 van de Kaderwet SZW-subsidies;

Besluit:

ARTIKEL I. WIJZIGING VAN DE SUBSIDIEREGELING ESF 2014–2020

Bijlage 1 van de Subsidieregeling ESF 2014–2020 wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel A4, onderdeel g, vervalt de zinsnede: , met uitzondering van de gevallen, bedoeld in artikel 24, tweede lid, van Richtlijn 2004/38/EG.

B

1. Voor de tekst van artikel C2 wordt de aanduiding ‘1.’ geplaatst.

2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 2. Subsidieaanvragen met betrekking tot een project in het kader van dit hoofdstuk worden door de Minister ontvangen in het aanvraagtijdvak van 1 februari 2018, 09.00 uur, tot en met 28 februari 2018, 17.00 uur.

C

1. Voor de tekst van artikel C3 wordt de aanduiding ‘1.’ geplaatst.

2. In het eerste lid (nieuw) wordt in de aanhef na ‘bedoeld in artikel C2’ ingevoegd: eerste lid,.

3. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 2. Het maximaal beschikbare bedrag voor het verlenen van subsidie bedraagt voor het aanvraagtijdvak, bedoeld in artikel C2, tweede lid, voor de gemeente:

    • a. Amsterdam: € 4.719.299,–;

    • b. Den haag: € 2.713.491,–;

    • c. Rotterdam: € 4.841.545,–;

    • d. Utrecht: € 872.500,–.

D

1. Voor de tekst van artikel C5 wordt de aanduiding ‘1.’ geplaatst.

2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 2. In afwijking van artikel 12, vijfde en zesde lid, kan een aanvraag een subproject bevatten met meerdere kostensoorten als bedoeld in artikel 12, eerste en tweede lid, onder de voorwaarde dat in dit subproject geen opslag mag worden toegepast als bedoeld in artikel 12, derde lid.

E

Artikel C6 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, onderdeel c, wordt na ‘van ten hoogste 24 maanden’ ingevoegd ‘als het een subsidieaanvraag betreft gedaan in het aanvraagtijdvak, bedoeld in artikel C2, eerste lid’ en wordt aan het eind van het onderdeel toegevoegd: of het project een duur heeft tot en met uiterlijk 31 maart 2021 als het als een subsidieaanvraag betreft gedaan in het aanvraagtijdvak, bedoeld in artikel C2, tweede lid.

2. Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel c door een puntkomma, wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

d. de aanvraag ingediend in het aanvraagtijdvak, bedoeld in artikel C2, tweede lid, bevat een omschrijving van de bijdrage die het project levert aan de geïntegreerde aanpak van de mismatch op de arbeidsmarkt met behulp van financiering uit het ESF en het EFRO.

F

Na artikel C8 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel C8a. Tussentijdse declaratie

  • 1. Dit artikel is van toepassing op een subsidieaanvraag gedaan in het aanvraagtijdvak, bedoeld in artikel C2, tweede lid.

  • 2. De subsidieontvanger dient een tussentijdse declaratie in bij de Minister, met daarbij een verantwoording van de kosten onder gelijktijdige verstrekking van de burgerservicenummers van de deelnemers aan het project.

  • 3. De tussentijdse declaratie, bedoeld in het tweede lid, heeft betrekking op de periode tussen de startdatum van het project en 31 december 2019 en wordt uiterlijk 31 maart 2020 ingediend.

  • 4. In afwijking van het tweede lid kan de Minister besluiten tot het laten vervallen van de verplichting tot het indienen van de tussentijdse declaratie.

  • 5. Artikel 18, tweede en vijfde lid, is van overeenkomstige toepassing op de tussentijdse declaratie, bedoeld in het tweede lid.

  • 6. De Minister betaalt binnen negentig dagen nadat een tussentijdse declaratie is ontvangen, de op dat moment bekende verschuldigde subsidie.

  • 7. De einddeclaratie, bedoeld in artikel 18, bevat de som van tussentijdse declaraties en het resterend eindbedrag. De verantwoording van de kosten en de burgerservicenummers van de deelnemers, bedoeld in artikel 18, eerste lid, hebben betrekking op het resterend eindbedrag opgenomen in de einddeclaratie.

  • 8. Indien de Minister toepassing geeft aan het vierde lid dient de subsidieontvanger een voortgangsrapportage in over de eerste twee uitvoeringsjaren van het project binnen vier weken na afloop van die periode.

G

1. Voor de tekst van artikel C9 wordt de aanduiding ‘1.’ geplaatst.

2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

2. In afwijking van artikel 14 kan de Minister besluiten tot het verstrekken van een voorschot tot maximaal de op basis van de tussentijdse declaratie, bedoeld in artikel C8a, verschuldigde subsidie.

ARTIKEL II. INWERKINGTREDING

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst. Artikel I, onderdelen A en D, werken terug tot en met 18 september 2014.

Deze regeling wordt met de toelichting in de Staatscourant geplaatst.

Den Haag, 27 november 2017

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, T. van Ark

TOELICHTING

Algemeen

Wijzigingen in Hoofdstuk VI. Geïntegreerde territoriale investeringen

Directe aanleiding voor de wijziging van de Subsidieregeling ESF 2014–2020 is het openstellen van een nieuw tijdvak voor de aanvraag van subsidie voor Investeringsprioriteit C, Hoofdstuk VI. Geïntegreerde territoriale investeringen. Daarnaast is een kleine technische wijziging opgenomen in Hoofdstuk I die zorgt voor een vereenvoudiging in de verantwoording.

Artikelsgewijs

Artikel I. Wijziging bijlage 1 van de Subsidieregeling ESF 2014–2020

Onderdeel A (artikel A4. Doel en Doelgroepen)

De definitie van de doelgroep in dit onderdeel is vereenvoudigd, waardoor het voor de begunstigde gemakkelijker is om aan te tonen dat de deelnemer onder de in dit artikel omschreven doelgroep valt. Deze wijziging heeft met terugwerkende kracht werking vanaf 18 september 2014.

Onderdeel B (artikel C2. Aanvraagtijdvak)

Met deze wijziging wordt een nieuw aanvraagtijdvak opengesteld.

Onderdeel C (artikel C3. Subsidieplafond)

Voor het nieuwe aanvraagtijdvak wordt een bedrag van in totaal ruim 13 miljoen euro voor de vier gemeenten Amsterdam, Den Haag, Rotterdam en Utrecht beschikbaar gesteld. Dit betreft het totale resterende subsidiebedrag voor Investeringsprioriteit C, gegeven het bedrag opgenomen in het Operationeel Programma ESF 2014–2020 en het reeds verleende subsidiebedrag in het eerste aanvraagtijdvak voor deze investeringsprioriteit. De verdeling van de beschikbare subsidiebedragen naar de vier gemeenten is in lijn met de verdeling zoals deze is opgenomen in het Operationeel Programma.

Aangezien ernaar wordt gestreefd om het volledige budget voor deze investeringsprioriteit te hebben benut na afloop van de projecten, bestaat de mogelijkheid dat het subsidieplafond voor een gemeente gedurende de looptijd van de projecten wordt opgehoogd als blijkt dat er budget vrijvalt voor de gemeente na de afrekening van het project uit het eerste tijdvak.

Onderdeel D (artikel C5. De aanvraag)

Een tweede lid is aan dit artikel toegevoegd, waarin mogelijk wordt gemaakt dat projecten die bestaan uit meerdere subprojecten, één of meerdere van de subprojecten kunnen afrekenen op basis van de 40% opslag zoals opgenomen in artikel 12, derde lid, en één of meerdere andere subprojecten op basis van werkelijk gemaakte kosten. In het laatste geval van afrekening op basis van werkelijke kosten, komen alle kostensoorten als genoemd in artikel 12, eerste en tweede lid, voor subsidie in aanmerking. Voor die subprojecten is het echter niet mogelijk om gebruik te maken van de 40% opslag op de directe loonkosten, zoals opgenomen in artikel 12, derde lid. Deze wijziging treedt met terugwerkende kracht in werking vanaf 18 september 2014 en is daarmee ook van toepassing op het eerste aanvraagtijdvak voor deze investeringsprioriteit.

Onderdeel E (artikel C6. Specifieke eisen)

Dit artikel regelt de looptijd van de projecten onder het nieuwe aanvraagtijdvak. De looptijd is uiterlijk tot en met 31 maart 2021. Deze datum is gekozen om enerzijds het programma tijdig te kunnen afsluiten en anderzijds de vier gemeenten voldoende tijd te geven om de projecten tot uitvoering en realisatie te laten komen.

Aan het artikel is een onderdeel toegevoegd met betrekking tot een omschrijving van de bijdrage die het project levert aan de geïntegreerde aanpak van de mismatch op de arbeidsmarkt met behulp van financiering uit het ESF en het EFRO. Deze omschrijving dient te worden toegevoegd aan de aanvraag tot subsidieverlening en wordt meegenomen in het beoordelingsproces om te komen tot een beslissing met betrekking tot de subsidieverlening. Het betreft geen subsidiabiliteitscriterium bij de uiteindelijke afrekening van het project.

Onderdeel F (artikel C8a. Tussentijdse declaratie)

Dit nieuwe artikel regelt de methodiek van tussentijds afrekenen. Het afrekenen gebeurt op eenzelfde wijze als bij de einddeclaratie. Dit betekent dat een tussentijdse declaratie een verantwoording van de gedeclareerde kosten moet bevatten en een rapportage met de burgerservicenummers van de deelnemers waarop de tussentijdse declaratie betrekking heeft. De begunstigde ontvangt een subsidievoorschot op basis van deze ingediende tussendeclaratie. Dit artikel bevat een vast moment waarop de begunstigde een tussentijdse declaratie over de periode van de startdatum project tot en met 31 december 2019 moet indienen, maar het is mogelijk gemaakt dat de Minister deze tussentijdse verplichting laat vervallen. Van deze mogelijkheid zal de Minister gebruik maken indien het niet noodzakelijk blijkt om de projectkosten op te nemen in de laatste betaalaanvraag van 2020 aan de Europese Commissie. In dat geval moet de subsidieontvanger een voortgangsrapportage indienen.

Onderdeel G (artikel C9. Voorschot)

Aan artikel C9 is een lid toegevoegd opdat op basis van de tussentijdse declaraties, bedoeld in artikel C8a, ook voorschotten kunnen worden verstrekt, zoals dit normaal gesproken gebeurt na ontvangst van het verzoek tot vaststelling van de subsidie (artikel 14).

Indien de Minister besluit tot het laten vervallen van de tussentijdse declaratie, blijft, op grond van artikel C9, de mogelijkheid voor de subsidieontvanger bestaan om een voorschot aan te vragen op basis van de voortgangsrapportage. Een verschil tussen beiden is dat het voorschot op basis van de tussentijdse declaratie het karakter heeft van een tussentijdse afrekening, waarbij de gedeclareerde kosten worden gecontroleerd, terwijl bij een voorschot op basis van een voortgangsrapportage wordt beoordeeld of de gerapporteerde kosten zijn gespecificeerd en financieel en inhoudelijk voldoende zijn onderbouwd.

Artikel II. Inwerkingtreding

De onderdelen A en D van Artikel I die terugwerken tot 18 september 2014 bevatten technische aanpassingen die ten gunste komen van de subsidieontvanger. De technische aanpassingen werken door in alle projecten, door ze in werking te laten treden vanaf 18 september 2014, de datum van goedkeuring van het Operationeel Programma ESF 2014–2020.

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, T. van Ark

Naar boven