Regeling van de Minister van Financiën van 21 november 2017, houdende regels over het schatkistbankieren door rechtspersonen met een wettelijke of publieke taak en rechtspersonen die publieke liquide middelen beheren (Regeling schatkistbankieren RWT’s en andere rechtspersonen)

De Minister van Financiën,

Gelet op artikel 5.9 van de Comptabiliteitswet 2016;

Besluit:

§ 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begrippen

  • 1. In deze regeling wordt verstaan onder:

    actuele marktwaarde:

    de waarde die wordt berekend op basis van de actuele marktrente behorend bij de resterende looptijden van toekomstige rente- en aflossingsbedragen van een deposito of lening;

    betaalrekening:

    een rekening die de rechtspersoon bij een bank aanhoudt;

    borgtocht:

    een overeenkomst als bedoeld in artikel 850 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek op basis waarvan een derde kan beschikken over een overeengekomen maximaal bedrag van de liquide middelen die de rechtspersoon aanhoudt in de schatkist van het Rijk;

    daggeldrente:

    de dagelijkse vaststelling door de Europese Centrale Bank van de Euro OverNight Index Average, zijnde de rente waartegen in de geldmarkt voor één dag kan worden geleend zonder onderpand;

    deposito:

    het creditbedrag op een aan een rekening-courant gekoppelde depositorekening van de schatkist van het Rijk, waarover een vooraf vastgestelde rente wordt vergoed en waarover de rechtspersoon gedurende een vooraf vastgestelde periode niet vrij kan beschikken;

    inleenrente:

    de rente waartegen de Staat zichzelf financiert op de internationale geld- en kapitaalmarkt via de uitgifte van Dutch Treasury Certificates en Dutch State Loans;

    lening:

    de lening, bedoeld in de artikelen 5.5, eerste en tweede lid, en artikel 5.6, eerste lid, van de Comptabiliteitswet 2016;

    rechtspersoon:

    de rechtspersoon met een wettelijke of publieke taak en de rechtspersoon die publieke liquide middelen beheert, bedoeld in artikel 5.2, eerste en derde lid, respectievelijk 5.4 van de Comptabiliteitswet 2016;

    rekening-courant:

    de rekening die een rechtspersoon bij de schatkist van het Rijk aanhoudt;

    rekening-courantkrediet:

    het maximaal toegestane debetsaldo op een rekening-courant, bedoeld in artikel 5.5, eerste en derde lid, van de Comptabiliteitswet 2016;

  • 2. De begrippen van artikel 1.1 van de Comptabiliteitswet 2016 zijn van overeenkomstige toepassing op deze regeling.

§ 2 Rekening-courant, deposito en lening

Artikel 2 Rekening-courant en deposito

  • 1. De Minister van Financiën opent op naam van de rechtspersoon een rekening-courant, waar de rechtspersoon zijn publieke liquide middelen aanhoudt.

  • 2. De Minister van Financiën koppelt de betaalrekening aan de rekening-courant. Aan de rekening-courant kan een depositorekening worden gekoppeld.

  • 3. Een deposito kan iedere gewenste looptijd hebben tot een maximum van 30 jaar. De omvang van een deposito bedraagt minimaal € 10.000.

  • 4. Het vervroegd laten vrijvallen van een deposito geschiedt tegen de actuele marktwaarde en is uitsluitend mogelijk voor zover dit noodzakelijk is voor de uitoefening van de wettelijke of publieke taak van de rechtspersoon.

Artikel 3 Lening

  • 1. De Minister van Financiën sluit ten behoeve van het verstrekken van een lening een overeenkomst met de rechtspersoon.

  • 2. De Minister van Financiën kan in overeenstemming met de betrokken Minister nadere voorwaarden verbinden aan de lening.

  • 3. Een lening heeft een looptijd van minimaal twaalf maanden.

  • 4. De Minister van Financiën kan in overeenstemming met de rechtspersoon en de betrokken Minister een rentevastperiode overeenkomen die korter is dan de looptijd van een lening.

  • 5. Een lening kan in termijnen worden opgenomen en kan geheel of in gedeelten vervroegd worden afgelost.

  • 6. Een vervroegde gehele of gedeeltelijke aflossing van een lening geschiedt in overeenstemming met de betrokken Minister en tegen de actuele marktwaarde.

Artikel 4 Rente

  • 1. De Minister van Financiën vergoedt aan de rechtspersoon rente over de liquide middelen die hij op de rekening-courant aanhoudt. De rente is gelijk aan de daggeldrente.

  • 2. De Minister van Financiën vergoedt aan de rechtspersoon rente over een deposito. De rente is gelijk aan de inleenrente die behoort bij de looptijd van het betreffende deposito.

  • 3. De Minister van Financiën brengt over een lening rente in rekening bij de rechtspersoon. De hoogte van de rente is gelijk aan de inleenrente die behoort bij de looptijd van de lening waarbij rekening wordt gehouden met de reguliere aflossingen die gedurende de looptijd plaatsvinden. De rente wordt vastgesteld op de ingangsdatum van de lening, tenzij de rechtspersoon ervoor kiest de rente al voor de ingangsdatum van de lening vast te stellen.

  • 4. In afwijking van het derde lid is voor een lening die een rentevastperiode heeft die korter is dan de looptijd de rente gelijk aan de bij die rentevastperiode behorende inleenrente plus een opslag.

  • 5. De Minister van Financiën brengt over een rekening-courantkrediet rente in rekening. De hoogte van de rente is gelijk aan de daggeldrente.

  • 6. Wanneer de rente, bedoeld in het eerste tot en met het vijfde lid, negatief is, wordt deze rente in afwijking van dit artikel gelijk gesteld aan nul.

§ 3 Rekening-courantkrediet en borgtocht

Artikel 5 Rekening-courantkrediet

  • 1. De Minister van Financiën kan op verzoek van de rechtspersoon krediet ten laste van de rekening-courant verstrekken. Het krediet wordt in de vorm van een rekening-courantkrediet verstrekt.

  • 2. De rechtspersoon geeft in het verzoek, bedoeld in het eerste lid, de gewenste omvang van het rekening-courantkrediet aan.

  • 3. De Minister van Financiën stelt in overeenstemming met de betrokken Minister de omvang van het rekening-courantkrediet vast.

  • 4. De Minister van Financiën kan in overeenstemming met de betrokken Minister nadere voorwaarden verbinden aan een rekening-courantkrediet.

Artikel 6 Overschrijding rekening-courantkrediet

  • 1. Bij het overschrijden van het rekening-courantkrediet maakt de rechtspersoon de overschrijding onverwijld ongedaan.

  • 2. Indien de rechtspersoon de overschrijding, bedoeld in het eerste lid, niet binnen vijf werkdagen ongedaan maakt, is zij van rechtswege in verzuim. De Minister van Financiën stelt de rechtspersoon en de betrokken Minister schriftelijk in kennis van het verzuim, tenzij naar het oordeel van de Minister van Financiën voldoende aannemelijk is dat het verzuim binnen vijf werkdagen ophoudt te bestaan.

  • 3. De Minister van Financiën kan het gebruik van de betaalrekening door de rechtspersoon gedurende het verzuim beperken. De Minister van Financiën stelt de rechtspersoon en de betrokken Minister hiervan onverwijld in kennis. De beperking wordt ongedaan gemaakt zodra het verzuim eindigt.

  • 4. De rechtspersoon is, gedurende de periode waarin zij in verzuim is, een boeterente van één procent verschuldigd over het bedrag van de overschrijding van het rekening-courantkrediet.

  • 5. De Minister van Financiën is bevoegd om het bedrag waarmee het rekening-courantkrediet is overschreden te verrekenen met de door de betrokken Minister aan de rechtspersoon te verstrekken middelen.

  • 6. De Minister van Financiën is bevoegd hetgeen hij verder van de rechtspersoon te vorderen heeft uit welken hoofde dan ook te verrekenen met hetgeen hij aan de rechtspersoon verschuldigd is.

Artikel 7 Borgtocht

De Minister van Financiën kan voor de rechtspersoon, bedoeld in de artikelen 5.2 en 5.4 van de Comptabiliteitswet 2016, een borgtocht toestaan ten aanzien van de liquide middelen die de rechtspersoon in de schatkist van het Rijk aanhoudt, indien die rechtspersoon daartoe een verzoek bij de Minister van Financiën heeft ingediend en de liquide middelen die de rechtspersoon in de schatkist van het Rijk aanhoudt toereikend zijn.

§ 4 Uitvoeringstechnische bepalingen

Artikel 8 Uitvoering

  • 1. Voor het verplicht schatkistbankieren, bedoeld in artikel 5.2 van de Comptabiliteitswet 2016, zijn de bepalingen 1 tot en met 6 van de bijlage van deze regeling van toepassing.

  • 2. Voor het vrijwillig schatkistbankieren, bedoeld in artikel 5.4 van de Comptabiliteitswet 2016, zijn de bepalingen 1 tot en met 7 van de bijlage van deze regeling van toepassing.

Artikel 9 Nadere voorwaarden

De Minister van Financiën kan in overeenstemming met de betrokken Minister in een overeenkomst met een rechtspersoon die deelneemt aan schatkistbankieren nadere voorwaarden verbinden aan de deelname van de rechtspersoon.

§ 5 Het beheer van liquide middelen

Artikel 10 Prudent beheer van liquide middelen

  • 1. De producten, bedoeld in artikel 5.7, eerste lid, van de Comptabiliteitswet 2016, hebben uitsluitend de vorm van:

    • a. producten waarbij de hoofdsom tenminste aan het einde van de looptijd intact is, uitgezet bij een financiële instelling die voldoet aan de in het tweede lid bedoelde eisen;

    • b. vastrentende waarden, uitgegeven door een financiële instelling die voldoet aan de in het tweede lid bedoelde eisen.

  • 2. .De financiële instelling, bedoeld in het eerste lid, onderdelen a en b, voldoet aan de eisen, bedoeld in artikel 2 van de Regeling uitzettingen en derivaten decentrale overheden.

§ 6 Slotbepalingen

Artikel 11 Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking per 1 januari 2018.

Artikel 12 Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling schatkistbankieren RWT’s en andere rechtspersonen.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Financiën, W.B. Hoekstra

TOELICHTING

Algemeen

Deze regeling bevat algemene regels die gelden voor het schatkistbankieren, het verstrekken van krediet via de schatkist van het Rijk en het prudent uitzetten van liquide middelen met betrekking tot organisaties die niet tot het Rijk behoren, maar daarmee wel verbonden zijn.

De onderhavige regeling is een nadere uitwerking van artikel 5.9, van de Comptabiliteitswet 2016. Deze delegatiebepaling bevat de bevoegdheid van de Minister van Financiën om nadere regels te stellen over de bepalingen in hoofdstuk 5 van de Comptabiliteitswet 2016 dat gaat over het beheer van publieke liquide middelen buiten het Rijk.

Concreet bevat deze regeling voorschriften over:

  • het openen van rekening-courant en deposito op naam van de rechtspersonen die hun publieke liquide middelen in de schatkist van het Rijk aanhouden;

  • het verstrekken van leningen aan de rechtspersonen;

  • het verstrekken van een rekening-courantkrediet aan de rechtspersonen.

De regels uit de regeling gelden niet alleen voor de ministers. Deze regels hebben ook betrekking op de organisaties die niet tot de Staat behoren maar wel publieke liquide middelen beheren, zoals de rechtspersonen met een wettelijke taak (RWT’s). Hoewel de ontvangers van subsidies op basis van artikel 5.3 van de Comptabiliteitswet 2016 ook gehouden kunnen zijn tot schatkistbankieren, is deze regeling niet op hen van toepassing. De regels die voor de ontvangers van subsidies gelden, zijn onderdeel van de subsidievoorwaarden op grond waarvan de subsidie aan hen is verstrekt. Op de beheerders van de sociale fondsen is de regeling evenmin van toepassing omdat hun deelname aan schatkistbankieren is geregeld via de Wet financiering sociale verzekeringen.

Met de inwerkingtreding van de Comptabiliteitswet 2016 is de Comptabiliteitswet 2001 ingetrokken. De regelingen die op de Comptabiliteitswet 2001 zijn gebaseerd, zijn hiermee van rechtswege vervallen. Dit betekent dat ook de Regeling rekening-courant- en leningenbeheer derden van rechtswege is vervallen en niet meer geldend is. Deze regeling vervangt derhalve de voormalige Regeling rekening-courant- en leningenbeheer derden.

Gelet op artikel 7.40, derde lid, aanhef, van de Comptabiliteitswet 2016 is het ontwerp van deze regeling voor advies aan de Algemene Rekenkamer voorgelegd.

Artikelsgewijs

Artikel 1

De begrippen die in de Comptabiliteitswet 2016 zijn gedefinieerd, zijn van overeenkomstige toepassing op deze regeling. Hierdoor worden alleen enkele begrippen, die niet in de Comptabiliteitswet 2016 zijn gedefinieerd, in het eerste lid genoemd.

Dit artikel bevat een aantal definities waaronder:

Betaalrekening

Instellingen die deelnemen aan schatkistbankieren maken voor hun betalingsverkeer gebruik van de dienstverlening van hun eigen huisbank. Voor de ministeries en de agentschappen is de huisbank gelijk aan de huisbank die het Rijk periodiek via een Europese aanbesteding selecteert. De overige instellingen zijn vrij in de keuze van hun huisbank. De enige voorwaarde is dat de bank en het Ministerie van Financiën een overeenkomst inzake schatkistbankieren overeen zijn gekomen.

Inleenrente

De inleenrente is de rente waartegen de Staat der Nederlanden zich voor bepaalde looptijden kan financieren op de internationale financiële markten. De inleenrente is afhankelijk van de looptijd waarvoor financiering wordt aangetrokken of de looptijd waarvoor een deposito wordt geplaatst. De Staat trekt financiering aan onder andere door de uitgifte van kortlopend schuldpapier (Dutch Treasury Certificates, DTC’s) en langlopend schuldpapier (Dutch State Loans, DSL’s). De inleenrente wordt gebaseerd op de rente die geldt voor DTC’s (voor relatief korte looptijden) en DSL’s (voor langere looptijden). Informatie over DTC’s en DSL’s is beschikbaar op de website van het Agentschap van de Generale Thesaurie van het Ministerie van Financiën (www.dsta.nl). De rentes die gelden voor schatkistbankieren worden dagelijks op deze website gepubliceerd.

Rechtspersoon

Deze regeling heeft betrekking op verschillende rechtspersonen, te weten:

  • de RWT’s die verplicht zijn of op vrijwillige basis schatkistbankieren op basis van de artikelen 5.2, eerste lid, en 5.4, eerste lid, van de Comptabiliteitswet 2016;

  • de rechtspersonen met een publieke taak, die op basis van artikel 5.2, derde lid, van de Comptabiliteitswet 2016 gehouden zijn tot schatkistbankieren;

  • de rechtspersonen die publieke liquide middelen beheren en op basis van artikel 5.4, van de Comptabiliteitswet 2016 op hun verzoek kunnen schatkistbankieren.

Artikel 2

Eerste en tweede lid

Dit artikel regelt de wijze waarop het aanhouden van liquide middelen in de schatkist van het Rijk geschiedt. Hiertoe opent de Minister van Financiën een rekening-courant die vergelijkbaar is met een rekening bij een bank. Ook is het mogelijk om een rekening-courant in combinatie met een depositorekening te openen.

Derde en vierde lid

Deze leden gaan nader in op de looptijd en omvang van een deposito. Een deposito kan een looptijd hebben die varieert van twee dagen tot 30 jaar. Om ongewenste rente-effecten, en daarmee ook rentearbitrage of -speculatie, te voorkomen, wordt bij een vervroegde opname van een deposito rekening gehouden met de dan geldende marktrente (actuele marktwaarde). Voor de berekening van de actuele marktwaarde wordt verwezen naar de website van het Agentschap van de Generale Thesaurie van het Ministerie van Financiën (www.dsta.nl).

Artikel 3

Eerste tot en met zesde lid

Dit artikel betreft het aantrekken van schatkistleningen. Rechtspersonen hebben op grond van de artikelen 5.5 en 5.6, van de Comptabiliteitswet 2016 de mogelijkheid leningen en rekening-courantkredieten aan te trekken bij de schatkist. Ze zijn daartoe niet verplicht en mogen dergelijke leningen en kredieten buiten de schatkist aangaan.

Leningen worden verstrekt door de Minister van Financiën, maar pas na goedkeuring door de betrokken vakminister. Conform de Comptabiliteitswet 2016 staat de vakminister garant jegens de Minister van Financiën voor de verplichtingen die een rechtspersoon aangaat uit hoofde van een lening of een rekening-courantkrediet. Vanwege deze garantstelling door de vakminister kan de vakminister voorwaarden verbinden aan een lening of rekening-courantkrediet, zoals het via een hypotheek in onderpand geven van vastgoed of de eis dat de liquiditeit of solvabiliteit aan bepaalde minimale waarden moeten voldoen. Ook kan het vakdepartement besluiten een risico-opslag in de rente (op lening of rekening-courantkrediet) in rekening te brengen of kan het proberen van een derde, zoals een gemeente, een garantie te verkrijgen.

Ongewenste rente-effecten (rentespeculatie) kunnen zich, net als bij deposito’s, ook voordoen bij een vervroegde (gedeeltelijke) aflossing van een lening. Vandaar dat het zesde lid van dit artikel een bepaling bevat die qua strekking vergelijkbaar is met artikel 2, zesde lid.

Dit artikel gaat ook nader in op de voorwaarden bij leningen die uitsluitend zijn aan te wenden voor de financiering van investeringen in vaste activa en nodig zijn voor de uitoefening van de bij of krachtens de wet geregelde taken. Het karakter van deze investeringen brengt met zich mee dat er geen leningen worden verstrekt met een looptijd korter dan een jaar.

Aangezien de financiële verplichtingen die voortkomen uit een investering in vaste activa veelal gespreid in de tijd voldaan moeten worden, is het mogelijk een lening in termijnen op te nemen. Ook is het voor een rechtspersoon in beginsel mogelijk om bij een lening een rentevastperiode te kiezen die korter is dan de looptijd van de lening. Omdat in dergelijke gevallen de rechtspersoon bewust meer renterisico neemt dan wanneer de rente voor de gehele looptijd zou worden gefixeerd, zal de rechtspersoon moeten kunnen onderbouwen waarom een kortere rentevastperiode met het oog op de bedrijfsvoering gewenst is.

Artikel 4

Eerste tot en met zesde lid

Dit artikel regelt nadere bepalingen over de wijze waarop rente wordt berekend over:

  • a. gelden die worden aangehouden op de rekening-courant bij de schatkist van het Rijk;

  • b. gelden die worden aangehouden op de depositorekening bij de schatkist van het Rijk;

  • c. leningen die zijn opgenomen ten laste van de schatkist van het Rijk;

  • d. debetstanden in rekening-courant bij de schatkist van het Rijk.

Over het saldo van een rekening-courant wordt de daggeldrente vergoed. De daggeldrente is de Euro OverNight Index Average (EONIA). Deze daggeldrente wordt aan het eind van een werkdag door de Europese Centrale Bank berekend en geeft het (gewogen) gemiddelde weer van de rentepercentages waartegen een groot aantal internationale banken in het eurogebied transacties zonder onderpand met een looptijd van één dag (‘overnight’) hebben uitgevoerd. Meer informatie hierover is te vinden via http://www.emmi-benchmarks.eu/euribor-eonia-org/about-eonia.html). Deze daggeldrente wordt door het Agentschap van de Generale Thesaurie van het Ministerie van Financiën met een dag vertraging op de website (www.dsta.nl) gepubliceerd.

De rentevergoeding voor gelden die in deposito bij de schatkist van het Rijk zijn geplaatst, is afhankelijk van de looptijd van het deposito. Gegeven die looptijd is de rente gelijk aan de inleenrente van de Nederlandse Staat. Ter illustratie: de rente die de schatkist vergoedt op een deposito met bijvoorbeeld een looptijd van 5 maanden is gelijk aan de effectieve rente die de Nederlandse Staat aan marktpartijen betaalt wanneer zij voor een periode van 5 maanden geld wil aantrekken (‘inlenen’). De inleenrentes worden gebaseerd op de effectieve rentes zoals die op de financiële markten gelden voor DTC’s en DSL’s. Omdat het aantal DTC’s en DSL’s dat de Nederlandse Staat uitgeeft beperkt is, zullen rentes op deposito’s geïnterpoleerd of geëxtrapoleerd moeten worden.

De hoofdregel voor het vaststellen van het rentepercentage van een lening is dat het rentepercentage afhankelijk is van de looptijd van de lening. Bij het bepalen van de looptijd wordt rekening gehouden met eventuele aflossingen die gedurende de looptijd plaatsvinden. Gegeven die looptijd is de rente gelijk aan de inleenrente van de Nederlandse Staat behorende bij die looptijd. In afwijking van de hoofdregel kan in overeenstemming met het Ministerie van Financiën, de rechtspersoon en de betrokken Minister gekozen worden voor een rentetypische looptijd (rentevastperiode) die korter is dan de looptijd van de lening. De voor die rentetypische looptijd geldende rente zal gelijk zijn aan de inleenrente vermeerderd met een opslag. De hoogte van de opslag is afhankelijk van het verschil tussen de looptijd en de rentetypische looptijd van de lening en de bijbehorende inleenrentes. In het algemeen geldt dat naarmate het verschil groter is, de opslag hoger zal zijn.

Om niet voor verrassingen geplaatst te worden, kan een rechtspersoon, zodra de beslissing om te gaan lenen is genomen, er voor opteren om zo snel mogelijk zekerheid te verkrijgen omtrent de meerjarige verplichtingen die voortkomen uit de (nog af te sluiten) lening. Vandaar dat het mogelijk is om in overeenstemming met de betrokken Minister een lening met een ingangsdatum in de toekomst af te sluiten (een zogenaamde ‘forward’). Deze ingangsdatum zal in de regel niet verder dan 2 jaar in de toekomst liggen. De premie (renteopslag) die hiervoor wordt berekend, is afgeleid uit het tarief dat zou worden verkregen wanneer de lening direct zou worden opgenomen en het verkregen geld tijdelijk in een deposito wordt aangehouden.

Credit- en debetrentes zijn bij het schatkistbankieren in beginsel identiek. Overigens kan een vakdepartement onder wiens toezicht een rechtspersoon valt ervoor kiezen een risico-opslag in de rente in rekening te brengen aan instellingen die een lening of een rekening-courantkrediet bij de schatkist willen aantrekken. Die risico-opslag wordt door het Ministerie van Financiën op basis van artikel 3, tweede lid of artikel 5, vierde lid, van deze regeling bepaald. De risico-opslag wordt door het Ministerie van Financiën geïnd en afgedragen aan het vakdepartement.

Voor de inleenrente en de daggeldrente wordt een ondergrens van 0% gehanteerd. Negatieve inleenrentes en negatieve daggeldrentes worden niet vergoed of doorbelast aan de rechtspersonen. Dit betekent dat een rechtspersoon die een tegoed in de schatkist aanhoudt, altijd minimaal de hoofdsom behoudt, en dat een rechtspersoon die een lening of een rekening-courantkrediet bij de schatkist opneemt, nooit geld toe krijgt. In het geval een vakdepartement een risico-opslag in rekening brengt, is de rente die de instelling betaalt wanneer de bijbehorende inleenrente of de daggeldrente negatief is gelijk aan de risico-opslag.

Artikel 5

Eerste tot en met vierde lid

Dit artikel regelt voor rekening-courantkredieten hetgeen artikel 3 voor leningen regelt. Vanwege de garantstelling van de vakminister jegens de Minister van Financiën voor de verplichtingen die een rechtspersoon aangaat uit hoofde van een rekening-courantkrediet, kan de vakminister nadere voorwaarden stellen.

Artikel 6

Eerste tot en met zesde lid

Wanneer een rechtspersoon een rekening-courantkrediet heeft, kan het voorkomen dat het rekening-courantkrediet wordt overschreden. De eerste twee leden bepalen dat een rechtspersoon zolang de overschrijding bestaat in verzuim is en verplicht is de overschrijding zo snel mogelijk ongedaan te maken. Het tweede lid regelt ook dat de Minister van Financiën de vakminister informeert zodat deze laatste indien nodig maatregelen kan nemen de overschrijding ongedaan te maken, bijvoorbeeld door extra bevoorschotting of door verhoging van het rekening-courantkrediet. Het derde, vijfde en zesde lid beschrijven de maatregelen die de Minister van Financiën kan nemen in reactie op het verzuim. Een van die maatregelen bestaat eruit dat de Minister van Financiën het gebruik door de rechtspersoon van zijn betaalrekening, die is gekoppeld aan de rekening-courant van die rechtspersoon bij de schatkist, beperkt. Een dergelijke beperking houdt in dat de rechtspersoon niet langer of in beperktere mate betalingen kan verrichten aan derden, om daarmee te voorkomen dat het debetsaldo op de bankrekening verder oploopt. Daarnaast heeft de Minister van Financiën de mogelijkheid tot het verrekenen van het bedrag van de overschrijding van het rekening-courantkrediet met vorderingen die de rechtspersoon heeft op de Minister van Financiën of op de vakminister. In gevallen waarin verrekening praktisch niet of lastig uitvoerbaar is, kan de Minister van Financiën ervoor kiezen om het bedrag van de overschrijding te vorderen van de betrokken Minister, die het betreffende bedrag vervolgens kan invorderen bij of verrekenen met de betreffende instelling.

Het vierde lid bepaalt dat over het bedrag waarmee het maximale rekening-courantkrediet wordt overschreden een boeterente van 1% in rekening wordt gebracht.

Artikel 7

Dit artikel biedt de mogelijkheid om derden een borgtocht (voorheen trekkingsrecht) te verlenen op gelden die een rechtspersoon in de schatkist aanhoudt. Daartoe wordt een verzoek ingediend door de rechtspersoon bij het Ministerie van Financiën. Als het verzoek door de Minister van Financiën is ingewilligd, wordt indien aan de voorwaarden voor het inroepen van de borgtocht is voldaan, tot maximaal het overeengekomen bedrag, naar de begunstigde derde overgemaakt.

Gedurende de periode waarbinnen een borgtocht kan worden geëffectueerd, kan de betreffende deelnemer aan schatkistbankieren niet vrijelijk over het maximaal door die derde op te nemen bedrag beschikken.

Artikel 8

Dit artikel verwijst naar de bijlage waarin enkele uitvoeringstechnische bepalingen zijn opgenomen voor de betrokken Ministers en voor de rechtspersonen die aan schatkistbankieren deelnemen.

De in de bijlage opgenomen bepalingen regelen de wederzijdse rechten en plichten van de betrokken Ministers en de rechtspersoon die deelneemt aan schatkistbankieren. Deze bepalingenregelen een aantal vooral praktische zaken betreffende de rekening-courant, zoals de modaliteiten betreffende de renteberekening en -bijschrijving en een bepaling over de geheimhoudingsplicht van de Minister van Financiën.

Dergelijke uitvoeringstechnische bepalingen waren vóór de Comptabiliteitswet 2016 onderdeel van de rekening-courantovereenkomst die tussen de Staat en de rechtspersoon werd gesloten. Door integrale opneming van dergelijke bepalingen in deze regeling is een afzonderlijke rekening-courantovereenkomst niet langer noodzakelijk. De bestaande overeenkomsten zijn door de Staat voor de inwerkingtreding van deze regeling per 1 januari 2018 opgezegd, met in achtneming van een opzegtermijn van 6 maanden. Rechtspersonen die het betreft zijn hierover tijdig geïnformeerd.

Artikel 9

Dit artikel bepaalt, in aanvulling op de bepalingen in de bijlage, dat op bepaalde onderdelen mogelijk aanvullende bepalingen tussen de Staat en de rechtspersoon in overeenstemming met de betrokken Minister wenselijk kunnen worden geacht. De noodzakelijke aanvullende bepalingen worden dan conform dit artikel in een overeenkomst opgenomen. Dit kan bijvoorbeeld aan de orde zijn als een rechtspersoon naast publieke middelen tevens private middelen beheert, waardoor een bepaling over het al dan niet opnemen van private middelen in de schatkist gewenst kan zijn.

Artikel 10

Dit artikel strekt ertoe de eisen vast te stellen waaraan de financiële producten moeten voldoen, waarin de rechtspersonen, bedoeld in artikel 5.7 eerste lid, van de Comptabiliteitswet 2016, risicoarm hun tijdelijk overtollige liquide middelen uit kunnen zetten.

De rechtspersonen waarop het bepaalde artikel 5.7, eerste lid van toepassing is, zijn de RWT’s, bedoeld in artikel 5.2, tweede lid, aanhef en onder d en e, van de Comptabiliteitswet 2016.

In dit artikel wordt voor de betrokken RWT’s nauw aangesloten bij de financiële producten waarin decentrale overheden op grond van de Regeling uitzettingen en derivaten decentrale overheden (Ruddo) hun liquide middelen kunnen uitzetten voor zover deze niet verplicht in de schatkist dienen te worden aangehouden. Voor de betrokken RWT’s moet gedacht worden aan tegoeden op rekeningen-courant en op spaarrekeningen, termijndeposito’s, obligatieleningen, onderhandse leningen en dergelijke bij financiële instellingen, bedoeld in artikel 2 en 3 van de Ruddo. Op deze wijze worden de marktrisico’s verbonden aan het uitzetten van publieke gelden beperkt. Het uitzetten (beleggen) in bijvoorbeeld aandelen of bedrijfsobligaties voldoet niet aan de gestelde eisen.

Debiteurenrisico (insolvabiliteit van de instelling, waarvan een financieel product wordt betrokken) kan worden beperkt door slechts bij financieel solide instellingen producten te betrekken. Solide financiële instellingen zijn op grond van artikel 2, onder b, van genoemde regeling instellingen met minimaal een A rating, afgegeven door minimaal twee gezaghebbende kredietbeoordelaars.

De Minister van Financiën, W.B. Hoekstra

BIJLAGE BEHOREND BIJ ARTIKEL 8 VAN DE REGELING SCHATKISTBANKIEREN RWT’S EN ANDERE RECHTSPERSONEN

Bepaling 1 Begrippen

In deze bijlage wordt verstaan onder:

betaalrekening:

conform artikel 1 van de regeling;

creditrente:

rente gerekend op het creditsaldo op de rekening-courant conform de regeling;

creditsaldo:

een positief saldo op de rekening-courant;

debetrente:

rente gerekend op het debetsaldo op de rekening-courant conform de regeling;

debetsaldo:

een negatief saldo op de rekening-courant;

deposito:

conform artikel 1 van de regeling;

regeling:

Regeling schatkistbankieren RWT’s en andere rechtspersonen;

rekening-courant:

conform artikel 1 van de regeling;

rekening-courantkrediet:

conform artikel 1 van de regeling;

werkdag:

kalenderdagen, behoudens weekenden en algemeen erkende feestdagen, waarop de overeengekomen werkzaamheden zullen worden verricht.

Bepaling 2 Rekening-courant

  • 1. De Minister van Financiën is verantwoordelijk voor de verwerking van de mutaties in de rekening-courant.

  • 2. Indien een betaling verschuldigd is op een dag, waarop in Nederland geen giraal betalingsverkeer mogelijk is, wordt de betaling verricht op de eerstvolgende werkdag dat dit wel mogelijk is.

  • 3. De Minister van Financiën kan een opdracht tot een debetboeking van de rekening-courant weigeren, indien deze boeking leidt tot een overschrijding van het rekening-courantkrediet, bedoeld in artikel 6 van de regeling.

  • 4. Het rekening-courantkrediet is gelijk aan het bedrag waarvoor de betrokken Minister zich jegens de Minister van Financiën garant stelt.

  • 5. De Minister van Financiën en de betrokken Minister zijn afzonderlijk bevoegd de omvang van het rekening-courantkrediet gemotiveerd met onmiddellijke ingang aan te passen, op nul te stellen of aanvullende voorwaarden hieraan te verbinden.

Bepaling 3 Saldoregulatie

  • 1. Aan het einde van iedere werkdag wordt het saldo op een betaalrekening gemuteerd tot nul euro door afschrijving van c.q. aanvulling op de rekening-courant.

  • 2. Ten behoeve van de saldoregulatie, als bedoeld in het eerste lid, heeft de rechtspersoon aan de Minister van Financiën een volmacht gegeven, waarvan een kopie aan de desbetreffende bank wordt verstrekt.

Bepaling 4 Rente

  • 1. De Minister van Financiën vergoedt aan de rechtspersoon creditrente over creditsaldi op de rekening-courant conform artikel 4, eerste lid, van de regeling. De rechtspersoon vergoedt aan de Minister van Financiën debetrente over debetsaldi op de rekening-courant conform artikel 4, vijfde lid, van de regeling.

  • 2. Verschuldigde creditrente wordt verrekend met verschuldigde debetrente, waaronder begrepen de debetrente, bedoeld in artikel 6, vierde lid van de regeling.

  • 3. De rente die verschuldigd is na de verrekening, bedoeld in het tweede lid, wordt verrekend op de rekening-courant per de eerste kalenderdag na afloop van het kwartaal waarop de credit- respectievelijk debetrente betrekking heeft.

  • 4. Bij de berekening van de credit- en/of debetrente op de rekening-courant en voor de creditrente op deposito’s met een looptijd gelijk aan of korter dan 12 maanden wordt de renteconventie ‘actual/360’ gehanteerd. Voor deposito’s en leningen met een looptijd langer dan 12 maanden wordt de renteconventie ‘actual/actual’ gehanteerd.

  • 5. Bij beëindiging van deelname aan schatkistbankieren wordt verschuldigde rente vergoed dan wel geïnd op de dag waarop de rekening-courant wordt beëindigd of, als deze dag geen werkdag is, op de eerstvolgende werkdag.

Bepaling 5 Deposito’s

  • 1. Bij voldoende creditsaldo heeft de rechtspersoon de mogelijkheid om bij de Minister van Financiën deposito’s te plaatsen.

  • 2. Een rechtspersoon kan de Minister van Financiën verzoeken zijn rekening-courant te debiteren voor het plaatsen van een deposito. Hiertoe maakt de rechtspersoon gebruik van de hiervoor aangeboden internetfaciliteit.

  • 3. Indien de Minister van Financiën akkoord is met het verzoek, bevestigt de Minister van Financiën het plaatsen en de kenmerken van een deposito.

  • 4. De rente wordt jaarlijks op de rentevervaldatum van het deposito uitgekeerd, of, als deze dag geen werkdag is, op de eerstvolgende werkdag. De rente over een deposito dat niet afloopt op een rentevervaldatum, vervalt op de afloopdatum van het deposito. De Minister van Financiën schrijft op de afloopdatum het bedrag van de rente en het deposito bij op de rekening-courant.

  • 5. De rechtspersoon mag, met inachtneming van de geldende opzegtermijn, een deposito vervroegd beëindigen, zoals bedoeld in artikel 2, vierde lid, van de regeling.

  • 6. De Minister van Financiën schrijft het bedrag conform het vorige lid bij op de rekening-courant op de door de rechtspersoon gevraagde werkdag.

Bepaling 6 Informatievoorziening en geheimhouding

  • 1. De Minister van Financiën stelt de rechtspersoon rekeningafschriften van de rekening-courant elektronisch beschikbaar.

  • 2. De Minister van Financiën stelt na afloop van ieder kwartaal een rentenota van de rekening-courant over dat kwartaal elektronisch ter beschikking aan de rechtspersoon.

  • 3. De Minister van Financiën gebruikt de informatie over een rekening-courant, een rekening-courantkrediet en een deposito uitsluitend ten behoeve van de uitvoering van de overeenkomst en de verantwoording die daarover moet worden afgelegd.

  • 4. De rechtspersoon informeert de Minister van Financiën vooraf over voorgenomen betalingen ten laste van de rekening-courant indien deze op een werkdag tezamen 10 miljoen euro of meer bedragen.

  • 5. De rechtspersoon controleert, voor zover mogelijk, of door of namens de rechtspersoon gegeven opdrachten door de Minister van Financiën juist en volledig zijn uitgevoerd. Bij constatering van een onjuistheid of onvolledigheid brengt de rechtspersoon de Minister van Financiën daarvan zo spoedig mogelijk in kennis, waarna de Minister van Financiën, bij akkoordbevinding, een correctie zal uitvoeren.

Bepaling 7 Beëindiging van deelname aan schatkistbankieren

  • 1. Rechtspersonen die op vrijwillige basis deelnemen aan schatkistbankieren kunnen hun deelname aan schatkistbankieren schriftelijk opzeggen met inachtneming van een opzegtermijn van zes maanden. De deelname aan schatkistbankieren wordt niet beëindigd dan nadat de rechtspersoon die opzegt aan alle verplichtingen uit hoofde van de deelname aan schatkistbankieren heeft voldaan.

  • 2. De Minister van Financiën kan de aanwijzing van partijen die op vrijwillige basis schatkistbankieren intrekken met inachtneming van een opzegtermijn van zes maanden. De aanwijzing tot deelname aan schatkistbankieren wordt niet ingetrokken dan nadat de Minister van Financiën aan alle verplichtingen uit hoofde van de deelname aan schatkistbankieren heeft voldaan.

  • 3. De Minister van Financiën en de rechtspersoon die op vrijwillige basis deelneemt aan schatkistbankieren kunnen in een individueel geval een kortere opzegtermijn overeenkomen dan de termijnen bedoeld in het eerste en het tweede lid.

Naar boven