Besluit van 1 februari 2017, houdende instelling van een staatscommissie parlementair stelsel (instellingsbesluit staatscommissie parlementair stelsel)

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 30 januari 2017, nr. 2016-0000778070, Directie Constitutionele Zaken en Wetgeving, mede namens Onze Minister-President, Minister van Algemene Zaken;

Handelende in overeenstemming met het gevoelen van de ministerraad;

Gelet op artikel 6, eerste lid, van de Kaderwet adviescolleges;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel 1

Er is een staatscommissie voor het parlementair stelsel, hierna te noemen: de staatscommissie.

Artikel 2

De staatscommissie heeft tot taak de regering te adviseren over de toekomstbestendigheid van het parlementair stelsel, daarbij in overweging nemend dat:

  • de Nederlandse burger meer betrokkenheid bij beleid en politiek ambieert volgens onder meer onderzoek van het Sociaal Cultureel Planbureau;

  • de Europese besluitvorming voor de parlementaire taak en de vormgeving daarvan voor beide Kamers van de Staten Generaal toenemende betekenis heeft;

  • veel taken de afgelopen jaren zijn gedecentraliseerd naar andere overheden;

  • de electorale volatiliteit sterk is toegenomen;

  • digitalisering en social media onmiskenbaar invloed hebben op het karakter van de representatieve democratie en het functioneren van het parlementaire stelsel;

  • bezinning over verkiezing, taken, positie en functioneren van het parlementair stelsel en de parlementaire democratie (in het licht van bovenstaande overwegingen) gewenst is.

Artikel 3

De staatscommissie bestaat uit ten minste zeven en ten hoogste tien leden, inclusief de voorzitter.

Artikel 4

  • 1. De staatscommissie brengt haar advies uit voor 31 december 2018 aan Onze Minister-President, Minister van Algemene Zaken en Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

  • 2. Na het uitbrengen van het advies is de staatscommissie opgeheven.

Artikel 5

De staatscommissie verschaft periodiek inlichtingen aan een door beide Kamers der Staten-Generaal in te stellen begeleidingscommissie.

Artikel 6

De archiefbescheiden worden na de opheffing van de staatscommissie, of indien de omstandigheden daartoe eerder aanleiding geven, zoveel eerder, overgedragen aan het archief van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

Artikel 7

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en vervalt met ingang van 1 april 2019.

Artikel 8

Dit besluit wordt aangehaald als: Instellingsbesluit staatscommissie parlementair stelsel.

Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties is belast met de uitvoering van dit besluit dat met de nota van toelichting in de Staatscourant zal worden geplaatst.

Wassenaar 1 februari 2017

Willem-Alexander

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, R.H.A. Plasterk

NOTA VAN TOELICHTING

Tijdens deze kabinetsperiode is in de Staten-Generaal meerdere malen gedebatteerd over het functioneren van ons politiek systeem. Uiteindelijk heeft dat geresulteerd in het aannemen door de Eerste Kamer van een motie-Duthler c.s. waarin de regering wordt gevraagd over te gaan tot het instellen van een staatscommissie die advies zou moeten uitbrengen over de toekomstbestendigheid van ons parlementair stelsel (EK, 34.000 Q). Later heeft de Tweede Kamer zich bij dit verzoek aangesloten, blijkens een brief van de Voorzitters van de beide Kamers der Staten-Generaal aan de minister-president. Het onderhavige besluit strekt tot de instelling van de bedoelde commissie.

In dit besluit wordt geregeld welke opdracht de staatscommissie meekrijgt. De inhoud van de eerder genoemde motie-Duthler c.s. bevat de opdracht aan de staatscommissie en maakt dus integraal onderdeel uit van dit besluit. Ook de omvang van de staatscommissie wordt in dit besluit vastgesteld en de termijn waarbinnen het advies dient te zijn vastgesteld. Er is gekozen voor een kleine, slagvaardige commissie, omdat dit de meeste kans biedt op een advies binnen een redelijke termijn.

Verder zou de regering het op prijs stellen als de staatscommissie haar werkzaamheden zou uitvoeren in dialoog met de samenleving. De discussie over verkiezing, taken, positie en functioneren van het parlementair stelsel en de parlementaire democratie is van groot maatschappelijk belang en is het waard om breed te worden gevoerd. De staatscommissie zal via een budget en ondersteuning in staat worden gesteld om in gesprek te treden met burgers en inzichten vanuit de wetenschap te verwerken.

Tevens spreekt de motie Duthler uit dat de staatscommissie kan worden begeleid door een uit beide Kamers der Staten-Generaal samen te stellen begeleidingsgroep die de onafhankelijkheid van de staatscommissie dient te respecteren. Het is aan de Kamers een dergelijke begeleidingsgroep in te stellen. De staatscommissie krijgt de opdracht periodiek overleg te plegen met deze begeleidingsgroep.

De personele samenstelling van de commissie, de ondersteuning en de honorering van de leden zullen worden geregeld in een ministeriële regeling op basis van artikel 6, derde lid, van de Kaderwet adviescolleges.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, R.H.A. Plasterk

Naar boven