Eerste bijlage bij de Regeling van de Minister van Justitie en Veiligheid van 27 november
2017, nr. 2017-2148020, houdende wijziging van de Regeling personeel veiligheidsregio’s
in verband met wijziging en schrapping van enkele brandweerfuncties en herziening
van de GHOR-functies
Bijlage A, behorende bij artikel 1 lid 1 Regeling personeel veiligheidsregio’s
Supplement n. Functie manschap
Functie zoals genoemd in artikel 2 lid 1 sub n Besluit personeel veiligheidsregio’s
1.1 Algemene informatie
Functienaam: Manschap
Beschrijving van de functie: De manschap:
-
1. bestrijdt met een brandweereenheid, onder leiding van een bevelvoerder, het incident.
Hij heeft binnen de brandweereenheid een specifieke taak, waarvan de inhoud kan verschillen
per soort incident: brand, hulpverlening, gevaarlijke stoffen en waterongevallen.
In voorkomende gevallen kan er sprake zijn van dienstverlening. De situatie ter plaatse
is bepalend voor de uit te voeren taak. Bij zijn werkzaamheden hanteert de manschap
de standaardbepakking van de tankautospuit.
-
2. werkt in de repressieve dienst van de overheidsbrandweer. Hij voert zijn werkzaamheden
voor het grootste deel uit op de plaats van het incident, ongeacht het tijdstip van
de dag.
-
3. voert zijn werkzaamheden onder leiding van een bevelvoerder uit. Hij is zelf of met
zijn eenheid verantwoordelijk voor het kiezen van werkzaamheden en bijbehorende middelen
die passen bij de opdracht van de bevelvoerder. Bij de incidentbestrijding werkt hij
volgens (veiligheids)procedures en werkafspraken.
-
4. verricht werkzaamheden die variëren en in wisselende en van tevoren niet bekende situaties
moeten worden toegepast. Hierbij kan het in beperkte mate nodig zijn van procedures
af te wijken en creatief een oplossing te zoeken binnen de gestelde kaders, zonder
dat de veiligheid in het geding komt en het beoogde resultaat wordt behaald. Tevens
is de manschap verantwoordelijk voor het bijhouden van zijn vakinhoudelijke competenties.
2.1 Kerntaken en taakgebieden
Kerntaak 1: uitrukken naar het incident*
De manschap rukt uit samen met collega manschap(pen), bevelvoerder en chauffeur in
een brandweereenheid1. Hij komt, voor zover mogelijk, voorbereid (persoonlijke bescherming, incidentafhankelijke
middelen en een begrepen/bevestigde opdracht) aan bij het incident.
Kerntaak 2: verkennen van het incident*
De manschap verkent, al dan niet samen met leden van zijn eenheid, methodisch en veilig
het incident. Hij neemt, zo nodig, middelen mee ter ondersteuning. Hij meldt de bevindingen
aan de bevelvoerder.
Kerntaak 3: bestrijden van het incident*
De manschap richt, al dan niet samen met leden van zijn eenheid, een veilige werkomgeving
in. Hij voert de opdracht van de bevelvoerder uit en kiest hierbij zelf de middelen
en de werkwijze om dit te realiseren.
Kerntaak 4: herstellen na het incident*
De manschap ruimt, al dan niet samen met leden van zijn eenheid, de materialen op.
Hij zorgt, teruggekomen op de kazerne, ervoor dat de brandweereenheid weer uitruk
gereed is. De manschap werkt mee aan nazorg, evaluatie en eventueel benodigde registratie.
* het incident kan zijn: brand, hulpverlening, gevaarlijke stoffen of waterongevallen.
In voorkomende gevallen kan er ook sprake zijn van dienstverlening.
Competentiematrix
|
Kerntaken
|
Competenties
|
|
Accuraat
|
Stressbestendig
|
Samenwerken
|
Probleem oplossen
|
Innoveren / creativiteit
|
Arbeidsveiligheid
|
Daadkracht
|
Flexibel
|
Mondeling communiceren
|
Leren en reflecteren
|
uitrukken
|
1
|
1
|
1
|
|
|
1
|
1
|
|
1
|
|
verkennen
|
1
|
1
|
1
|
1
|
1
|
1
|
1
|
|
1
|
|
bestrijden
|
1
|
1
|
1
|
1
|
1
|
1
|
1
|
1
|
1
|
|
herstellen
|
1
|
1
|
1
|
|
|
1
|
|
|
1
|
1
|
In supplement gg is de competentiematrix uitgewerkt.
3.1 Uitwerking kerntaken en beoordelingscriteria per taakgebied
Kerntaak 1: uitrukken naar het incident*
De manschap rukt uit samen met collega manschap(pen), bevelvoerder en chauffeur in
een brandweereenheid. Hij komt, voor zover mogelijk, voorbereid (persoonlijke bescherming,
incidentafhankelijke middelen en een begrepen/bevestigde opdracht) aan bij het incident.
Werkzaamheden:
-
• Kiest zijn persoonlijke beschermingsmiddelen (afhankelijk van de situatie).
-
• Kiest middelen voor de verkenning (afhankelijk van de situatie).
-
• Zoekt informatie op en deelt deze.
-
• Deelt zijn specifieke kennis met de bevelvoerder.
-
• Bereidt zich mentaal voor.
Kerntaak 2: verkennen van het incident*
De manschap verkent, al dan niet samen met leden van zijn eenheid, methodisch en veilig
het incident. Hij neemt, zo nodig, middelen mee ter ondersteuning. Hij meldt de bevindingen
aan de bevelvoerder.
Werkzaamheden:
-
• Verkent het incident op:
-
○ risico’s die veiligheid brandweereenheid en slachtoffer(s) kunnen bedreigen.
-
○ slachtoffers en wat hun toestand is.
-
○ soort incident, specifieke bijzonderheden en stadium.
-
○ Uitbreidingsmogelijkheden.
-
• Verricht metingen.
-
• Geeft bevindingen door aan bevelvoerder en/of eenheid.
-
• Voert handelingen uit die geen uitstel dulden.
Kerntaak 3: bestrijden van het incident*
De manschap richt, al dan niet samen met leden van zijn eenheid, een veilige werkomgeving
in. Hij voert de opdracht van de bevelvoerder uit en kiest hierbij zelf de middelen
en de werkwijze om dit te realiseren.
Werkzaamheden:
-
• Richt een veilige werkomgeving in:
-
○ Zet incidentlocatie af.
-
○ Voert zo nodig metingen uit.
-
○ Richt het werkgebied in en maakt het benodigde materiaal inzet gereed.
-
• Redt slachtoffer(s):
-
○ Past levensreddende handelingen toe.
-
○ Stelt het slachtoffer gerust.
-
○ Brengt het slachtoffer in veiligheid.
-
○ Redt dieren.
-
• Bestrijdt het incident:
brand:
-
○ Voert de door de bevelvoerder gekozen tactiek uit.
-
○ Maakt waterwinning gereed.
-
○ Past verschillende aflegsystemen toe.
-
○ Past verschillende (na)blustechnieken toe.
hulpverlening:
-
○ Stabiliseert het object/voertuig.
-
○ Past bevrijdingstechnieken toe met hulpverleningsmateriaal.
-
○ Bestrijdt de gevolgen van stormschade en/of wateroverlast.
gevaarlijke stoffen:
waterongevallen:
-
• Werkt samen met overige brandweereenheden en andere hulpverleningsdiensten.
-
• Voert schade beperkende maatregelen uit.
Kerntaak 4: herstellen na het incident*
De manschap ruimt, al dan niet samen met leden van zijn eenheid, de materialen op.
Hij zorgt, teruggekomen op de kazerne, ervoor dat de brandweereenheid weer uitruk
gereed is. De manschap werkt mee aan nazorg, evaluatie en eventueel benodigde registratie.
Werkzaamheden:
-
• Ruimt de incidentlocatie op:
-
○ Ruimt de gebruikte materialen, middelen, uitrusting op en ontsmet/reinigt zo nodig.
-
○ Laat de incidentlocatie opgeruimd en zo veilig mogelijk achter.
-
• Maakt samen met de brandweereenheid het ingezette voertuig weer inzet gereed.
-
• Neemt met de ploegleden deel aan een evaluatiegesprek over de inzet.
-
• Neemt, na een traumatische ervaring, deel aan een nazorgtraject.
-
• Werkt mee aan eventueel benodigde registratie.
Tweede bijlage bij de Regeling van de Minister van Justitie en Veiligheid van 27 november
2017, nr. 2017-2148020, houdende wijziging van de Regeling personeel veiligheidsregio’s
in verband met wijziging en schrapping van enkele brandweerfuncties en herziening
van de GHOR-functies
Bijlage A, behorende bij artikel 1 lid 1 Regeling personeel veiligheidsregio’s
Supplement gg. uitwerking competentiematrix
Competenties
Accuraat
Zorgvuldig en stipt handelen, gericht op het voorkómen van fouten. Nauwkeurig uitvoeren
van activiteiten.
Niveau 1:
-
• Toetst eigen werk aan geldende procedures, regels en afspraken.
-
• Levert correct en volledig werk af.
-
• Werkt ook onder druk kwaliteitsgericht, nauwgezet, gedegen en let op details.
Niveau 2:
-
• Stimuleert partners/experts in het werken volgens bepaalde procedures, regels en richtlijnen.
-
• Ontwerpt en verbetert de kwaliteit van het werk binnen het eigen organisatieonderdeel.
-
• Wijkt van procedures, regels en richtlijnen af zodat fouten worden voorkomen of kwaliteit
wordt verhoogd.
Niveau 3:
-
• Werkt consciëntieus en secuur, ook onder zware druk van meerdere belangen of tijd
en wanneer de impact groot is van mogelijke fouten.
-
• Initieert en verbetert procedures voor het werk, stimuleert partners/experts procedures
te ontwikkelen en te verbeteren.
-
• Coördineert en corrigeert de werkzaamheden van meerdere personen/diensten, zodat fouten
worden voorkomen en kwaliteit wordt verhoogd.
-
• Heeft oog voor het cruciale belang van veiligheid onder alle omstandigheden, kan kritisch
met mededelingen/informatie omgaan.
Analyseren
Systematisch onderzoeken en alloceren van problemen en vragen. Ontleden van relevante
informatie, achtergronden en structuren. Verbanden leggen tussen gegevens en overzien
van relaties tussen oorzaak en gevolg.
Niveau 1:
-
• Deelt problemen op in onderdelen, haalt de kern naar voren.
-
• Legt verbanden, doorziet structuren en trekt conclusies uit beschikbare informatie.
-
• Selecteert systematisch gegeven, gebruikt meerdere informatiebronnen en structureert
en interpreteert gegevens.
Niveau 2:
-
• Bekijkt uit een veelheid van vaak niet complete informatie moeilijke vraagstukken
vanuit meerdere invalshoeken.
-
• Vertaalt gestelde vragen naar beleidsvragen.
-
• Onderzoekt alternatieven om zich een oordeel te vormen en omschrijft scenario’s met
relaties tussen oorzaak en gevolg.
-
• Overziet gevolgen van besluiten op termijn; redeneert logisch wat de effecten van
acties zijn.
Niveau 3:
-
• Bekijkt ingewikkelde vraagstukken vanuit meerdere invalshoeken met gevolgen op lange
termijn; doorziet belangentegenstellingen.
-
• Denkt ook over de grenzen van het eigen werkterrein heen.
-
• Doorziet problemen en oplossingen die pas op lange termijn spelen.
-
• Heeft oog voor – kritische – informatie en activiteiten en beziet de mogelijkheden
hiervan voor de rampenbestrijdingsorganisatie.
Arbeidsveiligheid
Arbeidsveiligheid kenmerkt zich in het gedrag van de werknemer waarin hij zijn taak
uitvoert zonder effecten te ondervinden van slechte arbeidshygiëne of een arbeidsongeval.
Om dit te kunnen zal de werknemer tijdens de uitvoering van zijn werkzaamheden verschillende
vormen/niveaus van risicoanalyse uitvoeren.
Niveau 1:
-
• Herkent risico’s in de directe werkomgeving en geeft deze door aan collega’s en leidinggevenden.
-
• Kent de beperkingen van verstrekte veiligheidsmiddelen.
-
• Reageert op onveilig handelen van collega’s.
-
• Weegt verschillende mogelijkheden af en kiest de meest veilige.
-
• Hanteert uitgangspunten van arbeidshygiëne bij het gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen.
Niveau 2:
-
• Herkent de ontwikkeling van een incident en de daaraan gekoppelde risico’s voor brandweerpersoneel.
-
• Kent de mogelijkheden en beperkingen van bestrijdingsmiddelen en veiligheidsmiddelen.
-
• Maakt een afweging tussen te behalen resultaat en het risico voor personeel (taak
– risicoanalyse).
-
• Is proactief in het nemen van veiligheidsmaatregelen.
-
• Bevordert en ziet toe op de naleving van goede arbeidshygiëne.
Niveau 3:
-
• Herkent de invloed van een incident op de veiligheid van de omgeving.
-
• Maakt een afweging tussen bestrijden en controleren op basis van de risico’s voor
het eigen personeel en de omgeving (Taak-risico- analyse).
-
• Herkent mogelijk domino-effecten op het gebied van arbeidsveiligheid en arbeidshygiëne.
-
• Is proactief in het nemen van veiligheidsmaatregelen.
Daadkracht
Op adequate en krachtige wijze nemen van beslissingen op basis van een inzichtelijke
afweging en eigen oordeel, ook als kennis en/of informatie beperkt is en tevens het
uitvoeren en afronden van activiteiten. Handelen naar en ‘staan voor’ een genomen
besluit (van zichzelf of een ander).
Niveau 1:
-
• Handelt moedig in lastige situaties, neemt verantwoorde risico’s.
-
• Neemt beslissingen op grond van relevante informatie en duidelijke feiten, waarbij
de gevolgen van de besluiten voorspelbaar zijn.
-
• Neemt en motiveert beslissingen binnen het eigen werkterrein.
-
• Blijft achter gemaakte keuzen (van zichzelf of van partners/experts) staan.
Niveau 2:
-
• Neemt op basis van feitelijke informatie besluiten die partners en/of gedupeerden
betreffen.
-
• Hakt knopen door, ook in onzekere situaties; motiveert het genomen besluit met het
oog op acceptatie door betrokkenen.
-
• Benoemt de gevolgen van het besluit voor zichzelf en partners/experts en houdt daar
bij de besluitvorming rekening mee.
-
• Blijft standvastig en toont durf in onzekere/lastige situaties.
Niveau 3:
-
• Neemt, zo nodig op basis van onvolledige informatie, besluiten die implicaties hebben
voor de gehele rampenbestrijdingsorganisatie.
-
• Betrekt partners/experts bij de besluitvorming in complexe situaties, vraagt terugkoppeling
en streeft naar draagvlak voor het genomen besluit.
-
• Neemt een besluit in heroverweging wanneer de wijzigende omstandigheden daarom vragen.
-
• Durft buiten gebaande paden te treden bij het oplossen van vastzittende, complexe
kwesties.
Flexibel
Aanpassen van de eigen stijl, benadering en gedrag aan wisselende eisen en omstandigheden.
Openstaan voor nieuwe ideeën en actief zoeken naar alternatieven om het gestelde doel
te bereiken.
Niveau 1:
-
• Pakt nieuwe zaken snel op, ook bij aangrenzende werkzaamheden.
-
• Interpreteert regels en richtlijnen en richt zich daarbij op de bedoeling van de vastgestelde
regels.
-
• Accepteert dat werkzaamheden door partners/experts en door omstandigheden bepaald
worden en handelt daarnaar; staat open voor veranderingen en verbeteringen die partners/experts
voorstellen.
-
• Past gedrag aan bij veranderende omstandigheden/schakelt snel tussen verschillende
werkzaamheden.
Niveau 2:
-
• Improviseert bij onvoldoende of onduidelijke informatie: past daarbij eigen stijl
en gedrag aan.
-
• Verbetert zijn werkwijze door te anticiperen op veranderende omstandigheden; wisselt
van methode of aanpak.
-
• Schakelt gemakkelijk tussen eigen werk en werk van partners/experts.
Niveau 3:
-
• Verandert in geval van kansen of problemen eigen gedragsstijl om gesteld doel te bereiken;
brengt afhankelijk van de situatie variatie in eigen gedragsstijl aan.
-
• Balanceert tussen diverse belangen en partijen; is intermediair.
-
• Schakelt bij weerstand over op een aanpak die wel tot het gestelde doel leidt.
Incidentbestrijding
Dit vakgebied omvat de repressieve taken van de rampenbestrijdingsorganisatie, zoals
het operationeel leidinggeven dan wel adviseren bij incidenten van verschillende schaalgrootten
(zowel mono- als multidisciplinair). Ook de aan het operationeel optreden gelieerde
aandachtsgebieden zoals evaluaties, bedrijfsopvang, nazorg, procedures (w.o. alarmerings-
en opschalingsprocedures), Arbowetgeving en andere wettelijke kaders vallen onder
dit vakgebied.
Inleven
Onderkennen van gevoelens en behoeften van anderen. Verplaatsen in anderen en zich
bewust tonen van de invloed van het eigen handelen.
Niveau 1:
-
• Beïnvloedt het gesprek en de sfeer door gevoelens te benoemen, stuurt het gesprek
in de juiste richting en houdt de relatie goed; beheerst de eigen emoties.
-
• Toont belangstelling, luistert actief, vraagt door, houdt rekening met eigen emoties
en die van anderen en reflecteert hierop.
-
• Houdt rekening met omstandigheden en praktijkervaringen van partners/experts en toont
begrip en waardering.
-
• Communiceert open en durft eigen vragen, zorgen en leerpunten bespreekbaar te maken.
Niveau 2:
-
• Is zichtbaar beschikbaar en aanwezig als leider/expert, is op het juiste moment op
de juiste plaats.
-
• Stimuleert en helpt partners/experts om gevoelens bespreekbaar te maken, maakt ruimte
voor emotie binnen de organisatie en kalmeert partners/experts als emoties de overhand
dreigen te krijgen.
-
• Spreekt partners/experts aan op hun ontwikkeling en bijdrage; stelt zich daarbij kritisch
op vanuit een begripvolle houding.
-
• Stelt zich kwetsbaar op en heeft oog voor gevoeligheden ten aanzien van eigen gedrag.
Niveau 3:
-
• Creëert veiligheid in de rampenbestrijdingsorganisatie waardoor partners/experts zich
durven uiten; spreekt medewerkers aan authentiek gedrag te tonen.
-
• Onderkent rollen en posities en respecteert deze door de partner/expert hierop te
benaderen zonder de strijd aan te gaan.
-
• Bindt partners/experts aan de rampenbestrijdingsorganisatie door eigen optreden en
persoonlijke uitstraling.
-
• Wisselt van stijl/gedrag om bewustwording bij de partner/expert te realiseren of om
gedragspatronen te doorbreken of te versterken.
Innoveren en creativiteit
Creëren van nieuwe en originele ideeën, werkwijzen en toepassingen door het combineren
van formele en informele informatie, bestaande en nieuwe oplossingen/aanpakken.
Niveau 1:
-
• Heeft niet voor de hand liggende, frisse ideeën voor nieuwe werkwijzen of methoden.
-
• Genereert nieuwe ideeën in het werk; ook samen met partners/experts.
-
• Betreedt bij tegenslagen nieuwe paden of bedenkt alternatieve oplossingen.
-
• Speelt met nieuwe ideeën en benaderingen in op veranderingen.
Niveau 2:
-
• Improviseert bij onvoldoende of onduidelijke informatie.
-
• Stimuleert partners/experts tot creatief denken en handelen.
-
• werkt proactief bij mogelijke problemen in een complexe omgeving en stelt alternatieve
oplossingen voor; toont assertief gedrag.
-
• Improviseert in complexe situaties.
Niveau 3:
-
• Ontwikkelt vernieuwde, oorspronkelijke ideeën en inzichten die een effect hebben op
een brede omgeving.
-
• Benadert vraagstukken uit een andere invalshoek.
-
• Maakt zich los uit bestaande denkkaders en maakt zo nieuwe wegen zichtbaar, waardoor
nieuwe oplossingsrichtingen ontstaan; zoekt en creëert ruimte.
(taakgericht) Leiderschap
Op inspirerende wijze richting geven. Tonen van voorbeeldgedrag. Delegeren. Randvoorwaarden
scheppen en mensen motiveren zodat resultaten bereikt worden. Charisma.
Niveau 1:
-
• Brengt eigen denkbeelden onder woorden en toetst deze.
-
• Begeleidt partners/experts in het realiseren van doelen; geeft heldere instructies
en houdt toezicht op de prestaties.
-
• Wijst deel van de eigen taken toe aan de juiste persoon; geeft hierbij eigen verwachtingen,
gewenst resultaat en eigen verantwoordelijkheid van de persoon aan.
-
• Staat open voor vragen, wekt vertrouwen en motiveert partners/experts.
Niveau 2:
-
• Geeft partners/experts de ruimte om besluiten te beïnvloeden uit eigen ambities zodat
betrokkenheid en inspiratie hiervoor bij partners/experts ontstaat.
-
• Verdeelt werkzaamheden zodanig dat deze aansluiten op talenten en ambities van het
personeel; toetst het resultaat op kwaliteit.
-
• Neemt op ‘natuurlijke wijze’ het voortouw, betrekt partners/experts en motiveert hen
voor het realiseren van gemeenschappelijke doelen.
Niveau 3:
-
• Geeft partners/experts ruimte om besluiten te nemen en ondersteunt hen bij het realiseren
van collectieve ambitie.
-
• Draagt de eigen visie uit en wordt op grond daarvan door partners/experts binnen en
buiten de eigen werkomgeving gevraagd bijdrage te leveren aan hun ambities.
-
• Creëert ruimte en mogelijkheden voor personeel om werkzaamheden op eigen (en eventueel
andere) wijze uit te voeren.
-
• Inspireert partners/experts om hun visie te delen en om draagvlak en betrokkenheid
hiervoor te realiseren.
Leren en reflecteren
Terugkijken op het eigen functioneren en het gedrag daaraan aanpassen of ondernemen
van ontwikkelacties om tot verbetering van eigen functioneren en vaardigheden te komen.
Je kwetsbaar durven opstellen en fouten durven maken. Actief werken aan zelfontwikkeling.
Niveau 1:
-
• Stelt zich vragend op en toont wil om te leren.
-
• Vraagt feedback op eigen functioneren, luistert actief en vraagt door.
-
• Zet met behulp van feedbackgever concrete feedback om in acties.
-
• Volgt (nieuwe) ontwikkelingen in eigen vakgebied.
Niveau 2:
-
• Doorziet eigen leerstijl en herkent andere mogelijke leerstijlen.
-
• ziet sterke en zwakke kanten in eigen functioneren en vraagt hier gericht op door
bij partners/experts.
-
• Leert van en met partners/experts; formuleert leerdoelen en zet deze om in acties
-
• Vertaalt ontwikkelingen in het vakgebied naar de praktijk.
Niveau 3:
-
• Reflecteert op eigen ervaringen; herkent verbeterpunten en verbetert gedrag in volgende
situaties.
-
• Doorziet eigen leerprocessen en herkent bevorderende en belemmerende factoren voor
leren.
-
• Stelt eigen ontwikkelplan op met langere termijn doelstellingen en onderneemt gerichte
acties.
Maatschappelijk georiënteerd
Laten blijken geïnformeerd te zijn over maatschappelijke en politieke ontwikkelingen
of andere omgevingsfactoren en deze kennis effectief benutten voor de eigen functie
of organisatie.
Niveau 1:
-
• Legt contact en stemt af met relevante personen en instanties binnen en buiten de
organisatie; stelt zich betekenisvol voor partners/experts op.
-
• Communiceert helder wat de burger van de brandweer mag/kan verwachten, toont zich
daarbij hulpvaardig en zoekt feedback uit de samenleving.
-
• Doorziet maatschappelijke tendensen en ontwikkelingen en vertaalt deze naar aanbevelingen
voor de organisatie.
-
• Analyseert mogelijke gevolgen van maatschappelijke ontwikkelingen voor de rampenbestrijdingsorganisatie
en initieert acties.
Niveau 2:
-
• Stimuleert en stuurt hulpverleningsdiensten hun eigen netwerk te ontwikkelen.
-
• Houdt rekening met nieuwswaarde en mogelijke positieve en negatieve publiciteit bij
gebeurtenissen en beslissingen.
-
• Onderkent de invloed van externe factoren en ontwikkelingen en vertaalt deze in een
lange termijn perspectief op de rampenbestrijdingsorganisatie; handelt proactief.
-
• Vertaalt problemen in de omgeving naar de inrichting van de organisatie en processen
in de rampenbestrijdingsorganisatie; geeft vorm aan het optreden.
Niveau 3:
-
• Onderhoudt actief een persoonlijk netwerk van relevante en invloedrijke personen en
instanties en benut deze.
-
• Levert een bijdrage aan het maatschappelijke debat en geeft mede vorm aan de oplossing
van vraagstukken en dilemma’s.
-
• Heeft een visie op trends en ontwikkelingen in de maatschappij en destilleert hieruit
onderwerpen voor de bestuurlijke agenda.
-
• Speelt proactief in op vraagstukken/dilemma’s uit de maatschappij en vertaalt deze
naar de eigen organisatie.
Mondeling communiceren
Ideeën, meningen en informatie aan anderen overdragen in voor de ontvanger begrijpelijke
taal, gebaren en non-verbale signalen. Tactvol en effectief reageren op behoeften
en gevoelens van anderen, taal en terminologie aanpassen aan de doelgroep (incl. Engels).
Niveau 1:
-
• Drukt zich zowel mondeling als schriftelijk goed uit bij contacten van verschillend
niveau, onderbouwt de boodschap met duidelijke argumenten.
-
• Stelt zich open en onbevooroordeeld op in een gesprek, interpreteert verbale en non-verbale
signalen en vraagt na of de boodschap goed begrepen is.
-
• Formuleert tactvol, stemt taal, gebaren en houding af op de behoefte en belangen van
de ander.
-
• Stelt open vragen en vraagt door; geeft feedback wanneer daar om wordt gevraagd.
-
• Redigeert interne documenten en schrijft documenten voor extern gebruik.
Niveau 2:
-
• Formuleert complexe vraagstukken en ‘slechte boodschappen’ helder, eenduidig en gestructureerd.
-
• Verzorgt samenhangende presentaties voor de hulpverleningsdiensten.
-
• Houdt bij contacten van verschillend niveau rekening met afwijkende behoeften en belangen;
herkent tegenstellingen en kiest een geschikt communicatiekanaal/middel.
-
• Neemt het initiatief en stuurt in gesprekken, houdt rekening met de invloed van wat
hij zegt.
Niveau 3:
-
• Voert complexe gesprekken met personen op strategisch niveau over gevoelige onderwerpen
met tegenstellingen in belangen en/of taalverschillen.
-
• Herkent persoonlijke belangen en kiest een geschikte manier om de ander te beïnvloeden;
zet verschillende invloedstijlen effectief in.
-
• Beïnvloedt en stuurt het gesprek en de sfeer door gevoelens te benoemen, ook wanneer
bij de ander geen respect lijkt te bestaan.
Onafhankelijk
Zelfstandig en zelfbewust werken. Om kunnen gaan met eisen, veranderingen en hindernissen.
Eigen standpunten innemen en verdedigen, rekening houdend met de missie van de organisatie.
Niveau 1:
-
• Vertrouwt op zichzelf, maakt zelfstandig keuzen binnen het eigen takenpakket en aandachtsgebied
en laat zich daarbij niet weerhouden door belemmeringen.
-
• Vraagt feedback en hulp op het juiste moment op basis van een inschatting van de eigen
kennis en vaardigheden.
-
• Werkt zelfstandig en vaart duidelijk een eigen koers binnen gestelde kaders.
Niveau 2:
-
• Wijzigt de eigen werkzaamheden zelfstandig bij veranderende omstandigheden.
-
• Komt op voor de eigen belangen, toont zich zelfbewust en is weerbaar.
-
• Neemt verantwoorde risico’s op eigen aandachtsgebied.
Niveau 3:
-
• Loopt voorop bij strategische veranderingen en uitdagingen; ziet deze als kansen.
-
• Houdt bij druk vast aan persoonlijke overtuiging wanneer daarop kritiek wordt geleverd
of druk wordt uitgeoefend om zich aan te passen.
-
• Durft zich kwetsbaar op te stellen en neemt risico’s.
Oordelen
Op basis van beschikbare informatie en ervaring en met inachtneming van de heersende
waarden en normen tot een mening komen die als geldig erkend wordt.
Niveau 1:
-
• Weegt complexe gegevens af en komt op overwogen en vastberaden wijze, rekening houdend
met geldende normen en waarden tot een eigen mening.
-
• Maakt onderscheid tussen vaststaande feiten en meningen van derden en betrekt hierbij
de eigen ervaringen.
-
• Schetst verschillende perspectieven en opinies en stelt hun pro’s en contra’s vast
alvorens tot actie over te gaan.
Niveau 2:
-
• Komt op basis van onvolledige informatie tot eigen mening, redeneert logisch en betrekt
partners/experts in beeldvorming.
-
• Betrekt verschillende alternatieven bij de oordeelsvorming en houdt rekening met onzekere
of tegenstrijdige factoren.
-
• Toetst plannen aan doelstellingen, brengt de gevolgen voor de lange termijn in kaart
en doet uitspraken over te nemen acties.
Niveau 3:
-
• Komt op basis van tegenstrijdige informatie tot een gewogen mening en beïnvloedt daarmee
de richting voor de rampenbestrijdingsorganisatie.
-
• Betrekt een breed scala aan alternatieve opvattingen en meningen in de oordeelsvorming
en houdt rekening met gevolgen voor de betrokken partijen.
-
• Schetst de mogelijke gevolgen van plannen en meningen in situaties met een hoge mate
van onzekerheid en complexiteit.
Plannen, organiseren en coördineren
Vanuit een vastgesteld doel bepalen welke taken/activiteiten georganiseerd en gepland
moeten worden en daar naar handelen. Bepalen van prioriteiten en aangeven van een
volgorde van werkzaamheden.
Niveau 1:
-
• Plant eigen werkzaamheden, stemt deze planning af met partners/experts.
-
• Werkt ordelijk en systematisch volgens vooraf opgestelde planning.
-
• Heeft overzicht over eigen werkzaamheden; toetst eigen voortgang.
-
• Wendt de juiste middelen aan die nodig zijn om de planning te realiseren.
-
• Stelt doelen en prioriteiten voor zichzelf.
Niveau 2:
-
• Stemt eigen werkzaamheden af op werkzaamheden van partners/experts en plant, zo nodig,
werkzaamheden van partners/experts.
-
• Houdt overzicht over de werkzaamheden van partners/experts, bewaakt de voortgang en
wendt op het juiste moment de juiste middelen aan.
-
• Brengt een heldere en logische structuur aan in het eigen werk en in het werk van
partners/experts.
-
• Anticipeert op factoren die van invloed kunnen zijn op de planning en speelt hier
waar nodig op in.
Niveau 3:
-
• Ondersteunt en stuurt partners/experts aan bij de planning en uitvoering van hun werkzaamheden
en bewaakt de voortgang.
-
• Coördineert veel werkzaamheden die inhoudelijk van elkaar verschillen, met een langere
doorlooptijd of met gevolgen voor de langere termijn.
-
• Houdt op elk moment en op elk niveau het overzicht van werkzaamheden en stuurt indien
nodig bij op hoofdlijnen.
-
• Anticipeert op onverwachte gebeurtenissen die van invloed zijn op de planning en past
de planningen en doelstellingen hierop aan.
Politiek-bestuurlijk inzicht
Anticiperen op en onderkennen van de relevantie van gebeurtenissen die van invloed
zijn op de positionering van de brandweer en rampenbestrijdingsorganisatie in de politiek-bestuurlijke
context.
Niveau 1:
-
• Houdt rekening met de consequenties van eigen acties voor partners in het bestuurlijke
proces.
-
• Verdiept zich in te maken politieke afwegingen en levert relevante en objectieve informatie
aan.
-
• Manoeuvreert tussen formele en informele (machts)verhoudingen en de eigen positie
binnen de politiek-bestuurlijke context.
-
• Doorziet politieke ontwikkelingen en vertaalt deze in aanbevelingen voor de organisatie.
Niveau 2:
-
• Handelt in afweging tussen (korte termijn) politieke belangen en (lange termijn) belangen
van de brandweer/rampenbestrijdingsorganisatie.
-
• Stelt met bestuurlijk/justitiële omgeving gezamenlijk doelen met inachtneming van
de wettelijke vastgestelde kaders.
-
• Vertegenwoordigt de brandweer op relevant bestuurlijk niveau; brengt belangwekkende
onderwerpen onder de aandacht zodat deze op de bestuurlijke agenda komen.
-
• Vertaalt politieke issues naar de organisatie en zorgt voor verbinding met het operationele
werk.
-
• Stelt, vanuit verschillende invalshoeken, een diagnose voor complexe vraagstukken
en schat de langetermijngevolgen in.
Niveau 3:
-
• Schat politiek-bestuurlijke belangen in, betrekt actoren in besluitvorming en deelt
het succes met bestuurders.
-
• Benut het politiek-bestuurlijk krachtenveld rondom de brandweer en de ontwikkeling
van de rampenbestrijdingsorganisatie, stemt zijn handelen af op dit krachtenveld en
sluit allianties.
-
• Legt relaties tussen de verwachte resultaten voor de eigen organisatie en criteria
voor andere schakels in de bestuurlijke keten.
Probleem oplossen
Het signaleren van (potentiële) problemen/knelpunten en deze zelfstandig of in samenwerking
met anderen verhelpen.
Niveau 1:
-
• Signaleert tijdig knelpunten binnen het eigen organisatieonderdeel en lost deze binnen
de gestelde kaders op.
-
• Formuleert binnen gestelde kaders verschillende alternatieven of oplossingen.
-
• Dringt door tot de kern van het probleem; achterhaalt onderliggende oorzaken om herhaling
te voorkomen.
-
• Voorziet problemen en anticipeert hierop.
Niveau 2:
-
• Anticipeert op knelpunten buiten het eigen organisatieonderdeel, reageert snel en
doeltreffend bij problemen en onverwachte gebeurtenissen.
-
• Analyseert problemen, achterhaalt de werkelijke vraag achter het probleem, ook zonder
eigen inhoudelijke expertise.
-
• Formuleert verschillende passende oplossingen en helpt partners/experts bij het oplossen
van problemen wanneer zij hier niet uit komen.
Niveau 3:
-
• Lost complexe problemen op strategisch niveau op, benoemt naast knelpunten tevens
verschillende alternatieven en schetst consequenties en verloop van oplossingsmogelijkheden;
denkt in scenario’s.
-
• Structureert, reflecteert, vraagt door en helpt zodoende ook partners/experts om tot
oplossingen of alternatieven te komen.
-
• Treedt op als bemiddelende derde partij; begeleidt partners/experts bij oplossen van
problemen door het geven van handvaten.
Resultaatgericht
Formuleert doelstellingen helder, concreet en meetbaar en maakt duidelijke afspraken.
Houdt zich aan de voortgang en informeert en rapporteert daarover. Denkt vooruit.
Niveau 1:
-
• Stelt samen met partners/experts meetbare en haalbare doelen en maakt duidelijke afspraken
over gewenste kwaliteit, middelen en tijdspad.
-
• Stelt prioriteiten en komt gemaakte afspraken na.
-
• Plant zelfstandig het eigen werk om gewenste resultaten te realiseren en past, indien
relevant, het concept van projectmatig werken toe.
-
• Maakt resultaten van het eigen werk zichtbaar en communiceert hierover naar partners/experts;
overlegt tijdig met partners/experts over knelpunten.
-
• Toetst activiteiten tussentijds op hun bijdrage aan het te bereiken resultaat, stuurt
activiteiten die dat niet doen bij.
Niveau 2:
-
• Stelt een actieplan op en benoemt daarin de beheers-aspecten; voert dit samen met
partners/experts uit.
-
• Toetst de voortgang van activiteiten, stuurt bij en bewaakt het proces.
-
• Ondersteunt partners/experts bij het opstellen van meetbare doelstellingen, geeft
hen middelen om (tussen)resultaten te halen en stelt hierbij meetbare deadlines en
normen voor resultaten en gedrag.
Niveau 3:
-
• Stelt meetbare strategische doelstellingen op en definieert de resultaten op langere
termijn; maakt de voorwaarden duidelijk die nodig zijn om deze resultaten te bereiken
en vult deze in.
-
• Zorgt voor heldere structuren, taakverdeling en procedures die een effectieve en efficiënte
inzet van medewerkers bevordert.
-
• Spreekt zichzelf en partners/experts tijdig en regelmatig aan op het nakomen van afspraken
en het realiseren van doelstellingen; achterhaalt achterliggende oorzaak bij niet
nakomen van afspraken en stuurt bij.
Risico’s en veiligheid
Dit vakgebied omvat het onderwerp risico’s en veiligheid. Het gaat hierbij om onder
meer de aandachtsgebieden risicomanagement, risicoanalyses, risicocommunicatie, integraal
veiligheidsbeleid, arbeidsveiligheid en milieuveiligheid.
Toepassings- en overdrachtsniveau (2):
Samenwerken
Zich inzetten om met anderen resultaten te bereiken en daarmee bijdragen aan een gezamenlijk
doel. Denken en handelen vanuit gemeenschappelijke belangen.
Niveau 1:
-
• Draagt bij aan het gemeenschappelijk doel en komt afspraken na; informeert partners/experts
over eigen activiteiten en houdt zich op de hoogte van activiteiten van partners/experts.
-
• Toont belangstelling voor collega’s en helpt hen op verzoek.
-
• Vraagt collega’s naar hun mening en geeft eigen mening.
Niveau 2:
-
• Streeft gezamenlijke doelen na; wisselt informatie en ideeën uit met partners/experts
en geeft en vraagt reacties.
-
• Biedt gevraagd en ongevraagd hulp aan partners/experts en vraagt zelf om hulp van
partners/experts; maakt meetbare afspraken.
-
• Doet concessies om tot gezamenlijk doel of resultaat te komen; stelt op basis van
meningen van partners/experts eigen gedachten/handelingen bij.
Niveau 3:
-
• Zoekt actief samenwerking met partners/experts op en stuurt daarbij op gemeenschappelijke
belangen; betrekt partners/experts in besluitvorming en komt met hen tot gemeenschappelijk
doel en aanpak.
-
• Doet actief aan kennisoverdracht door eigen kennis en ervaringen te delen en partners/experts
te motiveren hun expertise in te brengen.
-
• Beweegt partners/experts tot samenwerken en zorgt ervoor dat het resultaat wordt ervaren
als een gezamenlijke verantwoordelijkheid.
Stressbestendig
Kalm, objectief en effectief blijven functioneren bij tijdsdruk, tegenslag, teleurstelling
of tegenspel. Om kunnen gaan met weerstanden.
Niveau 1:
-
• Geeft bij (tijds)druk voorrang aan bepaalde zaken in het eigen werk en blijft doeltreffend
handelen.
-
• Bewaakt eigen grenzen van kennen en kunnen.
-
• Accepteert tegenwerpingen als onvermijdelijk, ziet het betrekkelijke hiervan in.
-
• Laat zich niet meeslepen in emotionele meningsverschillen.
Niveau 2:
-
• Stelt partners/experts gerust met kalm optreden.
-
• Zorgt bij (tijds)druk dat het team of de afdeling doeltreffend blijft werken door
te bepalen welke zaken voorrang hebben.
-
• Houdt onder druk vast aan het eigen oordeel.
-
• Luistert naar de kritiek van partners/experts, erkent reële punten en gebruikt deze.
Niveau 3:
-
• Houdt onder grote druk en bij complexe situaties vast aan het eigen standpunt; past
bij problemen of tegenstand de aanpak aan.
-
• Herkent stressfactoren en maakt deze bespreekbaar door het proces met partners/experts
te analyseren.
-
• Presteert langdurig goed onder tijdsdruk, tegenslag en complicaties.
-
• Schermt partners/experts af van stress door (tijds)druk en zorgt dat het werk hier
geen schade van ondervindt.
Derde bijlage bij de Regeling van de Minister van Justitie en Veiligheid van 27 november
2017, nr. 2017-2148020, houdende wijziging van de Regeling personeel veiligheidsregio’s
in verband met wijziging en schrapping van enkele brandweerfuncties en herziening
van de GHOR-functies
Bijlage B, behorende bij artikel 1 lid 2 Regeling personeel veiligheidsregio’s
Supplement a. Functie algemeen commandant geneeskundige zorg
Functie zoals genoemd in artikel 2 lid 2 sub a Besluit personeel veiligheidsregio’s
1.1 Algemene informatie
Functienaam: algemeen commandant geneeskundige zorg (ACGZ)
Beschrijving van de functie: De ACGZ geeft functioneel leiding aan de sectie geneeskundige
zorg. De ACGZ kan monodisciplinair ingezet worden op basis van inzetcriteria en/of
verzoek van de officier van dienst geneeskundig (OvD-G). De ACGZ is multidisciplinair
actief vanaf activering van het Regionaal Operationeel Team (ROT) als lid van het
ROT. De ACGZ is beschikbaar en bereikbaar op basis van de regionale alarmeringsregeling.
De ACGZ is aangewezen als het daartoe bevoegde gezag door de directeur publieke gezondheid
voor zover het de GHOR-taken betreft (DPG). De ACGZ is verantwoordelijk voor de coördinatie,
aansturing en regie van de geneeskundige hulpverlening en legt verantwoording af aan
de DPG. De ACGZ adviseert de operationeel leider over te nemen tactische multidisciplinaire
beslissingen en ontvangt, voor de multidisciplinaire aspecten, functioneel leiding
van de operationeel leider. De ACGZ adviseert de DPG over dilemma’s en besluiten op
strategisch niveau. De ACGZ geeft functioneel leiding aan het hoofd acute gezondheidszorg
(HAG), het hoofd publieke gezondheidszorg (HPG), de OvD-G, het hoofd informatie geneeskundige
zorg (HIN) en het hoofd ondersteuning geneeskundige zorg (HON).
2.1 Kerntaken
Kerntaak 1: Functioneel leiding geven aan de sectie geneeskundige zorg.
Kerntaak 2: Inrichten en uitvoeren van het besluitvormingsproces gericht op de multidisciplinaire
samenwerking.
Kerntaak 3: Opstellen en uitbrengen van adviezen.
2.2 Competentiematrix ACGZ
Competentieoverzicht
|
G1
|
1: Leidinggeven
|
G5
|
2: Voortgangsbewaking
|
G9
|
3: Samenwerken
|
G12
|
4: Besluitvaardigheid
|
G7
|
5. Overtuigingskracht
|
G10
|
6. Probleemanalyse
|
G11
|
7. Oordeelsvorming
|
G14
|
8: Omgevingsbewustzijn
|
O2
|
Organisatie en processen tactisch
|
V1
|
Bestuurlijke en operationele omgeving/positionering
|
Detailniveau
|
V2
|
Verantwoordelijkheden en bevoegdheden
|
Detailniveau
|
V3
|
Processen en taken
|
Gemiddeld niveau
|
V4
|
Richtlijnen, protocollen en procedures
|
Gemiddeld niveau
|
V5
|
Technische hulpmiddelen
|
Hoofdlijnen
|
V6
|
Juridische aspecten
|
Hoofdlijnen
|
In supplement h is de competentiematrix uitgewerkt.
3.1 Uitwerking kerntaken
Kerntaak 1: Functioneel leiding geven aan de sectie geneeskundige zorg.
Werkzaamheden:
-
• Alarmeren van de taakorganisaties acute gezondheidszorg, publieke gezondheidszorg,
informatie en ondersteuning.
-
• Functioneel leiding geven aan de taakorganisaties informatie en ondersteuning.
-
• Regisseren en coördineren van de taakorganisaties acute en publieke gezondheidszorg
in afstemming met de hoofden acute gezondheidszorg en publieke gezondheidszorg.
-
• Sturen op de kwalitatieve en kwantitatieve output van de leden van de sectie, met
inachtneming van eigen verantwoordelijkheden en bevoegdheden van partners in de geneeskundige
keten.
-
• Scheppen en aangeven van kaders waarin werk wordt uitgevoerd en hierbij duidelijk
verwachtingen aangeven.
-
• Inzetten van de juiste mensen en juiste middelen op de juiste plaats en het juiste
tijdstip, waarbij het bewaken van de voortgang en het controleren van en aanspreken
op (niet nagekomen) afspraken.
-
• Analyseren van scenario’s op de korte, middellange en lange termijn ten behoeve van
maatregelen en besluitvorming binnen de sectie geneeskundige zorg.
-
• Coördineren en regisseren van de samenwerking met de partners in de geneeskundige
keten.
-
• Creëren van draagvlak en het initiëren en coördineren van de samenwerking met en tussen
de ketenpartners in de witte kolom.
-
• Maatregelen treffen met betrekking tot de acute en publieke gezondheidszorg in het
effectgebied.
-
• Bewaken van de voortgang van de hulpverlening in het brongebied en de benodigde afstemming
met de OvD-G.
-
• Vertalen van opdrachten van de operationeel leider naar tactisch/operationele opdrachten
voor de sectie.
Kerntaak 2: Inrichten en uitvoeren van het besluitvormingsproces gericht op de multidisciplinaire
samenwerking.
Werkzaamheden:
-
• De ACGZ stemt de multidisciplinaire samenwerking op tactisch niveau af.
-
• Analyseren van scenario’s op de korte, middellange en lange termijn ten behoeve van
het multidisciplinaire besluitvormingsproces.
-
• Analyseren en inbrengen van tactische en strategische monodisciplinaire informatie
en besluiten in het ROT ten behoeve van een multidisciplinair beeld.
-
• Het geanalyseerde gedeelde ROT-beeld en de genomen besluiten vertalen naar de eigen
uit te zetten acties en processen.
Kerntaak 3: Opstellen en uitbrengen van adviezen.
Werkzaamheden:
-
• Informeren en adviseren van de DPG omtrent de voortgang binnen de geneeskundige processen
en de gegeven adviezen aan de operationeel leider.
-
• Adviseren van de DPG tot opschalen van de taakorganisatie publieke gezondheidszorg.
-
• Laat zich waar nodig door deskundigen adviseren (bijvoorbeeld de gezondheidskundig
adviseur gevaarlijke stoffen en de arts infectieziekten).
-
• Adviseren omtrent de scheiding bron- en effectgebied en benodigde (multidisciplinaire)
opschaling.
-
• Geeft aanvullende multidisciplinair relevante incidentinformatie vanuit de eigen processen
in het ROT en adviseert op basis daarvan bij multidisciplinaire vraagstukken of dilemma’s.
-
• Levert desgevraagd mono- en relevante multidisciplinaire informatie aan het hoofd
informatie geneeskundige zorg.
-
• Adviseren van de DPG ten aanzien van dilemma’s en besluiten op strategisch niveau.
-
• Adviseren van de operationeel leider over te nemen tactische multidisciplinaire beslissingen.
-
• Adviseren van het Gemeentelijk dan wel het Regionaal Beleidsteam, bij monde van de
regionaal operationeel leider, over de te nemen strategische beleidsbeslissingen,
en het afstemmen van deze adviezen met de DPG.
-
• Zorgen voor een korte nabespreking met de sectie geneeskundige zorg direct aansluitend
aan de inzet, en aanleveren van gegevens ten behoeve van mono- en multidisciplinaire
evaluaties.
Bijlage B, behorende bij artikel 1 lid 2 Regeling personeel veiligheidsregio’s
Supplement b. Functie directeur publieke gezondheid voor zover het de GHOR-taken betreft
Functie zoals genoemd in artikel 2 lid 2 sub b Besluit personeel veiligheidsregio’s
1.1 Algemene informatie
Functienaam: directeur publieke gezondheid voor zover het de GHOR-taken betreft (DPG)
Beschrijving van de functie: De DPG bevindt zich bovenaan in de (operationele) commandostructuur
van de GHOR en is belast met de operationele leiding van de geneeskundige hulpverlening.
De DPG heeft – afhankelijk van de activering – zitting in het Gemeentelijk Beleidsteam
(GBT) of het Regionaal Beleidsteam (RBT), stemt daar de multidisciplinaire samenwerking
op beleids-/strategisch niveau af en adviseert de burgemeester of de voorzitter van
de veiligheidsregio over de te nemen beleidsbeslissingen. De DPG geeft direct functioneel
leiding aan de algemeen commandant geneeskundige zorg (ACGZ). De DPG onderhoudt contacten
met de liaisons in het Nationaal Crisiscentrum (NCC) en met collega DPG’en.
2.1 Kerntaken
Kerntaak 1: Strategisch leiding geven aan de GHOR-keten.
Kerntaak 2: Strategisch multidisciplinair adviseren.
2.2 Competentiematrix DPG
Competentieoverzicht
|
G1
|
1: Leidinggeven
|
G7
|
2: Overtuigingskracht
|
G14
|
3: Omgevingsbewustzijn
|
G11
|
4: Oordeelsvorming
|
G12
|
5: Besluitvaardigheid
|
G13
|
6: Organisatiesensitiviteit
|
G9
|
7: Samenwerken
|
O1
|
Organisatie en processen strategisch
|
V1
|
Bestuurlijke en operationele omgeving/positionering
|
Detailniveau
|
V2
|
Verantwoordelijkheden en bevoegdheden
|
Detailniveau
|
V3
|
Processen en taken
|
Hoofdlijnen
|
V4
|
Richtlijnen, protocollen en procedures
|
Hoofdlijnen
|
V5
|
Technische hulpmiddelen
|
Hoofdlijnen
|
V6
|
Juridische aspecten
|
Hoofdlijnen
|
In supplement h is de competentiematrix uitgewerkt.
3.1 Uitwerking kerntaken
Kerntaak 1: Strategisch leiding geven aan de GHOR-keten.
Werkzaamheden:
Neemt als hoogste leidinggevende van de GHOR-keten deel aan het GBT/RBT en:
-
• Geeft in formele zin leiding aan de uitvoering van de twee GHOR-processen acute gezondheidszorg
en publieke gezondheidszorg.
-
• Bewaakt de voortgang van de uitvoering.
-
• Analyseert en beoordeelt crisissituaties op basis van aangeleverde mono- en multidisciplinaire
situatie rapporten (sitraps).
-
• Geeft op basis van de strategische beleidsbeslissingen van het GBT/RBT, na afstemming
met de operationeel leider, opdrachten aan de ACGZ.
-
• Stemt op beleidsniveau af met de GHOR-ketenpartners en geeft (via de ACGZ) opdrachten
c.q. aanwijzingen.
Kerntaak 2: Strategisch multidisciplinair adviseren.
Werkzaamheden:
-
• Neemt als adviseur deel aan het GBT/RBT en:
-
• Rapporteert over de voortgang van de uitvoering van de twee GHOR-processen aan het
GBT/RBT.
-
• Analyseert en beoordeelt crisissituaties op basis van aangeleverde mono- en multidisciplinaire
sitraps.
-
• Adviseert het GBT/RBT vanuit GHOR-perspectief over multidisciplinaire strategische
beleidsbeslissingen.
-
• Laat zich door de ACGZ en deskundigen (o.a. gezondheidskundig adviseur gevaarlijke
stoffen, arts infectieziekten) informeren over de veiligheidssituatie van het GHOR-personeel
en de bevolking en adviseert het GBT/RBT over de te nemen strategische beleidsbeslissingen
hieromtrent.
Bijlage B, behorende bij artikel 1 lid 2 Regeling personeel veiligheidsregio’s
Supplement c. Functie hoofd acute gezondheidszorg
Functie zoals genoemd in artikel 2 lid 2 sub c Besluit personeel veiligheidsregio’s
1.1 Algemene informatie
Functienaam: hoofd acute gezondheidszorg (HAG)
Beschrijving van de functie: Het HAG coördineert het proces acute gezondheidszorg
en adviseert de algemeen commandant geneeskundige zorg (ACGZ) op dit terrein. Het
proces acute gezondheidszorg bestaat uit de deelprocessen triage, behandeling en transport
van slachtoffers. Hierbij is het HAG verantwoordelijk voor de voortgang, coördinatie
en aansturing van het proces acute gezondheidszorg. Het HAG wordt monodisciplinair
ingezet op basis van criteria. In de regel is dit vanaf activering van het Regionaal
Operationeel Team (ROT). Echter kan het HAG bij behoefte vanuit bijvoorbeeld de officier
van dienst geneeskundig (OvD-G) ook worden ingezet bij activering van het commando
plaats incident of mono-opschaling. Het HAG is aangewezen door de directeur publieke
gezondheid voor zover het de GHOR-taken betreft (DPG) als het daartoe bevoegde gezag.
Het HAG opereert op tactisch niveau. Het HAG is beschikbaar en bereikbaar op basis
van de regionale alarmeringsregeling. Het HAG legt verantwoording af aan en ontvangt
functioneel leiding van de ACGZ. Het HAG geeft functioneel leiding aan de OvD-G.
2.1 Kerntaken
Kerntaak 1: Coördineren van het proces acute gezondheidszorg.
Kerntaak 2: Adviseren van de ACGZ.
2.2 Competentiematrix HAG
Competentieoverzicht
|
G1
|
1: Leidinggeven
|
G2
|
2: Operationeel management
|
G7
|
3: Overtuigingskracht
|
G9
|
4: Samenwerken
|
G10
|
5: Probleemanalyse
|
G11
|
6: Oordeelsvorming
|
G12
|
7: Besluitvaardigheid
|
G13
|
8: Organisatiesensitiviteit
|
O2
|
Organisatie en processen tactisch
|
V1
|
Bestuurlijke en operationele omgeving/positionering
|
Detailniveau
|
V2
|
Verantwoordelijkheden en bevoegdheden
|
Detailniveau
|
V3
|
Processen en taken
|
Gemiddeld niveau
|
V4
|
Richtlijnen, protocollen en procedures
|
Gemiddeld niveau
|
V5
|
Technische hulpmiddelen
|
Hoofdlijnen
|
V6
|
Juridische aspecten
|
Hoofdlijnen
|
In supplement h is de competentiematrix uitgewerkt.
3.1 Uitwerking kerntaken en beoordelingscriteria
Kerntaak 1: Coördineren van het proces acute gezondheidszorg.
Werkzaamheden:
-
• Coördineren van het proces acute gezondheidszorg wat betreft de deelprocessen triage,
behandeling en transport van slachtoffers.
-
• Voortgangsbewaking op het proces acute gezondheidszorg.
-
• Sturen op de kwalitatieve en kwantitatieve output van het proces acute gezondheidszorg.
-
• Functioneel leiding geven aan de OvD-G.
-
• Scheppen en aangeven van kaders waarin werk wordt uitgevoerd en hierbij duidelijk
verwachtingen aangeven.
-
• Inzetten van de juiste mensen en juiste middelen (in de juiste aantallen) op de juiste
plaats en het juiste tijdstip, daarbij het bewaken van de voortgang en het controleren
van en aanspreken op (niet nagekomen) afspraken.
-
• Monitoren van de samenwerking met relevante partners zoals Mobiel Medische Teams,
ziekenhuizen, ambulancediensten, huisartsen(posten), gezondheidskundig adviseurs gevaarlijke
stoffen (GAGS) binnen het proces acute Gezondheidszorg.
-
• Analyseren van scenario’s op de korte, middellange en lange termijn ten behoeve van
maatregelen en besluitvorming binnen het proces acute gezondheidszorg. Vooral gevoed
vanuit het contact met de OvD-G, relevante functionarissen van de Meldkamer Ambulancezorg
en de ACGZ.
-
• Vertalen van opdrachten van de ACGZ naar tactisch/operationele opdrachten voor de
OvD-G.
Kerntaak 2: Adviseren van de ACGZ.
Werkzaamheden:
-
• Informeren en adviseren van de ACGZ omtrent de voortgang, besluiten en dillema’s binnen
het proces acute gezondheidszorg, met als deelprocessen de triage, behandeling en
transport van slachtoffers.
-
• Adviseren van de ACGZ tot verdere opschaling.
-
• Zorgen voor een nabespreking en evaluatie met de OvD-G en de relevante functionarissen
van de Meldkamer Ambulancezorg, direct aansluitend aan de inzet als basis voor een
terugkoppeling naar de ACGZ.
-
• Aanleveren gegevens aan ACGZ voor mono- en multidisciplinaire evaluaties.
-
• Deelnemen aan en adviseren binnen de stafsectie geneeskundige zorg ter behartiging
van de belangen van het proces acute gezondheidszorg.
Bijlage B, behorende bij artikel 1 lid 2 Regeling personeel veiligheidsregio’s
Supplement d. Functie hoofd informatie geneeskundige zorg
Functie zoals genoemd in artikel 2 lid 2 sub d Besluit personeel veiligheidsregio’s
1.1 Algemene informatie
Functienaam: hoofd informatie geneeskundige zorg (HIN)
Beschrijving van de functie: Lid van de sectie geneeskundige zorg. Hoofd van de taakorganisatie
informatie. Kan monodisciplinair ingezet worden op basis van (regionale) inzetcriteria.
Multidisciplinair actief vanaf activering van het regionaal operationeel team (ROT).
Er kunnen redenen zijn om de HIN-functie te vervullen indien geen sprake is van een
dergelijke activering, bijvoorbeeld bij een pandemie-scenario. Het HIN is beschikbaar
en bereikbaar op basis van de regionale alarmeringsregeling. Het HIN is aangewezen
door het daartoe bevoegde gezag. Het HIN ontvangt functioneel (operationeel) leiding
van en legt verantwoording af aan de algemeen commandant geneeskundige zorg (ACGZ).
Het HIN is verantwoordelijk voor de informatieverzameling en -bundeling vanuit de
witte kolom en de duiding van die informatie richting ROT. Het HIN duidt de informatie
vanuit de witte kolom richting informatiemanager ROT. Het HIN geeft functioneel leiding
aan de taakorganisatie informatie. Het HIN geeft functioneel leiding aan de informatiecoördinatoren
zorginstellingen.
2.1 Kerntaken
Kerntaak 1: Het organiseren, bewaken en borgen van het informatieproces monodisciplinair.
Kerntaak 2: Inrichten en mede uitvoeren van de multidisciplinaire samenwerking binnen
de sectie informatiemanagement.
Kerntaak 3: Opstellen en uitbrengen van adviezen.
2.2 Competentiematrix HIN
Competentieoverzicht
|
G10
|
1: Probleemanalyse
|
G11
|
2: Oordeelsvorming
|
G6
|
3: Mondelinge/schriftelijke communicatie
|
G9
|
4: Samenwerken
|
G5
|
5: Voortgangsbewaking
|
G14
|
6: Omgevingsbewustzijn
|
G3
|
7: Organiseren van eigen werk
|
O3
|
Organisatie en processen operationeel
|
V1
|
Bestuurlijke en operationele omgeving/positionering
|
Hoofdlijnen
|
V2
|
Verantwoordelijkheden en bevoegdheden
|
Gemiddeld niveau
|
V3
|
Processen en taken
|
Gemiddeld niveau
|
V4
|
Richtlijnen, protocollen en procedures
|
Gemiddeld niveau
|
V5
|
Technische hulpmiddelen
|
Detailniveau
|
V6
|
Juridische aspecten
|
Hoofdlijnen
|
In supplement h is de competentiematrix uitgewerkt.
3.1 Uitwerking kerntaken en beoordelingscriteria
Kerntaak 1: Het organiseren, bewaken en borgen van het informatieproces monodisciplinair.
Werkzaamheden:
-
• Regie voeren over en samenstellen van een gedeeld geneeskundig beeld van het incident,
gebaseerd op informatie van de informatiecoördinatoren zorginstellingen, van hoofden
taakorganisaties acute zorg en publieke zorg en op preparatieve data uit diverse informatiesystemen.
-
• Analyseren van beschikbare planvorming als bijdrage aan de beeld-, oordeels- en besluitvorming.
-
• Analyseren en verifiëren van de verkregen informatie en het maken van een mono- en
multidisciplinair onderscheid daarbij.
-
• Delen van informatie met partners in de witte kolom op basis van vooraf vastgestelde
informatiebehoefte.
-
• Zorgdragen voor relevante informatie die aan het geneeskundig beeld kan worden toegevoegd.
-
• Het (laten) vullen en het up-to-date houden van het gedeeld geneeskundig beeld.
-
• Functioneel leiding geven aan de taakorganisatie informatiemanagement.
-
• Het verwerven, verwerken, veredelen en verstrekken van informatieproducten betreffende
de geneeskundige zorg.
-
• Het aanleveren van informatie ten behoeve van de beeld-, oordeels- en besluitvorming.
Kerntaak 2: Inrichten en mede uitvoeren van de multidisciplinaire samenwerking binnen
de sectie ondersteuningsmanagement.
Werkzaamheden:
-
• Het aanleveren van relevante monodisciplinaire informatie bij het hoofd stafsectie
informatievoorziening/informatiemanager ROT.
-
• Het brengen en halen van informatie bij, en het actief afstemmen met de hoofden informatie
van de andere kolommen.
-
• Het actueel en consistent houden van de informatie ten behoeve van de taken van de
kolom bevolkingszorg.
-
• Kerntaak 3: Opstellen en uitbrengen van adviezen
-
• Werkzaamheden:
-
• Bijdragen aan de evaluatie van de inzet en het leveren van gevraagde informatie voor
multidisciplinaire evaluaties.
-
• Laat zich waar nodig door deskundigen adviseren (bijvoorbeeld door de gezondheidskundig
adviseur gevaarlijke stoffen en/of de arts infectieziekten).
Kerntaak 3: Opstellen en uitbrengen van adviezen.
Werkzaamheden:
-
• Bijdragen aan de evaluatie van de inzet en het leveren van gevraagde informatie voor
multidisciplinaire evaluaties.
-
• Laat zich waar nodig door deskundigen adviseren (bijvoorbeeld door de gezondheidskundig
adviseur gevaarlijke stoffen en/of de arts infectieziekten).
Bijlage B, behorende bij artikel 1 lid 2 Regeling personeel veiligheidsregio’s
Supplement e. Functie hoofd ondersteuning geneeskundige zorg
Functie zoals genoemd in artikel 2 lid 2 sub e Besluit personeel veiligheidsregio’s
1.1 Algemene informatie
Functienaam: hoofd ondersteuning geneeskundige zorg (HON)
Beschrijving van de functie: Het HON is lid van de sectie geneeskundige zorg en hoofd
van de taakorganisatie ondersteuning en kan monodisciplinair ingezet worden. Het HON
is multidisciplinair actief vanaf activering van het Regionaal Operationeel Team (ROT).
Het HON is beschikbaar en bereikbaar op basis van de regionale alarmeringsregeling.
Het HON is aangewezen door het daartoe bevoegde gezag. Het HON ontvangt functioneel
leiding van en legt verantwoording af aan de algemeen commandant geneeskundige zorg
(ACGZ). Het HON stemt functioneel af met de ondersteuningsmanager (multidisciplinair).
Het HON geeft functioneel leiding aan de taakorganisatie ondersteuning, aan de logistiek
coördinatoren binnen de geneeskundige keten en aan de medewerkers/leden van de backoffice
GHOR.
2.1 Kerntaken
Kerntaak 1: Functioneel leiding geven aan de backoffice GHOR.
Kerntaak 2: Inrichten en mede uitvoeren van de multidisciplinaire samenwerking binnen
de sectie ondersteunings-/resourcemanagement.
Kerntaak 3: Opstellen en uitbrengen van adviezen.
2.2 Competentiematrix HON
Competentieoverzicht
|
G1
|
1: Leidinggeven
|
G2
|
2: Operationeel management
|
G5
|
3: Voortgangsbewaking
|
G10
|
4: Probleemanalyse
|
G11
|
5: Oordeelsvorming
|
G6
|
6: Mondelinge / schriftelijke communicatie
|
G9
|
7: Samenwerken
|
O3
|
Organisatie en processen operationeel
|
V1
|
Bestuurlijke en operationele omgeving/positionering
|
Hoofdlijnen
|
V2
|
Verantwoordelijkheden en bevoegdheden
|
Gemiddeld niveau
|
V3
|
Processen en taken
|
Gemiddeld niveau
|
V4
|
Richtlijnen, protocollen en procedures
|
Gemiddeld niveau
|
V5
|
Technische hulpmiddelen
|
Gemiddeld niveau
|
V6
|
Juridische aspecten
|
Hoofdlijnen
|
In supplement h is de competentiematrix uitgewerkt.
3.1 Uitwerking kerntaken en beoordelingscriteria
Kerntaak 1: Functioneel leiding geven aan de backoffice GHOR.
Werkzaamheden:
-
• Tijdig en in juiste kwaliteit/kwantiteit ter beschikking stellen van facilitaire en
personele voorzieningen en capaciteit voor de sectie geneeskundige zorg.
-
• Het, in samenwerking en samenspraak met de ACGZ, behouden van een continu overzicht
van de werkzaamheden in de backoffice GHOR.
-
• Het (laten) uitvoeren van de opdrachten van de ACGZ.
-
• Sturen op de kwalitatieve en kwantitatieve output van de leden van de backoffice GHOR.
-
• Scheppen en aangeven van kaders waarin werk wordt uitgevoerd en hierbij duidelijk
verwachtingen aangeven.
-
• Inzetten van de juiste mensen en juiste middelen op de juiste plaats en het juiste
tijdstip, waaronder het bewaken van de voortgang en het controleren van en aanspreken
op (niet-nagekomen) afspraken.
-
• Functioneel leiding geven aan de taakorganisatie ondersteuning.
-
• Functioneel leiding geven aan de medewerkers/leden van de backoffice GHOR:
-
○ Het op basis van opdrachten van de ACGZ maken van een werkplan.
-
○ Het monitoren en bewaken van de voortgang van dit werkplan.
-
○ Het verstrekken van opdrachten aan medewerkers/leden.
-
○ Het onderhouden van een vergaderdiscipline.
-
○ Het zelfstandig opschalen wat betreft van benodigde personele ondersteuning.
-
○ Het organiseren van interne opschaling.
Kerntaak 2: Inrichten en mede uitvoeren van de multidisciplinaire samenwerking binnen
de sectie ondersteuningsmanagement.
Werkzaamheden:
-
• Signaleren en benoemen van vraagstukken op het gebied van capaciteit van mensen en
middelen, benodigde expertise en zorgcontinuïteit.
-
• Actief afstemmen van deze vraagstukken met de hoofden ondersteuning van de andere
kolommen en de multi-ondersteuningsmanager.
-
• Opstellen van een aflossings- en afschalingsplan.
Kerntaak 3: Opstellen en uitbrengen van adviezen.
Werkzaamheden:
-
• Geeft aanvullende multidisciplinair relevante informatie op het gebied van capaciteit
van mensen en middelen, benodigde expertise en zorgcontinuïteit vanuit de eigen processen
in de backoffice GHOR en adviseert op basis daarvan bij multidisciplinaire vraagstukken
of dilemma’s.
-
• Levert desgevraagd mono- en relevante multidisciplinaire informatie aan het hoofd
informatie geneeskundige zorg (HIN).
-
• Informeren van de ACGZ omtrent de voortgang binnen de sectie geneeskundige zorg.
-
• Laat zich waar nodig adviseren door deskundigen (bijvoorbeeld de geneeskundig adviseur
gevaarlijke stoffen en/of de arts infectieziekten).
-
• Het adviseren van de ACGZ tijdens het beeld-, oordeel- en besluitvormingsproces ten
behoeve van de besluitvorming binnen de sectie geneeskundige zorg.
-
• Onderhouden van contacten met de partners in de witte keten in overleg met de ACGZ
en het HIN.
-
• Een bijdrage leveren aan de evaluatie van de inzet en het leveren van gevraagde informatie
voor multidisciplinaire evaluaties.
Bijlage B, behorende bij artikel 1 lid 2 Regeling personeel veiligheidsregio’s
Supplement f. Functie hoofd publieke gezondheidszorg
Functie zoals genoemd in artikel 2 lid 2 sub f Besluit personeel veiligheidsregio’s
1.1 Algemene informatie
Functienaam: hoofd publieke gezondheidszorg (HPG)
Beschrijving van de functie: Het HPG coördineert het proces publieke gezondheidszorg
en adviseert de algemeen commandant geneeskundige zorg (ACGZ) daarover. Het proces
publieke gezondheidszorg bestaat uit de deelprocessen medische milieukunde (MMK),
infectieziektebestrijding (IZB), gezondheidsonderzoek na rampen (GOR) en psychosociale
hulpverlening (PSH). Hierbij is het HPG verantwoordelijk voor de voortgang, coördinatie
en aansturing van het proces publieke gezondheidszorg. Het HPG wordt monodisciplinair
ingezet. In de regel is dit vanaf activering van het Regionaal Operationeel Team (ROT).
Echter kan het HPG bij behoefte vanuit bijvoorbeeld de ACGZ, de directeur publieke
gezondheid voor zover het de GHOR-taken betreft (DPG) of de GGD ook worden ingezet
bij activering van het commando plaats incident of mono-opschaling. Het HPG is aangewezen
door de DPG als het daartoe bevoegde gezag. Het HPG opereert op tactisch niveau. Het
HPG is beschikbaar en bereikbaar op basis van de regionale alarmeringsregeling. Het
HPG legt verantwoording af aan en ontvangt functioneel leiding van de ACGZ. Het HPG
coördineert de processen betreffende MMK, IZB, PSH en GOR.
2.1 Kerntaken
Kerntaak 1: Coördineren van het proces publieke gezondheidszorg.
Kerntaak 2: Adviseren van de algemeen commandant geneeskundige zorg (ACGZ).
2.2 Competentiematrix HPG
Competentieoverzicht
|
G1
|
1: Leidinggeven
|
G2
|
2: Operationeel management
|
G7
|
3: Overtuigingskracht
|
G9
|
4: Samenwerken
|
G10
|
5: Probleemanalyse
|
G11
|
6: Oordeelsvorming
|
G12
|
7: Besluitvaardigheid
|
G13
|
8: Organisatiesensitiviteit
|
O2
|
Organisatie en processen tactisch
|
V1
|
Bestuurlijke en operationele omgeving/positionering
|
Detailniveau
|
V2
|
Verantwoordelijkheden en bevoegdheden
|
Detailniveau
|
V3
|
Processen en taken
|
Gemiddeld niveau
|
V4
|
Richtlijnen, protocollen en procedures
|
Gemiddeld niveau
|
V5
|
Technische hulpmiddelen
|
Hoofdlijnen
|
V6
|
Juridische aspecten
|
Hoofdlijnen
|
In supplement h is de competentiematrix uitgewerkt.
3.1 Uitwerking kerntaken en beoordelingscriteria
Kerntaak 1: Coördineren van het proces publieke gezondheidszorg.
Werkzaamheden:
-
• Coördineren en aansturen van het proces publieke gezondheidszorg wat betreft de deelprocessen
MMK, IZB, PSH en GOR.
-
• Alarmeren van de taakorganisatie publieke gezondheidszorg.
-
• Bewaken van de voortgang van het proces publieke gezondheidszorg.
-
• Sturen op de kwalitatieve en kwantitatieve output van het proces publieke gezondheidszorg.
-
• Scheppen van kaders/stellen van grenzen waarin werk wordt uitgevoerd en hierbij duidelijk
verwachtingen aangeven. Dat betekent ook het kunnen afbakenen van procesleiders van
hun reguliere werkzaamheden ten behoeve van inzet voor de crisis.
-
• Inzetten van de juiste mensen en juiste middelen (in de juiste aantallen) op de juiste
plaats en het juiste tijdstip, waaronder het bewaken van de voortgang en het controleren
van en aanspreken op (niet-nagekomen) afspraken.
-
• Monitoren van de samenwerking met relevante partners.
-
• Analyseren van scenario’s op de korte, middellange en lange termijn ten behoeve van
maatregelen en besluitvorming binnen het proces publieke gezondheidszorg.
-
• Vertalen van opdrachten van de ACGZ naar tactisch/operationele opdrachten voor de
relevante functionarissen binnen het proces publieke gezondheid.
Kerntaak 2: Adviseren van de ACGZ.
Werkzaamheden:
-
• Informeren en adviseren van de ACGZ omtrent de voortgang, besluiten en dilemma’s binnen
het proces publieke gezondheidszorg over de deelprocessen GOR, PSH, MMK en IZB.
-
• Adviseren van de ACGZ over verdere opschaling.
-
• Zorgen voor een nabespreking en evaluatie met de relevante functionarissen binnen
het proces publieke gezondheid direct aansluitend aan de inzet als basis voor een
terugkoppeling naar de ACGZ.
-
• Aanleveren gegevens aan ACGZ voor mono- en multidisciplinaire evaluaties.
-
• Deelnemen aan en adviseren binnen de stafsectie geneeskundige zorg ter behartiging
van de belangen van het proces publieke gezondheidszorg.
Bijlage B, behorende bij artikel 1 lid 2 Regeling personeel veiligheidsregio’s
Supplement g. Functie officier van dienst geneeskundig
Functie zoals genoemd in artikel 2 lid 2 sub g Besluit personeel veiligheidsregio’s
1.1 Algemene informatie
Functienaam: officier van dienst geneeskundig (OvD-G)
Beschrijving van de functie: De OvD-G is de hoogste leidinggevende van de geneeskundige
hulpverlening op het commando plaats incident. De OvD-G geeft leiding aan en adviseert
over de geneeskundige hulpverlening op het plaats incident. De OvD-G ontvangt leiding
van de algemeen commandant geneeskundige zorg (ACGZ). De OvD-G geeft binnen het proces
acute gezondheidszorg functioneel leiding aan de deeltaken triage, behandeling en
transport. De OvD-G signaleert binnen het proces publieke gezondheidszorg de noodzaak
tot de inzet van de deeltaken medische milieukunde (MMK), psychosociale hulpverlening
(PSH), infectieziektebestrijding (IZB) en/of gezondheidsonderzoek na rampen (GOR)
en belegt dit op de juiste plaats binnen de crisisorganisatie GGD. De OvD-G stemt
de multidisciplinaire samenwerking op operationeel niveau af in het kader van het
motorkapoverleg of het commando plaats incident. De OvD-G wordt gecoördineerd door
de leider commando plaats incident (multi). De OvD-G ontvangt functioneel leiding
van de ACGZ. Op het moment dat de functie van hoofd publieke gezondheidszorg (HPG)/hoofd
acute gezondheidszorg (HAG) is ingevuld, ontvangt de OvD-G functioneel leiding van
HPG/HAG. De OvD-G rapporteert en adviseert in het kader van de uitvoering van zijn
mono- en multitaken.
2.1 Kerntaken
Kerntaak 1: Leiding geven aan de geneeskundige hulpverlening op het plaats incident.
Kerntaak 2: Multidisciplinair samenwerken.
Kerntaak 3: Rapporteren en adviseren.
2.2 Competentiematrix OvD-G
Competentieoverzicht
|
G2
|
1: Operationeel management
|
G1
|
2: Leidinggeven
|
G5
|
3: Voortgangsbewaking
|
G10
|
4: Probleemanalyse
|
G11
|
5: Oordeelsvorming
|
G9
|
6: Samenwerken
|
G7
|
7: Overtuigingskracht
|
G16
|
8: Stressbestendigheid
|
O3
|
Organisatie en processen operationeel
|
V1
|
Bestuurlijke en operationele omgeving/positionering
|
Hoofdlijnen
|
V2
|
Verantwoordelijkheden en bevoegdheden
|
Detailniveau
|
V3
|
Processen en taken
|
Gemiddeld niveau
|
V4
|
Richtlijnen, protocollen en procedures
|
Detail niveau
|
V5
|
Technische hulpmiddelen
|
Gemiddeld niveau
|
V6
|
Juridische aspecten
|
Hoofdlijnen
|
In supplement h is de competentiematrix uitgewerkt.
3.1 Uitwerking kerntaken
Kerntaak 1: Leidinggeven aan de geneeskundige hulpverlening op het plaats incident.
Werkzaamheden:
-
• Maakt, na verkenning en op basis van de informatie van de eerste ambulance, een inschatting
van de aard, omvang en dynamiek van een incident.
-
• Neemt de leiding ter plaatse over van de eerste ambulance.
-
• Bepaalt de benodigde opschaling en zet de benodigde acties uit ten behoeve van de
deeltaken triage, treatment en transport binnen het proces acute gezondheidszorg.
Wijst daarbij zo nodig taakverantwoordelijken aan en belegt eventuele vraagstukken/knelpunten
binnen deze processen op de juiste plaats in de crisisorganisatie.
-
• Bepaalt of de uitvoering nodig is van (één van de) deeltaken MMK, PSH, IZB of GOR
binnen het proces publieke gezondheidszorg. Zet de daarvoor benodigde adviseurs in
(bijvoorbeeld de gezondheidskundig adviseur gevaarlijke stoffen (GAGS) en/of arts
infectieziekten). Belegt vraagstukken/knelpunten binnen deze processen op de juiste
plaats in de crisisorganisatie.
-
• Geeft organisatorisch leiding aan de taakverantwoordelijken binnen de deelprocessen
van acute en publieke gezondheidszorg.
-
• Neemt een besluit over de activering van diverse actoren in het kader van grootschalige
geneeskundige bijstand (GGB).
-
• Bepaalt het doel van de inzet en vertaalt dit naar een inzetplan. Het inzetplan omvat
in ieder geval:
-
○ een veilige werkomgeving en bijbehorende instructies aan hulpverleners;
-
○ de benodigde opschaling (of herbevestiging van eerdere opschaling);
-
○ het bepalen van taken en (zo nodig) aanwijzing van taakverantwoordelijken.
-
• Op basis van opschaling bepalen van indeling van het incident terrein.
-
• Stelt een effectieve en efficiënte monodisciplinaire overlegstructuur in en betrekt
daarbij in ieder geval de taakverantwoordelijken.
-
• Controleert het effect van de werkzaamheden, anticipeert op ontwikkelingen en stelt
zo nodig het inzetplan bij. Relevante thema’s voor het bijgestelde inzetplan:
-
○ herbeoordeling veiligheidsaspecten;
-
○ (her)beoordeling van mogelijke scenario’s;
-
○ op- en afschaling mono- en multidisciplinair;
-
○ het behalen of bijstellen van inzetdoelen.
-
• Bewaakt de veiligheid van het personeel en derden en neemt zo nodig maatregelen.
-
• Initieert en activeert in voorkomende gevallen de inzet van noodhulpteam, calamiteitenteam
en de logistieke bijstand.
-
• Maakt afspraken met vertegenwoordigers van instellingen binnen de witte keten op het
plaats incident.
-
• Initieert (waar nodig) de personele en materiële nazorg en aflossing.
Kerntaak 2: Multidisciplinair samenwerken.
Werkzaamheden:
-
• Stemt de multidisciplinaire samenwerking in het kader van het motorkapoverleg en het
commando plaats incident af.
-
• Roept de hoogste leidinggevende ter plaatse van elke discipline bijeen en vormt een
motorkapoverleg. Maakt verdere afspraken over afstemming en communicatie (verbindingen,
overleg-tijdstippen).
-
• Is mede verantwoordelijk voor effectief en efficiënt overleg met de kolompartners
en betrekt waar nodig crisispartners bij het overleg.
-
• Vormt met de deelnemers aan het motorkapoverleg een gemeenschappelijk beeld van het
incident.
-
• Brengt agendapunten in die multidisciplinair relevant zijn in het motorkapoverleg
en het commando plaats incident, borgt de agendering en juiste prioritering van deze
punten en daarmee het geneeskundig belang in de hulpverlening tijdens het gehele proces.
-
• Maakt met de deelnemers een multidisciplinair inzetplan en verdeelt de werkzaamheden
op basis van de processen in de crisisbeheersing.
-
• Is mede verantwoordelijk voor het multidisciplinaire inzetplan en borgt daarbinnen
het geneeskundige belang.
-
• Anticipeert tijdig op de ontwikkelingen van het incident en bepaalt in overleg de
opschaling.
-
• Neemt preventieve maatregelen om slachtoffers af te schermen van publiek, pers en
niet-geautoriseerd personeel.
-
• Levert een actieve bijdrage aan de risicoanalyse en scenario-denken in alle fasen
van het proces.
-
• Belegt zaken die stagneren en opgelost moeten worden in het acute proces of het publieke
proces bij het HAG/HPG.
Kerntaak 3: Rapporteren en adviseren.
Werkzaamheden:
-
• Informeert en adviseert gevraagd en ongevraagd de meldkamer, de leider commando plaats
incident en de ACGZ.
-
• Informeert de persvoorlichter/communicatieadviseur commando plaats incident over de
geneeskundig relevante aspecten voor de communicatieboodschap.
-
• Informeert de informatiemanager commando plaats incident over de geneeskundig relevante
aspecten voor het totaalbeeld.
-
• Informeert en adviseert overige relevante betrokken diensten.
-
• Signaleert en bewaakt continu knelpunten en betrekt adviseurs bij de besluitvorming.
-
• Behoudt continu overzicht met behulp van loggen en plotten.
-
• Rapporteert over het proces en verloop van het proces aan relevante partijen.
-
• Levert een bijdrage aan de mono- en multidisciplinaire incidenten-evaluatie.
Bijlage B, behorende bij artikel 1 lid 2 Regeling personeel veiligheidsregio’s
Supplement h. Uitwerking competentiematrix
Voor het competentieprofiel is een kader ontwikkeld dat de volgende competenties onderscheidt:
- Gedragscompetenties:
-
hierbij zijn achttien verschillende competenties benoemd (genummerd G1 t/m G18), omschreven
en van gedragsvoorbeelden voorzien.
- Organisatie/procescompetenties:
-
hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen drie typen organisatie- en proceskennis.
- Vaktechnische competenties:
-
hierbij zijn zes competenties benoemd en uitgewerkt.
De niveauaanduiding van de competenties is als volgt:
- Gedragscompetenties:
-
uit de achttien omschreven gedragscompetenties worden er per functie maximaal acht
toegewezen in volgorde van belangrijkheid (1 t/m 8).
- Organisatie/procescompetenties:
-
per functie wordt aangegeven of het type organisatie- en proceskennis op strategisch,
tactisch of operationeel niveau dient te zijn.
Vaktechnische competenties: per functie wordt aangegeven of er sprake is van noodzakelijke
kennis en kunde tot op detailniveau (d); of alleen op hoofdlijnen (h); of op gemiddeld
niveau (m).
Gedragscompetenties
G1: Leidinggeven
Richting en sturing geven aan anderen in het kader van hun taakvervulling; stijl en
methode aanpassen aan betrokken individuen, taken en situatie.
G2: Operationeel management
Aansturen en tot uitvoering brengen van diverse uitvoerende activiteiten. Taken en
verantwoordelijkheden toewijzen. Activiteiten coördineren en zonodig knelpunt wegnemen.
In organisatorische zin randvoorwaarden creëren.
G3: Organiseren van eigen werk
Effectief organiseren van het eigen werk door het plannen van doelstellingen, tijd
en activiteiten; beschikbare tijd en energie richten op de hoofdzaken en acute problemen.
G4: Delegeren
Eigen taken, beslissingsbevoegdheden en verantwoordelijkheden op duidelijke wijze
toedelen aan juiste medewerkers.
G5: Voortgangsbewaking
Opstellen en bewaken van procedures om de voortgang van de taken en activiteiten van
medewerkers en van de eigen taken en verantwoordelijkheden te bewaken en zeker te
stellen.
G6: Mondelinge/schriftelijke communicatie
Ideeën en meningen aan anderen duidelijk maken, gebruik makend van duidelijke taal.
Ideeën en meningen duidelijk maken in een rapportage of document dat de juiste opzet
heeft en structuur heeft, grammaticaal correct is en dat de juiste taal en terminologie
voor de lezer bevat. Bijv. SitRaps, logboek.
G7: Overtuigingskracht
Gebruikmakend van de juiste stijl en methode proberen anderen te overtuigen van een
bepaald standpunt en trachten instemming te verkrijgen met bepaalde plannen, ideeën
of activiteiten.
G8: Luisteren
Tonen belangrijke informatie op te pikken uit mondelinge mededelingen. Doorvragen
en ingaan op reacties.
G9: Samenwerken
Bijdragen aan een gezamenlijk resultaat, ook wanneer de samenwerking niet direct van
eigen belang is.
G10: Probleemanalyse
Signaleren van problemen, herkennen van belangrijke informatie; verbanden leggen tussen
gegevens. Opsporen van mogelijke oorzaken van problemen; zoeken naar ter zake doende
gegevens.
G11: Oordeelsvorming
Gegevens en mogelijke alternatieve handelwijzen in het licht van relevante criteria
tegen elkaar afwegen en tot realistische beoordelingen komen.
G12: Besluitvaardigheid
Beslissingen nemen door middel van het ondernemen van acties of het zich vastleggen
door middel van het uitspreken van oordelen.
G13: Organisatiesensitiviteit
Onderkennen van invloed en gevolgen van eigen beslissingen of activiteiten op andere
onderdelen van de organisatie; onderkennen van belangen van andere onderdelen van
de organisatie.
G14: Omgevingsbewustzijn
Laten blijken goed geïnformeerd te zijn over organisatorische, maatschappelijke en
politieke ontwikkelingen of andere omgevingsfactoren en deze kennis effectief benutten
voor de eigen functie en organisatie.
G15: Aanpassingsvermogen
Effectief blijven handelen door zich aan te passen aan veranderde omstandigheden,
taken verantwoordelijkheden en/of mensen.
G16: Stressbestendigheid
Effectief blijven presteren onder tijdsdruk, bij tegenslag en onder extreme fysieke
en psychische omstandigheden.
G17: Energie
Gedurende een lange periode in hoge mate actief zijn wanneer de functie dat vraagt.
Hard werken, uithoudingsvermogen tonen.
G18: Discipline
Zich voegen naar het beleid en/of de procedures van de organisatie. Bij onduidelijkheid
of veranderingen bevestiging zoeken bij de juiste autoriteit.
Organisatiecompetenties
O1: Beleid van de rampenorganisaties in het algemeen en de GHOR-ketenorganisaties in het
bijzonder met betrekking tot de ontwikkelingen in structuur, cultuur en inhoudelijke
processen en procedures.
O2: Ontwikkelingen in de structuur en processen van de rampenorganisaties in het algemeen
en de GHOR-ketenorganisaties in het bijzonder.
O3: De actuele organisatiestructuur en primaire processen en procedures van de GHOR-ketenorganisaties.
Vaktechnische competenties
V1: Bestuurlijke en operationele omgeving/positionering
Kent de bestuurlijke en operationele omgeving en zijn positie daarin.
V2: Verantwoordelijkheden en bevoegdheden
Heeft inzicht in verantwoordelijkheden en bevoegdheden.
V3: Processen en taken
Beschikt over de benodigde kennis, inzicht en vaardigheden om processen en hieruit
voortvloeiende taken te vervullen.
V4: Richtlijnen, protocollen en procedures
Kent de richtlijnen, protocollen en procedures en kan deze toepassen en waar nodig
bijstellen.
V5: Technische hulpmiddelen
Heeft kennis van en kan gebruik maken van de beschikbare (technische) hulpmiddelen.
V6: Juridische aspecten
Kent de juridische aspecten die van invloed zijn op de functies binnen de operationele
GHOR organisatie.
Niveauduiding gedragscompetenties
Niveau: 1
-
• Geeft duidelijk instructies aan medewerkers (bevelsstructuur).
-
• Geeft duidelijk aan wat de doelstelling is voor een bepaalde periode of mbt een bepaalde
taak.
-
• Kiest de juiste stijl voor elke medewerker.
-
• Herkent het moment waarop stellend en directief moet worden gehandeld; handelt vervolgens
als zodanig.
-
• Geeft indien mogelijk ruimte voor ideeën van anderen.
-
• Geeft duidelijk aan wat zijn verwachtingen van een medewerker zijn.
-
• Levert toegevoegde waarde tijdens mono- en multidisciplinaire overleggen.
-
• Verstrekt het zelfvertrouwen van de medewerkers en creëert een vertrouwensband met
hen.
Niveau: 2
-
• Houdt in zijn afweging rekening met meerdere factoren.
-
• Benoemt de consequenties van verschillende handelwijzen/acties.
-
• Schat de capaciteiten en mogelijkheden van medewerkers en anderen goed in.
-
• Komt in geval van problemen aantoonbaar tot de juiste oplossing of het juiste oordeel.
-
• Zijn meningen zijn logisch herleidbaar tot, en afleidbaar uit een bepaalde hoeveelheid
informatie en feitelijke gegevens.
-
• Kan duidelijk aangeven op basis waarvan hij tot een oordeel is gekomen.
Niveau: 3
-
• Stelt zich op de hoogte van externe (politieke en maatschappelijke) ontwikkelingen
en vertaalt deze naar de eigen werksituatie.
-
• Stelt zich op de hoogte van veranderingen bij de partners in de GHOR keten en andere
hulpverleningsdiensten en vertaalt deze naar de eigen werksituatie.
Niveau: 4
-
• Houdt in zijn afweging rekening met meerdere factoren.
-
• Benoemt de consequenties van verschillende handelwijzen/acties.
-
• Schat de capaciteiten en mogelijkheden van medewerkers en anderen goed in.
-
• Komt in geval van problemen aantoonbaar tot de juiste oplossing of het juiste oordeel.
-
• Zijn meningen zijn logisch herleidbaar tot, en afleidbaar uit een bepaalde hoeveelheid
informatie en feitelijke gegevens.
-
• Kan duidelijk aangeven op basis waarvan hij tot een oordeel is gekomen.
Niveau: 5
-
• Neemt besluiten op tijd. Stelt besluiten niet onnodig uit.
-
• Neemt snel een standpunt in, spreekt een gegrond oordeel uit.
-
• Neemt een juist aantal besluiten.
Niveau: 6
-
• Houdt in geval van beslissingen en acties rekening met de effecten op andere onderdelen
van de ketenorganisatie.
-
• Heeft zicht op de verhouding tussen de eigen belangen en de belangen van anderen en
houdt daarbij rekening in de besluitvorming.
-
• Houdt bij het uitoefenen van de functie rekening met de bedrijfscultuur.
-
• Zorgt ervoor dat hij beslissingen aan alle belanghebbenden communiceert.
-
• Neemt geen beslissingen zonder het effect daarvan op de rest van de organisatie vooraf
te hebben onderzocht en ingeschat.
-
• Heeft zicht op organisatorische belemmeringen die medewerkers bij hun functioneren
hebben en probeert deze belemmeringen weg te nemen.
Niveau: 7
-
• Komt met voorstellen hoe een gezamenlijk resultaat behaald kan worden.
-
• Blijft meedenken en mee discussiëren, ook wanneer hij daar geen direct eigen belang
meer bij heeft.
-
• Komt niet zozeer met eigen voorstellen maar steunt de voorstellen van anderen en bouwt
daarop voort om zodoende het gezamenlijke doel te bereiken.
-
• Stelt het belang van het team boven het eigen belang.
-
• Helpt collega’s wanneer zij daar behoefte aan hebben.
-
• Biedt hulp aan in geval van problemen of conflicten.
Niveau: 8
-
• Houdt in geval van beslissingen en acties rekening met de effecten op andere onderdelen
van de ketenorganisatie.
-
• Heeft zicht op de verhouding tussen de eigen belangen en de belangen van anderen en
houdt daarbij rekening in de besluitvorming.
-
• Houdt bij het uitoefenen van de functie rekening met de bedrijfscultuur.
-
• Zorgt ervoor dat hij beslissingen aan alle belanghebbenden communiceert.
-
• Neemt geen beslissingen zonder het effect daarvan op de rest van de organisatie vooraf
te hebben onderzocht en ingeschat.
-
• Heeft zicht op organisatorische belemmeringen die medewerkers bij hun functioneren
hebben en probeert deze belemmeringen weg te nemen.
Niveauduiding organisatie/proces competenties
Niveau: Strategisch
Is en houdt zich op de hoogte van de beleidsontwikkelingen m.b.t. de rampenorganisaties
en inhoudelijke processen en procedures. Kent de relevante sleutelfiguren in het beleids-
en uitvoeringsveld.
Niveau: Tactisch
Is en houdt zich op de hoogte van de ontwikkelingen m.b.t. de rampenorganisaties en
inhoudelijke processen en procedures. Kent de relevante sleutelfiguren in het uitvoeringsveld.
Niveau: Operationeel
Is en houdt zich op de hoogte van de ontwikkelingen mbt de GHOR-ketenorganisaties
en de primaire processen in het algemeen en die van het eigen beroepsdomein in het
bijzonder. Kent de relevante sleutelfiguren in zijn beroepsdomein.
Niveauduiding vaktechnische competenties
Niveau: Op detailniveau.
Niveau: Op hoofdlijnen.
Niveau: Op gemiddeld niveau.