TOELICHTING
Met inwerkingtreding per 1 januari 2017 van de Wet van 14 december 2016 tot wijziging
van de Participatiewet en enkele andere wetten in verband met het verplichten van
beschut werk en met betrekking tot het quotum van arbeidsbeperkten en het openstellen
van de Praktijkroute (Stb. 2016, 519), is het voor gemeenten verplicht om de voorziening beschut werk aan te bieden aan
personen die daarop zijn aangewezen. Daarnaast hebben burgers de mogelijkheid gekregen
om zelf – zonder tussenkomst van het college – een advies beschut werk aan te vragen
bij het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (hierna: UWV). Aanleiding voor
het verplichten van gemeenten om beschut werkplekken te realiseren was dat het aantal
gerealiseerde beschut werkplekken sinds 1 januari 2015 achterbleef bij de verwachtingen.
Uit onderzoek van de Inspectie SZW in het voorjaar 2016 is naar voren gekomen dat
ruim een kwart van de gemeenten de voorziening beschut werk niet aanbiedt en gemeenten
die beschut werk wel aanbieden tot en met april 2016 slechts een klein aantal van
het geraamde aantal beschut werkplekken hadden gerealiseerd. Na de voornoemde wijziging
van de Participatiewet is het aantal aanvragen voor een indicatie beschut werk aanzienlijk
gestegen.
In artikel 10b, vierde lid, van de Participatiewet is opgenomen dat bij ministeriële
regeling het aantal te realiseren beschut werkplekken kan worden vastgesteld per gemeente.
Deze aantallen zullen in 2048 bij elkaar opgeteld overeenkomen met de aantallen in
de raming en daarmee de financiering vanuit het Rijk.
Aantal beschut werkplekken
Het Rijk heeft via de integratie-uitkering sociaal domein aan gemeenten financiële
middelen beschikbaar gesteld voor de begeleiding van de nieuwe doelgroep naar beschut
werk. De colleges moeten in een jaar, zover de behoefte daartoe bestaat (de behoefte
wordt bepaald door het aantal door UWV afgegeven positieve adviezen), tenminste het
aantal beschut werkplekken realiseren als vastgelegd in deze ministeriële regeling.
Bij de totstandkoming van de Participatiewet zijn middelen aan gemeenten beschikbaar
gesteld oplopend tot structureel ruim 30.000 beschut werkplekken tegen een gemiddeld
dienstverband van 31 uur per week in 2048. Dit betekent dat gemeenten evenredig meer
moeten realiseren bij dienstverbanden van minder dan 31 uur per week en evenredig
minder behoeven te realiseren bij dienstverbanden van meer dan 31 uur. Rekening houdend
met een ingroeipad van vijf jaar, waarin de niet gerealiseerde aantallen beschut werk
over 2015 en 2016 (in totaal drieduizend) worden ingehaald, gaat het om de volgende
jaargemiddelden en standen op het eind van het jaar:
Aantallen
|
2017
|
2018
|
2019
|
2020
|
2021
|
Jaargemiddelde financiering
|
4.200
|
5.800
|
6.800
|
7.600
|
8.400
|
Ultimo stand financiering
|
5.000
|
6.500
|
7.200
|
8.000
|
8.800
|
Ultimo stand nieuw
|
2.600
|
4.600
|
6.000
|
7.400
|
8.800
|
Nieuw jaargemiddelde
|
1.400
|
3.600
|
5.300
|
6.700
|
8.100
|
Jaarlijks te creëren plekken
|
2.400
|
2.000
|
1.400
|
1.400
|
1.400
|
De reeks ‘jaargemiddelde financiering’ betreft de gemiddelde aantallen per jaar waar
de financiering op gebaseerd is. De reeks ‘ultimo stand financiering’ betreft de plekken
die op basis van de financiering gecreëerd hadden kunnen worden (voor een plek die
gedurende een jaar gecreëerd wordt is niet een heel jaar financiering benodigd, vandaar
dat op basis van gemiddelde volumestanden gefinancierd wordt). In de reeks ‘ultimo
stand nieuw’ wordt de achterstand van circa drieduizend plekken gespreid over de periode
2017–2021 ingelopen (in 2021 dezelfde ultimo stand als waarvoor financiële middelen
worden verstrekt). Doordat de nieuwe jaargemiddelden in de reeks daaronder lager zijn,
ontstaat voor gemeenten financiële ruimte binnen de integratie-uitkering sociaal domein.
Het aantal beschut werkplekken dat gemeenten op grond van artikel 10b van de Participatiewet
en deze regeling verplicht zijn te realiseren, is gekoppeld aan het met gemeenten
afgesproken ingroeipad (zie bovenstaande tabel). Gemeenten worden niet verplicht om
meer beschut werkplekken te realiseren dan het in deze ministeriële regeling vastgelegde
aantal. Als de behoefte lager is, hoeven ze minder plekken te realiseren en kunnen
ze de middelen die zij voor beschut werk hebben ontvangen inzetten voor andere doeleinden.
Uiteraard kunnen gemeenten beslissen om bij een hogere behoefte extra middelen voor
beschut werk in te zetten, maar ze zijn daartoe niet verplicht.
Het is voor de gemeenteraad niet langer mogelijk om bij verordening te besluiten dat
beschut werk niet wordt aangeboden. De verplichting voor het college om in een jaar
beschut werk aan te bieden wordt gerelateerd aan de behoefte daartoe.
Als er personen zijn die een positief advies beschut werk hebben maar in een gemeente
wonen waarin het aantal verplichte beschut werkplekken al is gerealiseerd, betekent
dat bovendien niet dat de gemeente niet meer verantwoordelijk is voor de betreffende
persoon. De gemeenteraad moet in zijn verordening aangeven hoe voorzieningen worden
ingezet voor die personen voor wie nog geen beschut werkplek beschikbaar is tot het
moment dat er een beschut werkplek beschikbaar komt.
Elke gemeente blijft zelf verantwoordelijk voor het realiseren van het wettelijk voorgeschreven
aantal plekken, aansluitend op de behoefte. De verplichting wordt dus per gemeente
opgelegd. Het staat gemeenten vrij om in de regio afspraken te maken over het overdragen
van (een deel van) het budget. Zo kunnen gemeenteraden en colleges er bijvoorbeeld
voor kiezen de budgetten voor beschut werk te bundelen en onder te brengen bij één
uitvoeringsorganisatie onder gezamenlijke aansturing.
Het kabinet vertrouwt op de professionaliteit en deskundigheid van gemeenten dat zij
in staat zijn om voor personen die een positief advies beschut werk hebben een geschikte
werkplek te vinden. Zij kunnen daar bijvoorbeeld ook de expertise van Sw-bedrijven
voor benutten. Als het college zelf iemand bij UWV aanmeldt voor een advies beschut
werk, zal het college in de meeste gevallen al een geschikte werkplek voor de betreffende
persoon op het oog hebben. Als een persoon zelf een advies bij UWV aanvraagt, informeert
UWV de betreffende gemeente. Op die manier wordt de gemeente in de gelegenheid gesteld
om een geschikte werkplek voor de betreffende persoon te vinden.
Verdeling aantallen beschut werk
De verdeling van de aantallen beschut werk onder gemeenten is gekoppeld aan een ingroeipad
van vijf jaar.
De verdeling van aantallen beschutte plekken in 2017 is abusievelijk niet alleen gebaseerd
op de middelen voor beschut, maar op het totaal van beschikbare middelen voor de nieuwe
doelgroep waaronder de van het UWV overgehevelde middelen Wajong. Deze middelen zijn
niet bedoeld voor de financiering van beschut werk. Daarom wordt vanaf 2018 de verdeling
van aantallen beschut werk alleen gebaseerd op de middelen die voor de financiering
van beschut werk beschikbaar zijn. De verdeling van beschut werkplekken 2018 wijkt
hierdoor iets af van de voorlopige verdeling 2018 zoals eerder opgenomen in de Verzamelbrief
aan gemeenten van 31 maart 2017.
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
T. van Ark