Regeling van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 20 november 2017, nr. WJZ/17119157, houdende regels met betrekking tot de uitvoering van de diergezondheidsheffing (Regeling diergezondheidsheffing)

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

Gelet op artikel 91f, tweede lid, van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren;

Besluit:

Artikel 1

Het aantal dieren dat in een kalenderjaar wordt gehouden, bedoeld artikel 91f, eerste lid, van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren, wordt voor de diersoorten schapen en geiten berekend door het aantal aanwezige schapen of geiten op 1 februari, 1 mei, 1 augustus en 1 november van dat kalenderjaar op te tellen en te delen door vier.

Artikel 2

De Uitvoeringsregeling diergezondheidsheffing wordt ingetrokken.

Artikel 3

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2018.

Artikel 4

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling diergezondheidsheffing.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

's-Gravenhage, 20 november 2017

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J. Schouten

TOELICHTING

Deze regeling geeft uitvoering aan de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren zoals deze is gewijzigd bij de wet tot herziening van het heffingenstelsel Diergezondheidsfonds.1 Uit het Diergezondheidsfonds worden de kosten van de preventie en bestrijding van dierziekten betaald. Via diergezondheidsheffingen dragen houders van productiedieren en andere ondernemers in de dierlijke productieketen bij aan die kosten. De tarieven voor de diergezondheidsheffing zijn vastgesteld in het Besluit diergezondheidsheffing. In deze regeling wordt uitvoering gegeven aan artikel 91f, tweede lid, van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren: er worden regels gesteld voor de berekeningswijze van het aantal schapen en geiten dat in een kalenderjaar wordt gehouden. Vanwege de stelselherziening en het grote aantal artikelen dat als gevolg daarvan obsoleet is, is ervoor gekozen om de uitvoeringsregels voor de diergezondheidsheffing opnieuw vast te stellen en de voorheen geldende Uitvoeringsregeling diergezondheidsheffing in te trekken.

De wijze waarop de diergezondheidsheffing wordt berekend verschilt per diersoort. Voor schapen en geiten gebeurt dat door het aantal aanwezige schapen of geiten op 1 februari, 1 mei, 1 augustus en 1 november van dat kalenderjaar op te tellen en te delen door vier. Voor deze diersoorten kan het aantal dieren dat op een bedrijf aanwezig is behoorlijk variëren, vooral door de aan- of afwezigheid van jonge dieren. Deze berekeningswijze is inhoudelijk niet gewijzigd ten opzichte van de voorheen geldende regels.

Voor varkens en kalveren is die berekeningswijze opgenomen in artikel 3 van het Besluit diergezondheidsheffing; voor pluimvee en (vaccin)broedeieren

volgt dit uit respectievelijk artikel 91f, vierde lid, en artikel 91i, eerste en tweede lid, van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren. Voor deze diersoorten en producten schrijft deze regeling daarom niets over de berekeningswijze voor. Ook voor runderen is in deze regeling geen berekeningswijze opgenomen. Zoals in paragraaf 5 van de nota van toelichting bij het Besluit diergezondheidsheffing is vermeld treedt artikel 9 van dat besluit, dat het heffingstarief voor runderen bevat, voorlopig niet in werking. De noodzakelijke kosten ter bestrijding van dierziekten bij runderen worden vooralsnog uit de reserves van Zuivel.nl gefinancierd. Een berekeningswijze voor runderen is vooralsnog dus niet nodig.

Op de lasten voor het bedrijfsleven die uit het herziene heffingenstelsel voortvloeien is ingegaan in de regeldrukpararaaf van de nota van toelichting bij het Besluit diergezondheidsheffing. Uit de Regeling diergezondheidsheffing vloeien geen nieuwe verplichtingen voort en dus ook geen regeldrukkosten.

Deze regeling treedt in werking op 1 januari 2018, samen met de bovengenoemde wet tot herziening van het heffingenstelsel Diergezondheidsfonds en het Besluit diergezondheidsfonds. Daarmee wordt voldaan aan het kabinetsbeleid voor vaste verandermomenten voor regelgeving. Van de minimuminvoeringstermijn voor regelgeving wordt afgeweken. Zoals hierboven is toegelicht worden geen inhoudelijke wijzigingen aangebracht, dus deze regeling heeft geen gevolgen voor het bedrijfsleven.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J. Schouten


X Noot
1

Wet van 5 juli 2017 tot wijziging van de gezondheids- en welzijnswet voor dieren en de Wet dieren in verband met de herziening van het heffingenstelsel ten behoeve van de kosten van bestrijding en het weren van besmettelijke dierziekten, zoönosen en zoönoseverwekkers (herziening heffingenstelsel Diergezondheidsfonds, Stb. 2017, 313).

Naar boven