Staatscourant van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Hilversum | Staatscourant 2017, 67366 | Instelling gemeenschappelijke regelingen |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Hilversum | Staatscourant 2017, 67366 | Instelling gemeenschappelijke regelingen |
Gemeenschappelijke regeling Werkvoorzieningsschap Tomingroep
De colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten Almere, Blaricum, Eemnes, Gooise Meren, Hilversum, Huizen, Laren, Weesp en Wijdemeren;
overwegende dat de gemeenschappelijke regeling Tomingroep, zoals in werking getreden op 1 december 1988 en gewijzigd op 7 mei 1997, aanpassing behoeft;
gelet op het bepaalde in de Gemeentewet, de Wet gemeenschappelijke regelingen en de Wet sociale werkvoorziening;
De gemeenschappelijke regeling Tomingroep, goedgekeurd bij besluit van Gedeputeerde Staten van Noord-Holland van 1 november 1988 nr. 183, te wijzigen en opnieuw vast te stellen overeenkomstig onderstaande tekst:
HOOFDSTUK I ALGEMENE BEPALINGEN
van overeenkomstige toepassing worden verklaard, komen in die artikelen in de plaats van de
gemeente, de raad, burgemeester en wethouders en de burgemeester, onderscheidenlijk het
Schap, het algemeen bestuur het dagelijks bestuur en de voorzitter.
1.Er is een openbaar lichaam genaamd "Werkvoorzieningsschap Tomingroep" en gevestigd te Hilversum.
Artikel 4. Overdacht bevoegdheden
Ter uitvoering van het in artikel 3 genoemde dragen de colleges hun bevoegdheden en verplichtingen uit de wet over aan de bestuursorganen van het Schap.
De colleges verplichten zich tot het medewerken bij het vinden en beschikbaar stellen van voldoende en geëigende werkzaamheden voor de personen, als bedoeld in artikel 3.
Artikel 6. Bestuursorganen van het Schap
Artikel 7. Samenstelling algemeen bestuur
1.Het algemeen bestuur wordt in al zijn vergaderingen geadviseerd door ten minste één persoon van wie op grond van zijn kennis van of betrokkenheid bij de sociale werkvoorziening een zinvolle bijdrage tot de uitvoering van doel- en taakstelling van het Schap mag worden verwacht.
Tot vaste adviseurs worden in ieder geval gerekend een of meerdere vertegenwoordigers namens de doelgroepen van Tomingroep, onverminderd het bepaalde in de gemeentelijke verordeningen op grond van artikel 2, derde lid, van de wet.
Artikel 9. Werkwijze van het algemeen bestuur
Het algemeen bestuur vergadert ten minste twee maal per jaar en verder zo dikwijls de voorzitter of het dagelijks bestuur dit nodig oordeelt of indien dit door ten minste een vijfde der leden schriftelijk en onder opgave van redenen wordt gevraagd. In het laatste geval wordt de vergadering binnen drie weken gehouden.
In het algemeen bestuur hebben de leden stemrecht naar rato van het gemiddeld gemeentelijk aandeel in het aantal SE sw-werknemers over de afgelopen tien jaar (tienjaars voortschrijdend gemiddelde), gemeten op 31 december van het voorgaande jaar. Het algemeen bestuur stelt deze stemverhouding jaarlijks vast in zijn eerste vergadering van het betreffende jaar.
De adviseurs hebben geen stemrecht.
8.Een vergadering van het algemeen bestuur wordt niet gehouden, indien blijkens de presentielijst het aantal zitting hebbende leden of hun plaatsvervangers niet meer dan de helft van het totaal aantal stemmen vertegenwoordigt. In dit geval wordt een nieuwe vergadering uitgeschreven, binnen veertien dagen te houden op de in artikel 20 lid 2 Gemeentewet voorgeschreven wijze.
De tweede vergadering wordt overeenkomstig de bepalingen in artikel 20 lid 3 Gemeentewet gehouden. In deze vergadering wordt, indien het vereiste aantal leden niet is opgekomen, over de in de eerste oproeping vermelde zaken een besluit genomen door de tegenwoordige leden of het tegenwoordige lid.
Wanneer ten aanzien van zaken geen der leden stemming vraagt, is conform het voorstel besloten. Bij het doen van keuzen, voordrachten of aanbevelingen van personen dient steeds tot stemming te worden overgegaan, tenzij het algemeen bestuur unaniem besluit van stemming af te zien. Alsdan wordt, evenals ten aanzien van zaken, aangenomen dat conform het voorstel is besloten. Indien tot stemming wordt overgegaan, wordt over alle zaken mondeling en bij hoofdelijke oproeping gestemd, doch bij het doen van keuzen, voordrachten of aanbevelingen van personen, bij gesloten en ongetekende briefjes. Bij staking van stemmen over zaken wordt het nemen van een besluit tot de volgende vergadering uitgesteld. In deze vergadering wordt bij staking van stemmen het voorstel geacht niet te zijn aangenomen.
Bij staking van stemmen over personen wordt een herstemming gehouden; indien de stemmen bij herstemming staken, beslist terstond het lot.
Artikel 10. Openbaarheid vergaderingen
De deuren worden gesloten wanneer ten minste een vijfde gedeelte der aanwezige leden daarom verzoekt of de voorzitter dat nodig oordeelt. De vergadering beslist vervolgens of met gesloten deuren zal worden vergaderd. Omtrent de geheimhouding is het bepaalde in artikel 23 Wet gemeenschappelijke regelingen van overeenkomstige toepassing. Alleen de leden en de secretaris van het algemeen bestuur zijn gerechtigd een besloten vergadering bij te wonen, tenzij door het algemeen bestuur in besloten vergadering anders wordt beslist.
Artikel 11. Reglement van orde
Het algemeen bestuur stelt een reglement van orde vast voor zijn vergaderingen en andere werkzaamheden. Het algemeen bestuur brengt het reglement en eventueel daarin aan te brengen wijzigingen zo spoedig mogelijk ter kennis van de gemeentebesturen.
Artikel 12. Samenstelling dagelijks bestuur
De adviseurs hebben geen stemrecht.
3.De zittingsduur van de leden van het dagelijks bestuur is gelijk aan die van het algemeen
4.Het lid, dat ophoudt lid te zijn van het algemeen bestuur, houdt tevens op lid te zijn van het
5.Het algemeen bestuur beslist bij aanvang van elke zittingsperiode ten spoedigste over de
benoeming van de in het eerste lid vermelde leden in het dagelijks bestuur.
6.Indien tussentijds een plaats van een lid in het dagelijks bestuur beschikbaar komt, benoemt het
algemeen bestuur ten spoedigste een nieuw lid.
7.De adviseurs bedoeld in artikel 8, eerste lid van deze regeling zijn tevens adviseur van het dagelijks bestuur.
Artikel 13. Werkwijze dagelijks bestuur
1 Het dagelijks bestuur vergadert zo dikwijls als de voorzitter of ten minste twee andere leden dit nodig oordelen.
werkzaamheden. Een eventueel reglement en eventueel daarin aan te brengen wijzigingen, brengt het dagelijks bestuur zo spoedig mogelijk ter kennis van het algemeen bestuur en van de gemeentebesturen.
4.Ten aanzien van het beraadslagen en besluiten zijn de artikelen 28 en 56 Gemeentewet, voor zover mogelijk, van overeenkomstige toepassing.
Artikel 14. Verantwoording en informatieplicht
Relatie dagelijks bestuur - algemeen bestuur
1.De leden van het dagelijks bestuur zijn tezamen en ieder afzonderlijk aan het algemeen bestuur
verantwoording verschuldigd voor het door hen te voeren beleid.
2.Zij geven aan het algemeen bestuur alle informatie die voor een juiste beoordeling van het door
het dagelijks bestuur te voeren en gevoerde beleid nodig is, alsmede alle overige inlichtingen
waarom door één of meer leden van het algemeen bestuur wordt verzocht.
3.Het verstrekken van inlichtingen en het afleggen van verantwoording geschieden schriftelijk binnen 30 dagen na ontvangst van een daartoe strekkend verzoek en/of, indien het algemeen bestuur of het dagelijks bestuur daartoe besluit, mondeling in de eerstvolgende vergadering van het algemeen bestuur.
Relatie algemeen en dagelijks bestuur - colleges en raden van de deelnemende gemeenten
Relatie leden van het algemeen bestuur - colleges en raden van deelnemende gemeenten
Een lid van het algemeen bestuur is voor het door hem in dat bestuur gevoerde beleid verantwoording verschuldigd aan het college dat hem als lid heeft aangewezen alsmede aan de raad van die gemeente, en wel analoog aan de in het reglement van orde voor de vergaderingen van dat college en die raad aangegeven wijze, waarop een lid van het college van burgemeester en wethouders verantwoording verschuldigd is.
Een lid van het algemeen bestuur geeft aan het college dat hem als lid heeft aangewezen alsmede aan de raad van die gemeente, ongevraagd alle informatie die voor een juiste beoordeling van het door het bestuur te voeren en gevoerde beleid nodig is, alsmede alle inlichtingen waarom door één of meer leden van dat college of die raad wordt verzocht.
Artikel 16. Bevoegdheden van de voorzitter
De secretaris staat het algemeen en het dagelijks bestuur, de voorzitter en de commissie(s) bij, in alles wat de hen opgedragen taak aangaat. De taken van de secretaris betreffen ondersteuning en advisering van het algemeen en het dagelijks bestuur, voorzitten van de regiegroep, voorbereiding en verslaglegging van de vergaderingen van het algemeen en het dagelijks bestuur, contactpersoon zijn namens het Schap richting directeur van het Schap en Tomingroep BV.
Artikel 18. Onkostenvergoeding.
HOOFDSTUK IV FINANCIËLE BEPALINGEN
Artikel 20. Voorschriften financieel beheer
Het algemeen bestuur stelt voorschriften vast omtrent het beheer van de geldmiddelen en de inrichting van de financiële administratie van het Schap. Deze voorschriften dienen te waarborgen dat aan de eisen van doelmatigheid en controle wordt voldaan. Artikel 214 Gemeentewet is van overeenkomstige toepassing.
De artikelen 212 tot en met 215 Gemeentewet zijn van overeenkomstige toepassing.
4.Het dienstjaar loopt van 1 januari tot en met 31 december.
Artikel 21. Begroting en meerjarenbegroting, rekening en verantwoording
De raden van de deelnemende gemeenten kunnen bij het dagelijks bestuur van het openbaar lichaam hun zienswijze over de ontwerpbegroting naar voren brengen. Het dagelijks bestuur voegt de commentaren waarin deze zienswijze is vervat bij de ontwerpbegroting, zoals deze aan het algemeen bestuur wordt aangeboden.
Artikel 22. Samenstelling geldmiddelen en financieringsmiddelen
alsmede afschrijvingen op de met deze middelen gefinancierde objecten, worden jaarlijks in de
exploitatierekening opgenomen.
Gedurende het boekjaar bewaakt en rapporteert het Werkvoorzieningsschap de over- en onderrealisatie per gemeente. Afhankelijk hiervan kan het algemeen bestuur in oktober besluiten een voorlopige teruggave te doen dan wel een voorlopige bijbetaling vast te stellen. Na afsluiting van het boekjaar en controle van de definitieve realisaties per gemeente door de externe accountant stelt het algemeen bestuur de definitieve over- en onderrealisaties vast. Vervolgens vindt hiervan de definitieve afrekening per gemeente plaats.
Art 24. Gemeentelijke bijdrage
Indien de subsidies en opbrengsten als bedoeld in artikel 22 in enig jaar ntoereikend zijn voor een verantwoorde exploitatie, kan het algemeen bestuur op basis van de begroting voor dat jaar een additionele gemeentelijke bijdrage vaststellen van de deelnemende gemeenten aan het Werkvoorzieningsschap.
Een eventuele gemeentelijke bijdrage in enig jaar wordt vastgesteld op basis van het gemiddeld aandeel in het aantal SE sw-werknemers over de afgelopen tien jaar (tienjaars voortschrijdend gemiddelde). Het tienjaarsgemiddelde wordt elk jaar opnieuw bepaald, gemeten op 31 december van het voorgaande jaar.
Een gemeentelijke bijdrage kan eveneens aan de orde zijn als het netto resultaat van het Werkvoorzieningsschap negatief is zowel eigen vermogen van het Werkvoorzieningsschap als het resultaat en het eigen vermogen van Tomingroep BV onvoldoende blijken te zijn om dit negatieve resultaat te compenseren.
Artikel 25. Batige saldi en vermogen
Mocht enig jaar een batig saldo opleveren dan wordt over de eventuele aanwending daarvan, passend bij het in de wet bepaalde, beslist door het algemeen bestuur. Artikel 9, lid 10 is van overeenkomstige toepassing. De verdeling van het desbetreffende saldo over de gemeenten wordt bepaald op basis van het gemiddeld aandeel in het aantal SE sw-werknemers over de afgelopen tien jaar (tienjaars voortschrijdend gemiddelde). Het tienjaarsgemiddelde wordt elk jaar opnieuw bepaald, gemeten op 31 december van het voorgaande jaar.
HOOFDSTUK V OVERIGE EN SLOTBEPALINGEN
bestuur over de mogelijkheden partijen tot overeenstemming te brengen.
1. a. Mits het algemeen bestuur daartoe besluit bij een gekwalificeerde meerderheid van 75% der uitgebrachte stemmen en een meerderheid van 75% van de colleges daarmee instemt, kan een andere gemeente toetreden door toezending van de daartoe strekkende besluiten van haar organen.
Tot de in het vorige lid bedoelde wijziging wordt door het algemeen bestuur besloten met een gekwalificeerde meerderheid van 75% van de uitgebrachte stemmen. De wijziging wordt aan de colleges van de gemeenten gezonden en is vastgesteld zodra zij is aanvaard door de colleges van ten minste tweederde van de deelnemende gemeenten.
Artikel 31. Opheffing en liquidatie
Het dagelijks bestuur zal, nadat tot opheffing besloten is, overgaan tot de voorbereiding van de liquidatie van het Schap en stelt daartoe zo spoedig mogelijk een ontwerp liquidatieplan op. Het liquidatieplan wordt - de colleges van de gemeenten gehoord - vastgesteld door het algemeen bestuur conform artikel 9 lid 10. In het liquidatieplan kan van de bepalingen van deze regeling worden afgeweken.
Artikel 32. Duur en inwerkingtreding
De regeling wordt aangehaald onder de titel:
Gemeenschappelijke regeling Werkvoorzieningsschap Tomingroep 2017.
Aldus vastgesteld door de colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten:
Gooise Meren, d.d. 28 juni 2017
Wijdemeren, d.d. 22 augustus 2017
Bijlage: Voorwaarden voor uittreding
Bijlage bij Gemeenschappelijke Regeling Werkvoorzieninggsschap Tomingroep:
Bij uittreding geldt dat het besluit tot uittreding een eenzijdig besluit van de deelnemer is, maar dat de gemeenschappelijke regeling de gevolgen van de uittreding moet regelen (MvT, Kamerstukken II 2012/13, 33597, 3, p. 29). Om de uittreedsom te bepalen, dient dus allereerst gekeken te worden naar wat hieromtrent in de Gemeenschappelijke Regeling zélf is opgenomen. In de praktijk stelt het algemeen bestuur de uittreedsom vast. Het algemeen bestuur is hierin echter niet volledig vrij, zo blijkt uit diverse uitspraken.
Randvoorwaarden bij het bepalen van de uittreedsom
Bij het vaststellen van de hoogte van de uittredingssom door het algemeen bestuur is het uitgangspunt dat de uittredende partij de schade van de gemeenschappelijke regeling en de overblijvende deelnemers dient te vergoeden die het rechtstreekse gevolg is van het uittreden uit de gemeenschappelijke regeling.
Deze schade dient, volgens de beginselen van behoorlijk bestuur, (cijfermatig) onderbouwd te worden.
Ook dient deze schade over een redelijke periode berekend te worden: volgens vaste jurisprudentie is het daarbij redelijk een afbouwperiode van vijf jaar in acht te nemen. Onvoorziene omstandigheden, zoals de toekomstige liquidatie van de gemeenschappelijke regeling, mogen daarbij geen rol spelen. Er moet gekeken worden naar de concrete positie van de uittredende gemeente. Vraagpunt daarbij is of de continuïteit van de samenwerking direct in gevaar komt, of dat deze makkelijk te garanderen is door kleine aanpassingen (Rb. Arnhem 5 augustus 2010, LJN BN4496)
Er moet worden uitgegaan van de gebruikelijke begrotingssystematiek en feitelijke mogelijkheden voor het openbaar lichaam om door bezuiniging of sanering de schade te beperken.
Bij bedrijfsactiviteiten met een marktwaarde kan in de schadeberekening ook een bedrag worden opgenomen voor het verlies aan goodwill.
Wanneer het openbaar lichaam langlopende verplichtingen is aangegaan (bijvoorbeeld aanschaf van kapitaalgoederen) met het vooruitzicht op voortzetting van activiteiten in een bepaalde omvang zal de schade door uittreding hoger kunnen uitvallen dan wanneer slechts sprake is van dienstverlenende capaciteit met hoofdzakelijk gehuurde middelen waarbij verplichtingen op korte termijn kunnen worden beëindigd.
Indicatieve factoren voor het vaststellen van de uittreedsom
Onderstaand is een lijst opgenomen die gebruikt kan worden voor het bepalen van de ‘uittreedsom’:
De kosten voor ‘uittreedsom’ vallen uiteen in twee categorieën:
Schadevergoeding voor aantoonbaar doorlopende kosten van de gemeenschappelijke regeling (al dan doorbelast via de BV)
Vergoeding voor de door de gemeenschappelijke regeling te maken incidentele kosten. Het gaat dan om het maken van een reorganisatieplan en (ambtelijke of externe) capaciteit om de uittreding c.q. de reorganisatie gestalte te geven.
We geven nu inzicht in de doorlopende kosten; deze zijn gerelateerd aan de begrotingsposten (lasten) van de gemeenschappelijke regeling. De nu volgende tabel laat de belangrijkste begrotingsposten zien.
Begrotingspost Toelichting doorlopende kosten
Personeelskosten Dit betreft de kosten van formatie. Hierbij kan de volgende tweedeling gemaakt worden:
Formatie in het primair proces (die zich bezig houdt met de door de deelnemer terug te trekken taken). Eén van de spelregels kan zijn dat er met de betreffende deelnemer(s) afspraken gemaakt worden over overname van personeel, waarbij ervoor gewaakt moet worden dat de uittredende partij niet het ‘beste’ personeel meeneemt.
Voor sommige taken van een GR kan gelden dat aan bepaalde kwaliteitseisen voldaan moet worden, waardoor een minimale bezetting nodig is. Bij uittreding kan de beschikbare formatie onder de minimaal benodigde formatie zakken. Bij de te ontwikkelen spelregels zal hier rekening mee gehouden moeten worden.
Overheadformatie. Dit betreft formatie op het gebied van financiën, P&O, etc. Wanneer taken en formatie verdwijnen uit de organisatie, valt een deel van de dekking voor de kosten van overheadformatie weg. Er zal een bepaalde norm afgesproken moeten worden voor het aantal jaren waarin de GR deze kosten voor overheadformatie af gaat bouwen.
Directe productiekosten Onder directe productiekosten zijn opgenomen de materiele lasten. Er is voor deze kostencategorie sprake van doorlopende kosten bij langlopende contracten (langer dan 1 jaar). (Er zal dus een analyse gemaakt moeten worden van de langer lopende contracten in relatie tot de kosten van uittreding).
Kapitaalslasten Onder deze post zijn de afschrijvingen en rente opgenomen. Om inzicht te krijgen in de doorlopende kapitaalslasten zal geanalyseerd moeten worden wat de omvang en looptijd van de afschrijvingen is in relatie tot de gevolgen van uittreden.
Indirecte kosten Belangrijke posten zijn ook kosten ICT en huisvesting. In de eerste plaats zal onderzocht moeten worden welk bedrag aan indirecte kosten wordt doorbelast aan de uittreder. Vervolgens:
Voor wat betreft automatisering zal geanalyseerd moeten worden wat het bedrag aan vervroegde afschrijving is (voor zover niet al opgenomen bij kapitaalslasten) en of er sprake is van langerlopende contracten.
Ten aanzien van huisvesting is de eerste vraag of het pand in eigendom is of gehuurd wordt. Indien sprake is van huur, is de vraag wat de looptijd van het huurcontract is en welke mogelijkheden er zijn om het aantal gehuurde vierkante meters terug te brengen.
Indien het pand in eigendom is, zullen er regels opgesteld moeten worden over een redelijke termijn dat de ruimte die beschikbaar komt - op een andere wijze wordt ingevuld. Daarnaast kan er sprake zijn van een verschil tussen de (ingeschatte) marktwaarde en de boekwaarde van het pand. Indien de marktwaarde lager is dan de boekwaarde, zullen er regels opgesteld moeten worden hoe met dit verschil om te gaan.
Bij de te ontwikkelen spelregels rondom de hoogte van de schade(vergoeding) zou verder ook nog rekening gehouden kunnen worden met:
Eventueel nog lopende (meerjarige) taakstellingen bij de gemeenschappelijke regeling. Gevolg van uittreding kan immers zijn dat het voor de gemeenschappelijke regeling lastiger is om een taakstelling te realiseren.
Reserves (baten) in de begroting van de gemeenschappelijke regeling.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2017-67366.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.