Regeling van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat van 13 december 2017, nr. IENM/BSK-2017/118089, tot wijziging van de Regeling aanwijzing consumenten- en theatervuurwerk in verband met de aanwijzing van samengesteld vuurwerk en de externe ondersteuner en wijziging van de Regeling overige pyrotechnische artikelen

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat,

Gelet op richtlijn 2013/29/EU van het Europees Parlement en de Raad van 12 juni 2013, betreffende de harmonisatie van de wetgeving van de lidstaten inzake het op de markt aanbieden van pyrotechnische artikelen (herschikking) (PbEU 2013, L 178) en de artikelen 9.2.2.1, derde lid, en 9.2.3.2 van de Wet milieubeheer en 2.1.1 van het Vuurwerkbesluit;

BESLUIT:

ARTIKEL I

De Regeling aanwijzing consumenten- en theatervuurwerk wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1 worden twee begripsbepalingen met bijbehorende omschrijving ingevoegd in de alfabetische volgorde, luidende:

externe ondersteuner:

drager welke geen integraal onderdeel uitmaakt van het consumentenvuurwerk of die moet worden bevestigd aan het consumentenvuurwerk voorafgaand aan gebruik en zorgt voor stabiliteit;

samengesteld vuurwerk:

assemblage van verschillende afzonderlijke vuurwerkartikelen.

B

Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:

1. Na het eerste lid wordt een lid ingevoegd, luidende:

  • 2. Consumentenvuurwerk kan zijn voorzien van een externe ondersteuner, mits de externe ondersteuner wordt gevormd door een plastic pin of metalen beugel.

2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 7. Samengesteld vuurwerk, zijnde consumentenvuurwerk, bestaat uit een assemblage met één aansteeklont en één reservelont en heeft geen externe ondersteuning nodig. De vuurwerkartikelen die het assemblage vormen, zijn bevestigd op een gemeenschappelijke plaat en aan elkaar verbonden door:

    • een koppeling van de aansteeklont van het ene vuurwerkartikel aan de reservelont van het andere vuurwerkartikel; of

    • een koppeling van de afzonderlijke vuurwerkartikelen met een gecertificeerd koord; of

    • een combinatie van de methoden genoemd onder de eerste twee opsommingstekens.

C

Bijlage I wordt als volgt gewijzigd:

1. In de rij beginnend met ‘Batterij fonteinen of mijnen of Romeinse kaarsen’ wordt in de laatste kolom ‘fontijnen’ vervangen door: fonteinen.

2. Na de rij beginnend met ‘Combinaties van fonteinen, mijnen, Romeinse kaarsen en enkelschotsbuizen’ wordt een rij ingevoegd, luidende:

Samengesteld vuurwerk met twee lonten

compound fireworks

gecombineerde effecten van individuele artikelen

F2

2000 gram pyrotechnische stoffen of preparaten in totaal; voor de gebruikte artikelen geldt het maximaal toegestane gewicht aan pyrotechnische stoffen en preparaten die in deze tabel aan de genoemde onderdelen zijn gesteld alsmede de individuele eisen.

3. De rij, beginnend met ‘Vuurpijlen’, komt te luiden:

Vuurpijlen

rockets

opstijgen met of zonder licht- of geluidseffect, al dan niet gevolgd door licht- of geluidseffect in de lucht

F2

1,5 tot 40 gram pyrotechnische stoffen of preparaten in totaal; de burstlading bevat of maximaal 10 gram zwart buskruit of maximaal 4,0 gram nitraat/metaal of maximaal 2,0 gram perchloraat/metaal; knallading is niet toegestaan

ARTIKEL II

De Regeling overige pyrotechnische artikelen wordt als volgt gewijzigd:

In artikel 4, eerste lid, van de Regeling overige pyrotechnische artikelen wordt na ‘P1’ een zinsnede ingevoegd, luidende:

voor voertuigen, met inbegrip van airbags en gordelspanners,.

ARTIKEL III

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, S. van Veldhoven-van der Meer

TOELICHTING

1. Inleiding

De voorliggende regeling strekt ertoe de Regeling aanwijzing consumenten- en theatervuurwerk (Ract) en de Regeling overige pyrotechnische artikelen (Ropa) te wijzigen. Met deze wijziging worden in de Ract samengesteld vuurwerk en batterijen en combinaties met externe ondersteuning aangewezen als consumentenvuurwerk (artikel I, onderdelen A, B en C). Aanleiding hiervoor is een aanpassing van de geharmoniseerde Europese normen voor vuurwerkartikelen. De wijziging van de Ract betreft geen implementatie van Europese regelgeving.

De Ropa wordt met artikel II gewijzigd om een verschrijving in de implementatie van de Richtlijn 2013/29/EU van het Europees Parlement en de Raad van 12 juni 2013 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen van de lidstaten inzake het op de markt aanbieden van pyrotechnische artikelen (herschikking) (PbEU 2013, L 178) (Pyrorichtlijn) te herstellen.

2. Inhoud van de wijzigingsregeling

2.1 Regeling aanwijzing consumenten- en theatervuurwerk

Voor Nederland gelden voor het in de handel brengen en op de markt aanbieden van pyrotechnische artikelen de Europese vuurwerknormen die zijn neergelegd in de Pyrorichtlijn. In artikel 4, tweede lid, van de Pyrorichtlijn wordt aan de lidstaten de bevoegdheid toegekend om beperkingen of verboden te formuleren ten aanzien van het vuurwerk dat aan consumenten mag worden aangeboden. Nederland maakt van de bevoegdheid gebruik middels de Ract en kent aldus een nationaal beleid rond het beschikbaar stellen van vuurwerk aan consumenten.

De Ract bepaalt welk vuurwerk als consumenten-, fop- en scherts- en theatervuurwerk wordt aangewezen en bevat in detail specifieke eisen ten aanzien van de categorie, constructie en pyrotechnische stoffen en preparaten. De in de Ract genoemde eisen laten onverlet dat het in Nederland (en daarmee dus in de Europa Unie) in de handel gebrachte vuurwerk moet voldoen aan de essentiële veiligheidseisen uit de Pyrorichtlijn en het Vuurwerkbesluit. Een manier om aan de essentiële veiligheidseisen te voldoen, is door de geharmoniseerde Europese normen waarvan de referentienummers in het Publicatieblad van de Europese Unie zijn bekendgemaakt te volgen.1

Sinds december 2015 zijn de geharmoniseerde Europese normen voor vuurwerkartikelen (de NEN-EN 15947 serie) gewijzigd. Met deze wijziging zijn samengesteld vuurwerk (compound fireworks) en batterijen en combinaties met externe ondersteuning (batteries and combinations requiring external support) toegevoegd aan de serie en op 12 mei 2017 in het Publicatieblad van de Europese Unie2 gepubliceerd.

In verband met wijziging van de Europese norm heeft de Nederlandse vuurwerkbranche de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu verzocht om met een wijziging van de Ract mogelijk te maken dat dergelijk vuurwerk beschikbaar komt voor consumenten. Om het veilig voorhanden hebben en gebruiken van deze vuurwerkartikelen door consumenten te waarborgen, zijn er op de voornoemde geharmoniseerde NEN-normen aanvullende eisen voor en beperkingen op de samenstelling van het vuurwerk nodig, alvorens de betreffende vuurwerkartikelen op de Nederlandse markt kunnen worden toegelaten. Met de voorliggende wijziging van de Ract worden samengesteld vuurwerk en batterijen en combinaties met externe ondersteuning als consumentenvuurwerk aangewezen.

Het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) is gevraagd advies uit te brengen rond de veiligheidsrisico’s van dergelijke vuurwerkartikelen en het eventueel onder bepaalde voorwaarden beschikbaar stellen aan consumenten. Met de voorliggende aanpassing van de Ract wordt het advies van het RIVM nagenoeg overgenomen. Dit heeft tot gevolg dat de betreffende vuurwerkartikelen voor een periode van drie jaar als consumentenvuurwerk worden toegelaten. Gedurende deze periode zullen, in het kader van het jaarlijkse letselonderzoek dat in opdracht van het Ministerie van Infrastructuur en Milieu wordt uitgevoerd, het voldoen aan de essentiële veiligheidseisen en de gebruikservaringen (overlast, schade en letsel) van deze artikelen worden gemonitord. Op basis van de monitoringsresultaten zal hernieuwde besluitvorming plaatsvinden over eventuele aanvullende eisen voor het gebruik van dit type vuurwerk.

2.1.1 Samengesteld vuurwerk (compound fireworks) (artikel I, onderdelen A en B)

Samengesteld vuurwerk bestaat uit verschillende afzonderlijke CE-gecertificeerde vuurwerkartikelen. Deze afzonderlijke vuurwerkartikelen zijn bevestigd op een gemeenschappelijke plaat en zijn aan elkaar verbonden door het koppelen van de aansteeklont van het ene vuurwerkartikel aan de reservelont van het andere vuurwerkartikel. Samengesteld vuurwerk beschikt hierdoor over één aansteeklont en één reservelont.

De reden om het gebruik van samengesteld vuurwerk toe te staan is dat de kans op het oplopen van letsel bij het aansteken lager is dan het aansteken van een aantal afzonderlijke vuurwerkartikelen. Het aansteken van samengesteld vuurwerk hoeft één keer of hooguit twee keren te gebeuren, in tegenstelling tot reguliere vuurwerkartikelen, die elk afzonderlijk door de consument moeten worden aangestoken.

Voor samengesteld vuurwerk gelden op grond van de onderhavige regeling aanvullend op de vereisten uit de Europese norm EN-NEN 15947 de volgende (beperkende) eisen, die hieronder nader worden toegelicht:

  • 1. De hoeveelheid netto explosieve massa is beperkt tot maximaal tweeduizend gram per samengesteld vuurwerk.

  • 2. Samengesteld vuurwerk is voorzien van één aansteeklont en één reservelont.

  • 3. De lonten bevinden zich aan de zijkant nabij de gezamenlijke plaat waarop de afzonderlijke vuurwerkartikelen zijn bevestigd en dienen bij voorkeur diametraal ten opzichte van elkaar te worden aangebracht.

  • 4. De reservelont is voorzien van een kapje of sticker met opschrift ‘reservelont’ en uit de beschrijving bij het desbetreffende vuurwerkartikel blijkt duidelijk dat het een reservelont betreft.

  • 5. Samengesteld vuurwerk is voorzien van een duidelijke gebruiksaanwijzing.

Ad 1. De netto explosieve massa (NEM) bedraagt maximaal 2.000 gram per samengesteld vuurwerk (categorie F2)

De Ract staat maximaal 0,5 kg NEM toe voor vuurwerkartikelen van de categorie F2, overeenkomstig de categorie-indeling die is opgenomen in het Vuurwerkbesluit. Deze vuurwerkartikelen kunnen deel uitmaken van samengesteld vuurwerk. In dat geval bestaat samengesteld vuurwerk uit maximaal vier afzonderlijke vuurwerkartikelen met 0,5 kg NEM per artikel. Om de gevaarzetting bij een calamiteit te beperken en met het oog op de veiligheid van de gebruiker, wordt de hoeveelheid NEM beperkt tot maximaal 2.000 gram per samengesteld vuurwerk van de categorie F2.

In dit verband speelt mee dat ook in België en Duitsland geldt dat samengesteld vuurwerk hooguit van de categorie F2 mag zijn en dat geen vuurwerk van de categorie F3 tot een maximum van 4.000 gram NEM aan particulieren mag worden verkocht. Zodoende is de kans klein dat Nederlandse consumenten in België en Duitsland samengesteld vuurwerk van categorie F3 kunnen kopen en dit vervolgens illegaal in Nederland kunnen afsteken.

Ad 2. Aantal lonten: één aansteeklont en één reservelont

Als de aansteeklont van het vuurwerkartikel onverhoopt niet functioneert, kan de reservelont worden gebruikt. Hiermee wordt in de regel voorkomen dat de gebruiker noodzakelijkerwijs de aansteeklont zal manipuleren om toch het samengesteld vuurwerk te kunnen aansteken. Aldus leidt correct gebruik van de reservelont tot een verhoogde veiligheid voor de gebruiker.

Ad 3. Plaatsing van de lonten

Doordat de lonten zijn geplaatst aan de zijkant, nabij de gezamenlijke plaat waarop de afzonderlijke vuurwerkartikelen zijn bevestigd, is het aannemelijk dat de lonten vanuit de zijkant worden aangestoken. Op deze wijze wordt voorkomen dat de gebruiker met zijn lichaam boven het samengesteld vuurwerk zal hangen om het aan te steken en wordt de veiligheid voor de gebruiker bij het aansteken van het vuurwerkartikel verhoogd. Doordat de aansteeklont en de reservelont bij voorkeur diametraal ten opzichte van elkaar worden geplaatst, wordt voorts voorkomen dat de gebruiker beide lonten tegelijkertijd kan aansteken. Ook deze maatregel dient ertoe onveilige situaties bij het gebruik van samengesteld vuurwerk te voorkomen dan wel te beperken.

Ad 4. Kenbaarheid reservelont

Het kapje of de sticker met het opschrift ‘reservelont’ is bedoeld om te voorkomen dat de reservelont onnodig wordt gebruikt en zorgt ervoor dat de reservelont alleen wordt gebruikt als de aansteeklont is beschadig of niet naar behoren functioneert. Daarnaast moet nabij de reservelont op elk afzonderlijk vuurwerkartikel duidelijk zijn beschreven welke de reservelont betreft en dat deze niet tegelijkertijd met de aansteeklont wordt aangestoken.

Met deze fysieke voorziening (kapje) en de aanvullende informatie kunnen onveilige situaties tijdens het aansteken van samengesteld vuurwerk worden voorkomen dan wel beperkt. Ook geeft de informatie op het vuurwerkartikel de consument duidelijkheid over de aansteeklont, die volgens de informatie eerst moet worden gebruikt en wanneer de reservelont moet worden gebruikt.

Ad 5. Duidelijke gebruiksaanwijzing voor samengesteld vuurwerk

In aanvulling op de gebruiksaanwijzing bedoeld in de norm NEN-EN 15947 wordt in de gebruiksaanwijzing een duidelijke beschrijving van de noodzakelijke handelingen vermeld die de gebruiker heeft te verrichten om het veilig gebruik van samengesteld vuurwerk voor zichzelf en omstanders te garanderen.

2.1.2 Externe ondersteuning (external support) (artikel I, onderdelen A en B)

Bij vuurwerk van het type batterijen met externe ondersteuning en combinaties met externe ondersteuning moet de consument zelf aanvullende fysieke maatregelen treffen om het vuurwerkartikel voldoende stabiliteit te geven, zodat het naar behoren kan functioneren.

Op grond van de oude norm NEN-EN 15947 (versie oktober 2010) was het gebruik van externe ondersteuning reeds toegestaan, maar niet gespecificeerd. Bij het vaststellen van de recente normversie van december 2015 is een specifieke beschrijving opgenomen bij welke vuurwerkartikelen externe ondersteuning nodig is voor het goed functioneren en welke middelen beschouwd mogen worden als een externe ondersteuning voor batterijen en combinaties. Genoemd worden daarbij het gebruik van zandzakken, een paal of bijzondere voorzieningen om het vuurwerk stabiel te plaatsen.

Op advies van het RIVM en in overleg met de vuurwerkbranche, is besloten het gebruik van zandzakken voor de externe ondersteuning van de batterijen en combinaties niet toe te staan. Het feit dat de inzet van een dergelijk middel nodig is, impliceert dat deze vuurwerkartikelen behoorlijk instabiel zijn dan wel dat er een gevaar van uitgaat voor de gebruiker of omstanders. Bovendien is het niet waarschijnlijk dat de consument deze middelen voorhanden heeft. Daarom worden batterijen en combinaties, waarbij de consument als externe ondersteuning gebruik moet maken van zware objecten, zoals zandzakken, niet toegestaan.

Voor batterijen en combinaties met externe ondersteuning gelden in aanvulling op de voorschriften uit de Europese norm NEN-EN 15947:2015 derhalve de volgende eisen:

  • 1. Als fysieke middelen voor externe ondersteuning komen alleen in aanmerking de meegeleverde middelen, zoals een plastic pin of lichte, metalen beugel.

  • 2. Er is een duidelijke beschrijving bij het desbetreffende vuurwerkartikel aanwezig, waaruit eenduidig blijkt welke specifieke fysieke middelen en hoe deze als externe ondersteuning mogen worden gebruikt;

  • 3. De volgende batterijen en combinaties mogen een externe ondersteuning gebruiken: batterij van enkelschotsbuizen, fonteinen, mijnen of Romeinse kaarsen (categorie F2) en combinaties van fonteinen, mijnen, Romeinse kaarsen en enkelschotsbuizen (categorie F2).

Ad 1. Plastic pin of lichte, metalen beugels

Plastic pinnen of lichte, metalen beugels kunnen eenvoudig en veilig worden gebruikt. Als deze pinnen of beugels onverhoopt losschieten is er geen noemenswaardig gevaar voor de omgeving te verwachten. Derhalve ziet het er vooralsnog naar uit dat een plastic pin voor het vastzetten van batterijen en combinaties of een lichte, metalen beugel veilig gebruikt kunnen worden.

Ad 2. Duidelijke beschrijving

Met een duidelijke beschrijving waaruit eenduidig blijkt welke specifieke middelen als externe ondersteuning mogen worden gebruikt en hoe het gebruik moet plaatsvinden, wordt voorkomen dat de gebruiker zelf een middel gaat bedenken voor de externe ondersteuning en onveilige situaties in de hand worden gewerkt.

Ad 3. Meegeleverde externe ondersteuning

De genoemde batterijen en combinaties kunnen worden gebruikt in combinatie met de voornoemde externe ondersteuning indien deze wordt meegeleverd met het vuurwerkartikel. Het betreft hierbij voornamelijk artikelen die onder de oude regeling reeds voorzien werden van de betreffende externe ondersteuning.

2.1.3 Bijlage I (artikel I, onderdeel C)

De aanpassingen in bijlage I betreffen verbetering van een tikfout en het opnemen van samengesteld vuurwerk in de tabel. Daarnaast is een ondergrens voor het maximum toegestane gewicht voor vuurpijlen opgenomen.

Minivuurpijlen (babypijltjes) zijn sinds 2015 geschrapt uit de Ract. Echter, bij deze wijziging is voor vuurpijlen geen ondergrens ten aanzien van het maximum toegestane gewicht opgenomen. Hierdoor was het in principe nog steeds mogelijk kleine vuurpijlen op de markt te brengen. Met het opnemen van de oude bovengrens van minivuurpijlen als ondergrens bij vuurpijlen is deze omissie hersteld.

2.2 Regeling overige pyrotechnische artikelen

Met artikel 4, eerste lid, van de Regeling overige pyrotechnische artikelen, is artikel 7, vierde lid, van de Pyrorichtlijn geïmplementeerd. Bij de implementatie is abusievelijk niet opgenomen dat de in artikel 4, eerste lid, genoemde ‘categorie P1’ alleen ziet op voertuigen, inclusief airbags en gordelspanners. Met de voorliggende wijziging is deze verschrijving gecorrigeerd.

3. Financiële gevolgen

Deze regeling brengt geen lasten voor burgers en het bedrijfsleven met zich, noch leidt zij tot een verhoging van de uitvoeringslasten, daar de regeling in hoofdzaak slechts voorziet in het toestaan van bepaalde vuurwerkartikelen voor consumentengebruik.

4. Consultatie en notificatie

Omdat de voorliggende wijziging geen noemenswaardige gevolgen voor burgers, bedrijfsleven en instellingen heeft, is afgezien van internetconsultatie. Een concept van de voorliggende wijziging is voor consultatie voorgelegd aan de vuurwerkbranche, de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) en de provincies. Waar deze inhoudelijk tot verbetering van de conceptwijziging strekten, hebben de reacties geleid tot aanpassingen. In bijzonder is in de toelichting nadere uitleg opgenomen over de eisen rond het gebruik van samengesteld vuurwerk en externe ondersteuning.

Met de voorliggende wijziging worden technische voorschriften voor een product, in dit geval vuurwerk, aangepast. Om te beoordelen of de aanpassing van de technische productvoorschriften geen gevolgen heeft voor het vrij verkeer van goederen, dient de wijziging op grond van de notificatierichtlijn3 aan de Europese Commissie gemeld te worden. Derhalve is een ontwerp van deze regeling op 22 augustus 2017 aan de Europese Commissie voorgelegd (notificatienummer 2017/0394/NL). De Europese Commissie noch andere lidstaten hebben bezwaren geuit tegen de voorgenomen wijziging.

5. Uitvoering en handhaving

De wijziging van de regeling leidt naar alle waarschijnlijkheid niet tot een verhoging van de uitvoeringslasten tijdens de verkoopdagen aan het eind van het jaar bij de vuurwerkverkooppunten.

6. Inwerkingtreding

De vuurwerkbranche heeft verzocht om aanwijzing als consumentenvuurwerk van samengesteld vuurwerk en batterijen en combinaties met externe ondersteuning. Toegezegd is dat de aanwijzing dit jaar zal plaatsvinden. Deze verwachting is van invloed op de inkoop van vuurwerkartikelen voor de jaarwisseling van 2017. Omdat de doelgroep gebaat is bij inwerkingtreding vóór de jaarwisseling van 2017 treedt deze regeling in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en wordt aldus afgeweken van de minimuminvoeringstermijn. Het systeem van vaste verandermomenten en mimimuminvoeringstermijnen staat deze uitzondering toe.4

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, S. van Veldhoven-van der Meer


X Noot
1

Ingevolge artikel 16 van de Pyrorichtlijn en artikel 1A.1.4 van het Vuurwerkbesluit.

X Noot
2

PbEU 2017, C 149.

X Noot
3

Richtlijn 98/34/EG en 98/48/EG betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften regels betreffende de diensten van de informatiemaatschappij, PbEG 1998, L 204.

X Noot
4

Kamerstukken II 2009/10, 29 515, nr. 309.

Naar boven